Regeling vervallen per 02-07-2020

Beleidsregels inzake kostenvergoeding bezwaarfase gemeentelijke belastingzaken

Geldend van 17-03-2011 t/m 01-07-2020

Intitulé

Beleidsregels inzake kostenvergoeding bezwaarfase gemeentelijke belastingzaken

Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Meppel;

gelet op art. 1:3, vierde lid, Awb, art. 7:15 Awb en art. 2, eerste lid, aanhef onderdeel a en b, Besluit proceskosten bestuursrecht juncto onderdeel C.1. van de bij dat Besluit behorende bijlage;

Besluit vast te stellen: Beleidsregels inzake kostenvergoeding bezwaarfase gemeentelijke belastingzaken

Artikel 1 Toepassing

Deze beleidsregels zijn van toepassing op kostenvergoeding in bezwaarprocedures aangaande besluiten genomen door de gemeenteambtenaar bedoeld in art. 231, lid 2, aanhef en onderdeel b, Gemeentewet (de heffingsambtenaar).

Artikel 2 Voorwaarden proceskostenvergoeding

De voorwaarden genoemd in artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) zijn van toepassing.

Artikel 3 Wegingsfactor: andere besluiten dan waardebeschikkingen op grond van de Wet Waardering Onroerende Zaken

Het gewicht van de zaak wordt beoordeeld als gemiddeld; In afwijking van het eerste lid wordt het gewicht aangemerkt als zeer licht in de volgende situaties: zaken met betrekking tot onroerende zaakbelastingen voor zover deze betrekking hebben op de tenaamstelling op de aanslag voor woningen en niet-woningen, zaken met betrekking tot afvalstoffenheffing, rioolheffing en kennelijk gegronde bezwaren; In afwijking van het eerste lid wordt het gewicht aangemerkt als zwaar in de volgende situaties: zaken die ingewikkeld of complex zijn, waarbij het beoordelen van externe rapporten, uitgezonderd taxatierapporten, noodzakelijk is om tot een goed oordeel te komen. In afwijking van het eerste lid wordt het gewicht aangemerkt als zeer zwaar in de volgende situaties: zaken waarbij duidelijk en aantoonbaar sprake is van een zeer gecompliceerde en/of bewerkelijke zaak.

Artikel 4 Wegingsfactor: waardebeschikkingen op grond van de Wet Waardering Onroerende Zaken

Het gewicht van de zaak wordt beoordeeld als gemiddeld tenzij het belang of de gecompliceerdheid van het bezwaar aanleiding geven tot het bepalen van een afwijkende wegingsfactor. Het belang van een bezwaar geeft aanleiding tot het bepalen van de wegingsfactor op:a. zeer licht wanneer een waarde met een percentage tot 5% wordt verlaagd; b. licht wanneer een waarde met een percentage tussen de 5% en de 10% wordt verlaagd. 3. De gecompliceerdheid van een bezwaar geeft aanleiding tot het bepalen van de wegingsfactor op:

a. zeer licht wanneer een waarde wordt verminderd vanwege:

1. de onjuiste registratie van de objectkenmerken;

2. een kenbare schrijffout in de beschikking/belastingaanslag;

3. recidive;

4. een marginaal onderbouwd bezwaarschrift;

5. een verwijzing naar een door belanghebbende gevoerde gerechtelijke procedure;

6. een verwijzing door belanghebbende naar een eigen taxatierapport.

b. licht wanneer een waarde wordt verminderd vanwege:

1. een onjuiste objectafbakening;

2. een transactie van onderhavig object;

3. een onjuist gestandaardiseerd voortgangspercentage bij een object in aanbouw;

4. een buiten het bezwaarschrift gelegen grond.  Bij het bepalen van de wegingsfactor weegt de gecompliceerdheid van het bezwaar zwaarder dan het belang.

Artikel 5 Vergoeding deskundige

In het kader van artikel 2, lid 1 onder b van het Besluit wordt voor het opstellen van een taxatierapport ten hoogste vergoed:

1. voor woningen een tijdsbesteding van drie uren;

2. voor niet-woningen een tijdsbesteding van zes uren;

3. bij een inpandige opname geldt een tijdsbesteding van een uur extra.

Artikel 6 Gemotiveerd afwijken

De heffingsambtenaar heeft de bevoegdheid om, in afwijking van hetgeen gesteld is in artikel 3, 4 en 5, een lagere of hogere wegingsfactor toe te kennen. Het afwijken van hetgeen gesteld is in artikel 3, 4 en 5 wordt in de beslissing op bezwaar uitdrukkelijk gemotiveerd.

Artikel 7 Samenhangende zaken

In geval van samenhangende zaken, als bedoeld in artikel 3 van het Besluit wordt naast de van toepassing zijnde wegingsfactor, de factor 1 gehanteerd bij minder dan vier samenhangende zaken en de factor 1,5 bij vier of meer samenhangende zaken.

Artikel 8 Ontheffing

Geen vergoeding wordt toegekend indien het bezwaar kan worden aangemerkt als een verzoek om ontheffing.

Artikel 9 Vergoeding

Geen vergoeding wordt toegekend indien het bezwaar kan worden aangemerkt als een verzoek om ontheffing.

 

Artikel 10 Gedeeltelijke tegemoetkoming

Bij een gedeeltelijke tegemoetkoming aan het bezwaar geldt een kostenvergoeding naar rato van de tegemoetkoming.

 

Artikel 11 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking op de in art. 3:42 Awb voorgeschreven wijze. Op dat tijdstip wordt de ‘beleidsregel inzake de toepassing van de wegingsfactoren proceskosten in belastingzaken’ zoals vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 10 mei 2005 ingetrokken. Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels inzake kostenvergoeding bezwaarfase belastingzaken’

Ondertekening

Aldus vastgesteld in in de vergadering van burgemeester en wethouders d.d. 1 maart 2011
de secretaris,    de burgemeeste,.

Nota-toelichting Toelichting beleidsregels inzake kostenvergoeding bezwaarfase gemeentelijke belastingen

Algemeen:

De Algemene wet bestuursrecht geeft belanghebbenden de mogelijkheid onder voorwaarden hun kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand vergoed te krijgen. (art 7:15 lid 2.) De kosten worden alleen vergoed, als het bestreden besluit herroepen wordt. In belastingprocedures geldt een gegrondverklaring, ook bijvoorbeeld een verlaging van de WOZ-waarde, als een herroeping van het bestreden besluit. Bij een ongegrond verklaring worden nooit kosten vergoed.

Bij het bepalen van de hoogte van de proceskostenvergoeding is het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) van toepassing. Deze beleidsregels zijn een uitwerking van dit besluit. De kosten worden vergoed op basis van de volgende formule:

A X B X C

A = aantal punten voor de verrichte proceshandeling:

bezwaarschrift 1 punt

hoorzitting 1 punt

nadere hoorzitting 0,5 punt

B = waarde per punt: het bedrag, genoemd in onderdeel B2 van de bijlage

behorende bij het Besluit

C = wegingsfactor (drukt het gewicht van de zaak uit):

zeer licht 0,25

licht 0,50

gemiddeld 1

zwaar 1,5

zeer zwaar 2 Gewicht:

Het gewicht van de zaak wordt tot uitdrukking gebracht in de wegingsfactor. Deze wegingsfactor dient in overeenstemming te zijn met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener. Daarnaast dient het belang van de zaak in de wegingsfactor tot uitdrukking te komen. Artikel 2

Voorwaarden:

Om voor vergoeding in aanmerking te komen tellen drie criteria:

- het besluit moet herroepen worden, omdat het oorspronkelijke besluit inhoudelijk

onjuist was;

- de herroeping vindt plaats wegens onrechtmatigheid van het besluit;

- de onrechtmatigheid is aan het bestuursorgaan te wijten. Artikel 3

Met deze onderverdeling wordt recht gedaan aan de inspanning die de rechtsbijstandverlener moet doen om een bezwaarschrift te kunnen indienen. Artikel 4

Het wettelijke uitgangspunt is wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Uit onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit blijkt dat het gewicht van de zaak in 5 categorieën is ingedeeld. De beoordelingsvrijheid die het bestuursorgaan heeft, ziet op de beoordeling van het gewicht van de zaak. Deze beoordeling dient steeds in overeenstemming te zijn met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van een zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener. Het gewicht van de zaak bepaalt de van toepassing zijnde wegingsfactor.

De verwachting is dat een groot deel van de bezwaarschriften als gemiddeld (wegingsfactor 1) kan worden aangemerkt. Reden om hiervan af te wijken ligt ofwel in het belang dat gemoeid is met de procedure, ofwel in de mate van complexiteit van de materie waarop de procedure betrekking heeft, ofwel in beide voornoemde factoren. In de regel is het aan het bestuursorgaan om het toekennen van een lichte of zeer lichte wegingsfactor te onderbouwen, terwijl belanghebbende of zijn gemachtigde de zware en zeer zware wegingsfactor aannemelijk moet maken.

In lid 2 van artikel 4 is aangegeven in welke gevallen het belang bij een WOZ-zaak leidt tot het vaststellen van een lichtere wegingsfactor.

Het derde lid van artikel 4 geeft een opsomming van de gronden om een waarde te verlagen die een lichtere prestatie vragen van de rechtsbijstandsverlener dan gemiddeld. Hierop zijn lagere wegingsfactoren afgestemd. De gronden worden hieronder nader toegelicht:

a1. de onjuiste registratie van de object kernmerken:

wanneer ten onrechte een bijgebouw geregistreerd staat bij een object en dientengevolgde de waarde van dat object te hoog is vastgesteld, wordt gesproken van de onjuiste registratie van een bijgebouw.

a3. recidive:

wanneer in de waardering de reden voor een eerdere verlaging niet is meegenomen en door dezelfde fout de waarde wederom te hoog is vastgesteld, wordt gesproken van recidive.

a4. een marginaal onderbouwd bezwaarschrift:

wanneer in het bezwaarschrift geen concrete redenen worden aangevoerd waarom de waarde te hoog is vastgesteld, wordt gesproken van een marginaal onderbouwd bezwaarschrift.

a5. een verwijzing naar een door belanghebbende gevoerde gerechtelijke procedure:

wanneer uit een verwijzing naar een rechterlijke uitspraak of een nog lopende gerechtelijke procedure blijkt dat de waarde te hoog is vastgesteld, wordt gesproken van een verwijzing naar een eigen gerechtelijke procedure.

b1. een onjuiste objectafbakening:

wanneer op grond van artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken ten onrechte meerdere WOZ-objecten zijn afgebakend terwijl sprake was van één WOZ-object of wanneer ten onrechte één WOZ-object afgebakend is terwijl er sprake was van meerdere WOZ-objecten en dit leidt tot een aanpassing van de waarde of een vernietiging van de WOZ-beschikking, wordt gesproken van een onjuiste objectafbakening.

b2. een transactie van onderhavig object:

wanneer een koop of verkoop door belanghebbende of een huurovereenkomst waarbij belanghebbende partij is aanleiding geeft voor het verlagen van de vastgestelde waarde, wordt gesproken van een eigen transactie.

b3. een onjuist gestandaardiseerd voortgangspercentage bij een object in aanbouw:

wanneer bij het vaststellen van de waarde ten onrechte uitgegaan is van een verkeerde stand van zaken ten aanzien van de vorderingen van een in aanbouw zijnd object en dit leidt tot de verlaging van de vastgestelde waarde, wordt gesproken van een onjuist gestandaardiseerd voortgangspercentage bij een object in aanbouw.

b4. een buiten het bezwaarschrift gelegen grond:

wanneer hetgeen in het bezwaarschrift wordt aangevoerd niet leidt tot een aanpassing maar de waarde op andere gronden wordt verlaagd, wordt gesproken van een buiten het bezwaarschrift gelegen grond.

Artikel 5

Het aantal uren dat daadwerkelijk vergoed wordt en het uurtarief dat voor het taxatierapport vergoed wordt, zijn afhankelijk van de complexiteit van het object, de kwaliteit van het taxatierapport en de kwalificaties die nodig zijn om het rapport te kunnen opstellen. Uit jurisprudentie blijkt dat een tarief van € 40,61 voor woningen en

€ 50,00 voor niet-woningen reëel is, wanneer er geen sprake is van werkzaamheden van wetenschappelijke of bijzondere aard. Bij opname ter plaatse geldt een uur extra.

Artikel 6

Bezwaren kenmerken zich door een grote verscheidenheid, zowel in de gecompliceerdheid als in de bewerkelijkheid als in het belang voor belanghebbende. De waarde van het object of de waardewijziging als gevolg van het bezwaar zijn niet altijd een goede indicatie van deze factoren. Een taxateur of een medewerker WOZ kan door zijn/haar ervaring motiveren waarom kan worden afgeweken van de standaardfactor. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan massaal ingediende standaardbezwaren. Artikel 7

Uit het Besluit blijkt dat voor samenhangende zaken, in verband met de bepaling van de hoogte van de vergoeding van beroepsmatige rechtsbijstand, aanvullende wegingsfactoren gelden (D). Deze wegingsfactoren zijn opgenomen in artikel 7 van de Beleidsregels.

De berekening van de vergoeding van beroepsmatige rechtsbijstand in geval van samenhangende zaken is dan als volgt:

A x B x C x D

Bij minder dan 4 samenhangende zaken geldt wegingsfactor 1. Mocht het echter gaan om 4 of meer samenhangende zaken, dan dient wegingsfactor 1,5 te worden toegepast.

Indien de onderstaande voorwaarden zich voordoen, kan gesproken worden over samenhangende zaken:

1. er moet sprake zijn van één besluit (of meerdere nagenoeg identieke besluiten), waartegen door één of meer belanghebbenden op vergelijkbare gronden, gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig bezwaar wordt gemaakt; én

2. waarbij beroepsmatige rechtsbijstand wordt verleend door dezelfde persoon of personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband (bijvoorbeeld advocatenkantoor).

Besluiten kunnen als identiek worden aangemerkt, wanneer de inhoud en de motivering met elkaar overeen komen. Besluiten die steunen op dezelfde feiten en overwegingen en voortvloeien uit hetzelfde regelgevingkader, kunnen worden aangemerkt als zijnde (nagenoeg) identieke besluiten. Daarnaast dient te worden voldaan aan het vereiste dat rechtsbijstand is verleend door een of meerpersonen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van die zaken nagenoeg identiek konden zijn. Wordt aan dit vereiste niet voldaan, dan is er geen sprake van samenhangende zaken. Artikel 9

Betaling van bezwaarkosten vindt plaats aan degene met wie de gemeente een directe rechtsrelatie heeft. Dat is normaal gesproken degene die de belastingaanslag/de beschikking heeft ontvangen. Betaling van proceskosten vindt niet plaats aan derden omdat de gemeente één betalingsrelatie met de belanghebbende wil onderhouden en niet verschillende betalingsrelaties.