Regeling vervallen per 20-10-2017

Beleidsregel goederenvervoer Hoekse lijn al toegelaten op hoofdspoor:

Geldend van 05-09-2017 t/m 19-10-2017 met terugwerkende kracht vanaf 08-06-2017

Intitulé

Beleidsregel goederenvervoer Hoekse lijn al toegelaten op hoofdspoor:

omtrent artikel 26 eerste lid, artikel 32 eerste lid artikel 36 tweede lid en artikel 37 tweede lid van de Wet lokaalspoor (Wls).

Inleiding

Op basis van de Wet lokaalspoor (hierna: Wls) heeft de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (hierna: MRDH) een rol, taak en bevoegdheid om de veiligheid en continuïteit op het spoor te waarborgen. Het instrument daarvoor is o.a. het verstrekken van een veiligheidscertificaat aan de vervoerders en het verlenen van vergunningen voor het indienststellen van de spoorvoertuigen opgenomen in de Wet.

Op de Hoekse lijn zal goederenvervoer plaatsvinden op het lokaalspoor tussen het metroverkeer door. Dit kan omdat het lokaalspoor een aansluiting heeft op het hoofdspoor. Met de beheerder van het hoofdspoor, ProRail zijn afspraken gemaakt over de overdracht van het spoorverkeer.

Artikel 26 lid 1a geeft aan dat het verboden is om met een spoorvoertuig over een lokale spoorweg te rijden zonder een geldig veiligheidscertificaat zoals bedoeld in artikel 27. Bovendien mag een spoorvoertuig geen gebruik maken van de spoorweg zonder een door de MRDH verleende vergunning voor indienststelling conform artikel 32. Tot slot geeft artikel 36 lid 2 aan dat de bestuurder van een spoorvoertuig een veiligheidsfunctie uitoefent (en moet voldoen aan artikel 37). ProRail is degene die aan een spoorwegonderneming (vervoerder) op hoofdspoor toegang verleent, mits die spoorwegonderneming beschikt over o.m. een veiligheidscertificaat. ILT ziet er op toe dat de regels voor spoorwegondernemingen en voor spoorvoertuigen worden nageleefd.

Omdat vervoerders, voertuigen en machinisten al zijn toegelaten op het hoofdspoor zijn er in samenspraak met de beheerder en ILT zijn deze beleidsregels goederenvervoer opgesteld, zodat zonder bureaucratische drukte, invulling gegeven kan worden aan de voorwaarden van de Wet lokaal spoor.

Overwegende dat

  • 1.

    op grond van artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht, kan de (Bestuurscommissie van de) Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag beleidsregels vaststellen;

  • 2.

    de door de Metropoolregio Rotterdam Den Haag aangestelde beheerder voor het lokaalspoor Toegangsovereenkomsten afsluit met de vervoerders conform art 30 lid 1 van de Wls en waarmee de prioriteit openbaar vervoer en goederenvervoer is geregeld;

  • 3.

    artikel 32 lid 9 van de Wls aangeeft dat MRDH ontheffing kan verlenen voor een vergunning voor indienststelling van spoorvoertuigen als deze al is afgegeven als bedoeld in artikel 36 van de Spoorwegwet;

  • 4.

    zowel de vervoerder/spoorwegonderneming als het spoorvoertuig beschikken over de voor het hoofdspoor ‘juiste’ papieren, te weten een veiligheidscertificaat in de zin van artikel 32 Spoorwegwet en een vergunning voor indienststelling in de zin van artikel 36 Spoorwegwet;

  • 5.

    de toezichthouder van het hoofdspoor toeziet op naleving van Spoorwegwet door de vervoerders;

  • 6.

    De beheerder van het lokaalspoor specifieke eisen moet stellen aan de vervoerder en de voertuigen voor het veilig gebruik van de lokale spoorweg;

  • 7.

    Op grond van artikel 32 negende lid ontheffing verleend kan worden op het eerste lid indien voertuigen toegelaten zijn op het hoofdspoor.

Besluit de Bestuurscommissie van de Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag het volgende:

Beleidsregel ten aanzien van goederenvervoerders en goederenspoorvoertuigen op de Hoekse lijn

Artikel 1

Deze beleidsregels zijn alleen van toepassing voor het vervoeren van goederen, waarvan uitgesloten gevaarlijke en of vluchtige brandbare stoffen, op het lokaalspoor, Schiedam – Vlaardingen.

Artikel 2

Een veiligheidscertificaat als bedoeld in artikel 27 lid 1 Wet lokaalspoor wordt verleend aan de vervoerder indien deze de volgende documenten aan MRDH overlegt:

  • geldige bedrijfsvergunning (zoals bedoeld in artikel 50 lid 3 van de Spoorwegwet);

  • geldig veiligheidscertificaat (zoals bedoeld in artikel 50 lid 3 van de Spoorwegwet);

  • een verklaring van de beheerder van het lokaalspoor waarin hij aangeeft dat de aanvulling op het veiligheidsbeheersysteem van de vervoerder aansluit op zijn veiligheidsbeheersysteem.

Artikel 3

  • 3.1

    Een ontheffing op artikel 32 eerste lid wordt geacht te zijn verleend indien de spoorvoertuigen, uitsluitend bedoeld voor het vervoeren van goederen, waarvoor een vergunning voor indienststelling of een aanvullende vergunning voor indienststelling is verleend als bedoeld in artikel 36 van de Spoorwegwet;

  • 3.2

    De beheerder van de spoorweginfrastructuur kan beperkingen of voorschriften verbinden aan het gebruik van de spoorweginfrastructuur.

Artikel 4

  • 4.1

    Een bestuurder van spoorvoertuigen, zoals bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregel, die in het bezit is van een geldige machinistenvergunning en een geldig bevoegdheidsbewijs zoals genoemd in artikel 50 lid 3 van de Spoorwegwet, wordt gelijk gesteld aan degene die volgens artikel 36 tweede lid van de Wet lokaalspoor gerechtigd is om een veiligheidsfunctie uit te oefenen.

  • 4.2

    De bestuurder genoemd in het eerste lid van dit artikel:

    • bekend is met de regels, seinen en instructies op de spoorweg;

    • aantoonbaar beschikt over geldige verklaringen van medische en psychologische geschiktheid, is voldaan aan de zorgplicht, genoemd in artikel 37, tweede lid van de Wet lokaal spoor.

Artikel 5

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels goederenvervoer 2017 en treden in werking op de dag na ondertekening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit van 7 juni 2017

De secretaris

De voorzitter

Toelichting

Artikel 2

In de aanvulling op het VBS moet vervoerder regelen dat baanbekendheid en communicatie met CVL RET door machinist moet worden beheerst voordat bedrijfspas wordt afgegeven, door de vervoerder. Dit doet hij in afstemming met de beheerder

In het veiligheidscertificaat wordt opgenomen dat er géén gevaarlijke stoffen door de vervoerder mogen worden vervoerd over het lokaalspoor (volgens artikel 27 lid 4 en 5).

Artikel 3

De Wet lokaalspoor biedt de mogelijkheid om een ontheffing te verlenen. Met deze beleidsregel kan beheerder voorwaarde opnemen in de toegangsovereenkomst. Voorbeelden van beperkingen en/of voorschriften: de voertuigen moeten dieseltractie en ATB-VV hebben en gebruiken.

Artikel 4

Omdat voldoende in de wet geregeld is dat vervoerder en bestuurder van het voertuig de instructie van de beheerder dient op te volgen, kan volstaan worden met dit artikel.

Versie

Wijziging

Datum

3

Diverse aanpassingen n.a.v. bezwaren van vervoerders. Zo is er geen ontheffing nodig voor voertuigen.

Maa 2017

4

Diverse adviezen ILT om tekst aan te scherpen

Toegevoegd art 1

7 apr 2017

4A

Opmerkingen van Henk Zwennes verwerkt

20 apr 2017