Beleidsregel goederenvervoer Hoekse lijn al toegelaten op hoofdspoor:

Geldend van 20-10-2017 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 21-09-2017

Intitulé

Beleidsregel goederenvervoer Hoekse lijn al toegelaten op hoofdspoor:

omtrent artikel 26 eerste lid, artikel 32 eerste lid artikel 36 tweede lid en artikel 37 tweede lid van de Wet lokaal spoor.

Inleiding

Op basis van de Wet lokaal spoor (hierna: Wls) heeft de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (hierna: MRDH) een rol, taak en bevoegdheid om de veiligheid en continuïteit op het spoor te waarborgen. Het instrument daarvoor is o.a. het verstrekken van een veiligheidscertificaat aan de vervoerders en het verlenen van vergunningen voor het indienststellen van de spoorvoertuigen opgenomen in de Wet.

Op de Hoekse lijn zal goederenvervoer plaatsvinden op het lokaal spoor tussen het metroverkeer door. Dit kan omdat het lokaal spoor een aansluiting heeft op het hoofdspoor. Met de beheerder van het hoofdspoor, ProRail zijn afspraken gemaakt over de overdracht van het spoorverkeer.

Artikel 26 lid 1a Wls geeft aan dat het verboden is om met een spoorvoertuig over een lokale spoorweg te rijden zonder een geldig veiligheidscertificaat zoals bedoeld in artikel 27 Wls. Bovendien mag een spoorvoertuig geen gebruik maken van de spoorweg zonder een door de MRDH verleende vergunning voor indienststelling conform artikel 32 Wls. Tot slot geeft artikel 36 lid 2 Wls aan dat de bestuurder van een spoorvoertuig een veiligheidsfunctie uitoefent (en moet voldoen aan artikel 37 Wls). ProRail is degene die aan een spoorwegonderneming (vervoerder) op hoofdspoor toegang verleent, mits die spoorwegonderneming beschikt over o.m. een veiligheidscertificaat. ILT ziet er op toe dat de regels voor spoorwegondernemingen en voor spoorvoertuigen worden nageleefd.

Omdat vervoerders, voertuigen en machinisten al zijn toegelaten op het hoofdspoor zijn er in samenspraak met de beheerder en ILT deze beleidsregels goederenvervoer opgesteld, zodat op een administratief eenvoudige wijze, invulling gegeven kan worden aan de voorwaarden van de Wet lokaal spoor.

Overwegende dat

  • 1.

    op grond van artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht, kan de (Bestuurscommissie van de) Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag beleidsregels vaststellen;

  • 2.

    de door de Metropoolregio Rotterdam Den Haag aangestelde beheerder voor het lokaal spoor Toegangsovereenkomsten afsluit met vervoerders conform art 30 lid 1 van de Wls en waarmee de prioriteit openbaar vervoer en goederenvervoer is geregeld;

  • 3.

    op grond van artikel 32 lid 9 van de Wls de MRDH ontheffing kan verlenen voor een vergunning voor indienststelling van spoorvoertuigen als deze al is afgegeven als bedoeld in de Spoorwegwet;

  • 4.

    zowel de vervoerder/spoorwegonderneming als het spoorvoertuig beschikken over een veiligheidscertificaat en een vergunning voor indienststelling in de zin van de Spoorwegwet;

  • 5.

    de toezichthouder van het hoofdspoor toeziet op naleving van Spoorwegwet door de vervoerders;

  • 6.

    De beheerder van het lokaal spoor specifieke eisen moet stellen aan de vervoerder en de voertuigen voor het veilig gebruik van de lokale spoorweg;

Besluit de Bestuurscommissie van de Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag het volgende:

Beleidsregel ten aanzien van goederenvervoerders en goederenspoorvoertuigen op de Hoekse lijn

Artikel 1

Deze beleidsregels zijn alleen van toepassing op het vervoeren van goederen, waarvan uitgesloten gevaarlijke en of vluchtige brandbare stoffen, op het lokaal spoor, Schiedam – Vlaardingen.

Artikel 2

Een veiligheidscertificaat als bedoeld in artikel 27 lid 1 Wet lokaal spoor wordt verleend aan de vervoerder indien deze de volgende documenten aan MRDH overlegt:

  • geldige bedrijfsvergunning zoals bedoeld in de Spoorwegwet;

  • geldig veiligheidscertificaat zoals bedoeld in de Spoorwegwet;

  • een verklaring van de beheerder van het lokaal spoor waarin hij aangeeft dat de aanvulling op het veiligheidsbeheersysteem van de vervoerder aansluit op zijn veiligheidsbeheersysteem.

Artikel 3

  • 3.1

    Een ontheffing op artikel 32 eerste lid van de Wet lokaal spoor wordt verleend indien de spoorvoertuigen, uitsluitend bedoeld voor het vervoeren van goederen, een voertuigvergunning heeft op grond van de Spoorwegwet.

  • 3.2

    De beheerder van de spoorweginfrastructuur kan beperkingen of voorschriften verbinden aan het gebruik van de spoorweginfrastructuur.

  • 3.3

    De beheerder van de lokale spoorweg dient het vervoer van gevaarlijke en vluchtige brandbare stoffen niet toe te laten tot het lokale spoor.

Artikel 4

  • 4.1

    Een bestuurder van spoorvoertuigen, zoals bedoeld in artikel 3 van deze beleidsregel, die in het bezit is van een geldige machinistenvergunning en een geldig bevoegdheidsbewijs zoals genoemd in de Spoorwegwet, wordt gelijk gesteld aan degene die volgens artikel 36 tweede lid van de Wet lokaal spoor gerechtigd is om een veiligheidsfunctie uit te oefenen.

  • 4.2

    De bestuurder genoemd in het eerste lid van dit artikel moet:

    • bekent zijn met de regels, seinen en instructie op de lokaal spoorweg en

    • aantoonbaar beschikken over een geldige verklaring van medische en psychologische geschiktheid.

Artikel 5

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels goederenvervoer 2017” en treden in werking op de dag na ondertekening en vervangt de versie van 7 juni 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit van 20 september 2017

A.L. Gleijm

secretaris

P.J. Langenberg

voorzitter

Toelichting

Artikel 2

In de aanvulling op zijn veiligheidsbeheersysteem (VBS) moet vervoerder regelen dat baanbekendheid en communicatie met CVL RET door machinist moet worden beheerst voordat bedrijfspas wordt afgegeven, door de vervoerder. Dit doet hij in afstemming met de beheerder RET. Bij een aanvulling op een bestaand VBS is een verklaring van ILT niet noodzakelijk.

In het veiligheidscertificaat wordt opgenomendat er géén gevaarlijke stoffen door de vervoerder mogen worden vervoerd over het lokaal spoor (volgens artikel 27 lid 4 en 5 van de Wls).

Artikel 3

De Wet lokaal spoor biedt de mogelijkheid om een ontheffing te verlenen. Met deze beleidsregel kan beheerder voorwaarde opnemen in de toegangsovereenkomst. Voorbeelden van beperkingen en/of voorschriften: de voertuigen moet ATB-vv hebben en gebruiken en zonder elektrische vanuit de (spoor-)infrastructuur zich kunnen verplaatsen.

Artikel 4

Omdat voldoende in de wet geregeld is dat vervoerder en bestuurder van het voertuig de instructie van de beheerder dient op te volgen, kan volstaan worden met dit artikel.