Besluit van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam Metropoolregio Rotterdam Den Haag houdende regels omtrent uittreding uit de gemeenschappelijke regeling (Algemene regels voor uittreding uit de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014)

Geldend van 23-07-2019 t/m heden

Intitulé

Besluit van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam Metropoolregio Rotterdam Den Haag houdende regels omtrent uittreding uit de gemeenschappelijke regeling (Algemene regels voor uittreding uit de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014)

Het algemeen bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag,

Overwegende dat,

Artikel 6:2 van de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014 (de Gemeenschappelijke Regeling)

het volgende bepaalt:

  • 1.

    De gemeenteraad, het college en de burgemeester van een van de gemeenten kunnen uittreden.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan algemene regels stellen omtrent de procedure van uittreding.

  • 3.

    Het algemeen bestuur doet aan de bestuursorganen van gemeenten een voorstel voor regeling van de gevolgen van de uittreding in een ontwerp-uittredingsplan waarbij de belangen van de gemeenten waarvan de bestuursorganen uittreden en van de achterblijvende gemeenten op evenwichtige wijze worden afgewogen.

  • 4.

    De bestuursorganen die aan deze regeling deelnemen stellen met ten minste twee derde meerderheid het uittredingsplan vast.

  • 5.

    De uittreding vindt slechts plaats op 1 januari na de datum, waarop opname in het register als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft plaatsgevonden, tenzij door het algemeen bestuur een later tijdstip is bepaald.

BESLUIT

Op grond van artikel 6:2, tweede lid van de GR vast te stellen:

Algemene regels voor uittreding uit de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag2014. Hierna te noemen: de Uittreedregels

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1. Uittreedregels: de Algemene regels voor uittreding uit de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014;

  • 2. Deelnemer: een gemeente waarvan de bestuursorganen deelnemen aan de MRDH;

  • 3. BDU: uitkering van het Rijk aan de MRDH op grond van de wet BDU verkeer en vervoer;

  • 4. Bestuursorganen: de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester;

  • 5. Ontwerp-uittredingsplan: plan dat wordt opgesteld naar aanleiding van een voornemen tot uittreding van een deelnemer waarin een indicatie wordt gegeven van de consequenties van de uittreding en dat voor een zienswijze wordt voorgelegd aan de bestuursorganen van de deelnemers;

  • 6. Definitieve-uittredingsplan: plan dat wordt opgesteld naar aanleiding van het definitieve besluit tot uittreding van een deelnemer waarin de consequenties van de uittreding in kaart worden gebracht en dat ter besluitvorming wordt voorgelegd aan de bestuursorganen van de deelnemers;

  • 7. Uittredingsplan: het definitieve uittredingsplan;

  • 8. Uittreedsom: het bedrag dat de uittredende deelnemer dient te betalen aan de GR MRDH en dat bestaat uit de schade die de GR MRDH lijdt als gevolg van de uittreding;

  • 9. Direct gevolg: de aanwezigheid van een causaal verband tussen het uittreden uit de GR en het ontstaan van schade;

  • 10. Portefeuillehouder middelen van de bestuurscommissie: een lid van de bestuurscommissie dat door de bestuurscommissie is aangewezen als bestuurlijk aanspreekpunt middelen;

  • 11. Ministerie: het ministerie van BZK en het ministerie van I&W;

  • 12. Verbonden partijen: privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisaties waarin de MRDH een bestuurlijk en een financieel belang heeft.

Artikel 2 Voornemen tot uittreding

  • 1. De gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van een deelnemer maken gezamenlijk schriftelijk kenbaar bij het algemeen bestuur van de Metropoolregio dat zij het voornemen hebben om uit te treden uit de Gemeenschappelijke Regeling en de uittredingsdatum die zij voor ogen hebben.

  • 2. Bij het kenbaar maken van het voornemen verzoeken de bestuursorganen van de betreffende deelnemer het algemeen bestuur om te starten met het opstellen van een ontwerp-uittredingsplan waarin de gevolgen van de mogelijke uittreding in kaart worden gebracht.

  • 3. Het algemeen bestuur bevestigt de ontvangst van het voornemen schriftelijk aan de deelnemer en stelt ook de bestuurs- en adviescommissies alsmede de overige deelnemers in kennis van het voornemen tot uittreding. Daarbij geeft het algemeen bestuur aan op welke termijn gestart wordt met het opstellen van het ontwerp-uittredingsplan.

  • 4. Het algemeen bestuur zendt Gedeputeerde Staten en het Ministerie onverwijld een afschrift van het voornemen tot uittreding.

Artikel 3 Opstellen ontwerp-uittredingsplan

  • 1. De voorbereidingen voor het opstellen van het ontwerp-uittredingsplan worden gedaan door het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur benoemt daartoe een projectgroep onder leiding van een onafhankelijke extern financieel deskundige. De portefeuillehouders middelen van de bestuurscommissies maken in ieder geval deel uit van de projectgroep. In het geval de portefeuillehouder middelen behoort tot de deelnemer die het voornemen tot uittreding heeft kenbaar gemaakt, wordt een nieuwe portefeuillehouder benoemd.

  • 2. De kosten voor het inschakelen van de onafhankelijke externe deskundige zijn voor rekening van de deelnemer die het voornemen tot uittreding heeft uitgesproken.

  • 3. In overleg met het college van Gedeputeerde Staten en het Ministerie wordt zo spoedig mogelijk in kaart gebracht wat de consequenties zijn van de mogelijke uittreding voor:

    • -

      de uitvoering van de wettelijke taken;

    • -

      de aanpassing van wetten en amvb’s;

    • -

      de BDU en overige financiële stromen

  • 4. Het ontwerp-uittredingsplan bevat:

    • -

      een inventarisatie van de procedurele stappen die gezet moeten worden met het oog op de mogelijke uittreding en de daarbij behorende tijdsplanning;

    • -

      een overzicht van de documenten die betrokken worden bij de bepaling van de uittreedsom;

    • -

      een indicatie van de financiële, de juridische, de personele en de organisatorische gevolgen van de uittreding.

  • 5. De ondernemingsraad wordt in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over de personele en organisatorische gevolgen die voortvloeien uit het ontwerp-uittredingsplan, conform de bepalingen op de Wet op de Ondernemingsraden.

  • 6. Het algemeen bestuur maakt tevens in een voorstel inzichtelijk in hoeverre de mogelijke uittreding noodzaakt tot wijziging van de Gemeenschappelijke regeling.

  • 7. Het ontwerp-uittredingsplan en het voorstel zoals bedoeld in lid 6 worden aan alle bestuursorganen van de deelnemers gezonden met de mogelijkheid een zienswijze als bedoeld in artikel 2;1 van de gemeenschappelijke regeling MRDH 2014 te geven op de uitgangspunten en de systematiek van het plan en op het voorstel waarin noodzakelijke wijzigingen inzichtelijk worden gemaakt.

  • 8. Na afronding van de zienswijzeprocedure wordt het ontwerp-uittredingsplan vastgesteld door het algemeen bestuur en ter kennisname toegezonden aan de bestuursorganen van de deelnemer die het voornemen tot uittreding hebben uitgesproken.

Artikel 4 Definitief besluit tot uitreding

  • 1. Na toezending van het ontwerp-uittredingsplan maken de bestuursorganen van de deelnemer die het voornemen tot uittreding hebben kenbaar gemaakt, binnen 3 maanden gezamenlijk bekend of zij definitief willen uittreden. De besluiten tot uittreden worden aangetekend verzonden aan het algemeen bestuur.

  • 2. De datum van ontvangst van de aangetekende besluiten tot uittreding is bepalend voor het tijdstip van uittreding.

  • 3. Uittreding kan alleen plaatsvinden op 1 januari van een kalenderjaar, met dien verstande dat er minimaal twee volledige kalenderjaren zitten tussen het besluit tot uittreding en de datum waarop de uittreding kan worden geëffectueerd.

  • 4. Totdat de deelnemer definitief is uitgetreden betaalt deze volledig mee aan de kosten van de Gemeenschappelijke regeling en heeft deze alle rechten en plichten van een volwaardig deelnemer.

Artikel 5 Opstellen uittredingsplan

  • 1. Het algemeen bestuur stelt het definitieve uittredingsplan dat ter besluitvorming aan de bestuursorganen van de deelnemers wordt aangeboden, vast uiterlijk 6 maanden voor de datum van uittreding.

  • 2. Indien de uittredende deelnemer daarmee instemt kan het besluit tot vaststelling van het uittredingsplan worden uitgesteld met maximaal 3 maanden.

  • 3. Het uittredingsplan bevat in ieder geval de volgende elementen:

    • -

      een beschrijving van de consequenties voor de wettelijke en overige taken van de uittredende deelnemer;

    • -

      een beschrijving van de consequenties voor de financiële middelen die zijn gekoppeld aan de uittredende deelnemer (BDU);

    • -

      een beschrijving van de consequenties voor de activiteiten die zijn gekoppeld aan de inwonerbijdrage Economisch Vestigingsklimaat;

    • -

      een beschrijving van de consequenties voor de lopende openbaar vervoersconcessies voor het grondgebied van de uittredende deelnemer;

    • -

      een beschrijving van eventuele consequenties voor de verbonden partijen van de MRDH;

    • -

      een beschrijving van consequenties voor lopende subsidies, opdrachten, leningen en overige verplichtingen;

    • -

      een beschrijving van consequenties voor de structurele organisatielasten, waaronder personeels- en huisvestingslasten;

    • -

      een beschrijving van de wijze waarop de Gemeenschappelijke regeling en de daarop gebaseerde regelingen moeten worden aangepast.

  • 4. Het uittredingsplan geeft voorts aan op welke wijze de uittreedsom berekend wordt.

  • 5. Het door het algemeen bestuur vastgestelde uittredingsplan wordt ter vaststelling voorgelegd aan alle deelnemers zoals beschreven in artikel 6:2 van de Gemeenschappelijke regeling. Het uittredingsplan is pas definitief als voldaan is aan de vereiste meerderheid.

Artikel 6 De uittreedsom

  • 1. De uittreedsom bestaat uitsluitend uit de schade die de Metropoolregio en de achterblijvende deelnemers lijden als direct gevolg van het besluit tot uittreding.

  • 2. De metropoolregio is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden.

  • 3. De berekening van de kosten van uittreding wordt gebaseerd op feiten en omstandigheden die bekend zijn tot aan het moment van werkelijke uittreding.

Artikel 7 Geschillen

  • 1. Indien de toepassing van de Uittreedregels leidt tot onduidelijkheid of onenigheid tussen twee of meer partijen is de geschillenregeling zoals opgenomen in artikel 7:1 van de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014 onverkort van toepassing.

Artikel 8 Wijziging gemeenschappelijke regeling

  • 1. Uittreding van een deelnemer noodzaakt tot wijziging van de Gemeenschappelijke regeling.

  • 2. In het uittredingsplan is omschreven op welke manier de Gemeenschappelijke regeling aangepast dient te worden.

  • 3. Het voorstel tot wijziging van de Gemeenschappelijke regeling wordt gelijktijdig met het voorstel tot vaststelling van het uittredingsplan aangeboden aan de bestuursorganen van de deelnemers, met uitzondering van die van de uittredende deelnemer.

  • 4. Wijziging van de regeling vindt plaats bij gelijkluidende besluiten van alle bestuursorganen die aan de gewijzigde regeling deelnemen.

  • 5. Wijziging van de regeling gaat op zijn vroegst in op de dag nadat de uittreding daadwerkelijk is geëffectueerd.

Artikel 9 Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking nadat het op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.

  • 2. Het besluit kan worden aangehaald als ‘Algemene regels voor uittreding uit de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014’

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van de MRDH van 12 juli 2019,

de secretaris,

Ben Koopman

de voorzitter,

Ahmed Aboutaleb