Regeling vervallen per 31-12-2012

Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2009

Geldend van 01-01-2010 t/m 30-12-2012

Intitulé

Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2009

De raad van de gemeente Midden-Delfland;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 1 december 2009, nr. 2009-09-04 m;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

Overwegende dat het noodzakelijk is om regels te stellen omtrent subsidieverlening;

BESLUIT:

Vast te stellen de Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2009

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder;

  • a.

    gemeente: de gemeente Midden-Delfland;

  • b.

    de raad: de gemeenteraad van Midden-Delfland;

  • c.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland;

  • d.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • e.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten (artikel 4:21 Awb);

  • f.

    subsidieverlening het toekennen van subsidie voor een bepaalde activiteit waardoor de aanvrager een voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen krijgt, mits de aanvrager de activiteit uitvoert en zich houdt aan opgelegde verplichtingen;

  • g.

    subsidievaststelling het definitief beslissen dat de aanvrager subsidie ontvangt ter hoogte van een bepaald bedrag, waardoor de aanvrager een aanspraak op betaling krijgt;

  • h.

    directe subsidievaststelling de subsidievaststelling zonder voorafgaande subsidieverlening;

  • i.

    subsidieplafond het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor verstrekking van subsidies;

  • j.

    structurele subsidie subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak, voor voortdurende activiteiten die van jaar tot jaar plaatsvinden of zich uitstrekken over meerdere jaren, die voor een periode van maximaal 4 jaar aaneensluitend kan worden verstrekt;

  • k.

    incidentele subsidie een subsidie voor activiteiten met een incidenteel of eenmalig karakter.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

Deze verordening is van toepassing op alle bij de gemeente aangevraagde en door de gemeente verstrekte subsidies, voor zover in een afzonderlijke verordening, een besluit van de raad of bij of krachtens andere wettelijke voorschriften niet anders is bepaald.

Artikel 3 Uitvoering verordening

  • 1. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 2. Het college kan ter uitvoering van deze verordening bij verordening nadere regels stellen binnen de door de raad gestelde beleidskaders, waarin tenminste is opgenomen:

    • a.

      de aanwijzing van het beleidsterrein;

    • b.

      de grondslag voor de berekening van de subsidie.

Artikel 4 De aanvrager

  • 1. De subsidieaanvrager dient:

    • a.

      activiteiten zonder winstoogmerk te verrichten;

    • b.

      een zodanige administratie te voeren, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen blijken, alsmede de betalingen en ontvangsten;

    • c.

      medewerking te verlenen aan onderzoeken die het college in het kader van subsidiëring nodig acht, zover dit als redelijk en naar omstandigheden mogelijk is.

  • 2. Het college kan per beleidsterrein één of meer instellingen aanwijzen die als enige voor dit beleidsterrein in aanmerking komt dan wel komen voor een subsidie.

  • 3. In de door het college vast te stellen verordening als bedoeld in artikel 3, tweede lid, kan van het bepaalde in het eerste lid worden afgeweken voor zover dit uit de aard of belang van de te subsidiëren activiteit gerechtvaardigd is.

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1. De raad stelt jaarlijks de subsidiebudgetten vast via de gemeentebegroting. Daarnaast kan de raad bij afzonderlijk besluit financiële middelen beschikbaar stellen ten behoeve van een subsidieaanvraag.

  • 2. De raad kan jaarlijks een subsidieplafond vaststellen.

  • 3. Het college bepaalt hoe het beschikbare budget wordt verdeeld.

Artikel 6 Weigeringsgronden

  • 1. Het college kan, naast de in 4:25 Awb en 4:35 Awb genoemde gronden, de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren indien er reden bestaat aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet passen in het beleid van den gemeente;

    • b.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente, het gebied Midden-Delfland of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

    • c.

      de activiteiten een partijpolitieke, godsdienstig of levensbeschouwelijk karakter hebben;

    • d.

      de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar is gesteld;

    • e.

      de activiteiten in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • f.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden kan beschikken, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • g.

      in het beoogde doel of de voorgenomen activiteiten al op andere wijze is voorzien;

    • h.

      de aanvrager de behoefte aan de activiteiten niet aannemelijk kan maken;

    • i.

      de subsidieaanvraag niet voldoet aan de eisen gesteld in deze verordening.

  • 2. Voor het weigeren van directe subsidievaststelling zijn lid 1 sub a tot en met i van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Subsidievormen

Subsidie kan verstrekt worden in de vorm van een incidentele of een structurele subsidie.

Artikel 8 Stopzetting of vermindering structurele subsidie

  • 1. Het college kan, zolang de subsidie niet is vastgesteld, de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen als zich een geval voordoet als genoemd in artikel 4:48, eerste lid, en artikel 4:50, eerste lid, Awb of een geval als genoemd in het vierde lid, sub a tot en met e, van artikel 12.

  • 2. Het college stelt in geval van weigering of vermindering van de subsidie op grond van artikel 4:48, eerste lid, en artikel 4:50, eerste lid Awb, de instelling tenminste negen maanden voorafgaand aan het jaar waarop de stopzetting of vermindering betrekking heeft, schriftelijk op de hoogte van dit voornemen. Een besluit tot stopzetting of vermindering bevat tevens een regeling over de gevolgen van stopzetting of vermindering en een regeling om de instelling de reeds aangegane en redelijke verplichtingen na te doen komen.

Artikel 9 Begrotingsvoorbehoud

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover de raad de benodigde gelden ter beschikking heeft gesteld. Het begrotingsvoorbehoud zoals genoemd in 4:34 Awb is daarbij van toepassing.

  • 2. Van deze voorwaarde wordt melding gemaakt bij de beschikking tot subsidieverlening.

HOOFDSTUK 2 AANVRAAG, SUBSIDIEVERLENING EN –VASTSTELLING

Artikel 10 Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een incidentele subsidie moet uiterlijk 8 weken vóór aanvang van de activiteit schriftelijk bij het college ingediend worden.

  • 2. Een aanvraag voor een structurele subsidie moet vóór een door het college te bepalen datum schriftelijk bij het college ingediend worden.

  • 3. Bij het indienen van de aanvraag overlegt de aanvrager de door het college nader te bepalen gegevens die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn.

  • 4. Het college kan modellen of richtlijnen vaststellen voor het indienen van de aanvraag en de gegevens.

  • 5. Het college kan bij verordening als bedoeld in artikel 3, tweede lid, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een andere termijn vaststellen.

Artikel 11 Subsidieverlening – directe vaststelling

  • 1. Het college neemt een besluit over een directe vaststelling dan wel verlening van een incidentele subsidie binnen 12 weken na ontvangst van de subsidieaanvraag. Het college kan deze termijn met vier weken verlengen, maar beslist in ieder geval tijdig voor de uitvoering van de beoogde activiteit.

  • 2. Het college neemt een besluit over een directe vaststelling dan wel verlening van een structurele subsidie uiterlijk op 31 december van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 3. Het college kan bij het subsidiebesluit verplichtingen opleggen aan de subsidieontvanger.

  • 4. Het college geeft in het subsidiebesluit aan welk bedrag zij voor welke activiteit verstrekken, voor welk tijdvak en met welke verplichtingen.

  • 5. In het subsidiebesluit wordt door het college aangegeven op welke wijze tot uitbetaling van de subsidie zal worden overgegaan dan wel voorschotten worden gegeven.

  • 6. Het college kan de verplichting tot betaling van voorschotten opschorten indien de instelling naar het oordeel van het college niet in voldoende mate aan deze verordening of de in de verleningsbeschikking opgelegde voorschriften voldoet.

  • 7. Het college bepaalt bij het besluit tot subsidieverlening tevens op welke wijze en naar welke maatstaven de vaststelling plaatsvindt.

  • 8. Het college kan in het besluit tot subsidieverlening bepalen dat de subsidie nadien ambtshalve wordt vastgesteld.

Artikel 12 Subsidievaststelling

  • 1. Indien er sprake is van een subsidieverlening ingevolge artikel 11, zevende lid, dient de subsidieontvanger vóór een door het college te bepalen datum na afloop van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, met uitzondering van de subsidies genoemd in artikel 11, achtste lid.

  • 2. Bij het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling overlegt de subsidieontvanger de door het college nader te bepalen gegevens die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn.

  • 3. Het college stelt in dat geval binnen 8 weken de subsidie vast.

  • 4. De subsidie kan naast de gevallen, vermeld in artikel 4:46, tweede en derde lid, Awb, lager worden vastgesteld, indien:

    • a.

      is gebleken dat de subsidie aan andere activiteiten is besteed dan waarvoor zij is verleend;

    • b.

      is gebleken dat de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend lager waren dan in de subsidieaanvraag is opgegeven.

    • c.

      de ontvanger feitelijk niet of niet voldoende overeenkomstig zijn doelstellingen werkzaam is en hierin ondanks een schriftelijke waarschuwing geen verandering brengt;

    • d.

      de ontvanger naar het oordeel van het college een financieel wanbeleid voert;

    • e.

      de instelling bij rechterlijk vonnis is ontbonden.

Artikel 13 Subsidieovereenkomst

Het college kan bepalen dat met de instelling, ter uitvoering van het bepaalde in de beschikking tot subsidieverlening, een overeenkomst als bedoeld in 4:36 Awb wordt gesloten.

Artikel 14 Controle

  • 1. Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de getrouwheid van de in artikel 12, tweede lid bedoelde gegevens.

  • 2. De administratie van de subsidieontvanger dient zodanig ingericht te zijn, dat de controle op eenvoudige wijze mogelijk is.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht door het college aangewezen ambtenaren of toezichthouders inzage te geven in zijn boeken en andere zakelijke bescheiden en deze desgewenst te verstrekken en toegang te verlenen tot zijn gebouwen voor zover de in het eerste lid genoemde controle dat vereist. 4. De subsidieontvanger volgt de aanwijzingen op die het college schriftelijk geeft in het belang van een doelmatig beheer en een goede administratie.

Artikel 15 Kennisgeving

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht het college tijdig te informeren over feiten en ontwikkelingen die voor de subsidieverlening relevant kunnen zijn, en stelt een voornemen tot ontbinding of fusie onverwijld ter kennis van het college. Hetzelfde geldt in het geval van het geheel of gedeeltelijk staken van gesubsidieerde activiteiten.

  • 2. Een eventueel batig saldo van de liquiditeitsrekening dient, voor zoveel daarin gemeentelijke subsidie is begrepen, teruggestort te worden op de rekening van de gemeente Midden-Delfland, dan wel na instemming van het college een andere bestemming gegeven te worden.

Artikel 16 Vergoeding bij vermogensvorming

  • 1. In het geval van vermogensvorming door de subsidieontvanger, zoals bedoeld in artikel 4:41 Awb,is het college bevoegd een vergoeding vast te stellen en deze aan subsidieontvanger op te leggen.

  • 2. Voor het bepalen van de hoogte van de vergoeding, als bedoeld in het eerste lid stelt het college nadere regels vast.

Artikel 17 Egalisatiereserve

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger toestaan of verplichten een egalisatiereserve te vormen.

  • 2. Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, komt ten gunste of ten laste van de egalisatiereserve.

  • 3. Het college kan over een te vormen egalisatiereserve nadere richtlijnen vaststellen.

  • 4. Bij geheel of gedeeltelijke beëindiging van de subsidierelatie zoals bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen c, d, en e van de Awb, is de subsidieontvanger ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen. Het deel van de egalisatiereserve dat is opgebouwd met subsidie dient volledig te worden geretourneerd aan de gemeente.

Artikel 18 Bestemmingsreserves

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger toestaan of verplichten bestemmingsreserves te vormen.

  • 2. De bestemmingsreserves worden opgenomen in de begroting, de jaarrekening en de balans van de subsidieontvanger.

  • 3. De vorming en voeding van bestemmingsreserves met subsidie van de gemeente behoeft de goedkeuring van het college.

  • 4. Het doel van de bestemmingsreserves moet overeenkomen met de doelstelling van de instelling.

HOOFDSTUK 3 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 19 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen het bepaalde in deze verordening ten gunste van belanghebbenden buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang van de activiteiten, leidt tot onbillijkheid van zwaarwegende aard.

Artikel 20 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010.

  • 2. De “Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2007”, vastgesteld bij besluit d.d. 29 mei 2007 wordt ingetrokken op het moment van inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3. De bepalingen van de “Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2007” blijven van kracht voor subsidies die betrekking hebben op het jaar 2009.

  • 4. Op subsidies voor activiteiten die zijn aangevraagd in 2009 en betrekking hebben op het kalenderjaar 2010 zijn de bepalingen van deze verordening van toepassing, voor zover dit niet in het nadeel is van de aanvrager.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ”Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2009”.

Aldus besloten door de raad in zijn openbare vergadering van 8 december 2009.

De griffier, de voorzitter,

A.de Vos, A.J. Rodenburg

Artikelgewijze toelichting Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2009

In dit deel wordt de Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2009 waar nodig per artikel nader toegelicht.

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • e.

    subsidie: de definitie voor subsidie is aangegeven in de Algemene wet bestuursrecht (artikel 4:21). In deze definitie heeft de wetgever uitdrukkelijk gekozen voor ‘de aanspraak op financiële middelen voor bepaalde activiteiten’. Dit houdt in dat zogenaamde verkapte subsidies, zoals het verstrekken van goederen en diensten in natura (bijv. kopieerfaciliteiten, gratis gebouw e.d.) niet vallen onder het begrip subsidie.

  • f.

    subsidieverlening: met het versturen van een beschikking tot subsidieverlening laat het college de subsidieontvanger weten dat de subsidie voorlopig is toegekend. Dit geeft de subsidieontvanger enige financiële zekerheid voorafgaand aan de activiteiten die hij gaat organiseren. De subsidie wordt echter pas definitief vastgesteld als gebleken is dat de subsidieontvanger de beloofde activiteiten heeft uitgevoerd en zich heeft gehouden aan eventuele andere opgelegde verplichtingen.

  • g.

    subsidievaststelling: met het versturen van een beschikking tot subsidievaststelling geeft het college aan op welk bedrag de subsidie definitief is vastgesteld. De subsidieontvanger krijgt hierdoor een aanspraak op betaling.

  • h.

    directe subsidievaststelling: directe vaststelling van de subsidie houdt in dat het subsidiebedrag direct definitief wordt vastgesteld, zonder dat een verleningsbeschikking wordt verstuurd. Directe vaststelling kan zowel voorafgaand als na afloop van de gesubsidieerde activiteiten plaatsvinden.

Artikel 2 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing voor alle gemeentelijke subsidies, tenzij hiervoor een andere

verordening van toepassing is.

Artikel 3 Uitvoering verordening

Uitgangspunt is dat de raad middels de verordening kaders voor het subsidiebeleid vaststelt. De uitvoering binnen deze kaders is een zaak voor het college. Dit is overeenkomstig de lijn van het dualisme.

Artikel 4 De aanvrager

  • 1a.

    De subsidieaanvrager dient activiteiten zonder winstoogmerk te verrichten. Dat betekent dat ook bedrijven met winstoogmerk niet uitgesloten zijn van het kunnen ontvangen van een gemeentelijke subsidie. Het beginsel ‘zonder winstoogmerk’ heeft namelijk betrekking op de uit te voerenactiviteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De verordening biedt de mogelijkheid om behalve aan rechtspersonen ook aan natuurlijke personen subsidie toe te kennen. Dit is mogelijk op grond van de Awb. Hierdoor kan bijvoorbeeld subsidie worden toegekend aan natuurlijke personen voor de organisatie van een straatfeest.

  • 1b,c

    In deze bepalingen zijn verplichtingen neergelegd voor de subsidieontvanger op het punt van de administratie. De administratie van een instelling is voor de gemeente een belangrijk instrument om controle uit te oefenen op de juiste besteding van de subsidiegelden.

  • 2.

    In de verordening is expliciet de mogelijkheid opgenomen dat slechts één of enkele organisaties op een bepaald beleidsterrein in aanmerking komen voor een subsidie. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het college het ongewenst vindt dat meerdere organisaties activiteiten ontwikkelen op een bepaald beleidsterrein.

Artikel 5 Subsidieplafond

De raad kan jaarlijks een subsidieplafond vaststellen. Het college bepaalt hoe het beschikbare budget wordt verdeeld. Indien het subsidieplafond reeds bereikt is, kan de raad voor een nieuwe subsidieaanvraag bij afzonderlijk besluit extra financiële middelen beschikbaar stellen, indien zij het wenselijk acht dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd doorgang vinden.

Artikel 6 Weigeringsgronden

In de Awb staan in artikel 4:35 een aantal weigeringsgronden genoemd, waaronder: de activiteiten vinden niet plaats, of de aanvrager voldoet niet aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dit artikel zijn enkele aanvullende punten opgenomen op grond waarvan het college de subsidieaanvraag kan weigeren.

Artikel 7 Subsidievormen

Er wordt in de verordening een onderscheid gemaakt tussen subsidies die eenmalig verstrekt worden en subsidies die gedurende een periode van maximaal vier jaar worden verstrekt.

Artikel 8 Stopzetting of vermindering structurele subsidies

  • 1.

    Indien een instelling drie of meer opeenvolgende jaren subsidie heeft ontvangen voor dezelfde activiteiten, dan kan het college een nieuwe subsidieaanvraag geheel of gedeeltelijk weigeren op grond van veranderde omstandigheden, gewijzigde inzichten of om één van de gronden genoemd in artikel 12, vierde lid, sub a tot en met e.

  • 2.

    Het college dient in de situaties genoemd in artikel 4:48, eerste lid, en artikel 4:50, eerste lid Awb de subsidieontvanger ten minste negen maanden voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie wordt stopgezet of verminderd op de hoogte te stellen van het feit dat de subsidie wordt stopgezet of verminderd.

Artikel 9 Begrotingsvoorbehoud

De begroting wordt jaarlijks door de raad vastgesteld. Het begrotingsvoorbehoud is bedoeld voor situaties waarbij de beschikking tot subsidieverlening uitgaat voordat de raad de begroting heeft goedgekeurd. Het voorbehoud dient in dat geval ook in de beschikking tot subsidieverlening te worden opgenomen uit oogpunt van rechtszekerheid.

Hoofdstuk 2 AANVRAAG, SUBSIDIEVERLENING EN –VASTSTELLING

Artikel 10 Subsidieaanvraag

Dit artikel bevat een aantal bepalingen met betrekking tot de procedure tot aanvraag van een subsidie. Hierbij geldt dat het college bij verordening nadere regels stelt met betrekking tot de termijnen en overige eisen die gesteld worden aan de subsidieaanvraag.

Artikel 11 Subsidieverlening – directe vaststelling

In dit artikel worden de termijnen genoemd waarop het college een besluit neemt tot subsidieverstrekking. Het college bepaalt in haar subsidiebesluit aan welke eisen de subsidieontvanger moet voldoen. Tevens wordt in het subsidiebesluit aangegeven op welke wijze de subsidie zal worden betaald en of een voorschot wordt verstrekt. Het college bepaalt in haar subsidiebesluit op welke wijze de subsidie wordt vastgesteld. Zij kan besluiten om de subsidie direct vast te stellen. Daarnaast kan het college besluiten dat de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld. In dat laatste geval hoeft de subsidieontvanger geen aanvraag tot subsidievaststelling (een verantwoording) in te dienen.

Artikel 12 Subsidievaststelling

Zoals in artikel 11 staat beschreven bepaalt het college op welke manier de subsidie wordt vastgesteld. Het college kan besluiten dat een subsidieontvanger na afloop van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in moet dienen. Dit houdt in dat de subsidieontvanger moet verantwoorden of hij de subsidie op juiste wijze besteed heeft. Op basis van deze verantwoording kan het college besluiten om de subsidie op een lager bedrag vast te stellen op grond van de genoemde redenen in lid 4, sub a tot en met e.

Artikel 13 Subsidieovereenkomst

Het college en de subsidieaanvrager kunnen een subsidieovereenkomst sluiten, waarin bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot over en weer afgesproken verplichtingen, activiteiten en beoogde resultaten. De subsidieovereenkomst biedt de gemeente een extra instrument om het doelgerichte en sturende karakter van het subsidiebeleid te versterken, voor gevallen waarin zij dit wenselijk acht.

Artikel 14 Controle

Het college kan controleren of een subsidieontvanger de subsidiegelden op juiste wijze heeft besteed. Om deze reden dient de subsidieontvanger een heldere administratie bij te houden en is de subsidieontvanger verplicht om door het college aangewezen ambtenaren of toezichthouders inzicht te geven in de administratie.

Artikel 15 Kennisgeving

Als een subsidieontvanger niet aan de overeengekomen eisen voor subsidieverstrekking kan voldoen, is de subsidieontvanger verplicht om dit op tijd aan het college te melden. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente pas achteraf geconfronteerd wordt met ongewenste situaties. Voorbeelden van relevante feiten en ontwikkelingen zijn:

  • -

    statutenwijziging;

  • -

    bestuurswijziging;

  • -

    voornemen tot samenwerking met een andere instelling;

  • -

    faillissement.

Artikel 16 Vergoeding bij vermogensvorming

Door het opnemen van dit artikel in de subsidieverordening is het mogelijk een vergoeding voor eventuele vermogensvorming te vragen van de subsidieontvanger. Indien de vermogensvorming uitsluitend door het eigen spaargeld van de instelling is opgebouwd, kan er geen sprake zijn van het vragen van een vergoeding. Bedoelde vergoeding kan aan de orde zijn indien:

  • a.

    de subsidieontvanger voor gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

  • b.

    de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

  • c.

    de gesubsidieerde activiteit geheel of gedeeltelijk wordt beëindigd;

  • d.

    de subsidieverlening of subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd:

  • e.

    de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

De vergoeding dient te worden vastgesteld binnen de in artikel 4:41 lid 3 Awb genoemde termijn.

Artikelen 17 en 18 Egalisatiereserve en Bestemmingsreserve

Het onderscheid tussen de egalisatiereserve en bestemmingsreserve is als volgt: De egalisatiereserve is bedoeld om verschillen tussen de werkelijk gemaakte kosten en het subsidiebedrag op te vangen. Zij vormt een buffer waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar. Een bestemmingsreserve heeft een andere functie dan de egalisatiereserve. Deze reserve wordt opgebouwd voor een bepaald doel en de gelden die hiervoor zijn opgebouwd, zijn dan ook niet vrij te besteden. In het geval van een bestemmingsreserve dient de subsidieaanvrager in de ingediende begroting duidelijk aan te geven voor welk doel de reserve wordt opgebouwd.

Hoofdstuk 3, Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 19 Hardheidsclausule

Het opnemen van een hardheidsclausule opent voor het college de mogelijkheid om, in gevallen waarin toepassing van de subsidieregelin gegeven het doel en de strekking van de regeling een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, op een of meer onderdelen van de subsidieverordening af te wijken. Toepassing van de hardheidsclausule beperkt zich tot (eventuele) onbillijkheden van overwegende aard. Daarom kan alleen in hoge uitzondering met een beroep op deze clausule worden afgeweken van de bepalingen van de subsidieverordening. Verder zal vrijwel altijd de toepassing beperkt dienen te blijven tot individuele gevallen. Is er reden om de hardheidsclausule op een groep gevallen toe te passen, dan zal er al gauw sprake zijn van bestendig beleid. Een dergelijke situatie moet leiden tot wijziging van de subsidieverordening of het subsidiebeleid.

Artikel 20 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen

In de overgangsbepalingen is opgenomen dat de subsidies voor het jaar 2009 vallen onder de oude verordening. Voor de subsidieaanvragen voor 2010 geldt dat de nieuwe verordening hierop van toepassing is.

Artikel 21 Citeertitel

Geen toelichting nodig.