Regeling vervallen per 13-03-2014

Handhavingsverordening Wet werk en bijstand

Geldend van 01-01-2005 t/m 12-03-2014

Intitulé

Handhavingsverordening Wet werk en bijstand

De raad van de gemeente Midden-Delfland;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 oktober 2004, nr. 2004-10-12;

Gehoord de raadscommissie Samenleving d.d. 5 oktober 2004;

Gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en artikel 8a van de Wet werk en bijstand;

BESLUIT:

Vast te stellen de Handhavingsverordening Wet werk en bijstand

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      algemene bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de wet;

    • c.

      bijzondere bijstand: de bijstand, bedoeld in artikel 5, onderdeel d. van de wet;

    • d.

      bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

    • e.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland;

    • f.

      belanghebbende: persoon die bijstand heeft aangevraagd dan wel ontvangt of heeft ontvangen; indien het een gehuwde betreft wordt onder belanghebbende elk van de echtgenoten verstaan.

  • 2. Voorzover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet.

Hoofdstuk 2. Fraudepreventie

Artikel 2 Voorlichting, communicatie en controle bij aanvraag

Het college stelt minimaal éénmaal per vier jaar een handhavingsplan Sociale Zaken vast, waarin ondermeer aandacht wordt besteed aan fraudepreventie. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college belanghebbenden informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van bijstand verbonden zijn, en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik. Daarnaast beschrijft het college in het beleidsplan tenminste de wijze van controle bij de aanvraag en de handelwijze bij inconsistenties in de aanvraag.

Artikel 3 Validering van gegevens

Het college voert bij de aanvraag bestandsvergelijkingen uit waarbij actuele gegevens worden gecontroleerd. Op grond hiervan kunnen bijstandsuitkeringen na verificatie aan veranderde omstandigheden worden aangepast.

Hoofdstuk 3. Terugvordering en verhaal

Artikel 4 Terugvordering

  • 1. Het college vordert de kosten van bijstand terug in de gevallen die in de artikelen 58 en 59 van de wet zijn aangeven, voorzover zich daar geen andere wettelijke regeling tegen verzet.

  • 2. Van terugvordering kan worden afgezien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn van immateriële aard.

Artikel 5 Verhaal

  • 1. Het college verhaalt de kosten van bijstand in de gevallen die in artikel 61 van de wet zijn aangegeven, voorzover zich daar geen andere wettelijke regeling tegen verzet.

  • 2. Van verhaal kan worden afgezien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn van immateriële aard.

Artikel 6 Invordering en kwijtschelding

  • 1. Het college stelt zich tot doel om de teruggevorderde en de op derden verhaalde bijstand optimaal in te vorderen, voorzover zich daar geen andere wettelijke regeling tegen verzet.

  • 2. Het college kan besluiten van gehele of gedeeltelijke (verdere) invordering af te zien indien de belanghebbende:

    • a.

      een minnelijke regeling in het kader van, of analoog aan, de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen heeft getroffen, dan wel na het doorlopen van het gerechtelijk traject is toegelaten tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;

    • b.

      gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

    • c.

      gedurende vijf jaar weliswaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog uit eigener beweging binnen die periode heeft betaald;

    • d.

      gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten;

    • e.

      een voor het college acceptabel voorstel tot afkoop doet;

    • f.

      een beroep doet op de aanwezigheid van dringende redenen en dit beroep door het college is gehonoreerd.

  • 3. De in het tweede lid onder b. en c. genoemde termijn is drie jaar indien de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de WWB.

  • 4. Het college ziet niet af van (verdere) invordering indien de terugvordering meer dan één keer het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de WWB.

  • 5. Het tweede lid is niet van toepassing indien een opgelegde periodieke onderhoudsverplichting nog niet is geëindigd.

  • 6. Het college stelt middels het handhavingsplan Sociale Zaken criteria vast voor categorieën van vorderingen, personen en termijnen voor het verrichten van heronderzoek op vorderingen.

Hoofdstuk 4. Controle

Artikel 7 Controle tijdens en na beëindiging van de bijstand

Het college voert heronderzoeken uit om de rechtmatigheid van de uitkering te controleren, alsmede onderzoeken naar de reden van beëindiging van de uitkering, binnen door het college nader te bepalen termijnen en neemt op basis daarvan besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitkering en de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

Artikel 8 Controlemiddelen

  • 1. In het handhavingsplan Sociale Zaken beschrijft het college tenminste de wijze van controle en de handelwijze bij inconsistenties bij de beoordeling van inlichtingen die door belanghebbende zijn verstrekt.

  • 2. Het college maakt ter controle voorts gebruik van bestandsvergelijkingen met actuele gegevens en van de samenloopsignalen die daaruit voorkomen.

  • 3. Het college onderzoekt overige signalen en tips die relevant zijn voor het recht op bijstand.

Hoofdstuk 5. Gevolgen bij fraude

Artikel 9 Verlaging van de uitkering

Indien belanghebbende onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt, die van belang zijn of kunnen zijn voor de hoogte, de duur of de voortzetting van de bijstand, verlaagt het college de bijstand, conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening WWB, onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de eventueel ten onrechte ontvangen bijstand.

Artikel 10 Aangifte bij het Openbaar Ministerie

Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in artikel 9 leidt tot benadeling van de gemeente, doet het college, onverminderd de mogelijkheid de bijstand te verlagen en de ten onrechte ontvangen bijstand terug te vorderen, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 11 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Handhavingsverordening WWB.

Aldus besloten door de Raad van de gemeente Midden-Delfland in zijn openbare vergadering van 26 oktober 2004.

De griffier, de voorzitter,

A.de Vos, A.J. Rodenburg

Toelichting Handhavingsverordening WWB

Algemeen

In de Wet Werk en Bijstand (WWB) is de verplichting tot handhaving van regels, zoals die golden in de Abw, losgelaten en omgezet in een “kanbepaling”. Hiermee krijgt de gemeente de bevoegdheid om haar eigen regels te bepalen omtrent handhaving. De gemeenteraad stelt op hoofdlijnen het beleid rond handhaving vast d.m.v. de Handhavingsverordening en geeft daarmee de gelegenheid om nadere invulling te geven aan de verordening in de vorm van beleidsregels. De verordening sluit zoveel mogelijk aan op de huidige wet en gemeentelijk beleid. In deze notitie wordt per hoofdstuk een toelichting gegeven op de Handhavingsverordening.

Hoofdstuk 2 gaat over fraudepreventie.

Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de potentiële klant een beroep doet op bijstand. Een goede controle op de aanvraag voorkomt dat klanten ten onrechte in de bijstand komen. De controle wordt vooraf gegaan door voorlichting en heldere communicatie over het controle/fraudebeleid van de gemeente. Controle op de aanvraag wordt zo nodig vormgegeven door huisbezoeken en het gebruik van SUWI-net waarin actuele gegevens staan van potentiële klanten m.b.t. inkomen uit loon of uitkering.

Hoofdstuk 3 bepaalt onder andere dat de gemeente de ten onrechte verstrekte bijstand terugvordert. Hier wijzigt niets ten opzichte van de huidige situatie. De toevoeging bij art. 4 eerste lid is opgenomen omdat het principe, om daar waar mogelijk, tot terugvordering over te gaan niet absoluut is. Om te voorkomen dat teruggevorderd zou moeten worden in die gevallen waar een wettelijke regeling zich verzet tegen dat besluit is de betreffende nuance opgenomen. Te denken valt aan de bepalingen omtrent verjaring in het BW of de bepalingen rond het wettelijk traject van de WSNP. Deze opsomming is echter niet limitatief, en aangezien toekomstige wetswijzigingen nog bepalingen kunnen toevoegen is gekozen voor een algemene formulering. Verhaal vindt plaats in drie situaties:

-Verhaal op onderhoudsplichtigen:

Hierin wijzigt niets ten opzichte van het huidige beleid, echter totdat de nieuwe alimentatiewetgeving van kracht wordt. Dan zal de taak voor de gemeente op het gebied van verhaal op onderhoudsplichtigen beperkter zijn. De verwachting is dat deze wet nog enige tijd op zich zal laten wachten, reden waarom in 2004 bezien zal worden of verhaalsbijdragen forfaitair kunnen worden vastgesteld, conform de methode die ook door de rechterlijke macht wordt gehanteerd.

-Verhaal op schenkingen:

Als een klant een schenking doet aan een derde en met deze middelen rekening zou zijn gehouden bij het besluit op de bijstandsaanvraag, wordt de schenking verhaald op degene die het heeft ontvangen. Ook dit is staand beleid

-Verhaal op nalatenschappen:

Er vindt verhaal plaats op de nalatenschap van de persoon indien aan die persoon ten onrechte bijstand is of blijkt te zijn verleend. Eveneens staand beleid.

De zogenaamde “dringende reden” om af te zien van terugvordering en verhaal is gelegen in de immateriële omstandigheden van de debiteur. Bijvoorbeeld als terugvordering of verhaal tot onaanvaardbare consequenties zou leiden, in relatie tot de geestelijke of lichamelijke gezondheid van de belanghebbende. Dit komt ook terug in de beleidsregels van deze verordening. Dit hoofdstuk regelt ook de wijze van incasso. Regel is dat het optimale wordt gedaan om in te vorderen. In de beleidsregels zal het incassobeleid worden vormgegeven. Onderdeel daarvan is het vigerende beleid met betrekking tot kwijtschelding van (delen van) vorderingen, dat wordt ingezet om betaalgedrag van de debiteur te stimuleren. Als de debiteur zich houdt aan de afspraken, kan na drie of vijf (fraudevordering) jaar aflossen kwijtschelding worden overwogen. Ook een voorstel tot afkoop is onderdeel van het incassobeleid. Dit zal in de regel vooral gelden bij grote bedragen. In de beleidsregels worden de voorwaarden voor kwijtschelding aangegeven. Dit hoofdstuk bepaalt ten slotte de mogelijkheid om kosten, die verbonden zijn aan incasso, terug te vorderen, als ook de wettelijke rente waarmee de vordering wordt verhoogd bij wanbetaling. In de beleidsregel zullen kosten en rente worden vastgelegd. Reeds afgedragen belastingen over de bijstand en betaalde ziekenfondspremies worden eveneens teruggevorderd.

Hoofdstuk 4 gaat over de controle tijdens de bijstandsuitkering en na de beëindiging. In het periodiek handhavingsplan Sociale Zaken zullen de termijnen waarbinnen deze onderzoeken moeten worden verricht en de voorwaarden waaronder, worden beschreven. Verder bepaalt dit hoofdstuk de wijze waarop fraude wordt bestreden tijdens de uitkering. Middelen die hiervoor worden ingezet zijn de bestandkoppelingen met de belastingen en het Inlichtingenbureau.

Hoofdstuk 5 ten slotte, regelt de verlaging van de uitkering, conform de Afstemmingsverordening, als betrokkene niet aan verplichtingen voldoet of ten onrechte bijstand heeft ontvangen. Daarnaast wordt aangifte van fraude gedaan bij het Openbaar Ministerie. De voorwaarden voor aangifte worden jaarlijks afgestemd met het Openbaar Ministerie.