Regeling vervallen per 31-12-2013

2e gewijzigde gemeenschappelijke regeling GGD Zuid-Holland West

Geldend van 11-12-2004 t/m 30-12-2013

Intitulé

2e gewijzigde gemeenschappelijke regeling GGD Zuid-Holland West

De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Midden-Delfland ieder voor zover zij bevoegd zijn;

Overwegende dat de gemeentelijke belangen op het terrein van de volksgezondheid zoveel onderlinge overeenkomsten hebben, dat samenwerking tussen gemeenten wenselijk is;

Gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;

BESLUIT:

De 2e gewijzigde gemeenschappelijke regeling GGD Zuid-Holland West aan te gaan.

De 1e gewijzigde gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zuid-Holland West houdt op te bestaan op het moment dat de 2e gewijzigde gemeenschappelijke regeling GGD Zuid-Holland West in werking treedt. Dit is het moment nadat de 2e gewijzigde regeling na de vereiste goedkeuring door Gedeputeerde Staten is opgenomen in het register als bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de Wgr.

De gemeenschappelijke regeling GGD Zuid-Holland West luidt als volgt:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de regeling: deze gemeenschappelijke regeling

  • b.

    gemeenten: aan de regeling deelnemende gemeenten, namelijk Delft, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker- Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland, Zoetermeer

  • c.

    Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen

  • d.

    Wpg: Wet publieke gezondheid

  • e.

    directeur: directeur van de GGD

  • f.

    personeel: personeel in dienst van de GGD

  • g.

    directiestatuut: aan de directeur opgedragen taken en gemandateerde bevoegdheden

  • h.

    GGD: het rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, zijnde de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zuid-Holland West

  • i.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland

Artikel 2 Oprichting en plaats van vestiging

  • 1. Er wordt een openbaar lichaam ingesteld, genaamd “GGD Zuid-Holland West”;

  • 2. Het openbaar lichaam is gevestigd in de gemeente Zoetermeer.

Artikel 3 Doel en taken

  • 1. De regeling heeft tot doel de oprichting, instandhouding en exploitatie van een GGD;

  • 2. De GGD voert, conform haar bevoegdheid, taken uit die vermeld staan in de Wcpv, alsmede de taken die bij of krachtens andere wetten aan de GGD worden opgedragen. Bij deze taken kan er, in overleg met de gemeenten, een onderscheid gemaakt worden in de uitvoering van een uniform deel en een flexibel deel;

  • 3. De GGD kan voor een of meer gemeenten, alsmede voor derden ook andere dan in het tweede lid bedoelde taken op het terrein van de gezondheidszorg uitoefenen, onder de noemer van aanvullende diensten, onder de voorwaarde dat de aanvullende diensten moeten passen binnen de doelstellingen van de GGD en daarmee in het verlengde liggen van de taken vermeld in het tweede lid;

  • 4. De aanvullende diensten als bedoeld in het derde lid zullen op basis van een daaraan ten grondslag liggende schriftelijke overeenkomst tussen GGD en opdrachtgever, zijnde rechtspersonen, worden uitgevoerd;

  • 5. Het algemeen bestuur stelt nadere regels vast ten aanzien van het aangaan en uitvoeren van aanvullende diensten. Het dagelijks bestuur toetst aan de hand van deze regels of een aanvullende dienst wordt aangegaan en uitgevoerd;

  • 6. De GGD is bevoegd over te gaan tot oprichting van een privaatrechtelijke organisatie en tot overdracht van activiteiten, activa en passiva aan een door de GGD opgerichte privaatrechtelijke organisatie een en ander zoals dat alsdan wordt vastgesteld bij besluit van het Algemeen Bestuur;

  • 7. De GGD kan, voor zover toegestaan onder de betreffende regeling, opdracht verlenen aan een door de GGD opgerichte privaatrechtelijke organisatie en aldus bepaalde taken van de GGD als bedoeld in de leden 2 en/of 3 hiervoor (in opdracht van de GGD) laten uitvoeren.

HOOFDSTUK 2 BESTUURSBEPALINGEN

Artikel 4 Bestuur

Het bestuur van de GGD bestaat uit:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

Artikel 5 Verdeling bevoegdheden

Voor zover in de regeling niet anders is bepaald, zijn de bij wet gestelde regelen omtrent de verdeling van de bevoegdheden tussen de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester, alsmede omtrent de overdracht van deze bevoegdheden van overeenkomstige toepassing op de GGD, met dien verstande dat voor de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester in de plaats treden respectievelijk het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Artikel 6 Algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit leden, per deelnemende gemeente 1, inclusief de voorzitter;

  • 2. De raad van elke gemeente wijst uit de wethouders en burgemeester een lid en een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van medewerker van de GGD dan wel de betrekking van ambtenaar bij een van de gemeenten;

  • 3. De leden, c.q. de plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur zijn verplicht aan de raad door welke zij zijn aangewezen, alle verlangde informatie te geven, op de in de gemeente gebruikelijke wijze, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 van de Wgr;

  • 4. Een lid, c.q. plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd over het door hem gevoerde beleid aan de raad van de gemeente die hem heeft aangewezen. Een en ander geschiedt op de in die gemeente gebruikelijke wijze;

  • 5. Een lid, c.q. plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur is voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur;

  • 6. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt burgemeester of wethouder te zijn van de gemeente door wiens raad men is aangewezen;

  • 7. De leden en plaatsvervangende leden, bedoeld in het tweede lid, kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij geven daarvan terstond schriftelijk kennis aan de voorzitter van het algemeen bestuur en aan de raad van de gemeente die hen heeft aangewezen;

  • 8. De zittingsperiode van de leden en de plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur is gelijk aan de lopende zittingsperiode van de leden van de gemeenteraad. De aanwijzing dient plaats te vinden zo spoedig mogelijk na aanvang van de zittingsperiode van de gemeenteraden in het jaar waarin de gemeenteraadsverkiezingen zijn gehouden en overigens zo spoedig mogelijk na het ontstaan van een vacature. Zolang de raad van een gemeente bij de aanvang van de zittingsperiode van de raad niet is overgegaan tot aanwijzing van een lid dan wel een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur, hebben het zittende lid dan wel het zittende plaatsvervangende lid een demissionaire status. Deze status vervalt op het moment dat de raad in hun opvolging heeft voorzien, dan wel op het moment dat een wethouder op grond van artikel 42, lid 1 van de Gemeentewet als wethouder is afgetreden;

  • 9. Een lid, c.q. plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur dat het vertrouwen van de raad van de gemeente die hem heeft aangewezen niet meer bezit, kan door de raad als zodanig worden ontslagen;

  • 10. Het algemeen bestuur is bevoegd tot het vaststellen van een reglement van orde voor werkzaamheden. Indien aan de orde, zendt het dagelijks bestuur een afschrift van het reglement aan de raden van de gemeenten.

Artikel 7 Vergaderingen algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste twee maal en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dat nodig oordeelt, dan wel ten minste twee van het aantal leden dat onder opgaaf van redenen verzoekt;

  • 2. Ten aanzien van het oproepen tot en houden van een vergadering van het algemeen bestuur zijn de desbetreffende artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing;

  • 3. Het algemeen bestuur kan beraadslagen en besluiten wanneer het vergaderquorum (>50%) en stemmenquorum (>50%) tegenwoordig is;

  • 4. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer dit door tenminste éénvijfde van de aanwezige leden wordt gevraagd of de voorzitter dat nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd. Het bepaalde hierover in de desbetreffende artikelen van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing;

  • 5. In een besloten vergadering niet beraadslaagd, noch een besluit genomen over in ieder geval:

    • a.

      het vaststellen of wijzigen van een begroting;

    • b.

      het vaststellen van de rekening;

    • c.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen;

    • d.

      het toetreden tot, opheffen of wijzigen van de regeling.

Artikel 8 Stemmen en besluitvorming in het algemeen bestuur

  • 1. Het aantal stemmen dat door een lid in de vergadering van het algemeen bestuur wordt uitgebracht is per gemeente één stem per 20.000 inwoners of een gedeelte daarvan, gerekend naar het laatstelijk door het Centraal Bureau voor de statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfer per 1 januari (van het lopende jaar);

  • 2. Besluiten worden bij meerderheid van stemmen genomen. Hierbij is een vereiste dat het vergaderquorum (>50%) en stemmenquorum (>50%) tegenwoordig is;

  • 3. Indien bij het nemen van een besluit door geen van de leden stemming wordt gevraagd, wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen;

  • 4. Bij staking van stemmen wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. In deze en ook in een voltallige vergadering wordt, bij staken der stemmen, het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 9 Bevoegdheden en taken van het algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur heeft alle bevoegdheden in het kader van de regeling, tenzij bij of krachtens de regeling aan anderen opgedragen;

  • 2. Het algemeen bestuur kan regelingen treffen met betrekking tot de uitvoering van de in artikel 3 bedoelde taken en daarbij behorende werkzaamheden;

  • 3. Het algemeen bestuur kan aan hem opgedragen bevoegdheden en taken overdragen aan het dagelijks bestuur, met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen van beleidskaders van de GGD;

    • b.

      het vaststellen en wijzigen van de productbegroting van de GGD;

    • c.

      het vaststellen van de rekening van de GGD.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt een directiestatuut vast. Hierin worden de taken en bevoegdheden van de directeur weergegeven.

Artikel 10 Dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit minimaal drie leden, waaronder begrepen de voorzitter, aan te wijzen door en uit de leden van het algemeen bestuur;

  • 2. De aanwijzing van de leden van het dagelijks bestuur heeft plaats uiterlijk een maand na het tijdstip van aantreden van het algemeen bestuur;

  • 3. Er is geen sprake van plaatsvervangende leden voor het dagelijks bestuur. De leden van het dagelijks bestuur vervangen elkaar onderling;

  • 4. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, voor het door hen gevoerde beleid verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur;

  • 5. Zij geven – tezamen dan wel afzonderlijk – aan het algemeen bestuur alle gevraagde inlichtingen, wanneer dat bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoeken, een en ander met inachtneming van artikel 16 van de Wgr;

  • 6. Wie ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn;

  • 7. De leden van het dagelijks bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij geven daarvan terstond schriftelijk kennis aan de voorzitter;

  • 8. In vacatures in het dagelijks bestuur wordt voorzien in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur.

Artikel 11 Vergaderingen van het dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert tenminste zes keer per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dat nodig acht of twee leden dat schriftelijk, onder opgaaf van redenen, verzoeken;

  • 2. Ten aanzien van het oproepen tot en het houden van vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn de desbetreffende artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12 Stemmen en besluitvorming in het dagelijks bestuur

  • 1. Besluiten worden bij meerderheid van stemmen genomen. Hierbij is een vereiste dat de meerderheid van de leden tegenwoordig is;

  • 2. Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergadering daarvan een stem. Bij het staken van de stemmen én in geval er sprake is van spoedeisend belang geeft de stem van de voorzitter van de vergadering de doorslag. Indien er geen spoedeisendheid is zal in geval van het staken van de stemmen het besluit worden doorgeleid naar het Algemeen Bestuur alwaar het besluit zal worden genomen.

Artikel 13 Bevoegdheden en taken van het dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding en uitvoering van besluiten van het algemeen bestuur;

  • 2. Het dagelijks bestuur is belast met het toezicht op de uitvoering en naleving van het directiestatuut, alsmede de werkwijze van de directeur;

  • 3. Het dagelijks bestuur oefent de bevoegdheden uit die door het algemeen bestuur aan hem zijn opgedragen of krachtens de regeling aan hem zijn opgedragen;

  • 4. Het dagelijks bestuur adviseert het algemeen bestuur over benoeming, schorsing en ontslag van de directeur alsmede de plaatsvervangend directeur;

  • 5. Het dagelijks bestuur is belast met de benoeming, de schorsing en het ontslag van het overige personeel van de GGD;

  • 6. Het dagelijks bestuur besluit over:

    • a.

      het voeren van rechtsgedingen door de GGD;

    • b.

      het berusten in een tegen de GGD ingestelde rechtsvordering.

Artikel 14 De voorzitter

  • 1. Het algemeen bestuur wijst uit haar midden een voorzitter aan;

  • 2. De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur;

  • 3. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur;

  • 4. De voorzitter tekent met de secretaris de stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan;

  • 5. De voorzitter vertegenwoordigt de GGD in en buiten rechte;

  • 6. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in een geding waarbij de GGD is betrokken, oefent een door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid uit haar midden de in het vijfde lid genoemde bevoegdheid uit;

  • 7. Hij die bevoegd is de GGD in en buiten rechte te vertegenwoordigen, kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.

Artikel 15a De secretaris

  • 1. Het algemeen bestuur kiest uit de leden van het dagelijks bestuur, niet zijnde de voorzitter, een secretaris;

  • 2. De secretaris is secretaris van zowel het dagelijks als algemeen bestuur;

  • 3. De secretaris ondertekent met de voorzitter alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

Artikel 15b De penningmeester

  • 1. Het algemeen bestuur kiest uit de leden van het dagelijks bestuur, niet zijnde de voorzitter, een penningmeester;

  • 2. De penningmeester is belast met de zorg voor de financiële huishouding van de GGD.

Artikel 16 Commissies

Het algemeen bestuur kan overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 24 en 25 van de Wgr commissies instellen.

HOOFDSTUK 3 PERSONEEL

Artikel 17 Personeel, benoeming en rechtspositie

  • 1. Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur en plaatsvervangend directeur op voordracht van het dagelijks bestuur;

  • 2. De directeur is belast met de bedrijfsvoering en de dagelijkse leiding. Tevens is hij voor een correcte uitvoering van hetgeen hem door middel van het directiestatuut is opgedragen, verantwoording verschuldigd aan het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur;

  • 3. Bij afwezigheid, ziekte of ontstentenis van de directeur wordt de functie waargenomen door de plaatsvervangend directeur;

  • 4. Het dagelijks bestuur benoemt, schorst en ontslaat het overige personeel op voordracht van de directeur;

  • 5. De rechtspositieregelingen en andere personele voorschriften als vastgelegd in de Cao zijn van overeenkomstige toepassing alsmede aanvullende met het Georganiseerde Overleg van een van de gemeenten overeengekomen personele regelingen, zolang het algemeen bestuur niet anders bepaalt;

  • 6. Het dagelijks bestuur stelt een controllerstatuut vast. Hierin worden de taken en bevoegdheden van de controller weergegeven;

  • 7. De controller neemt een onafhankelijke positie in binnen de GGD als het gaat om het adviseren naar het bestuur met betrekking tot financiële aangelegenheden. Dit advies kan plaatsvinden op initiatief van de controller dan wel op verzoek van het bestuur.

HOOFDSTUK 4 BELEIDSKADER

Artikel 18 Beleidskader

Het algemeen bestuur stelt voor haar zittingsperiode een beleidskader vast dat tevens kan dienen als toelichting bij de in artikel 19 genoemde meerjarenraming.

HOOFDSTUK 5 FINANCIEN

Artikel 19 Begroting

  • 1. Tot grondslag van het financiële beheer van de GGD strekt een jaarlijkse begroting van inkomsten en uitgaven, die telkens uiterlijk 1 juli van het jaar, voorafgaande aan het kalenderjaar waar zij voor geldt, door het algemeen bestuur wordt vastgesteld en zo nodig in de loop van dat jaar kan worden gewijzigd;

  • 2. Naast de ontwerp-begroting draagt het dagelijks bestuur voor de aansluitende periode van vier jaar een ontwerp-meerjarenraming ter vaststelling voor bij het algemeen bestuur;

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting alsmede ontwerp-begrotingswijzigingen, minimaal zes weken voordat deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toe aan de raden van de gemeenten. De raden van de gemeenten worden gedurende een periode van zes weken in de gelegenheid gesteld hun gevoelen te doen blijken betreffende de ontwerp-begroting, dan wel ontwerp-begrotingwijziging;

  • 4. De begroting, alsmede de besluiten tot wijziging daarvan worden binnen veertien dagen na vaststelling door het algemeen bestuur aan Gedeputeerde Staten gezonden, ter beoordeling, en ter kennisname aan de raden van de gemeenten;

  • 5. Het dagelijks bestuur deelt de beslissing van Gedeputeerde Staten aangaande de beoordeling van de begroting alsmede de besluiten tot wijziging daarvan binnen één maand mede aan het algemeen bestuur en de raden van de gemeenten;

  • 6. Het dagelijks bestuur draagt onderwerpen tot vaststelling of wijziging van een begroting tijdig ter behandeling voor;

  • 7. Bij vermoeden of aanwijzingen van mis- en/of oneigenlijk gebruik van financiële middelen door de directeur is de controller van de GGD bevoegd hieromtrent rechtstreeks in contact te treden met het dagelijks bestuur.

Artikel 20 Rekening

  • 1. Het dagelijks bestuur ziet toe op de financiële administratie van de GGD en draagt jaarlijks, zo spoedig mogelijk na beëindiging van elk dienstjaar, de rekening van inkomsten en uitgaven aan het algemeen bestuur voor. Deze voordracht gaat vergezeld van een verantwoording en van een verslag van een onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, middels een verklaring van een register-accountant;

  • 2. Het algemeen bestuur stelt uiterlijk 1 juli de jaarrekening over het afgelopen dienstjaar vast;

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken doch in ieder geval uiterlijk 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft aan Gedeputeerde Staten;

  • 4. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerprekening minimaal zes weken voordat deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toe aan de raden van de gemeenten. De raden van de gemeenten worden gedurende een periode van zes weken in de gelegenheid gesteld hun gevoelen te doen blijken betreffende de ontwerprekening. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren bij de ontwerprekening zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

Artikel 21 Financiële functie en financieel beleid

Het algemeen bestuur stelt regels vast voor de financiële functie en financieel beleid conform de daarop betrekking hebbende vigerende wet en regelgeving.

Artikel 22 Kostenverdeling

  • 1. Uitgezonderd de kosten van taken, bedoeld in artikel 3, derde lid, worden de kosten op begrotingsbasis, voor zover deze niet door subsidies worden gedekt, aan de gemeenten in rekening gebracht, naar evenredigheid van hun inwonertallen gerekend naar de door de Provincie Zuid-Holland openbaar gemaakte geprognosticeerde bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar waarop de begroting betrekking heeft; Op rekeningbasis worden de kosten aan de gemeenten in rekening gebracht, naar evenredigheid van hun inwonertallen gerekend naar de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar waarop de begroting betrekking heeft;

  • 2. De gemeenten zullen er steeds zorg voor dragen dat de regeling te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen;

  • 3. Indien aan het algemeen bestuur van de regeling blijkt dat een gemeente weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan Gedeputeerde Staten het verzoek de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet toe te passen;

  • 4. Het algemeen bestuur bepaalt elk jaar bij de vaststelling van de begroting voorlopig de voorschotbijdragen van de gemeenten voor de kosten, bedoeld in het eerste lid;

  • 5. De GGD verstrekt zo mogelijk elk jaar voor 1 februari en 1 augustus opdracht tot het innen van de helft van het aandeel, bedoeld in het eerste lid;

  • 6. De kosten van taken, bedoeld in artikel 3, derde lid, worden gedekt door middel van door afnemers te betalen tarieven. De tarieven worden jaarlijks met de begroting vastgesteld, doch kunnen zonodig in de loop van het jaar worden gewijzigd;

  • 7. De volgende aandachtspunten worden in acht genomen bij het aangaan van aanvullende diensten, bedoeld in artikel 3, derde lid:

    • a.

      de aanvullende diensten worden uitgeoefend tegen tenminste kostendekkende tarieven;

    • b.

      bij het opzeggen van een contract voor het afnemen van aanvullende diensten zijn de daarmee gemoeide kosten binnen de overeengekomen opzegtermijn voor rekening van de opdrachtgever;

    • c.

      ter afdekking van financiële risico’s kunnen aanvullende financiële voorwaarden worden gesteld;

    • d.

      de handelswijze bij overschotten dan wel tekorten op de aanvullende diensten is als volgt:

      • -

        door middel van een opslag op de kostprijs wordt een risicoreserve gevormd;

      • -

        overschotten komen in de risicoreserve;

      • -

        eventuele tekorten worden uit de reserve betaald;

      • -

        het algemeen bestuur stelt een plafond voor de reservevorming vast;

      • -

        het meerdere boven dit plafond wordt verdeeld over alle gemeenten die aan deze regeling deelnemen naar rato van de verdeelsleutel van de gemeentelijke bijdrage aan het basispakket;

      • -

        tekorten welke niet uit de reserve te dekken zijn worden verdeeld over alle gemeenten die aan deze regeling deelnemen naar rato van de verdeelsleutel van de gemeentelijke bijdrage aan het basispakket.

Artikel 23 Verrekening

Binnen een maand na vaststelling van de rekening doet het dagelijks bestuur aan elke gemeente mededeling van het over het betreffende jaar verschuldigde aandeel in de in artikel 22, eerste lid, bedoelde kosten.

HOOFDSTUK 6 JAARVERSLAG EN ARCHIEFBESCHEIDEN

Artikel 24 Jaarverslag

Het dagelijks bestuur draagt elk jaar vóór 1 juli zorg voor de samenstelling van een verslag van de door de GGD in het afgelopen jaar uitgevoerde werkzaamheden, met inachtneming van de relevante wetgeving.

Artikel 25 Archiefbescheiden

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen ingesteld bij de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling, welke aan Gedeputeerde Staten wordt meegedeeld;

  • 2. Gedeputeerde Staten oefenen toezicht uit op de in het 1e lid aan het dagelijks bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig artikel 33 van de Archiefwet 1995;

  • 3. De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Zoetermeer;

  • 4. De archivaris van de gemeente Zoetermeer oefent toezicht uit op het in het 3e lid genoemde beheer;

  • 5. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde organen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Zoetermeer;

  • 6. Na opheffing van de gemeenschappelijke regeling worden de in het 3e lid bedoelde archiefbescheiden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Zoetermeer;

  • 7. De in het 5e lid bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris van de gemeente Zoetermeer;

  • 8. Archiefbescheiden waarvoor het medisch ambtsgeheim geldt, vallen onder de werking van het door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering van de Geneeskunst terzake bepaalde.

HOOFDSTUK 7 WIJZIGING, OPHEFFING, TOE- EN UITTREDING

Artikel 26 Inwerkingtreding, wijziging, opheffing, toe- en uittreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag, volgend op die van haar opname in de registers zoals bedoeld in artikel 27 van de Wgr;

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 2 van de Wgr kan een voorstel tot wijziging of opheffing van de regeling worden gedaan door het algemeen bestuur of door de besturen van de gemeenten. In het laatste geval wordt een zodanig voorstel ingediend bij het algemeen bestuur, dat dat, eventueel vergezeld van een advies, aan de besturen van de gemeenten ter vaststelling aanbiedt;

  • 3. Een besluit tot wijziging, toe- of uittreding of opheffing van de regeling behoeft de instemming van tenminste tweederde van het aantal gemeenten;

  • 4. Toe- of uittreding van gemeenten is mogelijk, met inachtneming wat Provinciale Staten hebben bepaald over de indeling van de provincie in samenwerkingsgebieden als bedoeld in artikel 2 van de Wgr;

  • 5. Het algemeen bestuur regelt, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, de (financiële) gevolgen van de opheffing en toe- en uittreding.

HOOFDSTUK 8 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 27 Overgangsbepalingen

  • 1. De eerste aanwijzing van de leden en plaatsvervangende leden vindt plaats bij het aangaan van de regeling;

  • 2. Het algemeen bestuur komt de eerste keer bijeen op uitnodiging van burgemeester en wethouders van de vestigingsgemeente;

  • 3. De vertegenwoordiger van de vestigingsgemeente treedt in de in het tweede lid bedoelde vergadering als voorzitter op, totdat is voldaan aan het bepaalde in het vierde lid;

  • 4. In de in het tweede lid bedoelde vergadering wijst het algemeen bestuur het dagelijks bestuur, de voorzitter, de secretaris en de penningmeester aan;

  • 5. De begroting wordt voor de eerste keer vastgesteld voor de periode die begint op de dag waarop de regeling in werking treedt tot aan het einde van het dienstjaar, dan wel, indien het algemeen bestuur dat bepaalt, tot aan het einde van het volgende dienstjaar;

  • 6. In de begroting zoals bedoeld in het vijfde lid wordt melding gemaakt van een overgangsperiode gedurende welke afwijkende bepalingen ten opzichte van de in artikel 22 vermelde kostenverdeling geldig verklaard worden omtrent bijdragen van gemeenten voor basistaken en/of plustaken;

  • 7. Alle rechten en verplichtingen welke zijn aangegaan ten aanzien van de gemeenschappelijke regeling GGD Delfland, respectievelijk de gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Leidschendam, Voorburg, Wassenaar en Zoetermeer, gaan op de datum waarop deze regeling in werking treedt over op de Gemeenschappelijke regeling GGD Zuid-Holland West;

  • 8. Vervallen;

  • 9. Vervallen.

Artikel 28 Inzending ter goedkeuring en publicatie van de regeling

  • 1. Burgemeester en wethouders van de vestigingsgemeente worden aangewezen als het bestuur, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wgr;

  • 2. Bekendmaking van de regeling vindt plaats door de gemeentebesturen van de deelnemende gemeenten op de daartoe gebruikelijke wijze, overeenkomstig artikel 26, tweede lid, van de Wgr.

Artikel 29 Tijdsduur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 30 Citeertitel

De regeling kan worden aangehaald als “2e gewijzigde Gemeenschappelijke regeling GGD Zuid-Holland West”.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Midden-Delfland in zijn

openbare vergadering van 28 september 2004.

De voorzitter, de griffier,

A.J. Rodenburg, A. de Vos

De burgemeester, de secretaris,

A.J. Rodenburg, P.T. Veenman

De burgemeester,

A.J. Rodenburg

Toelichting op de Gemeenschappelijke Regeling GGD Zuid-Holland West

Artikel 1

Ter wille van een zo kort mogelijke tekst van de regeling zijn hier enkele definities van meerdere keren gebruikte begrippen opgenomen.

Artikel 2

Hierin is opgenomen de instelling van een openbaar lichaam. Echter, de hier beschreven vestigingsplaats laat vrij dat bestuur en directie op enigerlei moment kunnen besluiten ten kantore van een andere tot de GGD behorende locatie bijeen te komen, c.q. te vergaderen.

Artikel 3

Naast beschrijving van de doelstelling van het openbaar lichaam wordt verwoord dat uitvoering van taken plaatsvindt op basis van wettelijk voorschrift. Ook niet wettelijk voorgeschreven taken kunnen uitgevoerd worden, mits deze passen binnen de doelstellingen van de GGD. Voor het aangeven van dergelijke taken, aanvullende diensten, stelt het AB regels vast welke in voorkomende situaties door DB worden gebruikt als toets.

Artikel 4

De regeling kent, zijnde een openbaar lichaam, drie bestuursorganen, te weten Algemeen Bestuur, Dagelijks Bestuur en Voorzitter.

Artikel 5

Een standaardartikel, waarin de bepalingen van de gemeentewet die handelen over de bevoegdheden van de bestuursorganen, van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

Artikel 6

Dit artikel regelt de samenstelling van het algemeen bestuur en beschrijft omstandigheden waarin het lidmaatschap eindigt dan wel beëindigd kan worden. Indien er in de komende jaren sprake is van gemeentelijke herindeling, kan deze gebeurtenis dienen als moment van herijking van de bestuurlijke samenstelling. De “commissie Elzinga” heeft inmiddels vernieuwingen geformuleerd in het openbaar bestuur. Gezien het feit dat deze voorstellen reeds een wettelijk karakter hebben, is nog niet ten volle duidelijk gemaakt op welke bestuurlijke punten dit allemaal gevolgen zal hebben. Echter op het punt van benoemingen van leden van het algemeen bestuur is wel duidelijkheid. Niet alleen de leden van de raad maar ook de leden van het college van burgemeester en wethouders, die sinds 7 maart 2002 geen deel meer uitmaken van de raad, kunnen door de raad als lid en plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur worden benoemd. Bij de aanbieding van het eindrapport van de fusie aan de raden van de gemeenten is aangegeven, dat het algemeen bestuur bij voorkeur zal bestaan uit portefeuillehouders volksgezondheid. Inmiddels hebben alle gemeenten ingestemd met het eindrapport. Derhalve wordt artikel 6 in die zin aangepast, dat elke gemeente uit de wethouders en burgemeester één lid en één plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aanwijst. Dit is verwerkt in de tekst, specifiek in de leden 2, 3, 6 en 8.

Artikel 7, 8

Deze artikelen regelen de werkwijze met betrekking tot vergaderen en besluitvorming.

Artikel 9

In dit artikel staan de bevoegdheden en taken van het Algemeen Bestuur beschreven. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen overdraagbare en niet-overdraagbare taken en bevoegdheden. Tevens wordt hier aangegeven dat in het vastgestelde directiestatuut de onderlinge verhoudingen tussen bestuur en directeur worden weergegeven.

Artikel 10

Dit artikel geeft de samenstelling van het Dagelijks Bestuur weer. De samenstelling van het bestuur dient te zijn gebaseerd op een representatieve vertegenwoordiging van de deelnemende gemeenten, daarbij is aan de orde dat er oog zal zijn voor geografische spreiding en inwonertal/mate van stedelijk karakter en vanzelfsprekend de kwaliteit van de betreffende leden. De wijze van besluitvorming is geregeld in artikel 12. De verdeling van de functies binnen het Dagelijks Bestuur wordt bepaald door het Algemeen Bestuur, zoals verwoord in artikelen 14 en 15. Indien er in de komende jaren sprake is van gemeentelijke herindeling, kan deze gebeurtenis dienen als moment van herijking van de bestuurlijke samenstelling.

Artikel 11, 12

Deze artikelen regelen de werkwijze met betrekking tot vergaderen en besluitvorming. Het streven is om in goed overleg tot besluiten te komen.

Artikel 13

Dit artikel beschrijft de taken en bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur.

Artikel 14, 15

Deze artikelen regelen de benoeming van de voorzitter, secretaris en penningmeester, alsmede hun taken.

Artikel 17

In dit artikel wordt de werkwijze rondom benoeming, schorsing en ontslag van directeur en personeel geregeld. Ten aanzien van de plaatsvervangend directeur is aan de orde dat deze slechts ten aanzien van de waarnemende taken en bevoegdheden als plaatsvervangend directeur benoemd, geschorst en ontslagen kan worden door het algemeen bestuur. Het betreft namelijk een functionaris die bovenop het vervullen van een functie binnen de organisatie waarvoor hij door de directeur is aangenomen, waarnemend directeur is. Schorsing en ontslag zijn derhalve niet van toepassing op de primaire functie waarin de persoon is aangesteld. Daarnaast wordt de van toepassing zijnde rechtspositie beschreven. Als laatste wordt de bijzondere positie van de controller weergegeven en wordt gewezen op het bestaan van een controllerstatuut.

Artikel 19

In deze artikelen is de procedure vastgelegd die geldt voor de totstandkoming van de (meerjaren)begroting, een en ander overeenkomstig de bepalingen (artikel 34 e.v.) van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, inclusief de geldende termijn van vaststelling, te weten vóór 1 juli van het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar.

Artikel 20

In dit artikel is de procedure vastgelegd die geldt voor de realisatie van de jaarrekening en toezending aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 21

In dit artikel wordt geregeld dat het algemeen bestuur regels opstelt voor het financiële beleid en de controle op het financiële beheer conform artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet. Tevens stelt het algemeen bestuur een regeling vast voor de verzekering van de gelden van de GGD Zuid-Holland West tegen benadeling.

Artikel 22

In dit artikel wordt de kostenverdeling op basis van inwonertal tussen gemeenten beschreven in relatie tot de wettelijk verplichte taken. Daarnaast wordt weergegeven onder welke condities niet-wettelijke taken, aanvullende diensten, contractueel worden aangegaan en op welke wijze met overschotten dan wel tekorten in relatie tot de aanvullende diensten wordt omgegaan. De hierbij gekozen systematiek voorziet erin dat gemeenten, welke geen aanvullende diensten afnemen, slechts in allerlaatste instantie betrokken worden bij verdeling van niet te dekken kosten. Ten eerste wordt door het sluiten van een contract tussen GGD en afnemende gemeente bewaakt dat de kosten gerelateerd worden aan de betreffende afnemende gemeente. Ten tweede wordt een risico-opslag gehanteerd bij de productprijs. De kans op onvoldoende dekking van de kosten wordt hiermee sterk gereduceerd. Ten derde geldt een ruime opzegperiode van een contract zodat de GGD de frictiekosten kan terugbrengen en er geen aanspraak op de risicoreserve gemaakt hoeft te worden gemaakt. Tenslotte is geregeld dat bij contractbreuk alle kosten welke binnen de opzegperiode vallen voor rekening van de afnemende gemeente zijn. Er wordt vanuit gegaan dat bovenbeschreven werkwijze voldoende barrière zal vormen tegen het ontstaan van niet te dekken kosten. Voor het geval er toch niet te dekken kosten overblijven is de constructie van de risicoreserve van toepassing, waarbij zowel aan de onderkant als de bovenkant van de reserve het solidariteitsprincipe geldt voor alle aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten. Door middel van de reeds genoemde opslag op de kostprijs wordt een risicoreserve gevormd welke in enig jaar kan dienen ter financiering van tekorten. Met betrekking tot de risicoreserve wordt een plafondbedrag gehanteerd. Indien overschotten overschrijding van het plafondbedrag bewerkstelligen, worden de gelden boven het plafondbedrag naar rato van de verdeelsleutel van de gemeentelijke bijdrage aan het basispakket verdeeld. Daarentegen geldt ook dat tekorten op de aanvullende diensten welke kunnen ontstaan door ontoereikendheid van de risicoreserve, eveneens naar rato van de verdeelsleutel van de gemeentelijke bijdrage aan het basispakket worden verdeeld.

Artikel 26

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de regeling alsmede wijziging, opheffing, inclusief toe- en uittreding van de regeling. In alle wijzigingsgevallen is instemming van tenminste tweederde van het aantal gemeenten vereist.

Artikel 27

In dit artikel wordt gesproken over het overgaan van rechten en plichten van de beide oude gemeenschappelijke regelingen op deze regeling. Van belang hierbij is het bewustzijn dat het de rechten en plichten betreft welke ten tijde van het schrijven van het eindrapport fusie bekend waren. Indien op een moment na fusie zaken naar voren komen welke onbenoemd zijn in de eindrapportage fusie, dan worden deze ten laste gebracht van de gemeenten welke de regeling hadden getroffen waar de betreffende zaken verband mee hielden.

De leden 8 en 9 waren opgenomen om de RIO in het Delflandse juridisch te incorporeren in de gemeenschappelijke regeling, totdat door de voor het Regionaal Indicatieorgaan verantwoordelijke gemeenten is besloten tot een nieuwe organisatorisch, juridische constructie. Het RIO heeft inmiddels haar statuten gewijzigd op basis van het zorgindicatiebesluit. De in dit artikel opgenomen achtervang is overbodig geworden, nu de voorgenomen ingangsdatum van de gemeenschappelijke regeling GGD Zuid-Holland West niet op 1 maart 2002, maar op 1 juni 2002 is bepaald. De leden 8 en 9 van dit artikel zijn daarom geschrapt.