Regeling vervallen per 17-02-2017

Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Midden-Delfland 2013

Geldend van 01-06-2013 t/m 16-02-2017

Intitulé

Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Midden-Delfland 2013

Artikel 1 begripsbepalingen

    • 1.

      Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en de Algemene wet bestuursrecht.

    • 2.

      In deze beleidsregels en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

      • a.

        De wet: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs);

      • b.

        Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland;

      • c.

        De gemeente: gemeente Midden-Delfland;

      • d.

        Inwoner: ingezetene die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven bij de gemeente Midden-Delfland;

      • e.

        Verzoeker: de natuurlijke persoon die zich tot het college heeft gewend voor schuldhulpverlening. Hieronder wordt tevens de eventuele partner verstaan;

      • f.

        Aanvrager: de natuurlijke persoon die zich bij de gemeente een aanvraag om schuldhulpverlening heeft ingediend die voldoet aan de eisen die zijn gesteld in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht;

      • g.

        Belanghebbende: persoon die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door de Wgs en de beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Midden-Delfland 2013;

      • h.

        Schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een verzoeker niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn/haar schulden of indien hij/zij in de toestand verkeert dat hij/zij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg.

      • i.

        WSNP: wet schuldsanering natuurlijke personen.

Artikel 2 doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

  • 1.

    Alle inwoners van de gemeente Midden-Delfland van 18 jaar en ouder kunnen zich tot het college wenden voor schuldhulpverlening.

  • 2.

    Er kan slechts een aanbod schuldhulpverlening worden gedaan aan een Nederlander of aan iemand die daaraan wordt gelijkgesteld omdat hij/zij een hier te lande verblijvende vreemdeling is zoals bedoeld in art. 11, tweede en derde lid van de Wet Werk en Bijstand.

Artikel 3 verzoek en aanvraag schuldhulpverlening

  • 1.

    Aan een aanvraag schuldhulpverlening gaat een verzoek tot schuldhulpverlening vooraf.

  • 2.

    Een verzoek tot schuldhulpverlening leidt tot een indicatiegesprek. Tijdens het indicatiegesprek wordt aan de hand van de meegenomen gegevens en de toelichting van de verzoeker door het college beoordeeld of het indienen van een aanvraag zinvol is.

  • 3.

    Het indicatiegesprek vindt uiterlijk binnen vier weken na het verzoek om schuldhulpverlening plaats. Deze termijn bedraagt drie werkdagen indien er sprake is van een bedreigende situatie.

  • 4.

    Als het indienen van een aanvraag niet zinvol is, dan vindt hierover een toelichting aan de verzoeker plaats met eventueel een verwijzing naar een andere vorm van (schuld)hulpverlening.

  • 5.

    Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college beschikbaar gesteld formulier dat voorzien is van de gevraagde bijlagen.

Artikel 4 aanbod van schuldhulpverlening

  • 1.

    Het aanbod kan bestaan uit de volgende producten:

    • a.

      Informatie- en adviesgesprek;

    • b.

      Betalingsregelingen;

    • c.

      Schuldregeling;

    • d.

      Budgetbeheer;

    • e.

      Wettelijk moratorium (nog niet van kracht);

    • f.

      Toeleiding tot WSNP;

    • g.

      Budgetcursus;

    • h.

      Begeleiding door vrijwilligers;

  • 2.

    Welk product of combinatie van producten wordt aangeboden hangt onder meer af van de situatie van verzoeker, de doelstelling van de schuldhulpverlening en de voorwaarden van het betreffende product. De volgende factoren worden meegewogen bij het al dan niet aanbieden van een product:

    • a.

      De mate van zelfredzaamheid van de verzoeker;

    • b.

      De motivatie en vaardigheden van de verzoeker;

    • c.

      De aanwezigheid van psychosociale problematiek en/of verstandelijke of lichamelijke beperkingen;

    • d.

      De hoogte van het schuldenpakket;

    • e.

      Het soort schulden;

    • f.

      Het aantal schuldeisers.

Artikel 5 verplichtingen

  • 1.

    Verzoeker of belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de op hem van toepassing zijnde schuldhulpverlening of voor de uitvoering van de wet.

  • 2.

    Verzoeker of belanghebbende is verplicht om desgevraagd alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet. Het gaat hierbij onder andere om:

    • a.

      Het nakomen van afspraken;

    • b.

      Het tijdig inleveren van voor de schuldhulpverlening noodzakelijke bewijsstukken. Hiervoor geldt dat in ieder geval altijd één hersteltermijn wordt geboden na verzuim;

    • c.

      Geen nieuwe schulden aangaan;

    • d.

      Het zich houden aan alle bepalingen en voorwaarden als genoemd in de overeenkomsten tot schuldregeling en budgetbeheer;

    • e.

      Het actief deelnemen aan een cursus gericht op het voorkomen van (nieuwe) schulden wanneer dit noodzakelijk wordt geacht;

    • f.

      Zoveel mogelijk afloscapaciteit creëren door het verruimen van inkomen, inzetten van beschikbaar vermogen en het minimaliseren van uitgaven en deze afloscapaciteit te gebruiken ter vermindering of aflossing van de schulden.

  • 3.

    De in dit artikel genoemde verplichtingen gelden zowel in de fase dat een verzoek of aanvraag om schuldhulpverlening is gedaan als gedurende de looptijd van het schuldhulpverleningstraject.

Artikel 6 weigeren van schuldhulpverlening

  • 1.

    Het college kan besluiten om schuldhulpverlening te weigeren. Het college besluit de schuldhulpverlening te weigeren indien:

    • a.

      Verzoeker of belanghebbende één of meer verplichtingen zoals genoemd in artikel 5, eerste en tweede lid niet of in onvoldoende mate is nagekomen;

    • b.

      Verzoeker of belanghebbende voor de tweede keer niet is verschenen op een afspraak zonder vooraf hierover te berichten;

    • c.

      Er geen sprake is van een stabiel inkomen op minimaal de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • d.

      Verzoeker of belanghebbende niet bereid is de beschikbare aflossingscapaciteit in middelen en vermogen te gebruiken ter vermindering of aflossing van de schulden;

    • e.

      Verzoeker of belanghebbende niet heeft aangetoond gemotiveerd te zijn om de onderliggende oorzaak van de schulden te willen oplossen, bijvoorbeeld door de naar het oordeel van het college benodigde hulpverlening te zoeken en te aanvaarden;

    • f.

      Verzoeker of belanghebbende zich misdraagt ten opzichte van medewerkers die zijn belast met de uitvoering van schuldhulpverlening;

    • g.

      Verzoeker of belanghebbende zelf in staat is om zijn schulden te regelen;

    • h.

      Verzoeker of belanghebbende binnen vijf jaar voorafgaand aan het verzoek tot schuldhulpverlening een traject in het kader van de WSNP heeft doorlopen;

    • i.

      Verzoeker of belanghebbende binnen drie jaar voorafgaand aan het verzoek tot schuldhulpverlening een traject schuldhulpverlening heeft doorlopen;

    • j.

      Verzoeker of belanghebbende geen stabiele woon- of leefsituatie heeft en er geen zicht is op een verbetering van de situatie binnen drie maanden;

    • k.

      Verzoeker of belanghebbende strafrechtelijk is veroordeeld of een bestuurlijke boete opgelegd heeft gekregen wegens fraude met financiële benadeling bij een bestuursorgaan.

    • l.

      Verzoeker of belanghebbende een gezamenlijke huishouding voert met een niet rechtmatig in Nederland verblijvende partner en/of kinderen;

    • m.

      Verzoeker of belanghebbende bezig is met een echtscheidingsprocedure en de echtscheiding nog niet staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie;

    • n.

      Indien verzoeker of belanghebbende een woning te koop heeft staan, waardoor de schuldenlast niet is vast te stellen;

    • o.

      Het college vaststelt dat er sprake is van een (op dat moment) niet regelbare schuld.

  • 2.

    In situaties waarin het college een aanbod schuldhulpverlening weigert wordt, indien mogelijk, wel informatie en advies aan de verzoeker of aanvrager gegeven. Ook wordt bezien of doorverwijzing naar een andere hulpverlener mogelijk is.

Artikel 7 beëindiginggronden

  • Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het college besluiten tot beëindiging van de schuldhulpverlening. Het college kan in ieder geval besluiten de schuldhulpverlening te beëindigen indien:

    • a.

      Belanghebbende niet of in onvoldoende mate heeft voldaan aan één of meerdere verplichtingen genoemd in artikel 5, eerste en tweede lid;

    • b.

      Belanghebbende voor de tweede keer niet is verschenen op een afspraak zonder hierover vooraf te berichten;

    • c.

      Het minnelijke traject tot schuldregelen niet is geslaagd, omdat één of meerdere schuldeisers geen medewerking verlenen en de WSNP geen mogelijkheid is;

    • d.

      Er een WSNP-verklaring is afgegeven;

    • e.

      Er een aanbod schuldhulpverlening is gedaan op grond van gegevens die nadien onjuist blijken te zijn en, waren de gegevens bekend geweest, een ander besluit zou zijn genomen;

    • f.

      Belanghebbende is komen te overlijden;

    • g.

      Belanghebbende niet langer inwoner is van de gemeente Midden-Delfland en het schuldhulpverleningstraject zich nog in de indicatiefase bevindt of wanneer de schuldregeling inmiddels tot stand is gebracht.

    • h.

      Belanghebbende zich misdraagt ten opzichte van medewerkers die belast zijn met de uitvoering van de schuldhulpverlening;

    • i.

      Belanghebbende in staat is om zelf zijn schulden te regelen;

    • j.

      De geboden hulp, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende, niet (langer) passend is;

    • k.

      Belanghebbende zich niet naar vermogen inspant om de onderliggende oorzaak van de schuldenproblematiek op te lossen.

Artikel 8 recidive

  • 1.

    Het college doet geen aanbod schuldhulpverlening indien minder dan zes maanden voorafgaande aan het verzoek de schuldhulpverlening is geweigerd of voortijdig is beëindigd:

    • a.

      Op grond van artikel 6 onder a en b;

    • b.

      Op grond van artikel 7 onder a, b, d, e of k in de periode dat er nog geen schuldregeling tot stand is gekomen.

  • 2.

    Het college doet geen aanbod schuldhulpverlening indien minder dan drie jaar voorafgaande aan het verzoek de schuldhulpverlening voortijdig is beëindigd:

    • a.

      Op grond van artikel 7, aanhef en onder a, b, e of k en er al sprake was van een schuldregeling;

    • b.

      Op grond van artikel 7, aanhef en h;

    • c.

      De schuldhulpverlening op verzoek van de klant is beëindigd en er al sprake was van een schuldregeling.

  • 3.

    In afwijking van het gestelde in het eerste en tweede lid van dit artikel kan het college wel een aanbod schuldhulpverlening doen indien iedere vorm van verwijtbaarheid bij de beëindiging of weigering ontbrak.

  • 4.

    In afwijking van het gestelde in het eerste en tweede lid van dit artikel kan het college wel een aanbod schuldhulpverlening doen als de verzoeker in een acute noodsituatie verkeert.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de verzoeker afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels, indien toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 juni 2013.

Artikel 11 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: ‘Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Midden-Delfland 2013’.

Toelichting Beleidsregels Schuldhulpverlening Midden-Delfland 2013

Per 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (hierna: Wgs) van kracht geworden. In december 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Midden-Delfland het ‘Beleidsplan Schuldhulpverlening gemeente Midden-Delfland 2013-2016’ vastgesteld. Door de vaststelling van dit beleidsplan is de richting bepaald van het te voeren beleid inzake de integrale schuldhulpverlening.

De Wgs heeft er voor gezorgd dat de schuldhulpverlening binnen het bestuursrechtelijke kader van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) valt. Beslissingen in het kader van de Wgs worden hiermee vatbaar voor bezwaar en beroep. Binnen dat kader is het van belang goed vast te leggen hoe het schuldhulpverleningsaanbod er uit ziet en aan welke voorwaarden burgers moeten voldoen om hiervoor in aanmerking te komen. Deze beleidsregels vormen de grondslag voor te nemen besluiten. Met het vaststellen van deze beleidsregels is duidelijk wat de rechten en de plichten van de aanvragers en de belanghebbenden zijn. Deze beleidsregels geven een kader voor de afhandeling van de aanvraag en zijn regels die in een eventuele bezwaar- of beroepsprocedure gehanteerd kunnen worden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 begripsbepalingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen omschreven. Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2 doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Schuldhulpverlening staat in principe open voor alle inwoners van de gemeente Midden-Delfland van 18 jaar en ouder. Er kan echter slechts een aanbod worden gedaan aan Nederlanders of aan personen, die daaraan worden gelijkgesteld. Dit is onder andere van toepassing op vreemdelingen, die rechtmatig verblijf houden in Nederland. Bij de bepaling wie gelijkgesteld worden met Nederlanders, wordt verwezen naar artikel 11, tweede en derde lid van de Wet werk en bijstand (Wwb).

Naar aanleiding van de inschrijving in de Gemeentelijke basisadministratie (Gba) wordt beoordeeld of iemand inwoner is van de gemeente Midden-Delfland. Als de inschrijving niet overeenkomt met de feitelijke verblijfplaats van belanghebbende, kan het college oordelen dat iemand toch geen inwoner van de gemeente is.

Ook ex-zelfstandigen komen in Midden-Delfland in aanmerking voor schuldhulpverlening. Deze gemeente voert deze hulpverlening niet zelf uit, maar maakt hiervoor gebruik van externe partijen. Gevestigde zelfstandigen dienen gebruik te maken van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). Dit is een voorliggende voorziening. In het kader van de Bbz wordt de levensvatbaarheid van de onderneming onderzocht. In het geval van levensvatbaarheid wordt veelal besloten tot het verstrekken van (extra) bedrijfskapitaal, waarmee schulden worden geherfinancierd. Indien de onderneming niet levensvatbaar is, zal de zelfstandige vaak geen andere mogelijkheid hebben het bedrijf te beëindigen. Na het feitelijk stoppen met de onderneming en uitschrijving uit de Kamer van Koophandel, kan de ex-zelfstandige zich opnieuw bij de gemeente melden voor schuldhulpverlening.

Bij gehuwden of geregistreerd partnerschap met een verbintenis in gemeenschap van goederen, kan een schuldregeling (betaalregeling of schuldregeling) alleen voor beide partners worden opgezet. Het verzoek moet gezamenlijk worden ingediend en door beiden zijn ondertekend. De schuldregeling voor alle schulden van beiden partners wordt gebaseerd op basis van de gezamenlijke aflossingscapaciteit. Bij een huwelijk of een geregistreerd partnerschap waarbij sprake is van huwelijkse voorwaarden is de hoofdregel dat twee aparte aanvragen moeten worden ingediend. Wanneer echter in dergelijke gevallen alle schulden op beide partners verhaald kunnen worden en de gezamenlijke aflossingscapaciteit gelijk is aan die voor ieder afzonderlijk bij elkaar opgeteld, kan om praktische redenen worden gehandeld als ware zij in gemeenschap van goederen getrouwd.

Niet-rechthebbende partner. Wanneer een van de partners niet-rechtmatig in Nederland verblijft, is schuldbemiddeling niet mogelijk. Bij het berekenen van de aflossingscapaciteit kan geen rekening gehouden worden met de niet-rechthebbende partner. Ook de inkomensgrondslag is gebaseerd op een alleenstaande. Dit terwijl voor de niet-rechthebbende partner wel kosten gemaakt worden voor zaken zoals kleding en voedsel. Ook in geval van één of meerdere kinderen zonder geldig verblijfsrecht wordt geen minnelijke regeling aangeboden. In voorkomende gevallen wordt advies verstrekt over het zelf regelen en aflossen van schulden en indien mogelijk doorverwezen naar flankerende hulpverlening, zoals maatschappelijk werk of vluchtelingenwerk voor ondersteuning.

Artikel 3 verzoek en aanvraag schuldhulpverlening

Het aanbieden van schuldhulpverlening gebeurt in twee stappen. De eerste stap is de melding bij de gemeente met de vraag om ondersteuning bij het oplossen van een schuldsituatie (het verzoek). Deze melding vindt doorgaans telefonisch of per email plaats bij de Klantmanager Schuldhulpverlening. Ook kunnen mensen zich persoonlijk in het gemeentehuis melden tijdens het open spreekuur. Het verzoek tot schuldhulpverlening leidt tot een indicatiegesprek.

Op grond van artikel 4 van de Wgs vindt dit indicatiegesprek uiterlijk binnen 4 weken na indienen van het verzoek plaats. Het streven bij de gemeente Midden-Delfland is dat het indicatiegesprek binnen twee weken na de eerste melding. In geval van een bedreigende situatie, zoals een gedwongen woningontruiming of een dreigende afsluiting van gas, licht of water, schrijft de Wgs voor dat dit indicatiegesprek zo snel mogelijk, doch uiterlijk binnen drie werkdagen plaatsvindt.

Tijdens dit indicatiegesprek wordt de situatie van de klant beoordeeld. Dit gebeurt aan de hand van de gegevens, die de klant op verzoek heeft meegenomen naar het gesprek. Beoordeeld wordt of het indienen van een aanvraag zinvol is. Wanneer het indienen van een aanvraag niet zinvol is, wordt uitleg gegeven waarom. Dit kan bijvoorbeeld omdat verzoeker zelf in staat wordt geacht een betalingsregeling te treffen met zijn schuldeisers of omdat een van weigeringsgronden, zoals vermeldt in artikel 6 van deze beleidsregels, van toepassing is. In ieder geval wordt tijdens dit gesprek advies gegeven over de situatie en de stappen die verzoeker kan nemen. Hierbij kan een verwijzing plaatsvinden naar een andere vorm van hulpverlening.

Overigens staat het de verzoeker altijd vrij een aanvraag in te dienen. Op grond van artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is sprake van een aanvraag wanneer deze is ondertekend en ten minste bevat:

- De naam en het adres van de aanvrager;

- De dagtekening;

- Een aanduiding van het besluit dat wordt gevraagd.

Ook wanneer tijdens het indicatiegesprek wordt vastgesteld dat het indienen van een aanvraag niet zinvol is, kan een aanvraag worden ingediend. Deze moet, mits aan de bovengenoemde voorwaarden is voldaan, binnen de wettelijke afhandelingstermijn van 8 weken (art. 4:13 lid 2 Awb) worden afgehandeld.

Artikel 4 aanbod van schuldhulpverlening

Wanneer het college overgaat tot het aanbieden van schuldhulpverlening, kunnen diverse producten worden ingezet. Elk aanbod is maatwerk. Dit gebeurt door een beoordeling te maken van de schuldensituatie en door het beoordelen van de persoon van de verzoeker. In aansluiting op het door het kabinet geformuleerde uitgangspunt ‘meer selectieve en gerichte toepassing van schuldhulpverlening en nazorg’ zal realistisch gekeken worden naar de ‘regelbaarheid’ van het schuldenpakket en de ‘regelbaarheid’ van de verzoeker. Bij de beoordeling worden onder andere de volgende factoren betrokken:

- De mate van zelfredzaamheid van de verzoeker;

- De motivatie en vaardigheden van de verzoeker;

- De aanwezigheid van psychosociale problematiek en/of de aanwezigheid van verstandelijke of lichamelijke beperkingen;

- De hoogte van het schuldenpakket;

- Het soort schulden;

- Het aantal schuldeisers.

Het aanbod wat wordt gedaan, sluit aan bij de visie zoals deze beschreven is in het ‘Beleidsplan Schuldhulpverlening gemeente Midden-Delfland 2013-2016’:

- Schulden vormen geen belemmering voor participatie;

- Alle inwoners van de gemeente Midden-Delfland hebben een zo groot mogelijke financiële zelfredzaamheid;

- Schuldsituaties leiden niet tot onnodige maatschappelijke kosten bij andere organisaties zoals de maatschappelijke opvang, de verslavingszorg of maatschappelijke dienstverlening.

Het aanbieden van integrale schuldhulpverlening staat voorop: er wordt niet alleen gewerkt aan het oplossen van het schuldenprobleem, maar ook aan de onderliggende oorzaak/oorzaken van de schulden. In alle gevallen vindt het productenaanbod plaats per plan van aanpak, welke als bijlage bij de toekenningsbeschikking wordt gevoegd.

Artikel 5 verplichtingen

In artikel 6 van de Wgs is een inlichtingenplicht opgenomen voor de verzoeker, die een beroep doet op schuldhulpverlening. Deze verplichting is letterlijk overgenomen in lid 1 van dit artikel.

Naast de in lid 1 genoemde inlichtingenplicht, dient de verzoeker of de belanghebbende alle medewerking te verlenen die nodig is voor de uitvoering van de wet. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 7 van de Wgs. De in lid 2, onder a tot en met f genoemde lijst verplichtingen is niet limitatief. Afhankelijk van het product en de situatie van de cliënt kunnen aanvullende verplichtingen gelden. In ieder geval wordt van de cliënt verwacht dat hij/ zij op afspraken verschijnt wanneer hij/zij wordt uitgenodigd, gedurende het traject geen nieuwe schulden aangaat en deelneemt aan een cursus gericht op het voorkomen van (nieuwe) schulden wanneer dit noodzakelijk wordt geacht.

De verzoeker of belanghebbende dient zich daarnaast in ieder geval naar vermogen in te spannen om zijn inkomen te verruimen. Onder deze verplichting valt het, in geval van werkloosheid of parttime werk, het aanvaarden van iedere vorm van algemeen geaccepteerde arbeid. Verzoeker of belanghebbende moet dan ook actief solliciteren en moet dit op verzoek ook kunnen aantonen. Het gaat hierbij om een inspanningsverplichting.

Met zowel de inlichtingenplicht als de verplichting mee te werken, wordt een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de verzoeker of de belanghebbende.

Het niet of in onvoldoende mate nakomen van verplichtingen kan leiden tot het weigeren of beëindigen van het schuldhulpverleningsaanbod. Een dergelijk besluit zal, gezien de verstrekkende gevolgen, niet lichtzinnig genomen worden. In voorkomende gevallen waartoe tot weigering of beëindigen wordt besloten, wordt de belanghebbende een maal een hersteltermijn geboden, waarin alsnog informatie kan worden verstrekt en/of de gevraagde medewerking kan worden verleend. De duur van de hersteltermijn die geboden wordt is afhankelijk van de gevraagde gegevens en/of de gevraagde medewerking.

In lid 3 van dit artikel is uitdrukkelijk opgenomen dat de inlichtingenplicht en de medewerkingsplicht gelden vanaf het moment dat een verzoek wordt gedaan tot schuldhulpverlening tot en met het moment dat het schuldhulpverleningstraject wordt afgesloten.

Artikel 6 weigeren van schuldhulpverlening

In dit artikel is aangegeven in welke situaties of op welke gronden het college het verzoek ode aanvraag schuldhulpverlening kan weigeren.

Niet voldoen aan verplichtingen. Zoals ook beschreven bij de toelichting op het voorgaande artikel, is het de eigen verantwoordelijkheid van de verzoeker of de belanghebbende om op afspraken te verschijnen, tijdig de benodigde gegevens in te leveren of mee te werken aan het traject. Wanneer onvoldoende aan deze verplichtingen wordt voldaan, kan het college het verzoek of de aanvraag om schuldhulpverlening weigeren. De daarbij gestelde hersteltermijnen dienen redelijk te zijn. Over het algemeen is twee weken voldoende, maar de redelijkheid van de termijn hangt af van het type verplichting. Na verzuim wordt in ieder geval altijd minstens één hersteltermijn geboden.

Motivatie. Goede motivatie is naast het nemen van eigen verantwoordelijkheid, cruciaal in het doen slagen van de schuldhulpverlening. Daarom kan het college het verzoek of de aanvraag weigeren, wanneer de cliënt zich in de ogen van het college voor de schuldhulpverlening benodigde (flankerende) hulpverlening niet zoekt of aanvaart. Een van de hoofdpunten van integrale schuldhulpverlening is immers dat ook de onderliggende oorzaak van de financiële problemen wordt aangepakt. Zonder deze (flankerende) hulp is de kans dat het traject mislukt groot en is maatschappelijke investering in het traject ongewenst.

Geen stabiele woon- of leefsituatie. Een langdurig traject zoals een schuldbemiddelingstraject of het maken van betalingsregelingen is niet zinvol wanneer er geen stabiele woon- of leefsituatie is en er ook geen uitzicht is op verandering binnen drie maanden. Het risico op nieuwe schulden, voortijdige uitval of achteruitgang in inkomsten is in dergelijke gevallen te groot. In eerste instantie ligt de verantwoordelijkheid voor het stabiel krijgen van zijn of haar woon- en leefsituatie van de verzoeker of aanvrager. Wel kan in het indicatiegesprek advies gegeven worden over de door de klant te nemen stappen.

Eerder een schuldhulpverleningstraject doorlope n.Wanneer iemand in een voorliggende periode al een keer een schuldhulpverleningstraject, al dan niet succesvol, doorlopen heeft en zich opnieuw voor schuldhulp meldt, kan dit een reden zijn het aanbod te weigeren. In principe is een schuldhulpverleningstraject een voorziening waar men eenmalig gebruik van kan maken. Het is immers de bedoeling dat iemand na afronding van een traject weer schuldenvrij en financieel zelfredzaam is. Toch komt het voor dat iemand, om wat voor reden dan ook, na een eerder traject opnieuw in de schulden geraakt en zich nogmaals meldt voor hulp. De redenen om

iemand (tijdelijk) uit te sluiten van schuldhulp zijn onder andere gelegen in het feit dat schuldeisers na een afgerond traject niet snel geneigd zijn opnieuw hun medewerking te verlenen aan een minnelijk en/of wettelijk traject. Daarnaast zijn de middelen die beschikbaar zijn voor de schuldhulpverlening niet onuitputtelijk.

Er is bewust onderscheid gemaakt in de duur van uitsluiting tussen het minnelijke en het wettelijke schuldtraject. De WSNP is het laatste middel wat ingezet kan worden om schuldenvrij te geraken. Om in aanmerking te komen voor de WSNP dient eerst een minnelijk traject te zijn doorlopen, welke niet succesvol kan worden afgerond. Na een eerder doorlopen WSNP-traject komt iemand de eerste tien jaar niet opnieuw in aanmerking voor het een WSNP- traject. Een eventueel nieuw minnelijk traject opstarten kan wel eerder. Er zijn echter schuldeisers, zoals de Belastingdienst, die in de tien jaar volgend op het eerste WSNP-traject niet meewerken aan het tot stand brengen van een schuldregeling. De kans op het opnieuw slagen van schuldbemiddeling na een eerder minnelijk traject is groter dan na een WSNP-traject. Vandaar dat de gestelde termijn waarna men na een eerder minnelijk traject opnieuw voor hulp in aanmerking komt, korter is.

Fraude. Fraude moet bestreden en ontmoedigd worden. Dit komt ook naar voren in de gemeentelijke schuldhulpverlening. Onder fraude wordt verstaan: ‘een opzettelijk handelen of nalaten waarbij misleiding wordt gebruikt om een wederrechtelijk voordeel te behalen ten koste van een bestuursorgaan’. Wanneer een door fraude ontstane schuld en/of wegens fraude opgelegde boete uitmaakt van het schuldenpakket waarvoor schuldhulpverlening wordt aangevraagd, kan dit een reden zijn de schuldhulpverlening te weigeren. Als de fraudeschuld en de bijbehorende boete al zijn afgelost, is dit geen reden het verzoek of de aanvraag af te wijzen.

Lopende scheidingsprocedure. Bij lopende echtscheidingsprocedures is over het algemeen sprake van een onduidelijke inkomens- en schuldensituatie. Zo lang de scheiding nog niet ingeschreven staat in de Gemeentelijke basisadministratie, is een minnelijke schuldregeling nog niet mogelijk, omdat dan de definitieve schuldenlast nog niet bekend is. Het aanbieden van adviesgesprekken en/of budgetbeheer ter stabilisatie van de schulden is wel mogelijk.

Woning in verkoop. Wanneer de woning van de verzoeker nog in de verkoop staat, is de definitieve schuldenlast (nog) niet vast te stellen. Het opstarten van een minnelijke schuldregeling is dan nog niet mogelijk. In dergelijke gevallen kan wel een adviesgesprek en/of budgetbeheer ter stabilisatie van de schulden worden ingezet.

Regelbaarheid schulden . Een schuldregeling kan niet worden opgestart wanneer er sprake is van een niet-saneerbare schuld. Dit betreft bijvoorbeeld schulden bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) die te maken hebben met vergoedingen aan slachtoffers van misdrijven (zogenaamde Terwee-zaken). Hetzelfde geldt voor vorderingen van het CJIB zoals verkeersboetes (zgn. Mulderzaken) en strafrechtboetes (zgn. Strabiszaken) die zouden verjaren tijdens de termijn van de schuldenregeling. Het CJIB zal alleen meewerken aan minnelijke schuldregelingen wanneer deze schulden 100% worden afgelost. Lukt dit niet binnen de termijn van het minnelijke traject, dan moet de schuldenaar het restant na afloop van het traject alsnog betalen.

Bij weigering van een aanbod schuldhulpverlening ontvangt de verzoeker of aanvrager advies hoe verder te handelen en wordt hij/zij, indien mogelijk doorverwezen naar andere hulpverlening.

Artikel 7 beëindiginggronden

In dit artikel is geregeld in welke gevallen het college de schuldhulpverlening kan beëindigen. Het kan gaan om de situatie dat de belanghebbende niet of in onvoldoende mate heeft voldaan aan de in artikel 5 genoemde verplichtingen. Ook wanneer de belanghebbende tot twee maal toe zonder bericht van verhindering vooraf, niet verschijnt op een afspraak, kan de hulpverlening worden gestaakt. Hieronder volgt een korte toelichting op de andere genoemde redenen voor beëindiging:

onder c: het kan zijn dat niet alle schuldeisers akkoord gaan met het voorstel wat gedaan wordt in het kader van een minnelijk traject. Er is dus geen schuldbemiddeling tot stand gekomen. In dergelijke gevallen resteert de WSNP. Er zijn echter gevallen denkbaar waarbij dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat iemand in de voorafgaande tien jaar al een WSNP-traject doorlopen heeft. Het college beëindigt in dergelijke gevallen de schuldhulpverlening.

onder d: zodra de gemeente de WSNP-verklaring heeft afgegeven, is het traject bij de gemeente afgerond en volgt beëindiging.

onder e: het kan voorkomen dat een aanbod schuldhulpverlening is gedaan op onjuiste of onvolledige gegevens. Aan de hand van de juiste gegevens wordt in dergelijke situaties achteraf beoordeeld of het aanbod terecht is geweest. Indien dit niet het geval is, volgt beëindiging.

onder f: bij het overlijden van de belanghebbende wordt het traject beëindigd.

onder g: de schuldhulpverlening staat open voor de inwoners van Midden-Delfland. Bij verhuizing naar een andere gemeente ligt het aan de fase waarin het traject zich bevindt, of deze wordt beëindigd. In de indicatiefase (de fase waarin de schulden worden geïnventariseerd), vindt beëindiging en overdracht van het traject plaats. Ook wanneer de schuldregeling ‘rond’ is vindt overdracht plaats. In de fase waarin de feitelijke schuldbemiddeling plaatsvindt, wordt dit eerst afgerond, waarna het traject wordt

overgedragen na overleg met de gemeente waar de cliënt naar toe verhuist.

onder h: agressie, fysiek of verbaal, tegen medewerkers die belast zijn met de uitvoering van schuldhulpverlening is onacceptabel. Dit is de reden dat de schuldhulpverlening na misdraging van de belanghebbende kan worden beëindigd. Belangrijk criterium voor het al dan niet beëindigen van de schuldhulpverlening is de vraag of de gedraging dermate ernstig is dat aangifte gedaan moet worden conform het Agressieprotocol gemeente Midden-Delfland.

onder i: na het doen van het aanbod kan blijken dat belanghebbende alsnog is staat is zelf of met behulp van zijn omgeving zijn schulden te regelen. Dit kan aanleiding zijn het schuldhulpverleningstraject te beëindigen.

onder j: er zijn situaties denkbaar waardoor het traject niet langer passend is. De cliënt ontvangt bijvoorbeeld een erfenis of wint een loterij.

onder k: het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbende zich tot het uiterste in te spannen om de aan de schulden ten grondslag liggende oorzaken op te lossen. Hieronder valt ook het gebruik maken van mogelijke hulpverlening door belanghebbende. Indien de belanghebbende zich hiertoe niet naar vermogen inspant, wordt de schuldhulpverlening beëindigd. De maatschappelijke investering in de schuldhulpverlening is dan onverantwoord, omdat het traject nauwelijks kans van slagen heeft.

Artikel 8 recidive

De recidivebepaling is een belangrijke schakel in het toelatingsbeleid van de gemeente. In deze bepaling komt de eigen verantwoordelijkheid van de

burger tot uiting. De gedachte is dat het ontstaan van een schuldsituatie niet verwijtbaar hoeft te zijn. Daarom staat de schuldhulpverlening bij Midden-Delfland open voor iedereen, die voldoet aan de in artikel 2 genoemde doelgroepen. Maar als iemand al eerder gebruik heeft gemaakt van de schuldhulpverlening door de gemeente of eerder in de verzoek- of aanvraagperiode niet aan verplichtingen heeft voldaan, is het niet vanzelfsprekend dat de toegangspoort direct weer openstaat. Daarom weigert het college een aanbod schuldhulpverlening wanneer iemand zich binnen een bepaalde tijd opnieuw meldt.

Er is sprake van recidive als eerder sprake is geweest van gemeentelijke schuldhulpverlening of weigering van een aanbod van gemeentelijke schuldhulpverlening omdat in de verzoek- of aanvraagperiode of gedurende het traject niet aan verplichtingen werd voldaan. Hierbij gaat het niet alleen over aangeboden schuldhulpverlening in de gemeente Midden-Delfland, maar ook door schuldhulpverlening door andere gemeenten.

De termijnen van uitsluiting wordt bepaald door de eerdere reden van beëindigen of weigeren. Indien bij de weigering of beëindiging van de schuldhulpverlening iedere verwijtbaarheid ontbrak, kan een verzoek of aanvraag niet op dit artikel worden geweigerd. Zowel de individuele situatie alsmede de verwijtbaarheid van de gedragingen dient bij het beoordelingsproces te worden betrokken.

In geval van een acute noodsituatie, waarbij het weigeren van een aanbod schuldhulpverlening leidt tot ernstig en direct leed van de verzoeker en/of zijn kinderen en er geen alternatieve oplossing voor handen is binnen het eigen sociale netwerk, kan besloten worden alsnog een aanbod schuldhulpverlening te doen. Gedacht kan worden aan een huisuitzetting van een gezin met jonge kinderen dat geen beroep kunnen doen op zijn eigen netwerk, waardoor dakloosheid dreigt.

Dit recidivebeleid is van belang in verband met het gegeven dat er geen onbeperkte middelen beschikbaar zijn voor schuldhulpverlening. De vraag naar schuldhulpverlening neemt toe in een tijd dat de hiervoor beschikbare budgetten afnemen. Zaak is dat grenzen worden gesteld aan de inzet van middelen. Een rechtvaardig recidivebeleid draagt hiertoe bij.

Artikel 9 hardheidsclausule

In bijzondere gevallen kan het college ten gunste van de verzoeker of belanghebbende afwijken van de bepalingen uit deze beleidsregels, maar niet van de in de wet zelf genoemde bepalingen. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit alleen in bijzondere, zeer dringende, gevallen kan. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet worden beschouwd als uitzondering, en niet als regel. In verband met precedentwerking moet dan ook duidelijk worden gerapporteerd waarom in een bepaalde situatie afwijkend van de beleidsregels wordt beslist.

Artikel 10

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 11

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Aldus vastgesteld bij besluit d.d. 28 mei 2013,

De secretaris, De burgemeester,

P.T. Veenman, A.J. Rodenburg