Regeling vervallen per 03-05-2012

Wmo-beleidsplan 2008-2010 "Meedoen in Midden-Delfland"

Geldend van 25-07-2008 t/m 02-05-2012

Intitulé

Wmo-beleidsplan 2008-2010 "Meedoen in Midden-Delfland"

De raad van de gemeente Midden-Delfland;

Gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 9 juli 2008, nr. 2008-06-11 a;

Gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning;

BESLUIT:

Vast te stellen het Wmo-beleidsplan 2008-2010 "Meedoen in Midden-Delfland".

Inleiding

Op 1 januari 2007 is de wet maatschappelijk ondersteuning in werking getreden. De wet verplicht tot het vaststellen van een meerjarenplan: dit is de eerste keer dat de gemeente een meerjarig beleidsplan maakt dat alle terreinen van de Wmo bestrijkt.

De wet is er voor iedereen. Iedereen moet kunnen meedoen, iedereen moet zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven functioneren, zelfstandig kunnen blijven wonen en maatschappelijk actief kunnen zijn.

Dat is voor sommige groepen in de samenleving gemakkelijker dan voor anderen. Voor groepen als ouderen en gehandicapten moet het meedoen soms gemakkelijker worden gemaakt. Sociaal kwetsbare mensen moeten opnieuw kunnen meedoen. Ouders en opvoeders hebben soms een extra steuntje in de rug nodig. Mantelzorgers kunnen hun taak niet altijd alleen aan en hen moet ondersteuning worden geboden.

Het meedoen betekent daarmee ook dat mensen elkaar helpen. Het betekent ook een actief burgerschap. Iedereen wordt gestimuleerd om naar vermogen actief te zijn, mee te denken en mee te doen.

De gemeente heeft ook een belangrijke taak in dit geheel. De wet biedt kansen. Kans om een niveau van voorzieningen te creëren dat past bij de gemeente Midden-Delfland. Kans om inwoners daadwerkelijk een stem te kunnen geven. De wet biedt mogelijkheden om nieuwe initiatieven te ontwikkelingen, creatieve oplossingen te bedenken en nieuwe samenwerkingsverbanden aan te gaan.

In het voorliggende Wmo beleidsplan 2008 – 2010 worden de plannen voor de komende jaren uiteengezet. In 2006 zijn de voorbereidingen voor de invoering van de wet gestart en is het Visiedocument opgesteld en een uitvoeringsnota voor het jaar 2007.

Dat jaar, 2007, is de aandacht vooral gericht geweest op de invoering van de nieuwe taken. De hulp bij het huishouden was daarbij het meest in het oog springend. Op basis van een Europese aanbestedingsprocedure zijn contracten met zorgaanbieders afgesloten. Er is een verordening vastgesteld en een uitvoeringsbesluit.

Er zijn echter ook nog andere voorzieningen voorbereid en gerealiseerd. De gemeente Midden-Delfland was de eerste gemeente in regio met een Digitale Sociale Kaart. Ten behoeve van de ondersteuning van mantelzorgers komt er een Steunpunt Mantelzorg. Als Laatste Kans kunnen Midden-Delflandse inwoners gespecialiseerde hulp ontvangen om uithuiszetting te voorkomen. Ook de deelname aan het Meldpunt Bezorgd kan genoemd worden als een van de activiteiten die voortkomen uit de Wet maatschappelijk ondersteuning.

Een ander belangrijk project dat direct in verband staat met de Wet maatschappelijke ondersteuning is het project Vitale Dorpen. Samen met de inwoners wordt een visie ontwikkeld op de dorpen van Midden-Delfland. Behoud door ontwikkeling is als motto gekozen voor het streefbeeld in 2025.

Het beleidsveld Wmo is zeer dynamisch. Ontwikkelingen volgen elkaar in een flink temp op. Dit plan is een uitwerking van de door de raad vastgestelde Startnota Wmo Vierjarenplan, verrijkt met nieuwe ontwikkelingen en met voortschrijdend inzicht.

De raad heeft bij de behandeling van de Startnota aangegeven dat de beleidsnota compact moet zijn en SMART moet zijn geschreven: specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden. Dat impliceert tevens dat na afloop van de werkingsduur van dit plan in 2011, in een evaluatie vastgesteld zal kunnen worden of de doelstellingen feitelijk gerealiseerd zijn.

Leeswijzer

In hoofdstuk 1 wordt kort inzicht gegeven in de intenties van de Wmo, de rol van de gemeente, de civil society en het wettelijk kader van het plan.

Daarnaast wordt in het eerste hoofdstuk ingegaan op participatie en actief burgerschap. Immers, participatie en de Wmo zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

De beleidsmatige nadruk van deze nota ligt echter op hoofdstuk 2. Daarin worden de negen prestatievelden van de Wmo besproken. Van elk van de prestatievelden wordt aangeven wat de ambitie op dat beleidsveld is en wat er bereikt moet worden.

In hoofdstuk 3 wordt een overzicht gegeven van de financiering van de Wmo in Midden-Delfland. Van de inkomsten en van de uitgaven.

In het afsluitende hoofdstuk 4 wordt een samenvatting gegeven en een blik in de toekomst geworpen. Het hoofdstuk sluit af met een overzicht van de ambities en de daarbij behorende resultaten.

Hoofdstuk 1. De Wet maatschappelijke ondersteuning

Iedereen moet zo goed mogelijk kunnen deelnemen aan de samenleving, ongeacht leeftijd, handicap of sociaal-economische positie. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de kaders zoals deze in de wet maatschappelijke ondersteuning zijn vastgelegd en de rol van de gemeente. Daarnaast wordt ingegaan op de rol van de burgers, de burgerparticipatie, die in de Wmo veel verder gaat dan de verplichte wettelijke inspraakprocedure.

1.1 De intentie van de wet

De Wmo is een onderdeel van de modernisering van het stelsel van gezondheidszorg. De wet is in eerste instantie bedoeld om de zorg in de toekomst beschikbaar en betaalbaar te houden. Nederland moet zich daarvoor ontwikkelen van een verzorgingsstaat naar een participatiestaat, waarin iedereen mee moet kunnen doen en iedereen mee wil doen.

Uitgangspunt daarbij is dat ieder mens voor zichzelf verantwoordelijk is én voor de mensen om zich heen. Er wordt een beroep gedaan op de solidariteit. Mantelzorg en vrijwilligerswerk worden steeds belangrijker.

Mensen zullen steeds meer zelf de noodzakelijke hulp en ondersteuning regelen en inschakelen. Wanneer dat niet of niet in voldoende mate in eigen kring kan worden georganiseerd, wordt een beroep gedaan op de overheid. De gemeente kan de behoefte en mogelijkheden van inwoners en organisaties het beste inschatten en heeft daarom van het rijk de taak gekregen de Wmo uit te voeren.

De gemeente moet een samenhangend beleid voeren op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning. Belangrijk daarbij is de kwaliteit en de samenhang van het aanbod van diensten en voorzieningen. De uitvoering van het beleid ligt grotendeels in handen van derden. Dat vraagt om een helder aanbod van de verschillende organisaties. Op dit moment zijn veel aanbieders hun rol binnen het kader van de maatschappelijke ondersteuning opnieuw aan het verkennen en komen daarmee vaak op het terrein van een andere aanbieder. Door de Wmo zijn de verhoudingen verschoven. Instellingen gaan zich profileren en er is concurrentie ontstaan. Dat vraagt ook van de gemeente een nieuwe rol.

1.2 De gemeente als regisseur

De samenhang tussen en de afhankelijkheid van overheid en samenleving zijn sterk toegenomen. De Wmo heeft een extra impuls gegeven aan de veranderende rol van de lokale overheid. De wet maakt eens te meer duidelijk dat de gemeente zorg heeft en neemt voor de plaatselijke aansturing. Zij krijgt daarin te maken met maatschappelijke organisaties, burgers, belangengroepen en bedrijven.

Tegelijkertijd is de verantwoordelijkheid van de gemeente op een aantal beleidsterreinen toegenomen, die voorheen een zaak waren van andere overheden, zoals op het gebied van onderwijs, veiligheid en gehandicaptenzorg.

In de rol van regisseur is de gemeente een van de spelers in het veld geworden. Dat houdt in dat de gemeente:

  • -

    overzicht heeft over de situatie;

  • -

    verantwoordelijkheid aflegt aan het geheel;

  • -

    gemeenschappelijke beleidslijnen uitzet;

  • -

    samenwerking organiseert.

De gemeente stuurt inhoudelijk minder, maar stelt kaders en randvoorwaarden vast waarbinnen de vastgestelde beleidsdoelen gehaald kunnen worden. De mate waarin de gemeente regisseur is, is afhankelijk van het beleidsterrein, het organisatieniveau en de daarbij behorende taken.

Daar waar samenhang en afstemming nodig is, initieert de gemeente, legt contacten, vormt een netwerk en stimuleert samenwerkingsverbanden. Evenals van (maatschappelijk) organisaties vraagt dit ook een andere werkwijze van bestuur en ambtelijk organisatie.

Meerdere organisaties kunnen dezelfde activiteiten en diensten verzorgen. Daardoor bestaat er op onderdelen een vorm van concurrentie tussen de organisaties en een vorm van keuzevrijheid voor de inwoners, zoals bijvoorbeeld bij de hulp bij het huishouden.

Om een goede dienstverlening aan de inwoners te kunnen waarmaken is naast deze concurrentie tegelijkertijd een vorm van samenwerking noodzakelijk. Daarin heeft de gemeente een belangrijke stimulerende, sturende en corrigerende rol. De gemeente heeft een rol in het samenbrengen van de organisaties en de het stimuleren van de onderlinge afstemming.

De gemeente bewaakt de kwaliteit van het aanbod door organisaties te houden aan de afspraken en door te luisteren aan haar inwoners. Dat laatste vraagt ook van de inwoners een actieve opstelling.

1.3 Midden-Delfland als eigentijdse civil society

De overheid kan niet meer de oplosser zijn van alle problemen en zal daarom moeten uitgaan van de kracht van de samenleving als geheel.

Civil society is de term die daarvoor wordt gebruikt. Civil society is het geheel van non–profit organisaties en maatschappelijke verbanden in de gemeente. Veel inwoners maken deel uit van zo’n maatschappelijk verband. In de meest gevallen is dat als vrijwilliger. Bij een sportclub of bij een initiatief zoals het project Vitale Dorpen.

De civil society Midden-Delfland moet behouden blijven en waar nodig worden versterkt. De uitdaging is om creatief om te gaan met de mogelijkheden die er zijn.

De houding van de gemeente naar haar inwoners is veranderd. De dienstverlening wordt aangesloten bij de behoefte van de inwoners. De gemeente zal zelf, maar ook via (gesubsidieerde) instellingen meer vraaggericht gaan werken. Daar waar noodzakelijk en gewenst zal de gemeente een initiërende of faciliterende rol aannemen om mensen of groepen te activeren.

Tegelijkertijd vergt het concept “civil society” een omslag in denken bij de inwoners. Het is immers niet de bedoeling dat direct en in eerste instantie een beroep wordt gedaan op de overheid, maar mensen moeten zelf nadenken wat de mogelijkheden zijn om het probleem op te lossen. De civil society vraagt om solidariteit en het nemen van verantwoordelijkheid.

1.4 Participatie en actief burgerschap

De Wet maatschappelijke ondersteuning vraagt een actieve opstelling van de burger. Steeds meer wordt van de inwoners verwacht dat ze zelf verantwoordelijkheid dragen om actief deel te nemen aan de samenleving en dat ze daarbij hun eigen inbreng hebben. De burger zal met regelmaat om zijn mening worden gevraagd. De jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoeken van de inwoners die een individuele verstrekking ontvangen, zijn daarvan een goed voorbeeld.

Ook worden inwoners gevraagd actief te zijn als vrijwilliger en als mantelzorger, en actief mee te denken. De samenleving ben je immers allemaal.

De Wmo brengt al deze zaken samen onder de paraplu van participatie. Participatie is in dit licht dan ook geen afgebakend proces dat wordt afgesloten als een beleid is vastgesteld, maar een continu proces dat in de lijn ligt van de veranderende verhouding van overheid en inwoners. Dit is een proces dat al langer loopt, maar heeft bij de vaststelling van de Wet maatschappelijk ondersteuning een extra impuls gekregen.

Midden-Delfland heeft al aan het aantal zaken op dit gebied gewerkt. Tijdens de voorbereidingen voor de Wmo en de invoeringsperiode in 2007 hebben expertmeetings plaatsgevonden met maatschappelijke partners en zijn organisaties en (ervarings)deskundigen geconsulteerd.

De uitvoering en inbedding van de Wmo vormt een belangrijk onderdeel van de bestuurlijke overleggen met de verschillende instellingen en organisaties.

Een belangrijke ontwikkeling op het terrein van de participatie is dat Midden-Delfland inmiddels al een Wmo-cliëntenraad kent. Deze cliëntenraad is in 2007 opgericht en bestaat uit vertegenwoordigers van de Wmo doelgroepen. Negen leden die onder leiding van een onafhankelijk voorzitter de gemeente gevraagd en ongevraagd adviseren over het Wmo beleid. De Wmo-cliëntenraad wordt bijgestaan door een secretaris.

De cliëntenraad is onafhankelijk en opereert geheel zelfstandig. De samenstelling en taken zijn vastgesteld in een convenant van de Wmo-cliëntenraad met het college van burgemeester en wethouders. In 2009 zal de Wmo worden geëvalueerd. Aan de hand daarvan zal worden bezien of opnieuw een convenant zal worden afgesloten of dat het vigerende convenant zal worden omgezet in een verordening.

Om te kunnen meedoen is informatie heel belangrijk. Informatie die de gemeente van inwoners krijgt. En informatie die de inwoners van de gemeente krijgen over het Wmo beleid. Om inwoners te bevragen over hun ervaringen zijn er instrumenten als klanttevredenheidsonderzoeken en benchmarks beschikbaar. De signaalbon is een hele directe manier voor inwoners om vragen aan de gemeente te stellen.

Een goede informatiestroom blijft een continu punt van aandacht. Instrumenten daarvoor zijn de gemeentelijke website, de digitale sociale kaart, de wekelijkse publicaties in de krant en het verstrekken van informatie via intermediairen. Ook instrumenten als de woonkerngesprekken, dorpspanels e.d. kunnen hiervoor worden ingezet.

1.5 Het wettelijk kader beleidsplan

De wet geeft aan dat de gemeenteraad een beleidsplan over de maatschappelijke ondersteuning moet vaststellen voor de periode van maximaal vier jaar. In het plan moet in elk geval zijn opgenomen:

  • ·

    Wat de gemeentelijke ambities zijn op de verschillende prestaties;

  • ·

    Hoe het samenhangend beleid zal worden uitgevoerd en welke acties er in de planperiode zullen worden ondernomen;

  • ·

    Welke resultaten de gemeente in de planperiode wil behalen;

  • ·

    Welke maatregelen de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders nemen om de kwaliteit van de uitvoering te borgen;

  • ·

    Welke maatregelen de gemeenteraad en het college nemen om de keuzevrijheid te bevorderen.

In dit beleidsplan komen deze zaken aan de orde.

Daarnaast is het college van burgemeester en wethouders wettelijk verplicht om haar inwoners en belanghebbenden bij de voorbereiding van het beleid te betrekken. Het college hecht zeer aan de betrokkenheid van de (vertegenwoordigers van de ) inwoners. Om die reden is met grote voortvarendheid aan de oprichting van een Wmo-cliëntenraad gewerkt. Een ander voorbeeld is het interactieve project Vitale Dorpen waarbij ruim honderd mensen van alle leeftijden betrokken zijn bij een visie op de dorpen van Midden-Delfland in 2025.

Voordat dit beleidsplan ter vaststelling wordt aangeboden aan de gemeenteraad, vraagt het college formeel advies aan deze Wmo-cliëntenraad. Tegelijkertijd wordt het ontwerp - beleidsplan in die periode volgens de gemeentelijke inspraakprocedure gedurende zes weken ter inzage gelegd.

De wet voert het participatieconcept ook in de verantwoording voor. De gemeente behoeft over de maatschappelijke ondersteuning geen verantwoording aan het rijk af te leggen. De verantwoording is horizontaal, hetgeen betekent dat het college aan de gemeenteraad, aan de Wmo-cliëntenraad en in het algemeen aan de inwoners, de inzet van de middelen en de behaalde resultaten moet verantwoorden. De gemeente legt verantwoording af aan de inwoners.

Dit beleidsplan heeft een werkingsduur van drie jaar. Dat betekent dat het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland in de eerste helft van 2011 het gevoerde beleid maatschappelijke ondersteuning zal evalueren en verantwoorden.

Een andere verplichting is het jaarlijks publiceren van de geleverde prestaties. Het ministerie ontwikkelt daarvoor een benchmark. De gemeenten kunnen de resultaten gebruiken om hun positie te bepalen ten opzichte van vergelijkbare gemeenten.

Uiteraard kan de gemeente daarnaast zelf beslissen om andere gegevens te verzamelen en te publiceren. Zo maakt de GGD voor de gemeenten in haar verzorgingsgebied een gezondheidsprofiel, een actueel overzicht van de lichamelijk, geestelijke en sociale gezondheidssituatie in onder meer de gemeente Midden-Delfland.

Hoofdstuk 2. De prestatievelden

De Wet maatschappelijk ondersteuning kent negen prestatievelden. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van deze prestatievelden. De negen beleidsvelden hebben raakvlakken met weer andere beleidsterreinen. De doelgroepen zijn ook divers.

Voor elk prestatieveld wordt aangegeven wat de gemeente op dat prestatieveld wil bereiken, wat de gemeentelijke ambitie op dat beleidsveld is. Bij het formuleren van die ambities is de inwoner het vertrekpunt.

De ambities zijn vervolgens per prestatieveld geoperationaliseerd in een aantal meetbare resultaten. Dat zijn de concrete doelen op de verschillende onderwerpen die bij dat prestatieveld thuishoren, waarmee aan de slag wordt gegaan. Om tot een resultaat te kunnen komen, worden verschillende instrumenten ingezet en worden verschillende acties ondernomen. De regierol van de gemeente loopt daar als een rode draad doorheen. De verbindende taak van de gemeente om mensen en organisaties met elkaar in contact te brengen komt in elke prestatieveld terug.

Het voordeel van een meerjarige cyclus is dat acties over meerdere jaren worden uitgezet. Ad-hoc beleid wordt daarmee voorkomen. De resultaten van nieuwe activiteiten zijn immers meestal niet al na één jaar beschikbaar. Uiteraard is er in de loop van de periode gelegenheid om tussentijds te rapporteren.

Prestatieveld 1: Sterke dorpen

In de wet wordt het eerste prestatieveld omschreven als “het bevorderen van sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten”.

Het prestatieveld is heel breed geformuleerd, zodat de gemeente een optimale mogelijkheid heeft het beleid op dit terrein zelf vorm te geven en zelf prioriteiten te stellen.

De doelgroep is de gehele bevolking van de gemeente Midden-Delfland.

Het project Vitale Dorpen is een project bij uitstek dat past in dit prestatieveld. De gemeente heeft met het project Vitale Dorpen de inwoners gevraagd mee te denken over de wijze waarop Midden-Delfland er in 2025 zou moeten uitzien.

Vol enthousiasme is door mensen aan dit project gewerkt. In de gemeentelijke ambitie komen de wensen van de inwoners terug.

De ambitie:

Inwoners wonen prettig samen en zijn tevreden over hun contacten in het dorp. Ze helpen zelf naar vermogen mee om de leefbaarheid en het samenleven in het dorp te behouden. De gemeente heeft een voorzieningenniveau dat is afgestemd op de behoeften van haar inwoners.

Om te kunnen bezien in hoeverre deze ambitie op 31 december 2010 is gehaald, moeten dan de volgende resultaten zijn behaald.

Resultaat:

  • -

    de inwoners hebben in 2010 minstens evenveel sociale contacten in het dorp als in 2005 (meting GGD);

  • -

    het aantal eenzame inwoners is niet toegenomen ten opzichte van 2005 (meting GGD);

  • -

    het voorzieningenniveau (wonen, zorg, welzijn, winkels) zal zijn toegenomen ten opzichte van 2008;

  • -

    de dorpen zijn in 2010 levendig en levensbestendig, dat wil zeggen dat op een uitzondering na, de mensen daar hun hele leven prettig kunnen blijven wonen;

  • -

    87% van de inwoners van Midden-Delfland in de leeftijd van 19 – 64 jaar drinkt wel eens alcohol. 17% kent de gevolgen van overmatig drankgebruik en vindt dat zij de eigen gezondheid zou kunnen verbeteren door minder te drinken (handhaven niveau 2005 meting GGD).

Deze resultaten, ook wel operationele doelstellingen genoemd, laten zien dat het versterken van de dorpen, het versterken van de civil society, zich op verschillende terreinen afspeelt. Samenhangend beleid en regie, begrippen die al eerder zijn gebruikt, zijn hier van belang om de ambitie te kunnen verwezenlijken. Mensen en organisaties met elkaar in contact brengen en nieuwe samenwerkingsrelaties stimuleren, dragen bij aan de versterking van dit prestatieveld.

Om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen functioneren is het in eerste instantie belangrijk dat mensen een sociaal netwerk hebben. Een groep van mensen met wie het goed toeven is en die een beroep op elkaar kunnen doen als nodig is. In Midden-Delfland maken mensen over het algemeen deel uit van zo’n sociaal netwerk. Jongeren, ouderen en volwassenen kunnen voor sociale contacten deelnemen aan een uitgebreid verenigingsleven en aan sociaal culturele activiteiten in de dorpen. Er wordt veel vrijwilligerswerk verricht; 41% van de bevolking is vrijwilliger. Het zich ergens thuis voelen en actief willen meedoen, is belangrijk voor het welbevinden van mensen.

Mensen die niet bij anderen terecht kunnen zijn eenzaam. De Stichting Welzijn Midden-Delfland kent een ouderenadviseur die ondermeer mensen ondersteunt bij het (her)vinden van een sociaal netwerk. Het jongerenwerk helpt jongeren bij het onderhouden van sociale contacten en biedt zinvolle vrijetijdsbesteding aan.

Verder is het om goed in een dorp te kunnen wonen, belangrijk dat men zich veilig voelt. Uiteraard is de objectieve veiligheid ( het bestrijden van overlast en criminaliteit en het nemen van preventie maatregelen in dat kader) van groot belang. Maar ook een grote rol speelt de beleving van mensen van hun veiligheid.

Uiteraard is het de politie die actief is op het terrein van criminaliteit. In de praktijk blijkt dat gevoel van veiligheid voor mede afhankelijk is van de leeftijdsfase waarin mensen zich bevinden. In Midden-Delfland voelt 8% van de inwoners zich wel eens onveilig overdag. ‘s Nachts voelt 24% zich wel eens onveilig.

Ouderen, mensen met jonge kinderen en jongeren hebben verschillende ideeën over veiligheid en hebben vaak verschillende behoeften op dat gebied. Ouderen willen schone bankjes om uit te rusten, ouders van jonge kinderen willen veilige speelplaatsen en jongeren willen hangen. Daarom speelt behalve de politie ook het jongerenwerk een actieve preventieve rol.

Verder is het belangrijk dat de er voldoende voorzieningen zijn als winkels en dat de kwaliteit van de dienstverlening goed is. Diensten worden in samenhang aangeboden en sluiten aan bij de behoeften van de inwoners. Het woonzorgcomplex in Maasland, het woonzorgcentrum in Schipluiden en de woonservicezône in Den hoorn zullen belangrijk bijdragen aan het levensbestendig maken van de dorpen. Deze nieuwe voorzieningen leveren nieuwe diensten op en zorgen voor innovatieve activiteiten. Het samenhangend pakket van wonen, zorg en welzijn zal hierdoor kunnen worden verbreed.

Om ook de jongeren de kans te bieden in Midden-Delfland te blijven wonen, wanneer zij het ouderlijk huis verlaten, worden zogeheten starterswoningen gebouwd.

Prestatieveld 2: De jeugd

Het goed functioneren van het gezin is van groot belang voor de maatschappij. Het is niet alleen een stabiele en evenwichtige basis voor de kinderen die daarin opgroeien. Een gezin waar normen en waarden worden geleerd, dragen die ook uit naar de omgeving, naar familie, op school, in de buurt en bij de sportvereniging.

Een integraal jeugdbeleid staat al een aantal jaar hoog op de agenda van de overheid. Ook in Midden-Delfland is de opvoed- en opgroeiondersteuning een onderdeel van het jeugdbeleid. Nieuw is dat in dit prestatieveld wordt de taak opvoed- en opgroeiondersteuning verder wordt uitgewerkt.

De ambitie:

Haperingen in de opvoeding en (school)uitval van de Midden-Delflandse jeugd worden voorkomen. Kinderen groeien uit tot zelfredzame volwassenen. Ouders zijn in staat om zelfstandig initiatieven te ontplooien. Er zijn geen jeugdigen of hun ouders meer die ongezien buiten de boot vallen.

Hiertoe worden de volgende resultaten behaald:

  • -

    ouders, jeugdigen en professionals zijn tevreden over de voorzieningen die er zijn voor opvoeden en opgroeien (score minimaal 7 bij klantonderzoek);

  • -

    in 2010 is er een sluitende zorgstructuur zijn voor jeugdigen van -9 maanden tot 23 jaar;

  • -

    in 2010 is er een Centrum voor Jeugd en Gezin;

  • -

    er worden vanuit de scholen maatschappelijke stages gelopen;

  • -

    de 4-jarigen moeten zonder achterstand kunnen instromen in het basisonderwijs;

  • -

    het aantal jongeren van 18 tot 23 jaar met een startkwalificatie is procentueel toegenomen ten opzichte van 2008;

  • -

    het aantal jongeren tussen 18 en 23 jaar zonder startkwalificatie, die een opleiding volgen of werken, is procentueel toegenomen ten opzichte van 2008;

  • -

    op basis van de inventarisatie zal er een integrale Nota jeugdbeleid zijn ontwikkeld.

Het Jeugdbeleid is bij uitstek een terrein waarop de inspanningen vanuit beleidssectoren zoals het onderwijs, sport en arbeidsmarktbeleid samengebracht moeten worden.

De plaats van de opvoed- en opgroeiondersteuning in het geheel van jeugdvoorzieningen is tussen de ondersteuning van de algemene eerstelijnsvoorzieningen en de hulp van het Bureau Jeugdzorg. De gemeentelijke verantwoordelijkheid richt zich vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning op vijf functies: het verstrekken van informatie, het signaleren van problemen, het toeleiden van mensen naar hulp en zorg, het geven van licht pedagogische hulp en het coördineren van de zorg op lokaal niveau.

In de eerste plaats zijn ouders verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. Uit onderzoek is gebleken dat voor algemene opvoedingsvraagstukken behoefte is aan advies en ondersteuning. Daarvoor is het algemeen maatschappelijk werk en het schoolmaatschappelijk werk. Het te realiseren centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) wordt een herkenbaar en belangrijk advies- en steunpunt ouders en jeugdigen. Het ministerie van jeugd en gezin heeft aangegeven hoe een CJG er uit moet gaan zien, welke organisaties daaraan ten minste moeten gaan deelnemen. De gemeente kan daar zelf functies aan toevoegen. De vormgeving van zo’n Centrum voor Jeugd en gezin is in Midden-Delfland in volle gang en zal in het jeugdbeleid verder worden uitgewerkt.

Tal van instellingen en organisaties verlenen hulp en zorg aan kinderen, jongeren en ouders. Het bleek echter dat die instellingen vooral gericht waren op dat deel van het probleem waarvoor de betreffende instelling om hulp werd gevraagd. Problemen bleken echter veel complexer te zijn. Een probleem staat immers vaak niet op zich zelf. Meestal is er sprake van problemen op meerdere gebieden. Bovendien heeft de problematiek van een gezinslid vaak een uitstraling naar het hele gezin. Dat was in Midden-Delfland aanleiding tot het oprichten van het Zorgnetwerk voor kinderen van 0 tot 19 jaar. In dit Zorgnetwerk wordt de hulpverlening gecoördineerd en op elkaar afgestemd. Het heeft z’n nut bewezen en wordt voortgezet. In de toekomst krijgt het Zorgnetwerk een plaats in het Centrum voor Jeugd en Gezin.

Extra aandacht zal er zijn voor kinderen van kwetsbare ouders. Kinderen worden daardoor ook kwetsbaar en vaak extra kwetsbaar. Zij moeten nogal eens zorgtaken verrichten die niet bij hun leeftijd horen. Het risico dat de opvoeding niet goed verloopt, is voor deze kinderen groot. Ouders en kinderen zijn daarom gebaat bij vroegtijdige ondersteuning bij het opvoeden en opgroeien.

Bij opvoeden en opgroeien, behoort ook de sport. Jonge sporters staan onder invloed van hun ouders, hun sportgenoten, de trainer en de scheidsrechter. Volwassenen brengen als opvoeders de kinderen bepaalde normen en waarden bij. Ondersteund door landelijke acties worden zeker bij sporten die in teamverband plaatsvinden, vaardigheden als fair play en tolerantie spelenderwijs aangeleerd. De sportverenigingen in Midden-Delfland worden door middel van het subsidiëren van jeugdleden gestimuleerd tot het organiseren van sport voor kinderen en jongeren. Ook in de komende jaren wordt dit beleidsinstrument ingezet.

Het onderwijs speelt een belangrijke rol bij ontwikkeling van kinderen naar zelfstandige volwassenen. Op basis van de nota Lokaal onderwijsbeleid geeft de gemeente de basisscholen in Midden-Delfland de financiële mogelijkheid om extra zorg te besteden aan kinderen die dat als gevolg van een opgelopen achterstand in het onderwijs nodig hebben.

De vroegtijdige signalering van achterstanden die gevolgen hebben voor de schoolcarrière van kinderen, zou al op zeer jonge leeftijd moeten starten. Daarom staat de voorschoolse educatie volop in de belangstelling. De komende periode wordt op lokaal niveau een plan ontwikkeld om deze voorschoolse educatie verder invulling te geven.

Om de scholing van kinderen en jongeren zonder haperingen te doen verlopen, neemt ook de leerplichtambtenaar een steeds belangrijker plaats in binnen het netwerk van professionals om de jongere heen. De leerplichtambtenaar heeft een signalerende functie, maar kan ook handhavend optreden. In augustus 2007 is de Leerplicht 1969 gewijzigd. Jongeren zijn verplicht tot en met het schooljaar waarin zij zestien worden, volledig dagonderwijs te volgen. Daarna zijn jongeren tot hun 18e verjaardag kwalificatieplichtig. Zolang een jongere niet in bezit is van een startkwalificatie dan moet deze jongere ingeschreven staan op een school of instelling en een volledig dagprogramma volgen. Dit mag een combinatie van leren en werken zijn. Een startkwalificatie heeft men, als men in bezit is van een havo of vwo diploma of een MBO diploma minimaal niveau 2.

Jongeren in het voorgezet onderwijs moeten met ingang van het jaar 2010 vanuit de scholen maatschappelijke stages gaan lopen. Enerzijds zijn deze stages bedoeld als kennismaking met werk, anderzijds is het de overheid er om te doen jongeren ervaring te laten opdoen met het onbetaald helpen van andere mensen.

De gemeente krijgt hierin een makelaarsfunctie en moet bemiddelen tussen scholen en bedrijfsleven in brede zin. Deze taak krijgt de komende periode vorm.

Prestatieveld 3: Informatie, advies en cliëntondersteuning

Dit prestatieveld is een nieuwe verantwoordelijkheid voor de gemeente.

Bij ‘het geven van informatie en advies’ gaat het om activiteiten die inwoners de weg wijzen in het veld van maatschappelijk ondersteuning.

De “cliëntondersteuning” gaat een stap verder en is bedoeld voor mensen die voor een vraag staan of in een situatie terecht zijn gekomen die zodanig complex is dat de persoon het niet zelf of met zijn omgeving kan oplossen. De cliëntondersteuner helpt de cliënt bij het vinden van de goede hulp of zorg. Ook de doorverwijzing wordt begeleid. Dat betekent dat de cliëntondersteuner samen met de cliënt de stap naar de hulp of zorg maakt. Zonodig gaat de ondersteuner mee naar het eerste intakegesprek of introduceert de cliënt vooraf. Dit wordt ook wel een warme overdracht genoemd.

De ambitie:

Midden-Delfland heeft in 2010 een Wmo loket waarin informatie-, advies- en regelvoorziening voor woon-, zorg- en welzijnsvragen van burgers kunnen worden beantwoord. In bepaalde gevallen is op afspraak intensievere ondersteuning mogelijk waarbij een “warme” overdracht naar hulp of zorg kan plaatsvinden.

Resultaten:

  • -

    de inwoners zijn tevreden met de geboden informatie en advies (onderzoek INVIS);

  • -

    De Digitale Sociale Kaart blijft up tot date en wordt uitgebreid met de jeugdzorg;

  • -

    de gemeentelijke website ondersteunt de Wmo door onder meer de vastgestelde documenten te publiceren;

  • -

    in de front-office wordt de vraag van de cliënt integraal benaderd. Er zal een relatie zijn tussen de Wet maatschappelijk ondersteuning en de Wet werk en bijstand.

De gemeente kent thans een Wmo loket waar individuele verstrekkingen kunnen worden aangevraagd. In het nieuwe gemeentehuis zal er een zogeheten klantcontactcentrum komen. Dit te realiseren gemeentelijk loket gaat uit van de gedachte dat de inwoners zich in principe niet vaker dan éénmaal tot de gemeente behoeven te wenden om voor het gehele scala van gemeentelijke voorzieningen de nodige informatie te verkrijgen.

Het is uiteindelijk de bedoeling dat het huidige Wmo loket wordt verbreed naar een loket waar inwoners alle informatie over de Wmo, het hele terrein van het wonen, zorg en welzijn kunnen krijgen. Dat geldt niet alleen voor de voorzieningen waar de gemeente zelf over gaat, maar ook over relevante terreinen zoals wonen en zorg. Dat betekent dat de loketmedewerkers van de gemeente de meest gestelde vragen op het brede terrein van de Wmo kunnen beantwoorden en hen zo nodig kunnen doorverwijzen. Verder zal de samenhang van de Wmo met de Wwb en de schuldhulpverlening worden bezien.

Cliëntondersteuning is er nu vooral voor ouderen en mensen met een beperking. De Stichting Welzijn heeft een ouderenadviseur in dienst die onafhankelijk en objectief informatie aan ouderen en mensen met een beperking verstrekt, adviseert en daarbij ondersteuning biedt. Vanwege het toenemend aantal ouderen en de toename van het aantal 75+'ers is het goed denkbaar dat de werkzaamheden van de ouderenadviseur op termijn zullen gaan toenemen. De ouderenadviseur kan mensen ontvangen en gaat wanneer gewenst ook op huisbezoek.

Huisbezoeken worden ook afgelegd door de gemeente ten behoeve van het beoordelen van een aanvraag voor een individuele verstrekking. Daarnaast bezoeken veel organisaties hun klanten thuis als onderdeel van een behandelplan. De klantmanagers van de gemeente hebben daarbij een signalerende functie en ook met de thuiszorgorganisaties zijn afspraken gemaakt over het opvangen en doorgegeven van “niet pluis gevoelens” (zie ook de prestatievelden 6, 7, 8, 9). Op die manier kunnen hulpvragen tijdig worden gesignaleerd en kunnen naar de juiste instelling worden toegeleid.

De Stichting MEE biedt cliëntondersteuning aan mensen met beperking. Met de stichting MEE Zuid-Holland Noord wordt door het college van burgemeester en wethouders een intentieovereenkomst afgesloten om in de toekomst te gaan samenwerken en de cliëntondersteuning voor die doelgroep verder vorm te geven.

De vraag naar het digitaal verstrekken van informatie neemt toe. Steeds meer mensen beschikken over een internetverbinding. Het grote voordeel van digitale informatie is dat het 24 per dag ter beschikking staat. Daarmee kunnen mensen op een tijd die het hen uitkomt over de gewenste informatie beschikken.

In het kader van dit prestatieveld heeft de gemeente Midden-Delfland als eerste gemeente in de regio reeds vanaf juni 2006 de beschikking over een digitale sociale kaart. De digitale sociale kaart is er nu nog alleen voor vragen over wonen, zorg en welzijn. De jeugdzorg zal daaraan worden toegevoegd.

De sociale kaart heeft de klant als vertrekpunt en de informatie die wordt verstrekt geeft antwoorden op mogelijke vragen van inwoners. Een ander voordeel van deze sociale kaart is dat de instellingen en organisaties zelf hun eigen informatie actueel kunnen houden. Wijzigingen in bijvoorbeeld openingstijden en telefoonnummers kunnen eenvoudig door hen worden doorgevoerd. Sinds kort is de digitale sociale kaart voorzien van een readspeaker. Met deze functie wordt de tekst op de website voorgelezen. Het is bedoeld voor mensen die slechtziend zijn of mensen die om een andere reden moeite hebben met lezen. De sociale kaart zal worden uitgebouwd naar digitale informatiezuilen op locaties die zich daarvoor lenen.

Prestatieveld 4: Mantelzorg en vrijwilligers

Ook het ondersteunen van de mantelzorgers is een nieuwe taak voor de gemeente, die voor de komst van de Wmo tot het terrein van de Algemene wet bijzondere ziektekosten behoorde. De Wmo zet in op het meedoen van mensen. Mantelzorgers en vrijwilligers doen mee en hélpen meedoen.

De ambitie:

Midden-Delflanders zetten zich vrijwillig in voor de samenleving en voor elkaar en voelen zich voldoende ondersteund.

De volgende resultaten zullen dan zijn behaald:

  • -

    in 2010 is het percentage inwoners in Midden-Delfland dat zich vrijwillig inzet tenminste gelijk zijn aan het aantal vrijwilligers in 2005 (41%; meting GGD);

  • -

    in 2008 zal het mantelzorgsteunpunt operationeel zijn;

  • -

    in 2010 zal de mantelzorg in kaart zijn gebracht;

  • -

    er heeft een verkenning plaatsgevonden van de mogelijkheden die er zijn om vanuit de Wwb en de bijzondere bijstand de mantelzorgers te ondersteunen;

  • -

    jonge mantelzorgers zijn specifiek benaderd;

  • -

    er wordt adequate ondersteuning verleend aan de vrijwilligersorganisaties in de vorm van drie cursussen per jaar.

Mantelzorg en vrijwilligers hebben het gezamenlijke kenmerk dat er onbetaalde hulp wordt geboden. Het grote verschil tussen beide helpers is dat mantelzorg mensen overkomt terwijl men voor vrijwilligerswerk kiest. Een tweede daarmee samenhangende verschil is de inzet van de hulp. De vrijwilliger kan de mate van inzet zelf bepalen, de mantelzorger vrijwel niet.

Deze verschillen in inhoud en motivatie hebben verschillende vragen naar ondersteuning tot gevolg.

Onder mantelzorg wordt verstaan het bieden van extra ondersteuning aan een naaste. De duur en intensiteit van de hulp en zorg overstijgt “het elkaar een handje helpen”.

Echter, dé mantelzorger bestaat niet. Mensen die hulp verlenen aan een partner, ouder zijn van een kind met een beperking of kinderen die zorgtaken uitvoeren, herkennen zich vaak niet als mantelzorger. Dat maakt het lastig om een beeld te krijgen van de omvang van de groep. Er zijn alleen cijfers op regionaal niveau beschikbaar. Daaruit blijkt dat 10% van de volwassen bevolking mantelzorger is.

Wel is duidelijk dat mantelzorgers door de hulp die ze verlenen vaak in de knel komen. Een op de zes mensen voelt zich zwaar belast. Men kan de zorg niet (voldoende) combineren met bijvoorbeeld werk en persoonlijk leven. Daarom wordt ingezet op ondersteuning van de mantelzorger. Tegelijkertijd zal met het Steunpunt de mantelzorg in Midden-Delfland in beeld kunnen worden gebracht: hoeveel mantelzorgers doen een beroep op het Steunpunt, wat is hun leeftijd en welke ondersteuningsvragen worden gesteld.

De Wet maatschappelijke ondersteuning heeft nu juist de gemeente een aantal taken gegeven omdat op lokaal niveau ondersteuning op maat kan worden geboden.

De gemeenteraad heeft besloten om een lokaal Steunpunt Mantelzorg in te richten. De Stichting Welzijn Midden-Delfland gaat die taak uitvoeren. Het steunpunt zal in elk dorp spreekuren verzorgen. De consulent geeft informatie over mogelijkheden tot ondersteuning van mantelzorgers en zal desgewenst ook op huisbezoek gaan. Vanuit dit Steunpunt zullen ook activiteiten voor mantelzorgers worden georganiseerd.

Op advies van de Wmo-cliëntenraad heeft de stichting Welzijn de opdracht meegekregen om ook specifiek aandacht te besteden aan de jonge mantelzorgers. De benadering van deze groep jongeren vraagt om aansluiting bij hun levensstijl en communicatiemiddelen. Dat betekent wellicht ook dat de kring om de jongeren heen benaderd zal worden zoals het onderwijs, de sportvereniging, scouting en het jongerenwerk. Onder het voormalige regiem van de Algemene wet bijzondere ziektekosten hebben verschillende op regionaal en landelijk niveau werkzame organisaties expertise opgebouwd gericht op specifieke doelgroepen van mantelzorgers. Het Steunpunt Midden-Delfland zal voor specifieke vragen en een specifiek aanbod een beroep op deze organisaties kunnen doen.

Ook de zorgaanbieders richten zich op de ondersteuning van mantelzorgers. Met de vier zorgaanbieders voor de hulp in het huishouden, Careyn, Pieter van Foreest, Florence en Nedzorg zijn afspraken

gemaakt over de signaleringsfunctie ook met betrekking tot de mantelzorgers en samenwerking met het Steunpunt Mantelzorg. Zij voeren een gedeelte van de respijtzorg uit.

De respijtzorg is een belangrijk onderdeel van de ondersteuning van de mantelzorger. Respijt betekent dat de zorg tijdelijk wordt overgenomen. Dat kan door opvang in huis bijvoorbeeld door tijdelijk nachtverpleging of opvang tijdens vakantie van de mantelzorger. Respijtzorg kan ook buitenshuis plaatsvinden, bijvoorbeeld een logeeropname in een verzorgingshuis of dagverzorging. Uitvoering vindt plaats door professionals en door vrijwilligers.

De zorgaanbieders nemen de professionele respijtzorg voor hun rekening. Daarvoor is een indicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) nodig. Organisaties als de Zonnebloem en het Rode Kruis en ook de kerken doen activiteiten die tot de vrijwillige respijtzorg worden gerekend.

Het is wellicht mogelijk om op lokaal niveau een financieel gerelateerde ondersteuning te bieden. De gemeente voert de Wet werk en bijstand en de bijzondere bijstand uit. Het is zeer wel mogelijk dat deze regelgeving ook mogelijkheden biedt om de mantelzorger te ondersteunen. Er zal daarvan een verkenning plaatsvinden.

De inwoners van Midden-Delfland doen veel vrijwilligerswerk; 12% meer dan in de rest van de regio. De ondersteuning van vrijwilligers wordt beleidsmatig vormgegeven door de Vrijwilligersvacaturebank, vrijwilligersverzekeringen, het faciliteren van vrijwilligersorganisaties voor het kopiëren en vergaderen en bij deskundigheidsbevordering door het doen van een cursusaanbod. Door regelmatig overleg met de vrijwilligersorganisaties worden de cursussen afgesteld op de vragen en behoeften van de verenigingen. Het is immers de bedoeling dat de vrijwilligers ook in de toekomst vrijwilligerswerk blijven doen. Initiatieven om nieuwe vrijwilligers te werven en te behouden worden ondersteund. In het Streefbeeld Vitale dorpen wordt het belang van de continuïteit van het vrijwilligerswerk aangegeven. De Wet werk en bijstand is er op gericht mensen te activeren. Het doen van vrijwilligerswerk zal door de klantmanagers worden gestimuleerd en worden begeleid.

Prestatieveld 5: Bevorderen deelname

Dit prestatieveld heeft als inzet om het ouderen, gehandicapten, chronisch zieken en mensen met een psychosociaal probleem gemakkelijker te maken om mee te doen.

De opdracht om deelname aan het maatschappelijk verkeer te bevorderen is niet nieuw. Ook in de Welzijnswet had de gemeente de opdracht om beleid te ontwikkelen voor ouderen en gehandicapten met de bedoeling om hun zelfredzaamheid te vergroten en hun deelname aan de samenleving te stimuleren.

Nieuw is dat in de Wet maatschappelijk ondersteuning de focus meer wordt gericht op mensen met een beperking die op achterstand dreigen te raken. De doelgroep ouderen en gehandicapten maakt in de wet maatschappelijke ondersteuning plaats voor kwetsbare ouderen en mensen met een beperking.

De ambitie:

Kwetsbare ouderen en mensen met beperkingen kunnen volwaardig meedoen aan en in de (Midden-Delflandse) samenleving en kunnen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen.

Resultaten:

  • -

    In 2010 is onder mensen met beperkingen de tevredenheid over de eigen huisvestingssituatie en over de keuzemogelijkheden daarin toegenomen ten opzichte van de huidige situatie;

  • -

    in 2010 is het sociaal isolement onder mensen met beperkingen naar verhouding niet verder toegenomen (meting via aantallen signalen);

  • -

    de deelname aan sportieve activiteiten van mensen met een beperking zal in 2010 procentueel ten minste gelijk zijn gebleven;

  • -

    de woonservicezône in Den Hoorn zal zijn gerealiseerd;

  • -

    in 2010 zal het project levensbestendige koopwoningen zijn afgerond;

  • -

    beleid ontwikkelen om de deelname aan een sportvereniging van mensen met een beperking verder te stimuleren.

Om de ambitie te kunnen waarmaken moet rekening worden gehouden met de verschillen tussen mensen met en mensen zonder een beperking. Bijvoorbeeld bij de inrichting van de woonomgeving en de openbare ruimte. Ook het toegankelijk maken van gebouwen is een onderwerp dat bij dit prestatieveld hoort.

Aanpasbaar bouwen gebeurt voor een deel op grond van het Bouwbesluit. Verder wordt waar mogelijk is rekening gehouden met Woonkeur, waarin de eisen op het terrein van het aanpasbaar bouwen nog wat hoger zijn. In de prestatieafspraken met de woningstichtingen maakt aanpasbaar bouwen en bouwen vanuit wensen en behoeften van de inwoners onderdeel uit. Zo zijn er initiatieven van ouders van jong verstandelijk gehandicapten om voor hen een kleinschalige woonvoorziening te bouwen. Ook heeft een groep ouders de wens een kleinschalige woonvorm te starten voor autistische jongeren. Deze initiatieven worden in overleg met woningstichtingen en gemeente ondersteund.

In Den Hoorn is een woonservicezone in ontwikkeling. Een woonservicezone is een gewoon deel van het dorp. Wat dat deel zo bijzonder maakt, is dat er voldoende voorzieningen zijn waardoor iedereen in principe zijn hele leven in hetzelfde dorp en zo mogelijk in dezelfde woning kan blijven wonen. Om het voor mensen met een beperking mogelijk te maken om er te kunnen blijven wonen, wordt aandacht besteed aan een goede combinatie van wonen, zorg en welzijn. Hoewel de nadruk ligt op mensen die extra zorg en ondersteuning nodig hebben, moet een woonservicezone aantrekkelijk zijn voor alle inwoners. Daarin moet een goede balans worden gevonden.

De Midden-Delflandse samenleving vergrijst. Het overgrote deel van de woningvoorraad in onze gemeente bestaat uit koopwoningen. Een gedeelte van deze huiseigenaren wil niet verhuizen. Om zo lang mogelijk in de bestaande woning te kunnen blijven wonen, kunnen huiseigenaren ook zelf een aantal voorzorgsmaatregelen nemen om hun huis geschikt te maken voor bewoning op hogere leeftijd. De Stichting Welzijn zal samen met de ouderenbonden de komende periode een project ontwikkelen om mensen te informeren over de mogelijkheid om hun woning levensbestendig te maken.

Ook het meedoen met sportieve activiteiten is voor mensen met een beperking belangrijk en maakt een onderdeel uit van het maatschappelijk leven.

Om de deelname aan de reguliere sportverenigingen te stimuleren krijgen de sportverenigingen een subsidie per gehandicapt lid. Soms is het niet mogelijk om bijvoorbeeld een G-elftal te starten omdat er daarvoor te weinig deelnemers zijn. De kinderen gaan in zo’n geval naar een vereniging in een omliggende gemeente.

Om nu de sport voor kinderen met een beperking én volwassenen met een beperking te stimuleren, zullen mogelijkheden worden onderzocht om aan te sluiten bij sportverenigingen buiten onze gemeentegrenzen. Het beleid zal worden afgestemd op dat van de omliggende gemeenten.

Prestatieveld 6: Verstrekken van voorzieningen

Mensen met een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking krijgen hulp en ondersteuning van de gemeente voor het behouden van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer. Zij kunnen in aanmerking komen voor een aanpassing aan hun woning, (aanvullend openbaar) vervoer, een rolstoel en de hulp bij het huishouden.

De ambitie:

Mensen met een beperking nemen (weer) deel aan de samenleving en wonen door de verstrekking van voorzieningen (langer) zelfstandig. Algemene voorzieningen zijn voor iedereen toegankelijk en iedereen die recht heeft op een individuele voorziening maakt hiervan gebruik.

Daartoe zijn eind 2010 de volgende resultaten bereikt:

  • -

    in 2010 blijft 93% van de klanten tevreden over de behandeling van de aanvraag;

  • -

    de klanten geven in 2010 als rapportcijfer een 8 voor de hulp bij het huishouden;

  • -

    zoveel als binnen de wet mogelijk is, zal een integrale indicatie worden gesteld;

  • -

    de signaleringsfunctie blijft gehandhaafd.

Op grond van de voormalige Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) heeft de gemeente al sinds 1994 de taak om een aanpassing aan de woning, aanvullend openbaar vervoer en een rolstoel te verstrekken. Met de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning is daar de hulp bij het huishouden bijgekomen.

Echter, de geest van deze wet is een andere dan die van de Wvg. De Wmo vraagt van de gemeente dat zij die voorziening verstrekt die de beperking van mensen als gevolg van ziekte en gebrek vermindert en hen in staat stelt mee te doen in de samenleving. Dit wordt het compensatiebeginsel genoemd. De gemeente kijkt samen met de cliënt welke voorzieningen en hulpmiddelen nodig zijn om hindernissen weg te nemen in en om het huis, in het vervoer en in het sociale verkeer. De Wmo biedt daarmee mogelijkheden om maatwerk per persoon te leveren.

Nieuw is ook dat deze verstrekkingen kunnen worden gedaan in de vorm van een persoonsgebonden budget. Dat houdt in dat mensen geld krijgen om zelf naar eigen inzicht een voorziening aan te schaffen of een dienst in te kopen. Dat is niet gemakkelijk, daarvoor moet nogal wat administratief werk worden verricht, zeker als cliënten van hun budget mensen inhuren om hen te helpen. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) ondersteunt cliënten daarbij. Ook Midden-Delflanders kunnen daarvan gebruik maken.

De gemeente heeft daarvoor een overeenkomst met de Sociale verzekeringsbank gesloten. Een ander nieuw fenomeen op het gebied van de individuele verstrekkingen zijn de algemene voorzieningen. Het voorbeeld daarvan is de Regiotaxi. Wanneer Midden-Delflanders in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening, krijgen zij een pasje van de Regiotaxi waardoor zij tegen het openbaar vervoerstarief met de Regiotaxi kunnen reizen. Pas wanneer mensen door hun ziekte of beperking geen gebruik van de regiotaxi kunnen maken, wordt bekeken welke andere individuele verstrekking dan wel geschikt zou zijn.

De hulp bij het huishouden (HH) is een intensieve taak van behoorlijke omvang gebleken. Er moet volgens de Richtlijn van de Europese Unie worden aanbesteed. Voor de hulp in 2007 heeft zo’n aanbesteding voor de eerste maal plaatsgevonden. De gemeenteraad heeft besloten om dat jaar te beschouwen als een overgangsjaar en zo veel als mogelijk aan te sluiten bij de bestaande regelgeving van de AWBZ en wijze van werken van de Wvg.

Er is een Verordening maatschappelijke ondersteuning vastgesteld, waarin wordt geregeld wie in aanmerking komt voor een individuele verstrekking. In de loop van dat jaar deden zich echter allerlei onverwachte zaken voor. Zoals personele, financiële en administratieve problemen bij de zorgaanbieders. Voor een aantal cliënten die hulp bij het huishouden krijgen, heeft dit als gevolg gehad dat een andere hulp door de zorgaanbieder is ingezet. Verder is om alle cliënten “Wmo –proof” te maken, in de twee helft van 2007 de zogenaamde “operatie herindicatie” uitgevoerd. Met ingang van 1 januari 2008 zijn alle cliënten voorzien van een geldige Wmo indicatie. Een voorwaarde om hulp bij het huishouden te kunnen krijgen.

Op basis van ervaringen heeft de gemeenteraad de uitgangspunten voor een tweede aanbesteding vastgesteld. De aanbesteding is inmiddels afgrond en er zijn vier thuiszorgorganisaties gecontracteerd om de hulp uit te voeren voor de jaren 2008 en 2009 met de mogelijkheid tot verlenging van nog eens twee jaar. De hulp wordt geleverd tegen tarieven, waarvoor de thuiszorgorganisaties hun medewerkers een dienstverband kunnen aanbieden. Wanneer de zorgaanbieders zogeheten Alphahulpen inzetten, dragen zij zorg voor vervanging bij ziekte en vakantie. De hulp bij het huishouden heeft zijn signaleringsfunctie behouden.

De cliënten die de hulp bij het huishouden ontvangen waarderen dat in 2007 met een 7.7. Landelijk geeft men de hulp als rapportcijfer en 7.3.

Over de signaleringsfunctie is al een ander gezegd bij prestatieveld drie, informatie advies en cliëntenondersteuning. Ook de gemeente heeft als behandelaar van de individuele verstrekkingen een signaalfunctie. Mede om die reden gaan de klantmanagers zoveel als mogelijk bij de aanvragers op huisbezoek. Signalen die er op wijzen dat anderszins hulp, ondersteuning of zorg nodig is, worden gemeld aan en besproken met de betreffende instantie. De eenvoudige Wmo aanvragen worden behandeld in het gemeentelijk Wmo loket. Bij complexe aanvragen wordt het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) om advies gevraagd. De intentie is om deze werkwijze ten minste te handhaven en waar mogelijk is nog meer aanvragen in het gemeentelijk loket af te handelen. Intensieve samenwerking en de mogelijkheid om ook digitaal en geautomatiseerd gegevens uit te wisselen, zal de integrale indicatiestelling bevorderen.

Ook het verstrekken van gehandicaptenparkeerkaarten en –plaatsen zal onderdeel gaan uitmaken een geïntegreerd verstrekkingenbeleid. De gemeente verstrekt de kaarten op basis van een medisch advies van de GGD. De GGD verzorgt ook het medisch advies voor de toewijzing van de individuele parkeerplaatsen. Dit traject is nog niet afgestemd op de indicatiestelling voor de individuele Wmo verstrekkingen.

Aan het einde van 2006 heeft een eerste klanttevredenheidsonderzoek plaatsgevonden onder de cliënten die hulp bij het huishouden ontvangen. Eind 2007 is opnieuw een meting gedaan. De resultaten van deze metingen worden onder meer gebruikt bij toekomstige aanbestedingen.

Prestatieveld 7, 8 en 9: Kwetsbare mensen

Deze drie prestatievelden hebben één doelgroep, namelijk die van kwetsbare mensen. Mensen met psychische, sociale en/of financiële problemen.

Rijk en gemeenten dragen samen de verantwoordelijkheid voor die mensen, die om welke reden dan ook maatschappelijk gezien in een kwetsbare positie verkeren. Met deze prestatievelden geeft de Wmo alle gemeenten nadrukkelijk een taak. Tot voor kort waren het vooral de centrumgemeenten (ic. de gemeente Delft), die zich bezig hielden met de opvang en begeleiding van kwetsbare mensen. Met de komst van de Wmo krijgt de signalering en toeleiding naar de zorg een extra stimulans.

De ambitie:

Kwetsbare mensen functioneren zo zelfstandig mogelijk en nemen zo veel mogelijk deel aan de samenleving.

Resultaten:

  • -

    Midden-Delfland blijft deelnemen aan het Meldpunt Bezorgd en aan het Advies en steunpunt Huiselijk Geweld omdat het nut is gebleken;

  • -

    de uitvoering van de Wet op het huisverbod maakt onderdeel uit van de integrale OGGZ aanpak;

  • -

    in 2010 zal er een signaleringsoverleg voor volwassenen zijn;

  • -

    het Laatste kans beleid wordt gecontinueerd omdat het nut is gebleken.

Van kwetsbare mensen wordt gesproken omdat het voor hen, meestal door een opeenstapeling van problemen, moeilijk is (geworden) om de sturing over hun leven zelf in de hand te houden. Een gedeelte van deze groep onderkent dat zelf en zoekt hulp en zorg. Soms vindt hun omgeving de situatie niet meer verantwoord en stimuleert deze mensen om hulp te zoeken. Er is ook een groep die de noodzaak voor hulp niet ziet en elke uitgestoken hand weigert.

Cijfers over de omvang van de doelgroep zijn er nog niet. De GGD zal daar onderzoek naar gaan doen.

Sociaal kwetsbare mensen

  • -

    hebben te maken met problemen op meer dan één leefgebied (inkomen, schulden, wonen, werken, sociale contacten, gezondheid, maatschappelijk integratie, verslaving) of hebben een verhoogd risico op meervoudige problematiek;

  • -

    zijn niet in staat om zelfstandig hun problemen op te lossen;

  • -

    krijgen niet die zorg die nodig is omdat er geen hulpvraag vanuit zichzelf is, of omdat er slecht contact is met reguliere hulpverleners;

  • -

    worden door hun omgeving vaak niet begrepen of veroorzaken door hun gedrag vaak overlast, gevoelens van bezorgdheid en onveiligheid.

De drie prestatievelden omvatten de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ), de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en aanpak huiselijk geweld en het verslavingsbeleid. Omdat de openbare geestelijk gezondheidszorg (OGGZ) alle activiteiten beslaat op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg, zoals preventie, opvang, hulp, zorg en signalering, wordt de term als verzamelterm voor de drie beleidsterreinen gebruikt.

Delft verzorgt als centrumgemeente de opvang van deze doelgroep. Midden-Delfland heeft binnen zijn gemeentegrenzen ook een opvangadres. Stichting Perspectief beheert dat en verzorgt de begeleiding. Voor een eventuele uitkering en schuldhulpverlening doen de betrokken inwoners een beroep op onze gemeente.

Preventie, signalering en toeleiding naar de zorg zijn juist voor deze doelgroep belangrijk. Tot voor kort was men van mening dat mensen pas geholpen zouden kunnen worden als men dat zelf ook echt wilde. In de afgelopen periode is die opvatting veranderd. Achter de voordeur kijken mag en moet soms zelfs, mensen stimuleren om hulp en zorg te aanvaarden, is een opdracht geworden. Hierbij gelden uiteraard wel de nodige wettelijk beperkingen.

Vanuit dat perspectief is het Meldpunt Bezorgd ontwikkeld. Bij dit meldpunt kunnen zorgwekkende situaties worden gemeld. Bijvoorbeeld mensen die verward zijn, zichzelf vervuilen, verwaarlozen, overlast veroorzaken, sociaal geïsoleerd zijn of in financiële nood zitten. De doelgroep is zelf niet in staat om hulp te zoeken. Deze groep wordt ook wel zorgwekkende zorgmijders genoemd.

Het gedrag van deze zorgwekkende zorgmijders heeft gevolgen voor de mensen in hun omgeving. Die maken zich vaak heel bezorgd. Daarom is dit Meldpunt Bezorgd een waardevolle aanvulling op de voorzieningen die er al zijn. Het is niet alleen bedoeld voor de zorgmijder, maar juist ook voor de gehele bevolking. Iedereen kan immers melden als men zich bezorgd maakt. Men krijgt dan informatie, advies en de hulp wordt opgestart.

Wanneer een inwoner een melding heeft gedaan, wordt een onderzoek uitgevoerd door een medewerker van het Meldpunt Bezorgd. Deze legt contact en leidt de persoon toe naar de zorg. Omdat er vaak sprake is van meervoudige problematiek, zijn verschillende instellingen en instanties bij het zorgtraject betrokken.

Daarom is het belangrijk dat deze instellingen en organisaties op lokaal niveau bij elkaar komen in een overleg waar op cliëntniveau de hulp en zorg van alle betrokkenen op elkaar wordt afgestemd. Zo’n overleg is er voor de kinderen van 0 tot 19 jaar. Voor de volwassenen zal een Signaleringsoverleg worden opgezet.

Een ander initiatief om te voorkomen dat problemen alsmaar erger worden, is het Laatste Kans beleid. Met dit Laatste kans beleid krijgen inwoners van huurwoningen, die dreigen om uit huis gezet te worden, hulp bij het oplossen van hun problemen, om dat te voorkomen.

Verder is in het kader van het bestrijden van huiselijk geweld de Wet tijdelijk huisverbod in voorbereiding en zal naar verwachting nog in 2008 van kracht worden. Nu is het nog zo dat in veel gevallen het slachtoffer de woning verlaat, vaak samen met kinderen. Op grond van deze wet kan een dader van huiselijk geweld de toegang tot de woning worden ontzegd.

Het spreekt voor zich dat deze maatregel niet op zich zelf kan staan. Betrokkenen hebben hulp en zorg nodig. Directe adequate inzet is belangrijk om erger te voorkomen. Om een samenhangend beleid te kunnen voeren is het van belang dat deze wet onderdeel gaat uitmaken van een integraal beleid op het brede terrein van de OGGZ

Tot slot moet de gemeente ook een prestatie leveren op het terrein van het verslavingsbeleid. De gemeente zet daarbij in op maatregelen om het middelengebruik tegen te gaan en vooral preventieve maatregelen om mensen te wijzen op de gevaren van alcoholgebruik. Dit beleid wordt uitgewerkt in de Nota Lokaal Gezondheidsbeleid en het Uitvoeringsprogramma Alcohol.

Hoofdstuk 3. Financiën

In dit beleidsplan is voor wat betreft de financiële kant van de WMO vooralsnog volstaan met een weergave van de huidige ramingen van de budgetten. Op basis van de prestatievelden is een indeling gegeven van de geraamde uitgaven voor de jaren 2008-2011. De ontwikkeling van het beleid van de WMO is een dynamisch proces. Het valt niet uit te sluiten dat hierdoor budgetten bijgesteld dienen te worden. Onder andere door vaststelling van de Kadernota 2008 van de gemeente Midden-Delfland kunnen zich al wijzigingen voordoen.

afbeelding binnen de regeling

Hoofdstuk 4. Samenvatting en blik op de toekomst

4.1 Samenvatting

Dit beleidsplan geeft richting aan het beleid voor de jaren 2008, 2009 en 2010. In 2011 zal een evaluatie van dit plan plaatsvinden en wordt een nieuwe Wmo meerjarenplan opgesteld. Op deze manier komt de periode van planvorming overeen met de college- en raadsperiode en kan een volgende gemeenteraad besluiten over de richting van het Wmo beleid dat gedurende zijn periode uitgevoerd wordt.

Dit beleidsplan bevat voor elk prestatieveld een ambitie. De ambities zijn geoperationaliseerd in een aantal concrete resultaten. Een overzicht daarvan is aan het einde van dit hoofdstuk opgenomen. Aan de hand van de zoveel als mogelijk SMART geformuleerde resultaten kan eind 2010 worden bezien in hoeverre de ambitie is gehaald en waar het beleid bijstelling behoeft.

De rode draad door de ambities en resultaten is het realiseren van samenhang en afstemming in de dienstverlening en de diverse ontwikkelingen. Er wordt een groot beroep gedaan op het gemeentelijke vermogen mensen en organisaties te verbinden. Mensen met elkaar in contact te brengen en initiatieven te ondersteunen. De gemeente nodigt daarbij uit, maar blijft ook betrokken en helpt en stimuleert. Deze regierol vraagt van de gemeente een actieve houding. Er zal dan ook regelmatig moeten worden stilgestaan bij de vraag of het beleid en of de uitvoering van dit beleid voldoende aansluit op de wensen en behoeften van de inwoners. Tegelijkertijd vraagt het ook bescheidenheid. De gemeente is immers één partij terwijl er bij de ontwikkelingen in de samenleving veel partijen zijn betrokken. Het is een uitdaging voor de gemeente om al die partijen met elkaar te verbinden.

Kijkend naar de negen prestatievelden worden de beleidsaccenten voor de komende jaren in deze beleidsnota, naast de regie en de participatie, gelegd op de versterking van de vitale dorpen, op de kwetsbare jeugd en op het ontwikkelen van een ondersteuningsaanbod voor mantelzorgers.

4.2 Blik op de toekomst

Vaststaat dat er op Wmo gebied de komende periode nog een en ander zal gebeuren. De intentie van het rijk is om de het huidige AWBZ verstrekkingenpakket nog verder terug te brengen en uitsluitend de langdurige onverzekerbare zorg uit deze volksverkering te financieren. Een aantal taken wordt vanuit de AWBZ overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet en andere taken worden toegevoegd aan de Wmo. Op dit moment is niet duidelijk om welke taken het gaat en op welke termijn de nieuwe taken door de gemeente uitgevoerd moeten worden.

De Vereniging Nederlandse Gemeenten en het rijk spreken daar over. Uitgangspunt voor de VNG daarbij is: in de Wmo hoort dat wat mensen zelf gewoonlijk doen aan activiteiten en aan zelfzorg. Randvoorwaarde is dat er geen onlogische knip mag plaatsvinden tussen ondersteuning en zorg die óf voor de cliënt nadelig is, of moeilijk te organiseren óf inefficiënt is. Daarbij wordt gesproken over ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding, persoonlijke verzorging en cliëntondersteuning.

Een grote organisatie die de cliëntenondersteuning nu uitvoert, is Stichting MEE. Als voorbereiding op deze ontwikkelingen heeft het rijk de Stichting MEE de opdracht gegeven om samenwerking met de gemeenten te zoeken en die vast te leggen in een intentieovereenkomst. In het najaar 2008 wordt een uitspraak over de subsidiering verwacht.

Welke taken de gemeente er ook bij krijgt, het zal een voortzetting zijn van het huidige beleid dat in het licht staat van het meedoen in de samenleving. Met de verbindende regierol die de gemeente heeft gekregen zal met het toenemen van de taken ook de mogelijkheid toenemen om nieuwe wegen in te slaan die er toe leiden dat mensen (kunnen) meedoen aan de samenleving van de gemeente Midden-Delfland.

Overzicht van de ambities en resultaten per prestatieveld

Prestatieveld 1: Sterke dorpen

Ambitie:

Inwoners wonen prettig samen en zijn tevreden over hun contacten in het dorp. Ze helpen zelf naar vermogen mee om de leefbaarheid en het samenleven in het dorp te behouden. De gemeente heeft een voorzieningenniveau dat is afgestemd op de behoeften van haar inwoners.

Resultaat:

  • -

    de inwoners hebben in 2010 minstens evenveel sociale contacten in het dorp als in 2005 (meting GGD);

  • -

    het aantal eenzame inwoners is niet toegenomen ten opzichte van 2005 (meting GGD);

  • -

    het voorzieningenniveau (wonen, zorg, welzijn, winkels) zal zijn toegenomen ten opzichte van 2008;

  • -

    de dorpen zijn in 2010 levendig en levensbestendig, dat wil zeggen dat op een uitzondering na, de mensen daar hun hele leven prettig kunnen blijven wonen;

  • -

    87% van de inwoners van Midden-Delfland in de leeftijd van 19 – 64 jaar drinkt wel eens alcohol. 17% kent de gevolgen van overmatig drankgebruik en vindt dat zij de eigen gezondheid zou kunnen verbeteren door minder te drinken (handhaven niveau 2005 meting GGD).

Prestatieveld 2: De jeugd

Ambitie:

Haperingen in de opvoeding en (school)uitval van de Midden-Delflandse jeugd worden voorkomen. Kinderen groeien uit tot zelfredzame volwassenen. Ouders zijn in staat om zelfstandig initiatieven te ontplooien. Er zijn geen jeugdigen of hun ouders meer die ongezien buiten de boot vallen.

Resultaten:

  • -

    ouders, jeugdigen en professionals zijn tevreden over de voorzieningen die er zijn voor opvoeden en opgroeien (score minimaal 7 bij klantonderzoek);

  • -

    in 2010 is er een sluitende zorgstructuur zijn voor jeugdigen van 9 maanden tot 23 jaar;

  • -

    in 2010 is er een Centrum voor Jeugd en Gezin;

  • -

    er worden vanuit de scholen maatschappelijke stages gelopen;

  • -

    de 4-jarigen moeten zonder achterstand kunnen instromen in het basisonderwijs;

  • -

    het aantal jongeren van 18 tot 23 jaar met een startkwalificatie is procentueel toegenomen ten opzichte van 2008;

  • -

    het aantal jongeren tussen 18 en 23 jaar zonder startkwalificatie, die een opleiding volgen of werken, is procentueel toegenomen ten opzichte van 2008;

  • -

    op basis van de inventarisatie zal er een integrale Nota jeugdbeleid zijn ontwikkeld.

Prestatieveld 3: Informatie, advies en cliëntondersteuning

Ambitie:

Midden-Delfland heeft in 2010 een Wmo loket waarin informatie-, advies- en regelvoorziening voor woon-, zorg- en welzijnsvragen van burgers kunnen worden beantwoord. In bepaalde gevallen is op afspraak intensievere ondersteuning mogelijk waarbij een “warme” overdracht naar hulp of zorg kan plaatsvinden.

Resultaten:

  • -

    de inwoners zijn tevreden met de geboden informatie en advies (onderzoek INVIS);

  • -

    De Digitale Sociale Kaart is up tot date en wordt uitgebreid met de jeugdzorg;

  • -

    de gemeentelijke website ondersteunt de Wmo door de vastgestelde documenten te publiceren;

  • -

    in de front-office wordt de vraag van de cliënt integraal benaderd. Er zal een relatie zijn tussen de Wet maatschappelijk ondersteuning en de Wet werk en bijstand.

Prestatieveld 4: Mantelzorg en vrijwilligers

Ambitie:

Midden-Delflanders zetten zich vrijwillig in voor de samenleving en voor elkaar en voelen zich voldoende ondersteund.

Resultaten:

  • -

    in 2010 is het percentage inwoners in Midden-Delfland dat zich vrijwillig inzet tenminste gelijk zijn aan het aantal vrijwilligers in 2005 (41 %; meting GGD);

  • -

    in 2008 zal het mantelzorgsteunpunt operationeel zijn;

  • -

    in 2010 zal de mantelzorg in kaart zijn gebracht;

  • -

    er heeft een verkenning plaatsgevonden van de mogelijkheden die er zijn om vanuit de Wwb en de bijzondere bijstand de mantelzorgers te ondersteunen;

  • -

    jonge mantelzorgers zijn specifiek benaderd;

  • -

    er wordt adequate ondersteuning verleend aan de vrijwilligersorganisaties in de vorm van drie cursussen per jaar.

Prestatieveld 5: Bevorderen deelname

Ambitie:

Kwetsbare ouderen en mensen met beperkingen kunnen volwaardig meedoen aan en in de (Midden-Delflandse) samenleving en kunnen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen.

Resultaten:

  • -

    In 2010 is onder mensen met beperkingen de tevredenheid over de eigen huisvestingssituatie en over de keuzemogelijkheden daarin toegenomen ten opzichte van de huidige situatie;

  • -

    in 2010 is het sociaal isolement onder mensen met beperkingen naar verhouding niet verder toegenomen (meting via aantallen signalen);

  • -

    de deelname aan sportieve activiteiten van mensen met een beperking zal in 2010 procentueel ten minste gelijk zijn gebleven;

  • -

    de woonservicezone in Den Hoorn zal zijn gerealiseerd;

  • -

    in 2010 zal het project levensbestendige koopwoningen zijn afgerond;

  • -

    beleid ontwikkelen om de deelname aan een sportvereniging van mensen met een beperking verder te stimuleren.

Prestatieveld 6: Verstrekken van voorzieningen

Ambitie

Mensen met een beperking nemen (weer) deel aan de samenleving en wonen door de verstrekking van voorzieningen (langer) zelfstandig. Algemene voorzieningen zijn voor iedereen toegankelijk en iedereen die recht heeft op een individuele voorziening maakt hiervan gebruik.

Resultaten:

  • -

    in 2010 blijft 93% van de klanten tevreden over de behandeling van de aanvraag;

  • -

    de klanten geven in 2010 als rapportcijfer een 8 voor de hulp bij het huishouden;

  • -

    zoveel als binnen de wet mogelijk is, zal een integrale indicatie worden gesteld;

  • -

    de signaleringsfunctie blijft gehandhaafd.

Prestatieveld 7, 8 en 9: Kwetsbare mensen

Ambitie:

Bijzondere groepen functioneren zo zelfstandig mogelijk en nemen zo veel mogelijk deel aan de samenleving.

Resultaten:

  • -

    Midden-Delfland blijft deelnemen aan het Meldpunt Bezorgd en aan het Advies en steunpunt Huiselijk Geweld omdat het nut is gebleken;

  • -

    de uitvoering van de Wet op het huisverbod maakt onderdeel uit van de integrale OGGZ aanpak;

  • -

    in 2010 zal er een signaleringsoverleg voor volwassenen zijn;

  • -

    het Laatste kans beleid wordt gecontinueerd omdat het nut is gebleken.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 15 juli 2008.
De griffier, de voorzitter,
A. de Vos, A.J. Rodenburg