Regeling vervallen per 06-03-2017

Nota speelplaatsen gemeente Midden-Delfland

Geldend van 01-10-2005 t/m 05-03-2017

Intitulé

Nota speelplaatsen gemeente Midden-Delfland

Hoofdstuk 1. Inleiding

In de gemeente Midden-Delfland is nog geen speelplaatsenplan vastgesteld. Inmiddels is duidelijk dat een speelplaatsenplan een bruikbaar instrument is om het beleid te verankeren. In de afgelopen jaren is een aanscherping geweest van de wet- en regelgeving en leven duidelijke wensen bij de gebruikers en inwoners van Midden-Delfland.

Bij het begrip speelvoorzieningen hoort buiten spelen. Buiten spelen is gezond en bevordert de fysieke ontwikkeling van kinderen. Ook draagt buiten spelen bij aan de sociale ontwikkeling van een kind. Voor kinderen is het gewoon leuk om buiten te spelen. Omdat kinderen met elkaar spelen bouwen ze een netwerk op en komen met andere kinderen uit de buurt in contact. Dit vergroot de sociale controle en leefbaarheid in de wijk(en). Ook voor de gemeente is het aanbieden van een speelvoorziening van belang. Immers speelvoorzieningen maken deel uit van voorzieningen zoals gazons en ander groen die een wijk aantrekkelijk maken. Deze voorzieningen zijn nodig om bewoners in de wijken te behouden en nieuwe inwoners aan te trekken.

Aan de hand van een beschouwing over veiligheidseisen, verantwoordelijkheid, aansprakelijkheid en controle wordt het belang van een goed speeltoestellenbeleid nog eens duidelijk gemaakt. Algemene beleidsuitgangspunten en voorwaarden, waaraan speelvoorzieningen moeten voldoen, worden geformuleerd. De inventarisatie van de huidige situatie van de openbare speelvoorzieningen, het resultaat van een eigen inspectie geven aan welke aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.

Het niveau van speelvoorzieningen kan aan de hand van algemeen aanvaarde normen, leeftijd en aantal kinderen per wijk worden bepaald en zal steeds evolueren.

Betrokkenheid van bewoners (jong en oud) bij het inrichten van speelplaatsen krijgt een steeds belangrijkere plaats in het gemeentelijk beleid. In het collegewerkprogramma wordt het belang van communicatie met bewoners steeds belangrijker. In het toekomstige speelruimtebeleid moeten bewoners betrokken blijven.

Deze nota gaat in op de landelijke wet en regelgeving rond het beheer en onderhoud van speelvoorzieningen. Ook komt de situatie in de gemeente Midden-Delfland, de visie op het speelruimtebeleid en de interactie met bewoners aan bod.

Hoofdstuk 2. Samenvatting en conclusies

2.1 Algemeen

Met de nota speelplaatsen wordt een beleidskader gevormd, waarin wordt aangegeven wat de gemeente op het gebied van speelplaatsen wil bereiken, en wat de gemeente daarvoor gaat doen.

De algemene doelstelling is:

“De gemeente Midden-Delfland stelt zich ten doel om in nauw overleg met bewoners, ouders en jeugdigen een evenwichtig gespreid patroon van speelvoorzieningen te realiseren en stelt daarvoor de benodigde middelen beschikbaar. Daarbij gaat zij uit van de actieradiussen van de leeftijdsgroepen. De gemeente beheert de voorzieningen op adequate wijze en speelt in op toekomstige ontwikkelingen.”

Na inventarisatie van alle speelplaatsen in de gemeente Midden-Delfland is inzicht verkregen in het aantal speelplaatsen. Het gemiddeld aantal kinderen per speelplaats is op dit moment 43. Dit aantal wordt als norm gehanteerd. In de kernen is de verdeling van de speelplaatsen over het gebied redelijk tot goed. Het uitgangspunt is om de bestaande speelplaatsen in stand te houden.

2.2 Eisen aan vormgeving en constructie speeltoestellen

Alle speeltoestellen hebben een typegoedkeuring, een technisch constructiedossier en een gebruiksaanwijzing. Het Attractiebesluit stelt eisen aan de installatie en montage van speeltoestellen. Aan deze eisen moet de gemeente Midden-Delfland altijd voldoen.

2.3 Eisen aan de inrichting van een speelplaats

Speelvoorzieningen moeten aan voorwaarden voldoen. Bij punt 3.7 worden uitgangspunten en voorwaarden geformuleerd. Deze uitgangspunten gelden voor nieuwe speelvoorzieningen maar ook voor bestaande.

2.4 Onderhoud

Na onderhoudsinspecties en controles door de Keuringsdienst van Waren blijkt dat alle speeltoestellen in onze gemeente voldoen aan de veiligheidseisen van vandaag de dag.

Het huidige beleid is gericht op het binnen de financiële mogelijkheden in stand houden van de speelvoorzieningen met inachtneming van landelijke veiligheidsnormen.

Speeltoestellen verouderen en zijn in principe na 12 jaren afgeschreven. Door het opstellen en bijhouden van een beheers-, vervangings- en een onderhoudsprogramma kunnen de speelterreinen kwalitatief in goede conditie worden gehouden en voldoen deze aan de laatste veiligheidseisen.

2.5 Nieuwe wijken

In nieuwe wijken is het uitgangspunt voor het opstellen van een speelplan 43 kinderen per speelplaats. Van de bebouwde oppervlakte moet drie procent als speelplaats worden ingericht. Het uitgangspunt is om de speelvoorzieningen in overleg met de toekomstige bewoners te realiseren. De uitslag van de stemming is doorslaggevend voor de definitieve inrichting. Simpel gezegd: “meeste stemmen gelden”. Daarna wordt het gekozen plan uitgevoerd.

Hierbij worden de bij punt 2.3 genoemde uitgangspunten gehanteerd. De aanlegkosten komen ten laste van de grondexploitatie.

2.6 Kosten

Op basis van het vervangingsschema is per jaar de kosten voor vervanging aangegeven. Vanaf 2006 is jaarlijks een extra krediet nodig om de kwaliteit van de speelplaatsen op niveau te houden. Het voorstel is om dit bedrag jaarlijks toe te voegen aan de lasten van het product "vervangen speelplaatsen”.

Hoofdstuk 3. Het belang van een gemeentelijk speelplaatsenbeleid

Het spelen en de ruimtelijke omgeving waarin kinderen opgroeien zijn van grote invloed op hun ontwikkeling. De toenemende dichtheid van de bebouwing biedt de jeugd echter steeds minder mogelijkheden. Daarom worden ten behoeve van de kinderen speelterreinen aangelegd. Bij de inrichting ervan moet worden aangesloten bij de leeftijd van kinderen. Hierbij wordt rekening gehouden met de opbouw van de leeftijd van de jeugd in de betreffende wijk. Bovendien moet een speelterrein / -toestel een spelwaardeverhogend aspect hebben. Ook aandacht aan de (ontwikkeling van) natuurlijke speelplekken is van belang. De veiligheid op speelterreinen moet, vooral in het belang van de spelende kinderen, optimaal zijn. Risico’s van aansprakelijkstellingen moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.

3.1 Veiligheid speeltoestellen/wetgeving en normering

De overheid streeft naar het reduceren van ongevallen in de openbare ruimte. Jaarlijks worden14.000 personen op de afdeling Spoedeisende Hulp van een ziekenhuis behandeld als gevolg van ongevallen op een speelgelegenheid. In de Warenwet is daartoe een productveiligheidseis opgenomen (gericht op speeltoestellen bestemd voor privé-gebruik). Een speeltoestel wordt ontworpen, vervoerd, gemonteerd, geplaatst, gebruikt, onderhouden en vervangen. Maar wie controleert dat allemaal? Voor controle is wetgeving nodig. De laatste jaren is de roep om duidelijke richtlijnen voor speeltoestellen steeds groter. Dat geldt op nationaal niveau maar ook op Europees niveau.

In 1988 is begonnen met het ontwikkelen van een Europese norm (EN) voor speeltoestellen. Het doel van een EN is harmonisatie. In plaats van verschillende nationale normen komt er één norm die in alle deelnemende landen wordt gepubliceerd. Hieronder wordt ingegaan op de vragen: welke wetgeving ondersteunt de veiligheid van speeltoestellen en welke normen gelden voor speeltoestellen?

Iedere burger en instantie moet zich aan de voorschriften uit de wetgeving houden (publiekrecht). Een aansprakelijkstelling kan volgen wanneer de beheerder van een speelterrein nalatig is en een derde daardoor schade heeft (privaatrecht). De volgende wetgeving is van toepassing:

  • -

    Besluit veiligheid attractietoestellen en speeltoestellen (Attractiebesluit);

  • -

    Bouwbesluit / Woningwet / Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken / Burgerlijk Wetboek.

Besluit veiligheid attractietoestellen en speeltoestellen

In ons land is het Besluit veiligheid attractietoestellen en speeltoestellen op 26 maart 1997 in werking getreden (hierna ook: het Attractiebesluit). Het Attractiebesluit definieert een speeltoestel als “een inrichting bestemd voor vermaak of ontspanning waarbij uitsluitend van zwaartekracht of van fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt”. Het gaat hierbij om speeltoestellen die collectief worden gebruikt. Speeltoestellen voor privé-gebruik vallen hier dus niet onder.

De algemene veiligheidseis zoals in het Attractiebesluit wordt omschreven luidt: “attractie- en speeltoestellen zijn zodanig ontworpen en vervaardigd, hebben zodanige eigenschappen en zijn van zodanige opschriften voorzien dat zij bij redelijkerwijs te verwachten gebruik geen gevaar opleveren voor de veiligheid of de gezondheid van personen”.

Alle speeltoestellen moeten voorzien zijn van een typegoedkeuring, een technisch constructiedossier en een gebruiksaanwijzing. Ook worden eisen gesteld aan de beheerder.

Beheerder

De beheerder is de instantie waar het speeltoestel uiteindelijk in gebruik wordt genomen. Beheerders zijn te vinden in bijvoorbeeld kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, openbare speeltuinen, scholen en de horeca. De gemeente Midden-Delfland is (eigenaar van de speelplaatsen) ook beheerder.

In het Attractiebesluit is voor de beheerder een algemene eis opgesteld: “De beheerder van een speeltoestel zorgt er voor dat het toestel zodanig is geïnstalleerd, gemonteerd en zodanig is beproefd, geïnspecteerd en onderhouden en zodanig van opschriften is voorzien, dat er bij gebruik geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid van personen bestaat.

De beheerder is verantwoordelijk gedurende de gehele periode dat hij het speelterrein beheert. Hij zorgt dat het toestel zodanig is geïnstalleerd en onderhouden dat het veilig is. De verantwoordelijkheid is niet alleen beperkt tot de toestellen. De beheerder is ook verantwoordelijk voor eventuele veiligheidsvoorzieningen (bijv. afrastering) en opschriften. Ook moet hij bijvoorbeeld het juiste schokabsorberende bodemmateriaal (bijv. rubberen tegels) gebruiken. De beheerder dient een logboek bij te houden. Het logboek bevat gegevens over onderhoud en inspecties van het gehele speelterrein. Tevens bevat het logboek per toestel een kopie van de keuringsuitslag en de gebruiksaanwijzing. De beheerder zorgt voor een beheersysteem waarin informatie over inspecties, onderhoud en administratie is vastgelegd. Regelmatig worden controles en herstelwerkzaamheden uitgevoerd. De visuele inspectie vindt maandelijks plaats. Jaarlijks wordt een functionele inspectie uitgevoerd. Ook wordt een logboek bijgehouden met een registratie van het onderhoud en eventuele ongevallen.

Het bijhouden van een logboek is verplicht op grond van het attractiebesluit. In het logboek worden gegevens van de speeltoestellen weergegeven. Het logboek is een hulpmiddel om de veiligheid van een speeltoestel te waarborgen. Aan de hand van het logboek wordt vastgesteld welke maatregelen een beheerder heeft genomen voor beheer en onderhoud.

Producent

Ingevolge het Attractiebesluit zorgen producenten voor een veilig product. Zij moeten bij het ontwerp en vervaardiging van een toestel rekening houden met te verwachten gevaren als verstikking, valhoogte enz. Speeltoestellen moeten voorzien zijn van een gebruiksaanwijzing en moeten worden gekeurd door een daartoe aangewezen keuringsinstantie. Op grond van Europese Verdragen is een aantal buitenlandse keuringscertificaten gelijkgesteld met een Nederlandse keuring.

Toezicht

De handhaving van de naleving van het Attractiebesluit is opgedragen aan de ambtenaren van Inspectie voedsel en waren autoriteit. (hierna ook: Inspectie VWA). Zij bezoeken onaangekondigd speelgelegenheden, voeren steekproefsgewijs controles uit en beoordelen. Bij ernstige gebreken zullen de verantwoordelijken hiervan in kennis worden gesteld, met de intentie dat verbeteringen worden aangebracht. De Inspectie VWA kan een onveilig toestel laten afsluiten en herstel of verbetering van het toestel eisen. Bij herhaling kan dit leiden tot verbalisering en algehele sluiting van het speelterrein.

Consequenties in de praktijk

Alle nieuwe toestellen moeten vóór levering / ingebruikname worden gekeurd. Als het speeltoestel vervolgens wordt geïnstalleerd, geïnspecteerd en onderhouden volgens de gebruiksaanwijzing, mag ervan uit worden gegaan dat het speeltoestel voldoet aan de wettelijke eisen. Het Attractiebesluit zegt alleen in algemene termen dat speeltoestellen veilig moeten zijn. Het bevat geen technische specificaties voor die veiligheidseisen. Voor de technisch inhoudelijke uitwerking van de algemene veiligheidseis verwijst het Attractiebesluit naar normen. Deze normen worden hierna weergegeven. Zodra de Europese normen voor speeltoestellen gereed zijn, zullen deze in dit kader worden aangewezen. Bestaande toestellen hoeven niet gekeurd te worden. De beheerder dient deze zelf te controleren aan de hand van de gevaren die het Attractiebesluit noemt. De Europese normen of het “handboek veiligheid van speelgelegenheden” kunnen hierbij als referentie worden gebruikt. Is de afwijking gering dan wil dat nog niet zeggen dat het toestel per definitie onveilig is. Het toestel hoeft dan ook niet te worden aangepast. Als de afwijking wel tot gevaarlijke situaties kan leiden (verstikkingsgevaar) dan moet het toestel vanzelfsprekend worden aangepast.

Gevaren

In genoemd handboek wordt uitgebreid ingegaan op de gevaren die in het Attractiebesluit worden genoemd. Gevaren en risico-onderdelen van speeltoestellen zijn:

  • -

    verstikking;

  • -

    beklemming;

  • -

    afklemming;

  • -

    vallen;

  • -

    botsen;

  • -

    snijden;

  • -

    onvoldoende draagkracht en stabiliteit;

  • -

    onvoldoende toegankelijkheid en toegangsmiddelen;

  • -

    toegepaste materialen en verbindingsmiddelen.

In het handboek worden aanbevelingen gedaan en adviezen gegeven, die zijn opgesteld om de veiligheid op en rond de speelgelegenheden zo veel mogelijk te garanderen.

Normen

In plaats van verschillende nationale normen komt er één norm die in alle deelnemende landen wordt gepubliceerd. In het handboek ‘Veiligheid van speelgelegenheden’ is een opsomming gemaakt van de bekende normen. Voor de beheerder, in dit geval de gemeente, zijn de toestelnormen (EN 1176 deel 1) nuttig, omdat aan de hand daarvan getoetst kan worden of toestellen, die al enige tijd in gebruik zijn, nog in overeenstemming zijn met de huidige eisen. Als ze op essentiële punten niet meer voldoen, is dat reden voor correcties. Voor wat betreft installatie, inspecties en onderhoud bodemmaterialen dient deel 7 van EN 1176 en EN 1177 te worden geraadpleegd.

Bouwbesluit

Op grond van het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblbb) is voor het plaatsen van een speeltoestel, als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Besluit attractietoestellen en speeltoestellen, geen bouwvergunning vereist (mits de hoogte, gemeten vanaf de voet, minder is dan 3 meter).

Het bouwvergunningvrij zijn, betekent dat een speeltoestel niet aan enige preventieve gemeentelijke toets is onderworpen. In artikel 20 Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) staat dat de voorschriften van het bestemmingsplan in bepaalde gevallen buiten toepassing blijven. Bij toepassing van artikel 20 WRO is van belang dat voldaan wordt aan de voorschriften die zijn gegeven in het Bblbb, slechts dan blijven de voorschriften, zowel voor het bouwen als voor het gebruik, van het bestemmingsplan buiten toepassing.

Ter bescherming van private, individuele belangen van burgers enerzijds, en algemene maatschappelijke belangen zoals veiligheid, gezondheid en ruimtelijke kwaliteit anderzijds, zijn in de Woningwet en het Bblbb wel bepaalde randvoorwaarden opgenomen. Ook het Burgerlijk Wetboek (BW) is van toepassing. Wat de Woningwet betreft, moeten alle bouwwerken (ook de bouwvergunningvrije) voldoen aan de bij of krachtens het Bouwbesluit gegeven voorschriften. Het Bouwbesluit is een algemene maatregel van bestuur (AMvB) die een nadere uitwerking is van de Woningwet. Het Bouwbesluit omvat technische bouwvoorschriften die in heel Nederland gelden voor elk bouwwerk. Zo ook voor vergunningsvrije speeltoestellen!

3.2 Aansprakelijkheid

Bij een ongeval zullen de ouders van een kind naar de oorzaak gaan zoeken. Bij een vermoeden van schuld bij derden kan dat tot de volgende aansprakelijkstellingen leiden:

  • ·

    Producent: productaansprakelijkheid (is het product gekocht of eigen productie);

  • ·

    Installateur: wanprestatie als er sprake is van een overeenkomst (ondeugdelijke installatie);

  • ·

    Exploitant: onrechtmatige daad (bijv. bij gebrekkig onderhoud).

Als oneigenlijk gebruik (capriolen door het kind zelf) verwacht kan worden, dan zal de producent hierover instructies moeten geven aan de installateur en/of de exploitant (bijvoorbeeld dat toezicht bij dat toestel geboden is).

Bescherming tegen aansprakelijkstellingen

In het geval de gemeente aansprakelijk wordt gesteld voor de gevolgen van een ongeval, zal zij moeten aantonen wat men gedaan heeft om dit te voorkomen. Confrontatie met de gevolgen van een ongeval kan worden voorkomen door:

  • -

    ervoor te zorgen dat de speeltoestellen en -terreinen veilig zijn (veilige producten kopen/deugdelijk onderhoud plegen);

  • -

    een logboek bij te houden;

  • -

    alert te zijn op verander(en)de wetgeving;

  • -

    zonodig instructieborden bij speeltoestellen te plaatsen.

Ook oudere, bestaande toestellen moeten aan de veiligheidsnormen voldoen. Dat wil zeggen: een speeltoestel mag bij normaal gebruik geen gevaar opleveren voor de veiligheid of gezondheid van personen.

3.3 Verantwoordelijkheid

Naast het belang van de veiligheid van de speeltoestellen voor de gebruiker, de wettelijke kaders, de aansprakelijkheid e.d. dient ook duidelijk te zijn wie waarover de verantwoordelijkheid heeft. Om dat te bepalen spelen factoren, zoals: wie is de eigenaar van de grond, wie is de eigenaar van de toestellen (wie heeft ze betaald), welke afspraken zijn er gemaakt over het beheer en heeft het speelterrein een openbaar karakter (is het omheind). De eigenaar van een speelterrein is verantwoordelijk. Voor speelterreinen op gemeentelijke grond, als zodanig bestemd en met een openbaar karakter (niet omheind) is de gemeente verantwoordelijk. Dat geldt ook voor de toestellen die daarop staan.

3.4 Verzekering

De gemeente Midden-Delfland heeft een W.A.-verzekering afgesloten met een eigen risico van € 2.500,- per gebeurtenis. Voor diefstal en/of beschadigingen van toestellen is de gemeente niet verzekerd.

3.5 Spel- en speelgelegenheden

Een definitie van speelgelegenheid is:

“Een door volwassenen ten behoeve van het kinderspel geplande ruimte, in meer of mindere

mate daartoe ingericht, al dan niet omheind en al dan niet onder toezicht”.

Over de verantwoordelijkheid is bovenstaand voldoende gezegd.

Hieronder wordt ingegaan op de functies en de risico’s van het spel en op datgene wat verder van belang is voor de speelterreinen, de situering, de inrichting en het beheer van speelterreinen.

Functies

Spelen biedt een kind plezier. Spelen is ook belangrijk voor de ontwikkeling van het kind. We spreken van een aantal hoofdfuncties:

  • -

    spel als bewegingsactiviteit (ontwikkeling van kracht, snelheid, lenigheid enz.);

  • -

    spel als middel om te leren met elkaar om te gaan (ontwikkelen sociale vaardigheden);

  • -

    spel als constructieactiviteit (het maken van een zandkasteel, timmeren, materialen leren kennen);

  • -

    spel als fantasie / verkenningsmogelijkheid (vaak zonder materialen).

Spel en risico

Bij het spelen moet rekening worden gehouden met het extra risico dat het kind loopt wanneer het speelt. Dat risico is vooral aanwezig als kinderen spelen met speeltoestellen. Risico wordt wel omschreven als: de combinatie van een kans op letsel bij kinderen op speelgelegenheden en de ernst van dat letsel.

Een onaanvaardbaar risico is, wanneer:

  • -

    het risico aanleiding geeft tot het ontstaan van ernstig letsel;

  • -

    het gevaar onherkenbaar is.

Er mag sprake zijn van een aanvaardbaar risico. Zo moet een speeltoestel voor grotere kinderen een bepaalde moeilijkheidsgraad hebben. Alleen dan blijft het toestel interessant en kan het zijn functie vervullen. Zo'n toestel geeft wel een bepaald valrisico dat we moeten accepteren. Dat risico omvat een drietal kenmerken:

  • -

    het geeft geen aanleiding tot ernstige ongevallen;

  • -

    het gevaar is te herkennen (pas vanaf ca. 6 jaar);

  • -

    het verhoogt de speelwaarde.

3.6 Van belang voor speelterreinen

Van belang voor speelterreinen is de situering, de inrichting en het beheer. Deze factoren beïnvloeden de risico’s en de veiligheid. Hieronder wordt hierop ingegaan.

Situering

De situering wil niet meer zeggen dan de plek waar de speelruimte is neergelegd. Speelgelegenheden kunnen diverse niveaus hebben (buurtniveau, wijkniveau). Zo zal een grote, centraal gelegen speelgelegenheid een andere invulling hebben dan de kleuterspeelplek om de hoek. Ook bijvoorbeeld de routing ernaar toe, zeker bij een speelgelegenheid op wijkniveau, zal dan anders zijn en extra aandacht moeten krijgen. De veiligheid bepaalt de mate van gebruik van het speelterrein. In hoofdstuk 4 wordt hierop onder "beleidsuitgangspunten / -voorwaarden” nog even terug gekomen.

Inrichting speelterreinen

Bij de inrichting van speelterreinen kunnen we het volgende onderscheid maken:

  • 1.

    algemene voorzieningen:

    • -

      afschermingen (bescherming voor kinderen, ook van buitenaf);

    • -

      hoogteverschillen (spelelement, afbakening);

    • -

      groenvoorziening (spelelement, esthetisch, afscherming, geen hoge beplanting voor betere sociale controle, geen besdragende beplanting);

    • -

      veilige ondergrond (van belang i.v.m. valrisico);

    • -

      waterafvoer (indien nodig aandacht aan schenken);

    • -

      straatmeubilair (banken, bebording, fietsenstalling, afvalbak, verlichting).

  • 2.

    diverse speeltoestellen en speelaanleidingen:

    • -

      speeltoestellen zijn inrichtingen die bestemd zijn voor vermaak of ontspanning waarbij uitsluitend van zwaartekracht of van fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt;

    • -

      speelaanleidingen zijn voorzieningen die op het eerste gezicht niet een duidelijk aanwijsbaar gebruik vragen (heuvels, muurtjes, plateaus, autobanden).

In onderstaande tabel zijn de situering en de inrichting nader uitgewerkt. Uit onderzoek is gebleken dat er een bepaalde relatie is tussen de leeftijd en het spelbereik van kinderen. Er wordt een actieradius voor verschillende leeftijdsgroepen gehanteerd: hoe ver kunnen kinderen in normale omstandigheden van huis gaan om te spelen. Ook ten aanzien van de behoeften aan speeltoestellen is een typering weergegeven. U ziet één en ander samengevat in onderstaande tabel. Het is een globale indicatie en geldt zeker niet als absolute eis. De feitelijke invulling hangt van veel factoren af, zoals: wat laten ouders toe, zijn voldoende terreintjes en andere speelplekken dichtbij, hoe is de wijk opgebouwd, hoe is de verkeerssituatie, waar spelen vriendjes etc. Naarmate kinderen ouder worden verandert hun gedrag.

Leeftijd

Actieradius

Minuten lopen

Gebied

Speelruimte (incl. paden, beplanting, toegang e.d)

Soort speeltoestellen

0 t/m 6

100 m

2

3 ha

100 – 500 m2

Enkelvoudige toestellen. Schommelen, glijden, klimmen

7 t/m 12

350 m

5

50 ha

500 – 2000 m2

Combinatietoestellen ruimte voor balspel

12 t/m 17

1000 m

15

300 ha

1000 – 3000 m2

Skatevoorzieningen, voetbal, basketbal

Bij de ontwikkeling van nieuwbouwlocaties wordt nadrukkelijk rekening gehouden met spelen.

Beheer speelterreinen

Voor wat betreft het beheer is onder de paragraaf 3.1 kort gesproken over de eisen die aan de beheerder worden gesteld. Onderstaand wordt hierop uitvoeriger ingegaan. De gemeente, beheerder van de openbare speelterreinen, heeft de volgende beheerstaken:

  • -

    onderhoud: Onderhoud is gericht op het veilig functioneren van de speelvoorzieningen, maar ook de ondergrond en dergelijke. Onderhoud is van belang voor de veiligheid, maar ook voor het behoud van de toestellen. Daarnaast draagt het bij aan een positieve beeldvorming en voorkomt daarmee mede vandalisme.

  • -

    toezicht: als buurtbewoners of ouders een oogje in het zeil houden spreken we van "informeel" toezicht. Deze vorm van sociale controle kan zeer effectief zijn en mag als bijdrage voor de veiligheid en instandhouding van de speelterreinen ook worden verlangd.

3.7 Algemene beleidsuitgangspunten

Op basis van onderstaande geformuleerde uitgangspunten moet het speelruimtebeleid vorm krijgen. De volgorde van de beleidsuitgangspunten is willekeurig.

  • a.

    De gemeente draagt de primaire verantwoordelijkheid voor de openbare speelterreinen en de inrichting daarvan;

  • b.

    Toestellen mogen niet op gemeentegrond worden geplaatst, tenzij met toestemming van het college van B&W;

  • c.

    Gestreefd wordt naar een aanbod van speelvoorzieningen dat overeenkomt met de behoefte aan c.q. wenselijkheid van voorzieningen in de kernen Den Hoorn, Maasland en Schipluiden voor zo breed mogelijke doelgroepen en alle leeftijdscategorieën tot 18 jaar;

  • d.

    Gestreefd wordt naar een evenwichtige spreiding van speelvoorzieningen waarbij wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van openbaar groen en de leeftijdsopbouw van de kinderen in de omgeving;

  • e.

    Met betrokken wijkbewoners en kinderen overleg voeren over ligging en inrichting van speelterreinen;

  • f.

    Gelet op de sociale veiligheid overleg voeren met de politie over ligging en inrichting van nieuwe speelterreinen;

  • g.

    Éénmaal aangelegd, wordt een speelterrein en omgeving goed onderhouden, in het belang van de veiligheid en om vandalisme en verpaupering te voorkomen;

  • h.

    De speelterreinen en speeltoestellen moeten aan de veiligheidseisen voldoen;

  • i.

    Bij het inrichten van nieuwe speelterreinen, maar ook bij renovaties en onderhoudswerkzaamheden uitsluitend gebruik te maken van origineel materiaal van de leverancier van het betreffende toestel, waardoor de veiligheid is gegarandeerd en onderhoud tot een minimum wordt beperkt;

  • j.

    Bij de ontwikkeling van nieuwe bestemmingsplannen moet rekening gehouden worden met de aanleg van speellocaties die voldoen aan de normen.

3.8 Voorwaarden te stellen aan speelvoorzieningen

Speelvoorzieningen moeten aan diverse voorwaarden voldoen. Enerzijds is er een aantal voorwaarden van belang die een goede aantrekkelijke speelplek garanderen. Anderzijds zijn er veiligheidseisen, zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven. Het kunnen voldoen aan de diverse voorwaarden hangt af van veel factoren, zoals: de beschikbare ruimte binnen een buurt, de wensen van omwonenden en de kosten van een speelvoorziening.

Situering

  • -

    goede bereikbaarheid;

  • -

    verkeersveiligheid;

  • -

    natuurlijke sociale controle (zichtbaar);

  • -

    voor zover mogelijk ook te gebruiken door gehandicapten;

  • -

    inspraak bevorderen (bevordert betrokkenheid).

Herbergzaamheid

Kinderen moeten zich veilig en beschut voelen op een speelplek. Met name voor kleinere kinderen moeten er naast grote, open ruimtes, ook kleine, meer besloten ruimtes zijn.

Herkenbaarheid

Met name voor kleine kinderen is herkenbare omgeving heel belangrijk. Kinderen moeten zich er thuis voelen en er moeten aanknopingspunten zijn om de weg terug naar huis makkelijk te vinden of om een speelplek te duiden (“je mag tot die grote boom”).

Samenhang

Optimaal is een goede samenhang tussen de speelvoorzieningen en de rest van de woonomgeving. Kinderen beperken zich immers niet tot de aangewezen speelplekken, maar gebruiken de hele omgeving. Belangrijke aspecten die aan een goede samenhang kunnen bijdragen zijn: verkeer (o.a. 30 km. zones), multifunctioneel gebruik (straten, trottoirs, pleinen, speelweiden), spreiding (speelvoorzieningen, met gunstige ligging), combinatie (zit-, wandel- en speelgelegenheden).

Veiligheid en hygiëne

  • -

    speelvoorzieningen moeten voldoen aan eisen genoemd in het attractiebesluit speeltoestellen;

  • -

    speeltoestellen moeten voor zover mogelijk te voldoen aan Europese veiligheidsnormen;

  • -

    geen giftige beplanting in de omgeving toepassen, niet besdragend en de zichtbaarheid moet goed zijn;

  • -

    gebruik van hout dat voldoet aan de voorwaarden van FSC-keurmerk;

  • -

    niet in de omgeving van water;

  • -

    ondergrond dient te voldoen aan eisen (valhoogte) zoveel mogelijk gebruik van rubbertegels;

  • -

    goede fundering speeltoestellen;

  • -

    schoonhouden terrein en afvalbakken toepassen

  • -

    goede afrastering en terreinafscheiding toepassen

Ondergrond van een toestel

Bij een bepaalde hoogte van een toestel (60 cm) is een valdempende ondergrond verplicht. De ondergrond is een kostbare aangelegenheid. Voor het aanbrengen van een veilige ondergrond zijn verschillende opties. De meest gebruikte is het aanbrengen van rubberen valdempende tegels. Naast rubberen tegels kan ook boomschors worden toegepast of kunstgras. Van de genoemde opties is een rubberen ondergrond de duurste. Gevolgd door respectievelijk kunstgras, boomschors en zand. Boomschors en zand zijn betrekkelijk onderhoudsgevoelig. Zand is veilig maar leent zich tegelijkertijd uitstekend als honden- en kattentoilet. Uitgangspunt is om bij het aanbrengen van veilige ondergronden zoveel mogelijk gebruik te maken van rubberen tegels.

Hoofdstuk 4. Huidige situatie

4.1 Huidige situatie Midden-Delfland

Voorzieningenniveau

Om de juiste locaties te kunnen vaststellen is het belang inzicht te verkrijgen in de doelgroepen die in een kern wonen. Voor kinderen in de leeftijdsgroep 0-12 jaar is het belangrijk dat de speelvoorzieningen in de nabijheid van de woningen van de kinderen te vinden zijn. Om te bepalen waar we voorzieningen realiseren of handhaven is inzicht nodig in de huidige situatie.

De huidige situatie

In de gemeente zijn op dit moment in totaal 74 speelplaatsen. De onderverdeling per kern is Maasland 27, Den Hoorn 25 en Schipluiden 22 speelplaatsen. Op deze speelplaatsen zijn in totaal 227 speeltoestellen aanwezig. Deze toestellen zijn voornamelijk bestemd voor kinderen in de leeftijd 0-12 jaar. Uiteraard kunnen ook oudere kinderen gebruik maken van de speelplaatsen. De spreiding per kern is goed te noemen. In elke wijk zijn wel één of meerdere speelvoorzieningen aanwezig. Binnen de kernen varieert de bezetting van de speeltoestellen van 10 tot 20 kinderen / toestel (dit is per kern het aantal speeltoestellen gedeeld door het aantal kinderen in de leeftijdsgroep).

Aantal voorzieningen

Op basis van het huidige aantal speeltoestellen en het aantal kinderen van 0-12 jaar per kern is berekend hoeveel kinderen de beschikking hebben over één speelplaats. Uitgangspunt in de berekening is het aantal kinderen binnen de kernen. In dit aantal is de leeftijd van 0-12 jaar maatgevend. Vervolgens berekenen we het aantal speelplaatsen per kern. Het gemiddeld aantal kinderen per speelplaats is 43. We stellen voor dit aantal voortaan als norm te hanteren. Op basis van dit aantal is het aantal speelplaatsen per kern minimaal wenselijk:

Kern

Aantal kinderen

Gewenst aantal speelplaatsen

Huidige aantal speelplaatsen

Huidige aantal speeltoestellen

Opmerkingen

Den Hoorn

1172

27

25 *

58

Voldoende speelplaatsen aanwezig

Maasland

1098

26

27 #

93

Voldoende speelplaatsen aanwezig

Schipluiden

763

18

22

76

Voldoende speelplaatsen aanwezig

Totaal

3033

71

74

227

* Het huidige aantal is inclusief de speelplaatsen van de in aanbouw zijnde wijk Look-West.

# Het aantal speelplaatsen is inclusief de wijk Kluishof.

Trapveldjes

In de gemeente Midden-Delfland zijn in totaal 10 verharde of onverharde trapveldjes. De onderverdeling per kern is Maasland 3, Den Hoorn 3 en Schipluiden 4.

Kinderen met een handicap

De meeste speeltoestellen op de openbare speeltoestellen zijn niet bruikbaar voor kinderen met een handicap. Veelal zijn de toestellen wel bruikbaar maar niet toegankelijk omdat het speelterrein dit onmogelijk maakt. Het plaatsen van specifieke speeltoestellen zal gericht moeten plaats vinden. Om de vraag te bepalen is het van belang dat de betrokken kinderen hun behoefte aangeven. Op deze wijze kunnen gehandicapte kinderen de juiste voorzieningen worden aangeboden. Op dit moment zijn nog geen aangepaste speeltoestellen geplaatst binnen de gemeente. Ook zijn nog geen verzoeken ontvangen om een aangepast toestel te plaatsen. Als de aanschaf van dergelijke toestellen relevant is wordt een apart verzoek ingediend.

Kinderen die wonen buiten de kernen

In Midden-Delfland wonen ook kinderen op plaatsen die geen speelterrein in de buurt hebben. Het gaat hier om kinderen die woonachtig zijn in de buitengebieden. Het is niet haalbaar om voor deze groep openbare speelvoorzieningen in de nabijheid van de woning te realiseren. Dit lijkt onplezierig voor deze groep. Hier staat tegenover dat veel kinderen wel volop ruimte hebben om te spelen.

Participatie bewoners

Het is gebruikelijk dat tijdens het ontwerpproces voor de (her)inrichting van een speelplaats overleg plaats vindt met de omwonenden en de kinderen uit de buurt. Hiervoor wordt een oproep geplaatst in de regionale krant of huis-aan-huisblad. Ook worden de betrokken wijkbewoners per brief uitgenodigd om ideeën aan te dragen. Op basis van de reacties en wensen worden producenten van speeltoestellen gevraagd inrichtingsvoorstellen te maken. De bovengenoemde wettelijke eisen en normen zijn daarbij uiteraard van toepassing. De uitwerkingen worden getoetst aan de inrichtingswensen en aan de direct betrokken bewoners en kinderen voorgelegd. Daarna wordt een definitief plan opgesteld.

Levensduur en vervanging speeltoestellen

In de afgelopen periode zijn alle speelplaatsen in de kernen geïnventariseerd. Deze inventarisatie is opgemaakt om een beeld te verkrijgen van het aantal, soort en kwaliteit van het speelterrein en de daarop staande toestellen. Ten behoeve van het logboek is een nog uitgebreidere inventarisatie gemaakt, met nauwkeurige beschrijvingen van elk speelterrein, van elk speeltoestel, met gegevens over leverancier, jaar van aankoop, eventuele garanties, onderhoudsadviezen, klachten, verrichte reparaties. Alles is op datum en met begeleidende foto's en tekeningen. Een speeltoestel heeft een gemiddelde levensduur van 12-14 jaar. Na inspectie en eventueel extra onderhoud kan de levensduur worden verlengd. Op basis van deze uitgangspunten is per kern bepaald in welk jaar vervanging noodzakelijk is.

4.2 Overige zaken

Scholen

Alle scholen in onze gemeente hebben een schoolplein, met meestal daarop speeltoestellen. De schoolbesturen hebben daarover hun eigen verantwoordelijkheid. De gemeente heeft hierbij een signalerende functie. De bekostiging van de speeltoestellen met het bijbehorende onderhoud (bijhouden van een logboek e.d.) vindt in beginsel plaats door de school zelf.

Verenigingen

Een aantal sportverenigingen beschikt over eigen speeltoestellen. Zij dragen een eigen verantwoordelijkheid. De gemeente draagt niet bij in de kosten.

Particulieren

Particulieren dragen allen hun eigen verantwoordelijkheid ten opzichte van speeltoestellen op privé-terreinen. De gemeente draagt niet bij in de kosten.

Camping/kamperen bij de boer

Ook zij dragen allen een eigen verantwoordelijkheid ten opzichte van speelterreinen die door hen zijn ingericht. De gemeente draagt niet bij in de kosten.

Dierenparkjes

In principe dragen allen een eigen verantwoordelijkheid ten opzichte van de veiligheid. De gemeente draagt in een enkel geval bij in de kosten.

4.3 Budget en middelen

Het product speelvoorzieningen, biedt jaarlijks € 13.294,- (excl. BTW) voor de aanschaf van nieuwe speeltoestellen en € 14.807,- (excl. BTW) voor het regulier onderhoud. Naar verwachting zullen de jaarlijkse onderhoudskosten elk jaar stijgen als gevolg van loon– en prijsstijgingen. Het voorstel is om het jaarlijks budget speelvoorzieningen, bedoeld voor regulier onderhoud van speelterreinen, vooralsnog te handhaven.

Hoofdstuk 5. Onderhoudsplan / feitelijke uitvoering

5.1 Algemeen

In voorgaande hoofdstukken heeft een oriëntatie plaatsgevonden op wettelijke voorschriften, verantwoordelijkheden en een inventaris van de huidige situatie ten aanzien van speelterreinen in onze gemeente. Op basis van het technisch onderzoek is een vervangingsschema opgesteld. Dit overzicht is als bijlage toegevoegd.

Uitgangspunt is dat de speeltoestellen worden vervangen in het aangegeven jaar. Wanneer dit niet direct gebeurt, zal extra onderhoud gepleegd moeten worden met tot gevolg flinke overschrijding van het onderhoudsbudget. Ook in verband met een goede coördinatie van werkzaamheden is het aan te bevelen de toestellen te vervangen.

In het algemeen geldt dat per speelterrein een reconstructieplan wordt opgesteld. De betrokken wijkvereniging en/of bewoners krijgen de mogelijkheid om ideeën aan te dragen. Gestreefd wordt naar een inrichting met ruimtelijke en visuele kwaliteiten die niet overbodig wordt als de leeftijdsopbouw verandert. De locatie en functie van het speelterrein zijn bepaald. De definitieve detailinrichting zal worden bepaald naar aanleiding van de inrichtingswensen van de bewoners en de kinderen uit de wijk. Op basis van de reacties en wensen maken producenten van speeltoestellen inrichtingsvoorstellen. De bovengenoemde wettelijke eisen en normen zijn daarbij uiteraard van toepassing. De uitwerkingen worden getoetst aan de inrichtingswensen en aan de direct betrokken bewoners en kinderen voorgelegd. De uitslag van de stemming is doorslaggevend voor de definitieve inrichting. Simpel gezegd: “meeste stemmen gelden”. Daarna wordt het gekozen plan uitgevoerd. Wel geldt dat de aanlegkosten niet hoger mogen zijn dan het afgesproken totaal van het werkbudget.

Bij de uitvoering zal in een aantal gevallen medewerking en enige inspanning van de wijkverenigingen nodig zijn. Voor melding van onveilige zaken bij de gemeente is bijvoorbeeld de hulp van de wijkverenigingen gewenst. Het toenemende vandalisme is daarbij een extra zorg. Het streven is naar een goede samenwerking tussen de bewoners, kinderen, eventuele wijkverenigingen en gemeente. Alleen dan kan de kwaliteit van de speelvoorzieningen worden gewaarborgd. De verantwoording blijft overigens bij de gemeente liggen. Gestreefd wordt naar periodieke evaluatie. Zowel de ontwikkelingen binnen de buurt (aantal en leeftijd kinderen), de onderhoudssituatie van de toestellen, als de geldende veiligheidseisen kunnen hiervoor aanleiding zijn. Verzoeken om nieuwe toestellen in de toekomst kunnen pas worden gehonoreerd als het beschikbare budget dit toelaat.

De verantwoordelijkheid voor de openbare speelterreinen is en blijft voor de gemeente voorzover de toestellen eigendom zijn van de gemeente. Wanneer derden zonder toestemming van de gemeente een toestel, geen eigendom van de gemeente zijnde, op gemeentegrond plaatst, dan wordt dit onmiddellijk verwijderd. Het is, in dit verband, niet raadzaam om verantwoordelijkheid voor en de zorg voor onderhoud van bepaalde (eigen) toestellen aan bijvoorbeeld de wijkvereniging te geven. Dat geeft een onduidelijk beeld en bovendien betreft het verantwoordelijkheden die de draagkracht van buurtverenigingen te boven kunnen gaan.

5.2 Gemeentelijke voorzieningen

Hieronder wordt ingegaan op de herinrichting van de gemeentelijke speelterreinen en op de andere gemeentelijke voorzieningen die een recreatieve functie hebben. De gegevens die beschikbaar zijn over het aantal speelterreinen, de ligging ervan, de daarop staande toestellen, de opbouw van de jeugd, kunnen worden getoetst aan de tabel in paragraaf 3.6. Dat is enerzijds een lastige en tijdrovende zaak en het blijft bovendien een theoretische benadering. Wij kiezen ervoor om uit te gaan van de wensen van de verschillende wijkverenigingen/bewoners en kinderen. De werkelijke behoefte komt hieruit meer naar voren. Bij overvraging kan worden getoetst aan bedoelde algemene richtlijnen.

De verkeersveiligheid in de omgeving, de bereikbaarheid van de speelterreinen, maar ook bijvoorbeeld het gegeven of de ouders thuis ruimte hebben om wat toestellen te plaatsen, beïnvloedt de behoefte aan speelterreinen. Hoe dichter de bebouwing echter, des te moeilijker is het vaak om nog een vrije speelruimte te vinden, terwijl de behoefte eraan dan groot is.

Aantal speelplaatsen

Zoals eerder aangegeven wordt het aantal speelplaatsen mede bepaald door het aantal kinderen dat hier gebruik van maakt. Om dit aantal te toetsen aan het landelijk gemiddelde is contact gezocht met de NUSO. De NUSO is een landelijke organisatie voor speeltuinwerk en jeugdrecreatie en maakt zich sterk voor meer en betere speelruimte voor kinderen. Als norm hanteert de NUSO dat 3% van de bebouwde oppervlakte in een kern moet zijn ingericht als speelplaats.

Voor de gemeente Midden-Delfland is dit:

  • -

    Den Hoorn: 8.400 m2 is 2.5%;

  • -

    Maasland: 14.000 m2 is 2.7%;

  • -

    Schipluiden: 8.200 m2 is 3.0%.

Evaluatie

Een wijkvereniging of bewoners kunnen ook periodiek aangeven wanneer iets verandert. Het raadplegen van de demografische gegevens kan daarbij een hulpmiddel zijn, maar moet zeker niet de enige maatstaf vormen. De gemeente overigens, kan natuurlijk ook de wens hebben om op een bepaald moment met een wijkvereniging in overleg te gaan, bijvoorbeeld over een speelterrein dat blijkbaar zeer weinig of niet meer wordt gebruikt. Andersom kan die behoefte ook bij de wijkvereniging bestaan.

5.3 Gemeente Midden-Delfland

De gemeente voert de onderhoudswerkzaamheden van de speelterreinen zelf uit. Maandelijks worden controleronden langs de speelterreinen gehouden. Daarbij hoort ook de jaarlijkse veiligheidsinspectie. Voorkomende reparaties worden meteen verricht. Bij tussentijdse gebreken, vandalisme of na melding neemt de betrokken afdeling direct maatregelen. Op schoolpleinen is dit de verantwoordelijkheid van de schoolbesturen.

De gedane controles en verrichte reparaties worden vermeld in een logboek. De gemeente levert zelf in technische zin ondersteuning bij het reguliere onderhoud en de aankoop van toestellen en is het aanspreekpunt voor alle zaken die betrekking hebben op de openbare speelterreinen.

Aansprakelijkstellingen worden beoordeeld door de juridisch medewerker en wanneer nodig aan de verzekeringsmaatschappij doorgestuurd. Wanneer de schade meer bedraagt dan het overeengekomen eigen risico of wanneer er sprake is van lichamelijk letsel stuurt de gemeente de aansprakelijkstelling in ieder geval naar de verzekering. In het geval dat het schadebedrag minder bedraagt dan het eigen risico, beoordeelt de gemeente de situatie zelf. Als in dat geval de gemeente aansprakelijk is voor de ontstane schade wordt er naar gestreefd met betrokkenen overeenstemming te bereiken over de hoogte van de (aantoonbare) schade. De inspectie VWA heeft inmiddels tweemaal een inspectie uitgevoerd in de kernen Den Hoorn, Maasland en Schipluiden. De daarbij geconstateerde gebreken zijn binnen de in afgegeven beschikking genoemde tijd hersteld. Het ging hierbij om kleine aanpassingen van toestellen die voor het attractiebesluit zijn geplaatst.

Hoofdstuk 6. Bijlagen

6.1 Overzicht reconstructies

afbeelding binnen de regeling