Handhavingsplan Sociale Zaken 2014

Geldend van 03-01-2014 t/m heden

Intitulé

Handhavingsplan Sociale Zaken 2014

De raad van de gemeente Midden-Delfland;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 14 november 2013, nr. 2013-10-05 c;

BESLUIT

Het Handhavingsplan Sociale Zaken 2014 vast te stellen.

Inleiding

Fraude mag nimmer lonend zijn. Burgemeester en wethouders zijn daarom verantwoordelijk voor een doelmatige en rechtmatige uitvoering van de Wet Werk en Bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). Het voorkomen en bestrijden van misbruik van deze regelingen maakt hiervan integraal onderdeel uit. Het is belangrijk om het maatschappelijk draagvlak voor het stelsel van collectieve sociale voorzieningen als vangnet te behouden. Tegelijkertijd draagt het voeren van een rechtvaardig handhavingsbeleid bij aan het beperken van onnodige uitkeringskosten in een tijd van een toenemend klantenbestand. Handhaving is daarom – naast het ondersteunen bij het zoeken naar werk en het verstrekken van een uitkering – een belangrijk onderdeel van de werkzaamheden binnen het team Werk en Inkomen.

De uitkeringsgerechtigde heeft een inspanningsverplichting om zo spoedig mogelijk werk te vinden en weer zelfstandig in zijn levensonderhoud te gaan voorzien. Daarnaast heeft hij een informatieplicht. Dit betekent dat hij alle veranderingen in zijn situatie die van invloed zijn op het recht op uitkering op eigen initiatief moet doorgeven. Het handhavingsbeleid van de gemeente richt zich er op de verleiding van het niet naleven van de aan de uitkering verbonden verplichtingen zo klein mogelijk te maken. Het niet-nakomen van afspraken moet onaantrekkelijk blijven en ontmoedigd worden. Dit kan door een goede voorlichting, het creëren van een hoge pakkans en het stellen van voorbeelden, bijvoorbeeld door het streng straffen wanneer fraude wordt ontdekt. Als de uitkeringsgerechtigde zijn plichten en afspraken nakomt moet dat winst opleveren in de vorm van uitstroom naar werk of in de vorm van waardevolle participatie in de maatschappij.

Op 1 januari 2013 is de ‘Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SWZ-Wetgeving’ (hierna: Fraudewet) van kracht geworden. De invoering van de Fraudewet is het sluitstuk van een reeks aan maatregelen die het kabinet heeft ingezet om de handhavingsketen te versterken. Het kabinet wil de maatschappelijke norm dat misbruik een ernstige zaak is en streng bestraft moet worden, beter tot uitdrukking brengen in de handhaving van de regels. Met de uit de Fraudewet voortvloeiende aanpassingen in de WWB en de overige sociale zekerheidsregelingen kiest het kabinet voor meer uniformiteit in de handhaving en dus voor een meer centrale aanpak. Het kabinet verwacht dat een striktere fraudeaanpak tot een aanzienlijke vermindering van het aantal uitkeringen kan leiden.

De Fraudewet schrijft voor dat gemeenten verplicht zijn ten onrechte verstrekte bijstand volledig terug te vorderen wanneer sprake is van schending van de inlichtingenplicht. Ook is de bestuurlijke boete (her-)ingevoerd. De boetebedragen zijn hoog en bedragen in principe 100% van het bedrag dat ten onrechte aan bijstand is verstrekt. Dit biedt de gemeente meer mogelijkheden een effectief ‘lik-op-stukbeleid’ te voeren wanneer fraude is geconstateerd.

Voorafgaand aan de invoering van de Fraudewet is door het kabinet de afgelopen jaren geïnvesteerd in een betere informatie-uitwisseling tussen ketenpartners. Dit om misbruik van regelingen in een vroeg stadium te detecteren. Ook is geïnvesteerd in preventieactiviteiten. In 2012 is een landelijke voorlichtingscampagne gestart onder de noemer: ‘Weet hoe het zit’.

De invoering van de Fraudewet is de directe aanleiding om het bestaande ‘Handhavingsplan Sociale Zaken’ uit 2005 grondig te herzien. Het kabinet heeft daarnaast aangegeven streng(er) te zullen toezien of een gemeente de haar bij wet opgedragen taken van fraudebestrijding en handhaving juist uitvoert. Voor het aanvragen van de Individuele of Meerjarige Aanvullende Uitkering (de IAU en de MAU) wil het kabinet de voorwaarde stellen dat gemeenten een verbeterplan hebben voor hun handhavings- en sanctiebeleid. Het voor u liggende ‘Handhavingsplan Sociale Zaken 2014’ voorziet hierin.

Samenwerking met RCF

Bij de totstandkoming van dit beleidsplan is samengewerkt met het Regionaal Coördinatiepunt Fraudebestrijding (RCF-)Kenniscentrum Handhaving Den Haag. In Nederland zijn 9 RCF Kenniscentra. Deze kenniscentra zijn een initiatief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en strekken tot doel gemeenten en handhavingspartners in het domein Werk en Inkomen te verbinden en te versterken. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor onderlinge kennisdeling en samenwerking. Vanuit het RCF wordt ondersteuning en advies gegeven bij de ontwikkeling van handhavingskennis, beleidsontwikkeling en handhavingsproducten. Zij sluiten hierbij aan bij het Handhavingsprogramma 2011-2014 van het kabinet.

Ontwikkelingen WWB sinds 1 januari 2012

Midden-Delfland heeft vanouds een zeer laag werkeloosheidscijfer. Het heeft in verhouding het kleinste uitkeringsbestand in de regio, uitgedrukt in een percentage van de afhankelijke beroepsbevolking. Sinds 2011 is echter een flinke stijging zichtbaar in het aantal personen die als niet werkende werkzoekende staat geregistreerd. Dit hangt samen met de huidige economische crisis. In 2012 is in de RPA-regio Haaglanden (Regionaal Platform Arbeidsmarktregio Haaglanden bestaat uit: Den Haag, Delft, Rijswijk, Westland en Midden-Delfland (arbeidsmarktregio 17 - Haaglanden) en Lansingerland, Leidschendam-Voorburg, Pijnacker-Nootdorp, Voorschoten, Wassenaar en Zoetermeer (arbeidsmarktregio 35 - Zuid-Holland Centraal)) een toename in het aantal WW-ers en Niet Werkende Werkzoekenden (hierna: NWW-ers) te zien van bijna 22% (Factsheet arbeidsmarktinformatie RPA-gebied februari 2013). Het aantal WWB-ers in Midden-Delfland laat sinds 1 januari 2012 ook een flinke stijging zien. In januari 2012 bedroeg het uitkeringenbestand 77. In juni 2013 is dit gestegen naar 110, een stijging van ruim 42%. Sinds juli 2013 schommelt het uitkeringenbestand rond de 110 cliënten.

In- en uitstroom periodieke algemene bijstand WWB vanaf 1 januari 2012

2012

jan

feb

mrt

april

mei

jun

jul

aug

sept

uitkeringenbestand

77

85

88

89

88

90

88

88

89

instroom

15

6

5

1

4

2

5

3

5

uitstroom

-7

-3

-4

-2

-2

-4

-5

-2

-3

eindstand

85

88

89

88

90

88

88

89

91

2013

okt

nov

dec

jan

feb

mrt

april

mei

juni

uitkeringenbestand

91

97

96

96

97

101

109

111

110

instroom

8

5

3

7

8

9

6

2

3

uitstroom

-2

-6

-3

-6

-4

1

-4

-3

-4

eindstand

97

96

96

97

101

109

111

110

109

De instroom in de WWB bedroeg in heel 2012 maar liefst 80,51% (62 personen) van het totale bestand van 31 december 2011. Met instroom wordt bedoeld het aantal nieuwe personen aan wie gedurende het jaar een uitkering werd toegekend. De uitstroom bedroeg over deze periode 55,84 % (43 personen) van het totale bestand per 31 december 2011. In de eerste maanden van 2013 is te zien dat de stijgende lijn doorzet. Hiermee volgt Midden-Delfland de landelijke trend van stijgende werkloosheid.

Evaluatie huidig handhavingsbeleid

Het huidige handhavingsbeleid dateert uit 2005. In het ‘Handhavingsplan Sociale Zaken 2005’ is onder andere vastgelegd wanneer en op welke wijze de rechtmatigheid van de verstrekte uitkeringen wordt vastgesteld. De klantmanagers Werk en Inkomen verrichten periodiek bij alle cliënten een rechtmatigheidsonderzoek. Tot april 2009 dienden de cliënten daarnaast maandelijks een rechtmatigheidsonderzoeksformulier (een rofje) in te leveren bij het team Sociale Zaken. Op dit formulier moesten zij aangeven of er in de voorgaande maand iets veranderd was in hun situatie. In het kader van de administratieve lastenverlichting is in april 2009 besloten dit maandelijkse rofje af te schaffen, omdat in de loop der jaren de informatie-uitwisseling via Suwinet-Inkijk (Suwinet – Inkijk is een webbased applicatie waarmee overheidsinstanties inzage hebben in elkaars gegevens. Op Suwinet zijn o.a. aangesloten: het UWV, de SVB, DUO, gemeenten, de RDW en de KvK ) steeds uitgebreider is geworden. Om die reden zijn ook de in het beleidsplan vastgelegde standaardfrequenties van het uitvoeren van rechtmatigheidsonderzoeken verdubbeld. De frequentie van het uitvoeren van de rechtmatigheidsonderzoeken bedraagt sindsdien al naar gelang de afstand tot de arbeidsmarkt 12, 18 of 24 maanden.

Fraudeopsporing vindt, voor zover het onderzoek betreft naar de financiële en andere voor de uitkering relevante omstandigheden van de cliënten betreft, plaats door de klantmanagers Werk en Inkomen. In die situaties waarbij specifieke deskundigheid en/of opsporingsbevoegdheden nodig zijn voor het onderzoek, wordt de sociale recherche ingeschakeld. De gemeente Midden-Delfland koopt deze dienstverlening op declaratiebasis in bij de gemeente Delft. Doorgaans wordt de sociale recherche enkele keren per jaar ingeschakeld. Soms voor kortdurende onderzoeken en een enkele keer voor een uitgebreid onderzoek.

In de praktijk wordt conform het handhavingsplan gewerkt. Bij iedere aanvraag en bij de periodieke rechtmatigheidsheronderzoeken wordt het recht op uitkering opnieuw vastgesteld. Ook bij normswijzigingen en aanvragen bijzondere bijstand dient de cliënt inzage te geven in zijn inkomsten en vermogen en wordt de rechtmatigheid opnieuw vastgesteld. Bij twijfel over de woon- en/of leefsituatie van de cliënt of bij aanvragen bijzondere bijstand ten behoeve van woninginrichting, vindt een huisbezoek plaats. In praktijk gebeurt dit laatste, mede door de hoge werkdruk bij de klantmanagers Werk en Inkomen, slechts enkele keren per jaar.

Naast het entreeonderzoek en de reguliere rechtmatigheidsonderzoeken ontvangen de klantmanagers maandelijks de signaallijsten van ‘Het Inlichtingenbureau’. Deze signaallijsten komen voor uit bestandskoppelingen met onder andere de Belastingdienst, de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV) en de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW). De lijsten hebben betrekking op inkomsten naast de bijstand, het bezit van voertuigen, detentie en het hebben van vermogen/onbekende bankrekeningen. Al naar gelang de informatie die hieruit blijkt, wordt nader onderzoek gedaan. Door het opvragen van de informatie bij de cliënt of bij derden (bijvoorbeeld een werkgever) wordt uitgezocht of sprake is van het schenden van de inlichtingenplicht.

Bij de gemeente worden af en toe anonieme tips ontvangen over personen die een uitkering ontvangen. Na ontvangst van een anonieme tip wordt altijd in eerste instantie onderzoek gedaan in het aanwezige dossier van de betreffende cliënt en wordt Suwinet geraadpleegd. Zeker wanneer de anonieme tip concrete informatie bevat, kan de ontvangst hiervan aanleiding zijn een bijzonder onderzoek op te laten starten door de sociale recherche.

Fraudeonderzoeken in Midden-Delfland sinds 2012

In de periode januari 2012 tot en met juni 2013 heeft de sociale recherche op verzoek drie onderzoeken uitgevoerd. Dit betrof in twee zaken het vermoeden van het voeren van een gezamenlijke huishouding (samenwonen). Het derde onderzoek betrof het vermoedelijk niet verblijven op het adres waarop men staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie (domiciliefraude). Twee maal was de (directe) aanleiding tot het aanvragen van een bijzonder onderzoek de ontvangst van een anonieme tip met concrete informatie. Het derde onderzoek is aangevraagd omdat de betreffende klantmanager twijfels had over de woon- en leefsituatie van de cliënt. Uit geen van deze drie onderzoeken is vast komen te staan dat door de desbetreffende cliënt werd gefraudeerd.

De gemeente Delft heeft de procesbeschrijving ‘heimelijke waarnemingen door sociale diensten’ goedgekeurd door het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP), onderschreven. Het CBP heeft op grond van deze procesbeschrijving bepaald dat cliënten van sociale diensten achteraf, uiterlijk binnen drie maanden na afsluiten van het onderzoek, geïnformeerd moeten worden over de heimelijke waarnemingen die zijn verricht. De Gemeente Midden-Delfland heeft deze procesbeschrijving weliswaar niet officieel onderschreven, maar heeft in de bovenstaande zaken, waarin heimelijke waarnemingen hebben plaatsgevonden wel volgens deze beschrijving gehandeld. Alle betrokken cliënten hebben na afronding van het bijzonder onderzoek hiervan schriftelijk bericht ontvangen.

Naast de onderzoeken door de sociale recherche Delft is in dezelfde periode twee keer een onderzoek aangevraagd bij het Internationaal Bureau Fraude (IBF) van het UWV. Dit bureau verricht gratis onderzoek in het buitenland indien het vermoeden bestaat van schending van de inlichtingenplicht. Op verzoek van de klantmanager Werk en Inkomen heeft het IBF in de betreffende zaken onderzoek gedaan in Engeland en Turkije in verband met het vermoeden van inkomen- en/of vermogensbezit. Uit beide onderzoeken is geen fraude gebleken.

Opgelegde maatregelen en boetes wegens schending inlichtingenplicht

Tot 1 januari 2013 werd conform de ‘Maatregelenverordening WWB 2012 gemeente Midden-Delfland’ een maatregel toegepast bij schending van de inlichtingenplicht. Op grond van deze maatregelenverordening bestond de mogelijkheid tot het opleggen van een waarschuwing bij het niet voldoen aan de inlichtingenplicht zonder benadelingsbedrag (zogenaamde ‘nulfraude’). Met de invoering van de Fraudewet met ingang van 1 januari 2013 is het college verplicht bij schending van de inlichtingenplicht een bestuurlijke boete op te leggen. De hoogte van de boete is daarbij in beginsel gelijk aan het bedrag dat de belanghebbende te veel aan bijstand heeft ontvangen. Bij ‘nulfraude’ heeft het college de beleidsvrijheid om bij de eerste overtreding een waarschuwing op te leggen in plaats van de minimale boete van € 150,-, mits dit is vastgelegd in beleidsregels. In Midden-Delfland zijn deze beleidsregels nog in voorbereiding.

In de periode 1 januari 2012 tot en met juni 2013 zijn in de volgende maatregelen opgelegd in verband met schenden inlichtingenplicht:

Waarschuwingen niet tijdig voldoen aan inlichtingenplicht (gegevens in hersteltermijn) 3 x

Waarschuwingen niet tijdig voldoen aan inlichtingenplicht overig 3 x

Maatregel niet tijdig voldoen inlichtingenplicht zonder benadeling (recidive, wanneer een cliënt binnen twee jaar opnieuw de inlichtingenplicht schendt, werd/wordt de maatregel respectievelijk de boete hoger vastgesteld. Er is dan sprake van ‘recidive ) 2 x

Maatregel niet tijdig voldoen inlichtingenplicht met benadeling 1 x

Boete, niet voldoen inlichtingenplicht met benadeling 1 x

Openstaande fraudevorderingen

Eind juni 2013 stond een bedrag van € 152.180,00 aan fraudevorderingen open. Deze vorderingen betreffen 5 (ex-)cliënten:

Bedrag

Soort fraude

Aflossing

€ 12.004,93

verzwegen vermogen in buitenland

€ 47,58 per maand, geen achterstand

€ 94.181,93

verzwegen vermogen

€ 47,58 per maand via uitkering.

€ 519,35

Samenwoning

Vordering was opgenomen in WSNP-regeling. Deze is recent voortijdig beëindigd. Inning weer opgestart.

€ 7.720,77

Domiciliefraude

Cliënt is volgens GBA ‘vertrokken onbekend waarheen’. Lost niet af. Geregeld heronderzoek inzake verblijfplaats.

€ 37.752,72

Inkomsten uit buitenland verzwegen

Cliënt lost maandelijks € 40,- af.

Hoogwaardig handhaven en doelstellingen nieuw handhavingsbeleid

Met de invoer van de WWB in 2004 is het gedachtegoed van het ‘Hoogwaardig Handhaven’ in snel tempo over het land verspreid. Onder ‘Hoogwaardig Handhaven’ wordt verstaan het door organisatorische maatregelen op het gebied van voorlichting, dienstverlening, controle en sanctioneren op maat de spontane nalevingsbereidheid van de cliënt vergroten. Het Hoogwaardig Handhaven is sindsdien door de afgelopen kabinetten verder uitgewerkt in de handhavingsprogramma’s over de periodes 2007-2010 en 2011-2014.

Het ‘Hoogwaardig Handhaven’ kent vier visie-elementen, enerzijds gericht op het voorkomen van fraude en anderzijds op de aanpak van fraude.

Elementen gericht op het voorkomen van fraude (preventie):

  • 1.

    Vroegtijdige voorlichting aan uitkeringsgerechtigden

  • 2.

    Optimaliseren van de dienstverlening.

Elementen gericht op aanpak van fraude (repressie):

  • 3.

    Controleren op maat: vroegtijdig constateren en afhandelen van overtredingen/fraudesituaties.

  • 4.

    Verplicht terugvorderen en daadwerkelijk sanctioneren bij geconstateerde fraude.

Doelstellingen nieuw handhavingsbeleid

Het nieuwe handhavingsbeleid van de gemeente Midden-Delfland sluit aan bij de vier visie-elementen van het ‘Hoogwaardig Handhaven’. De doelstellingen die worden nagestreefd zijn:

  • -

    Inzetten op preventie en een goede informatievoorziening richting de cliënten om onrechtmatigheden en fraude zoveel mogelijk te voorkomen. De cliënt moet goed op de hoogte zijn en blijven van de aan de uitkering verbonden verplichtingen. Informatie moet makkelijk beschikbaar zijn voor iedereen.

  • -

    ‘ken de klant’ De nadruk in de klantcontacten komt meer dan tot op heden te liggen op het aanspreken van de cliënt op zijn eigen kracht en verantwoordelijkheid. Wat doet de cliënt zelf om zijn situatie te veranderen en in zijn eigen onderhoud te voorzien? Door intensievere contacten te onderhouden met de cliënt voelt deze zich meer gezien en gehoord en is hij sneller geneigd de verantwoording voor zijn eigen bestaan te pakken. Tevens vergroot het vaker zien en spreken van de uitkeringsgerechtigde aantoonbaar de nalevingsbereidheid van de verplichtingen. Dit leidt tot minder onrechtmatigheden en snellere uitstroom/participatie in de samenleving.

  • -

    Verder werken aan een optimale dienstverlening en werkprocessen waar mogelijk efficiënter inrichten.

  • -

    De rechtmatigheidsonderzoeken efficiënter vormgeven door signaalgestuurd te werken en het periodiek uitvoeren van themacontroles.

  • -

    Bij onrechtmatigheden snel en streng optreden, terugvorderen en sanctioneren (het voeren van een ‘lik-op-stuk’-beleid).

Wat gaan we er voor doen?

In juli 2013 heeft ter voorbereiding van dit beleidsplan op initiatief en onder leiding van H. Claassen van het RCF Kenniscentrum een SWOT-analyse (Een SWOT-analyse is een bedrijfskundig model dat intern de sterktes en zwaktes en in de omgeving de kansen en bedreigingen analyseert; op basis hiervan wordt vervolgens de strategie bepaald. De Engelse term SWOT-analysis wordt ook vaak in het Nederlands gebruikt en bevat de vier elementen: Strengths, Weaknesses, Opportunities & Threats. Ook de Engelse term dekt echter niet de gehele lading, aangezien het doel een strategie voor de toekomst is en niet alleen een analyse van de huidige stand van zaken) plaatsgevonden met de klantmanagers Werk en Inkomen, een klantmanager WMO en de coördinator Sociale Zaken. Tijdens deze analyse zijn de sterktes en zwaktes van de interne organisatie afgezet tegen de externe kansen en bedreigingen. Het doel van deze analyse is enerzijds te achterhalen hoe men de sterke punten van de organisatie kan benutten om externe kansen te grijpen en bedreigingen af te wenden. Anderzijds is deze analyse bruikbaar om te achterhalen welke zwakke eigenschappen men kan versterken om kansen beter te kunnen benutten en om vast te stellen welke zwakten in combinatie met de op de organisatie afkomende bedreigingen een risico vormen. De belangrijkste conclusies uit de uitgevoerde SWOT-analyse zijn:

  • -

    Door de schaalgrote van Midden-Delfland is de relatie tussen de klantmanager en de cliënt kort. Dit is een kracht van de organisatie. De cliënt wordt door de klantmanagers Werk en Inkomen gezien als redelijk zelfstandig, de zelfredzaamheid is redelijk hoog. De korte klantrelatie zou in de toekomst nog meer ingezet kunnen worden om de zelfredzaamheid van de cliënt verder te stimuleren. In de korte klantrelatie schuilt echter ook een gevaar fraudesignalen te missen doordat door het goede klantcontact geen aanleiding meer wordt gezien op zoek te gaan naar onrechtmatigheden. Een training voor de klantmanagers ter verhoging van de fraudealertheid zou hierbij kunnen helpen.

  • -

    Door de schaalgrote van Midden-Delfland voeren de klantmanagers alle aspecten van de wetgeving uit. De klantmanagers Werk en Inkomen hebben mede hierdoor een hoog kennisniveau. Aanvragen worden snel afgehandeld en de accountantscontroles over de afgelopen jaren laten zien dat de kwaliteit van het werk goed is, er wordt nagenoeg foutloos gewerkt.

  • -

    Regionale samenwerking wordt enerzijds gezien als een kans, omdat expertise en/of capaciteit kan worden gedeeld met andere gemeenten. Anderzijds kan dit ook een bedreiging zijn, omdat het ook een (extra) beslag legt op de beperkte formatie van het team Sociale Zaken.

  • -

    De beperkte formatiecapaciteit bij het team Werk en Inkomen wordt gezien als een zwakte van de organisatie. De huidige conjuncturele situatie wordt daarbij gezien als bedreiging, omdat dit leidt tot een groeiend klantenbestand en extra werkdruk. De moeilijke arbeidsmarkt van dit moment leidt tot groei van het aantal werklozen en tot minder aanbod van arbeidsplaatsen. De autonome bestandsgroei gecombineerd met de toenemende werkdruk zal zeker leiden tot stijging van het aantal onrechtmatige situaties bij de toekenning van WWB-uitkeringen. Beperkingen op de formatie en/of de fraudealertheid van de medewerkers werken dan contra-effectief.

  • -

    De politieke en beleidsmatige keuzes in Midden-Delfland beïnvloeden de aandacht voor handhaving en de aandacht voor de rechtmatigheid in relatie tot WWB-uitkeringen. De algemene gedachte ‘het zal in zo’n kleine gemeente waarbij veel contact is met de klanten wel meevallen’, overheerst. Landelijk is echter vastgesteld dat bij 5% van de verstrekte uitkeringen onrechtmatigheden voorkomen, experts vermoeden zelfs bij 10%, maar deze vermoedens zijn niet bewezen.

Met de uitkomsten van de SWOT-analyse in het achterhoofd zijn bewuste keuzes gemaakt. Deze keuzes zijn vervolgens in concrete doelstellingen vertaald op de vier visie-elementen van het ‘Hoogwaardig Handhaven’.

Vroegtijdige voorlichting/preventie

Vroegtijdig informeren houdt in dat de cliënt tijdig en juist wordt voorgelicht over de rechten en plichten die samenhangen met het ontvangen van een uitkering. In 2012 is vanuit de landelijke overheid de campagne ‘Weet hoe het zit’ gestart. Deze campagne strekt tot doel uitkeringsgerechtigden op een laagdrempelige manier te informeren over hun rechten en plichten. De campagne bestaat onder andere uit de website www.weethoehetzit.nl, foldermateriaal, posters en radiocampagnes. Alle mogelijke onderwerpen komen aan bod: het hebben van inkomsten naast de uitkering, naar het buitenland gaan met een uitkering, het voeren van een gezamenlijke huishouding en dergelijke. Via een online-tool kunnen gemeenten zich aansluiten bij de campagne en de campagnemiddelen kosteloos downloaden.

Tijdens het intakegesprek WWB geeft de klantmanager aan de cliënt informatie over zijn rechten en plichten en wordt het boekje ‘zo zit het met bijstand’ van Stimulansz meegegeven. Hierin staat in duidelijke taal wat van de bijstandsklant wordt verwacht. Deze verplichtingen staan tevens vermeld in de beschikking waarmee de uitkering wordt toegekend.

Op de website van de gemeente Midden-Delfland staat algemene informatie over het aanvragen van een uitkering WWB. Er staat onder andere vermeld aan welke voorwaarden men moet voldoen om voor een uitkering in aanmerking te komen. De teksten op de website worden op korte termijn geoptimaliseerd en waar nodig geactualiseerd.

Actie: - de landelijke campagne ‘Weet hoe het zit’ regionaal vormgeven en de teksten op de website van de gemeente Midden-Delfland optimaliseren.

Optimaliseren van de dienstverlening

De kracht van een kleine organisatie als Midden-Delfland is de korte relatie tussen de cliënt en de klantmanager Werk en Inkomen. Daarnaast verrichten de klantmanagers door de schaalgrote van de gemeente alle voorkomende werkzaamheden op het terrein van Werk en Inkomen. Het kennisniveau en het inzicht op onderlinge samenhang tussen de verschillende wetsterreinen is hierdoor groot.

De wettelijke afhandeltermijn voor aanvragen in het kader van de WWB en de IOAW bedraagt acht weken. De ervaring leert dat deze termijn nagenoeg in alle gevallen gehaald wordt. Gemiddeld worden aanvragen levensonderhoud binnen drie weken beslist en aanvragen bijzondere bijstand binnen twee weken(Blijkt o.a. uit een steekproef over de maanden juni/juli 2013). Alleen wanneer bij de aanvraag door de cliënt niet direct alle benodigde gegevens worden overgelegd, is de afhandelingstermijn langer, maar er wordt desondanks nagenoeg altijd binnen de acht weken beslist.

Het team Werk en Inkomen is vijf dagen per week de gehele dag telefonisch en per email bereikbaar. Het team Sociale Zaken werkt daarnaast met een open spreekuur. Op dinsdag- tot en met vrijdagochtend kunnen cliënten zonder afspraak langskomen voor vragen en advies over de dienstverlening van Sociale Zaken, het indienen van aanvragen (bijzondere) bijstand en dergelijke. De dienstverlening van het team Sociale Zaken is hiermee laagdrempelig vormgegeven.

Optimalisering van de dienstverlening draagt bij aan het laten toenemen van de spontane nalevingsbereidheid van de cliënt. Hierbij moet gedacht worden aan:

  • -

    Geen informatie aan de cliënt vragen die reeds bij ons bekend is of die uit als authentiek aangemerkte administraties kan worden gehaald (zie voor de lijst welke gegevens onder de Wet Eenmalige Gegevensuitvraag (WEU) behoren bijlage I ).

  • -

    Goed overwegen in welke situaties en op welke momenten het vragen van bewijsstukken noodzakelijk is.

  • -

    De handhavingsacties, waaronder de huisbezoeken, op een correcte en respectvolle wijze uitvoeren.

Controleren op maat

‘Hoogwaardig Handhaven’ is sterk gericht op het voorkomen en voortijdig ontdekken van fraude. Er dient echter ook gecontroleerd te worden of uitkeringen rechtmatig worden toegekend en verstrekt. Landelijk is veel geëxperimenteerd met het verrichten van gerichte controles op basis van fraudesignalen. Doel hiervan is de beschikbare controlecapaciteit efficiënter in te zetten, de fraudesignalen zo vroeg mogelijk te detecteren en de financiële benadeling – zowel voor de gemeente als de cliënt - zoveel mogelijk te beperken. Controleren op maat houdt in dat, als de kans op fraude gering is er minder controle wordt uitgevoerd. Daar staat tegenover dat bij een grotere kans op fraude er juist meer controle wordt uitgevoerd. De controle begint bij de behandeling van de uitkeringsaanvraag en blijft een rol spelen gedurende de looptijd van de uitkering tot en met de beëindiging. Wanneer beter bekend is wat, waar en wie moet worden gecontroleerd, kunnen fraudesignalen sneller worden verwerkt en worden afgehandeld. Uitgangspunt bij het uitvoeren van rechtmatigheidsonderzoeken is dat de gegevens waar mogelijk verzameld worden zonder de cliënten hiermee te belasten. ‘Het Inlichtingenbureau’ en Suwinet spelen een belangrijke rol bij het verzamelen van deze informatie. Ter verhoging van de fraudealertheid bij de klantmanagers is extra training van belang.

‘Ken de klant’

Landelijk gezien is de trend de uitkeringsgerechtigde steeds meer en vaker aan te spreken op de eigen verantwoordelijkheid. De cliënt dient er immers van doordrongen te worden dat het ontvangen van een uitkering in principe tijdelijk is en dat het uitgangspunt is dat hij zelf verantwoordelijk is voor zijn bestaan. Meer contact met de cliënt leidt aantoonbaar tot een grotere nalevingsbereidheid. De cliënt voelt zich meer gezien en is hierdoor sneller geneigd alle voor de uitkering van belang zijnde informatie door te geven (Uitkeringsfraude in perspectief, een onderzoek naar de praktijk van fraudebestrijding in Nederland. M. Fenger en W. Voorberg, pag. 106). Uit de SWOT-analyse is gebleken dat de cliënten in Midden-Delfland worden gezien als redelijk zelfstandig. Daarnaast is er sprake van een korte klantrelatie tussen de klantmanager en de cliënt. Zaak is deze kracht van de organisatie in te zetten om de zelfredzaamheid van de uitkeringsgerechtigden nog meer te vergroten. Dit gebeurt door:

  • -

    Het maken van duidelijke afspraken met de cliënt: wat gaat de cliënt zelf doen om zijn situatie te verbeteren? Hoe lang denkt hij hiervoor nodig te hebben? Welke ondersteuning vanuit de gemeente is hierbij gewenst? Door het maken van duidelijke afspraken, bij voorkeur in de vorm van een plan van aanpak, zijn deze beter controleerbaar en wordt de cliënt meer aangesproken op zijn eigen verantwoordelijkheid.

  • -

    Het regelmatiger zien en spreken van de cliënt: iedere uitkeringsgerechtigde wordt regelmatig gezien en gesproken door de klantmanager. Bij een korte afstand tot de arbeidsmarkt zijn de contacten intensiever dan bij diegene die langdurig ontheven zijn van de arbeidsverplichtingen, maar ook deze laatste groep wordt minimaal jaarlijks uitgenodigd voor een gesprek.

Aanvraag levensonderhoud WWB

De aanvraag uitkering levensonderhoud WWB en IOAW vindt digitaal plaats via de website van het UWV (www.werk.nl). De aanvraag IOAZ vindt plaats bij de gemeente. Aanvragen IOAW komen weinig en aanvragen IOAZ komen in Midden-Delfland slechts zeer sporadisch voor. Zodra de cliënt de aanvraag WWB of IOAW digitaal verzonden heeft, dient hij binnen twee werkdagen contact op te nemen met het team Werk en Inkomen van de gemeente Midden-Delfland. De klantmanager Werk en Inkomen haalt de aanvraag op uit het systeem en print de aanvraag uit. De aanvrager en zijn eventuele partner worden vervolgens uitgenodigd voor een gesprek. Aanvragen bijzondere bijstand van zowel de cliënten met een lopende WWB-uitkering als van de niet-uitkeringsgerechtigden (NUG-gers) worden direct ingediend bij het college.

Zoek - en activerings periode

Voor jongeren tot 27 jaar geldt sinds 1 januari 2012 een wettelijke zoektermijn van vier weken. In deze periode na de eerste melding voor een uitkering bij het UWV-Werkbedrijf moet de jongere in deze vier weken eerst aantoonbaar op zoek naar werk. Sinds 1 juli 2012 moeten zij daarnaast aantoonbaar zoeken naar een vervolgopleiding. Wanneer de jongere de mogelijkheid heeft weer te gaan studeren met studiefinanciering, bestaat geen recht op bijstand. Na deze vier weken wordt door de klantmanager beoordeeld of de jongere aan zijn verplichtingen heeft voldaan, wordt de aanvraag ingenomen en de uitkeringsintake gepland.

Landelijke wetgeving om deze wettelijke zoektermijn uit te breiden naar de doelgroep ouder dan 27 jaar is in voorbereiding. Diverse gemeenten in de omgeving, waaronder Delft, Den Haag en Rotterdam leggen nu al zoekperiodes op aan 27-plussers die aan aanvraag WWB indienen. In Delft wordt in dat kader gewerkt met het opleggen van een activeringsperiode van twee weken. Na het indienen van de aanvraag WWB bij het UWV-Werkbedrijf moet de cliënt zich melden op het ‘activeringsspreekuur’. Bij dit eerste gesprek worden met de cliënt afspraken gemaakt welke acties hij in de daarop volgende twee weken onderneemt op het gebied van het zoeken naar werk. Gedacht moet worden aan het op orde brengen van het Curriculum Vitae, het zoeken naar vacatures, aantoonbaar solliciteren en inschrijven bij uitzendbureaus. Deze afspraken worden afgestemd op de situatie van de cliënt en vastgelegd in een persoonlijk ‘activeringsplan’. Pas na deze twee weken wordt de feitelijke uitkeringsintake gehouden.

Voorgesteld wordt aan te sluiten bij het Delftse beleid en ingaande 1 januari 2014 bij nieuwe aanvragen WWB de cliënt een activeringsperiode op te leggen van twee weken. Concreet betekent dit dat de cliënt, na zijn eerste telefonische melding naar aanleiding van zijn aanvraag WWB binnen twee werkdagen moet langskomen tijdens het open spreekuur van Sociale Zaken (dinsdag tot en met vrijdag tussen 9.00 en 12.30 uur) voor een activeringsgesprek. Hierin wordt besproken welke acties de cliënt in de daaropvolgende twee weken gaat ondernemen om aan de slag te komen. De gemaakte afspraken worden vastgelegd in een persoonlijk activeringsplan. Dit plan moet door de cliënt worden ondertekend. Na dit activeringsgesprek wordt direct een afspraak ingepland voor een uitkeringsintake twee weken later en worden de activiteiten beoordeeld.

Door de doelgroep 27+ een activeringsperiode van twee weken op te leggen na het indienen van hun aanvraag WWB, worden zij, net als de jongeren, meer aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. In principe geldt de activeringsperiode voor iedere nieuwe uitkeringsaanvraag. In de praktijk zullen er echter altijd situaties denkbaar zijn waar het opleggen van een dergelijke activeringsperiode niet reëel te achten is. Bijvoorbeeld voor die cliënten die vanuit de WW doorstromen naar de WWB, zij hebben immers al de arbeidsverplichtingen vanuit het UWV. Ook voor bijvoorbeeld net uitgeplaatste asielzoekers, mensen met een WSW-indicatie of een 60+er waarvan het niet te verwachten is dat deze op korte termijn uitstroomt naar werk bestaat de mogelijkheid om af te zien van het opleggen van een activeringsperiode. Er bestaat dus altijd ruimte om een individuele afweging te maken de activeringsperiode wel of niet op te leggen.

Actie: het ingaande 1 januari 2014 invoeren van een ‘activeringsperiode’ van twee weken bij nieuwe aanvragen WWB.

Streng aan de poort: de uitkeringsintake

Het intakegesprek vindt plaats in het gemeentehuis in Schipluiden. Voorafgaand aan dit gesprek verricht de klantmanager uitgebreid onderzoek in de GBA, in Suwinet en in de eventueel aanwezige oude dossiers bij Sociale Zaken. Tijdens dit gesprek wordt – indien van toepassing – beoordeeld of de cliënt zich aan zijn activeringsafspraken heeft gehouden. Wanneer de cliënt zich verwijtbaar niet aan deze gemaakte afspraken heeft gehouden, wordt bij toekenning van de WWB een maatregel toegepast.

Tijdens het intakegesprek vraagt de klantmanager de cliënt om de reden van de aanvraag en vraagt door wanneer er onduidelijkheden zijn in het verhaal van de cliënt. Uitgangspunt is dat het ontvangen van een WWB-uitkering in principe tijdelijk is. Iedereen wordt immers geacht zelfstandig in zijn of haar onderhoud te kunnen voorzien. Alleen wanneer de cliënt dit (tijdelijk) niet kan, wordt bijstand verstrekt. De verantwoordelijkheid ligt dus bij de cliënt. Centraal staat de vraag aan de cliënt: ‘hoe lang denkt u bijstand nodig te hebben en wat heeft u van ons nodig om de uitkeringsperiode zo kort mogelijk te houden?’.

De diagnose van de mogelijkheden en de kansen op werk van de cliënt is bepalend voor de aanpak van zijn re-integratie of participatie. Ook geeft het inzicht in het gedrag van de cliënt. Tijdens de uitkeringsintake wordt beoordeeld of er sprake is van een afstand tot de arbeidsmarkt en hoe deze eventueel kan worden weggenomen. Waar nodig wordt naar aanleiding van het gesprek een medisch advies opgevraagd. Tevens wordt bekeken hoe gemotiveerd de aanvrager is. Dat biedt vervolgens weer aanknopingspunten voor de bevordering van de naleving van de (arbeids-) verplichtingen en de mogelijkheden voor handhaving. Tot slot wordt aan de aanvrager uitgebreid uitleg gegeven over de rechten en plichten die aan de uitkering zijn verbonden en wordt een informatieboekje overhandigd.

De intake is eveneens het moment waarop de rechtmatigheid wordt getoetst. De cliënt dient alle benodigde bewijsstukken over zijn vermogen, inkomen en zijn woon- en leefsituatie te overleggen. Welke gegevens worden opgevraagd is vastgelegd in het door het college vastgestelde ‘Verificatieplan WWB/IOAW/IOAZ gemeente Midden-Delfland 2014’. Kan de cliënt mogelijk aanspraak maken op een voorliggende voorziening? Klopt zijn of haar verhaal? Wanneer er naar aanleiding van het intakegesprek twijfels bestaan, bijvoorbeeld over de vermogenspositie of de woon- en leefsituatie wordt nadere inlichtingen opgevraagd bij de cliënt of bij derden en wordt nader onderzoek verricht. Zo nodig wordt een huisbezoek afgelegd. Pas wanneer duidelijk is dat er recht op bijstand is, wordt dit toegekend.

Bestandsbeheer doelmatigheid

Het huidige uitkeringsbestand omvat 109 cliënten (Stand juli 2013 ). Dit bestand is, uitgaande van de afstand tot de arbeidsmarkt, onder te verdelen in drie groepen. De inschatting is dat elke groep ongeveer 1/3e van het totale uitkeringenbestand omvat. De verschillende groepen zijn:

  • 1.

    Werk

  • 2.

    Tijdelijk ontheven van arbeidsplicht

  • 3.

    Langdurig ontheven van arbeidsplicht

Naast de indeling van het bestand op grond van de afstand tot de arbeidsmarkt, is een bestandsindeling te maken op grond van klantgedrag. Uit landelijk onderzoek (‘Wat beweegt de fraudeur? Motieven achter fraude met sociale zekerheid, G. Brummelkamp, A. Kerkckhaert, M. Engelen, Zoetermeer 2010’) is namelijk dat bij bepaald waarneembaar klantgedrag bepaalde types fraudeurs behoren. Klantgedrag komt voor uit de combinatie van twee factoren: willen en kunnen. Wil de uitkeringsgerechtigde de verplichtingen van de WWB nakomen en kan hij dit ook? De afstand tot de arbeidsmarkt gecombineerd met de motivatie en de capaciteiten van de cliënt leiden tot een voor elke groep verschillende benadering in de handhaving.

Wel willen, wel kunnen – niet willen, wel kunnen

Wel willen, niet kunnen – niet willen, niet kunnen

Wel willen, wel kunnen

Deze cliënten laten zien dat zij gemotiveerd zijn om weer uit de uitkering te geraken. Dit blijkt onder andere uit het actief en aantoonbaar zoeken naar werk en het zoeken naar een zinnige dagbesteding. Zij zijn enthousiast over de handvatten die zij van de gemeente krijgen aangereikt en spreken in oplossingen en minder in problemen. Mogelijke fraudeurstypes: actieve WWB-ers, vrouwen die onafhankelijk willen blijven (Zie voor de lijst ‘typen fraudeurs en hun motieven’ bijlage II).

Wel willen, niet kunnen

Deze cliënten zijn weliswaar gemotiveerd, maar lopen in de praktijk tegen diverse belemmeringen op. Zij maken vaak een gefrustreerde indruk en vragen veel assistentie van de klantmanager. Door de ondersteuning goed af te stemmen op de situatie van cliënt kan niet-naleving worden voorkomen. Gemaakte afspraken moeten worden gecontroleerd. Mogelijke fraudeurstypes in deze groep: vrouwen die onafhankelijk willen blijven.

Niet willen, wel kunnen

De gedragskenmerken die deze uitkeringsgerechtigden tonen zijn het onder andere vaak en zonder goede redenen afzeggen van afspraken. Ook werpen zij vaak redenen op waarom zij niet kunnen werken en proberen deze ook actief aan te tonen. Doorgaans leven zij een onregelmatig leven. Op deze groep moet de insteek zijn het streng handhaven op het niet-nakomen van de verplichtingen. Dit betekent snel en adequaat reageren wanneer er signalen zijn dat de cliënt de verplichtingen overtreedt, hem hiermee te confronteren en waar nodig een maatregel toepassen. Fraudegedrag dient direct te worden bestraft. Mogelijke fraudeurstypes: actieve WWB-ers, gemakzuchtigen, cliënten die zich veilig wanen.

Niet willen, niet kunnen

De gedragskenmerken van dit type cliënt zijn vaak het zichzelf en het huishouden slecht verzorgen, het spreken in fatalistische termen (‘het lukt toch allemaal niet’) en het regelmatig afzeggen van afspraken zonder goede redenen. Door de belemmeringen te bespreken, huisbezoeken af te leggen, de zorgbehoefte te inventariseren en de cliënt goed door te verwijzen naar flankerende zorg kan de nalevingsbereidheid worden vergroot. Mogelijke fraudeurstypes: gedeprimeerde cliënten, cliënten die misbruikt worden door anderen om te frauderen.

De verschillende typen klantgedrag komen in alle drie bestandsgroepen voor.

Groep 1. Werk

Deze cliënten hebben een (relatief) korte afstand tot de arbeidsmarkt. Zij zijn volledig of gedeeltelijk arbeidsgeschikt voor reguliere arbeid en worden geacht hiermee op termijn weer zelfstandig in hun eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Van hen wordt in eerste instantie verwacht dat zij zelfstandig solliciteren, al dan niet met geringe ondersteuning vanuit de gemeente. Hierbij wordt uitgegaan van algemeen geaccepteerde arbeid. Ook parttime werk, tijdelijk werk via een uitzendbureau of werk beneden het opleidingsniveau van de cliënt valt hieronder. Wanneer het de cliënt niet lukt zelfstandig binnen enkele maanden aan het werk te komen en voor cliënten met een langere afstand tot de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld door het hebben van weinig of verouderde werkervaring, worden kortdurende re-integratietrajecten of scholingstrajecten ingezet. Cliënten worden daarnaast waar mogelijk aangemeld voor werkgelegenheidsprojecten zoals het A4-project. Bij de gemotiveerde cliënten met grote kans op werk richt de inzet zich vooral op het stimuleren en ondersteunen bij het zoeken naar werk. Bij de niet-willers is het zaak deze zo spoedig mogelijk aan het werk te helpen door het direct inzetten van een re-integratietraject en het streng handhaven op het niet nakomen van de arbeidsverplichtingen. Bij hen moeten de gemaakte afspraken geregeld worden gecontroleerd. Wel willers - wel kunners en de niet willers – wel kunners zijn in deze groep oververtegenwoordigd.

Groep 2 . Tijdelijk ontheven van de arbeidsverplichtingen

Deze groep bestaat uit de cliënten waarbij sprake is van een tijdelijke ontheffing van (een deel van) de arbeidsverplichtingen. Uitkeringsgerechtigden kunnen om diverse redenen tijdelijk ontheven zijn van de arbeidsverplichtingen. Veel voorkomende oorzaken voor een tijdelijke vrijstelling zijn medische en/of psychische problemen, psychosociale omstandigheden of de aanwezigheid van een schulden- of verslavingsproblematiek. Alleenstaande ouders die een kind verzorgen onder de vijf jaar kunnen op eigen verzoek eenmalig worden ontheven van de arbeidsverplichtingen. Deze ontheffing duurt maximaal vijf jaar. Aan de overige ontheffingen van de arbeidsverplichtingen ligt doorgaans een medisch rapport van de GGD ten grondslag, waaruit de beperkingen blijken. De GGD geeft in haar medische rapportages aan of en op welke termijn verbetering in de situatie te verwachten valt.

Van de cliënt wordt gedurende de tijdelijke ontheffing verwacht dat hij werkt aan zijn herstel. De cliënt heeft de plicht waar mogelijk aantoonbaar hulp te zoeken bij flankerende zorg zoals bijvoorbeeld maatschappelijk werk, de GGZ, verslavingszorg of bij het team schuldhulpverlening. Voor alleenstaande ouders die zorg dragen voor kinderen jonger dan vijf jaar wordt de tijdelijke ontheffing op verzoek verleend. Tijdens deze ontheffing hoeft de alleenstaande ouder niet te solliciteren, maar houdt hij wel de re-integratieplicht. Dit betekent dat tijdens deze tijdelijke ontheffing van hem wordt verwacht dat hij deelneemt aan een scholings- of re-integratietraject, om de kansen op werk na afloop van de tijdelijke ontheffing te vergroten.

De inzet van de klantmanagers is er op gericht de cliënten met een tijdelijke ontheffing van de arbeidsverplichting zoveel mogelijk terug te geleiden naar de reguliere arbeidsmarkt. Dit kan door de inzet van langdurige re-integratietrajecten, scholingstrajecten of hen door te verwijzen naar de benodigde zorg. Ter voorbereiding op de terugkeer op de reguliere arbeidsmarkt wordt van de cliënt verwacht dat hij naar vermogen participeert in de maatschappij, bijvoorbeeld door het verrichten van vrijwilligerswerk. Wanneer de cliënt zich onvoldoende inspant zijn afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen of weigert vrijwilligerswerk te verrichten, geldt eveneens het maatregelentraject.

De belastbaarheid van de cliënt wordt periodiek opnieuw getoetst door het aanvragen van een medisch advies. De tijdelijke ontheffing van de alleenstaande ouder die zorg draagt voor een jong kind vervalt wanneer dit kind 5 jaar wordt, of wanneer de alleenstaande ouder onvoldoende inzet toont bij zijn traject. Een deel van de doelgroep ‘tijdelijke ontheffing’ kan door de inzet van re-integratieactiviteiten en flankerende zorg op termijn weer deelnemen op de reguliere arbeidsmarkt. Het overige deel van deze groep zal naar mate de tijd vordert langdurig ontheven worden van de arbeidsverplichtingen.

In de groep ‘tijdelijk ontheven van de arbeidsverplichtingen’ komen alle 4 de types klantgedrag voor. De gemotiveerde cliënten moeten zo goed mogelijk worden ondersteund in het werken aan hun herstel. De niet-gemotiveerde cliënten uit deze groep moeten worden geconfronteerd met hun gedrag en waar nodig dienen maatregelen te worden opgelegd.

Groep 3 . L angdurige ontheffing van de arbeidsverplichtingen

Ongeveer een derde van het totale cliëntenbestand is langdurig ontheven van de arbeidsverplichtingen. Zij hebben een lange tot zeer lange afstand van de arbeidsmarkt en deze groep wordt ook wel het ‘granieten bestand’ genoemd. Lichamelijke en psychische belemmeringen spelen vaak een rol in het niet kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt, alsmede ook een hoge(re) leeftijd en/of een slechte taalbeheersing in het Nederlands. Het gevaar voor isolement ligt op de loer. Inzet is deze groep waar mogelijk naar vermogen te laten participeren in de maatschappij, door het volgen van een sociaal activeringstraject of het uitvoeren van vrijwilligerswerk. Ook het volgen van Nederlandse les wordt geregeld ingezet ter verhoging van de participatie. Er is deels een overlap met de cliënten van het team Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), aangezien een deel van deze doelgroep hulpbehoevend is en gebruik maakt van diverse WMO-voorzieningen. De contacten met deze groep richten zich vooral op de dienstverlening: maakt de cliënt gebruik van alle voorzieningen zoals bijzondere bijstand en dergelijke. Is er zorg nodig? Moet worden doorverwezen naar een ketenpartner etcetera. Door intensievere contacten te onderhouden met deze groep worden schrijnende situaties sneller gesignaleerd. In deze groep is de groep: wel willen, niet kunnen en niet-willen, niet-kunnen oververtegenwoordigd.

Contact met de gemeente

Onderstaand schema is een richtlijn over hoe vaak contact wenselijk is met de verschillende groepen.

Groep 1 Werk

Minimaal 1 x per kwartaal doelmatigheidsgesprek. Bij niet-willers regelmatiger (bijvoorbeeld maandelijks of 1 x per 6 weken ter controle van de verrichte sollicitaties).

Groep 2 Tijdelijke ontheffing

minimaal halfjaarlijks doelmatigheidsgesprek. Vaker indien er sprake van een re-integratietraject en hiertoe aanleiding is.

Groep 3 langdurig ontheven

Jaarlijks een dienstverleningsgesprek gericht op zorg, gebruik regelingen en dergelijke.

Zicht op het ‘granieten bestand’, de pilot ‘ Aan de slag!

In maart/april 2013 is de gemeente Midden-Delfland in samenwerking met Stichting Welzijn Midden-Delfland gestart met het project ‘Aan de slag!’. Dit project richt zich specifiek op de uitkeringsgerechtigden met een lange afstand tot de arbeidsmarkt. In deze pilot worden in totaal 10 cliënten met een lange afstand tot de arbeidsmarkt begeleid richting vrijwilligerswerk. Doelstelling is dat zij binnen een half jaar tenminste 2 dagen in de week vrijwilligerswerk verrichten en gedurende het traject tenminste 1 trede stijgen op de participatieladder. Het vrijwilligerswerk vindt bij voorkeur plaats binnen de gemeentegrenzen en richt zich op diverse samenlevingsfuncties, zoals werken bij de klussendienst, het verrichten van vrijwilligerswerk bij de sportverenigingen, overblijfmoeder op de basisscholen en dergelijke. De eerste cliënten, veelal tijdelijk of langdurig ontheven van de arbeidsverplichtingen (groep 2 en 3) zijn inmiddels gestart met het traject. De eerste geluiden zijn positief. Eind 2013/begin 2014 wordt de pilot geëvalueerd en besloten of het traject navolging krijgt in de volgende jaren. Projecten zoals ‘Aan de slag!’ hebben als bijkomend voordeel dat ook de cliënten met een lange(re) afstand tot de arbeidsmarkt beter in beeld zijn en blijven. De uitkeringsgerechtigden worden door het inzetten van dit soort trajecten meer aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid wat van zijn leven te maken en bij te dragen aan de maatschappij. Het draagt hiermee indirect ook bij aan het vergroten van de nalevingsbereidheid.

Bestandsbeheer rechtmatigheid: s ignaalgestuurd handhaven

Van signaalgestuurd handhaven is sprake wanneer een binnengekomen signaal de aanleiding is extra onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van een verstrekte uitkering. Dit kan bijvoorbeeld een signaal zijn van ‘Het Inlichtingenbureau’, signalen naar aanleiding van een gesprek met de cliënt, via eigen waarneming of naar aanleiding van een (anonieme) tip van een medewerker, een burger of een externe organisatie. Hierbij geldt dat in de regel alleen die gegevens worden gevraagd die noodzakelijk zijn voor de afhandeling van het signaal.

De Klantmanagers Werk en Inkomen ontvangen maandelijks de signaallijsten van ‘Het Inlichtingenbureau’ betreffende inkomsten, RDW-gegevens en detentiegegevens. Daarnaast ontvangen zij periodiek via ‘Het Inlichtingenbureau’ signalen over het vermogen en/of bankrekeningen en de heffingskortingen van de Belastingdienst. Naar aanleiding van deze signaallijsten vindt in eerste instantie administratief onderzoek plaats in Suwinet en de aanwezige dossiers van de cliënt. Waar nodig wordt de cliënt of de eventuele werkgever (in geval van inkomen naast de uitkering) gevraagd extra informatie te verstrekken.

Ook bij:

  • -

    Wijzigingen in de gezinsituatie die tot een normswijziging leiden;

  • -

    Het starten met parttime werk; en

  • -

    Wanneer er het naar het oordeel van de betreffende klantmanager Werk en Inkomen sprake is van een bijzondere situatie wat een aanwijzing is van mogelijke fraude.

vindt tussentijds een rechtmatigheidsonderzoek plaats.

Themacontroles

Door de huidige bestandskoppelingen via ‘Het Inlichtingenbureau’ worden nagenoeg alle signalen die voorheen tijdens de periodieke rechtmatigheidsonderzoeken werden opgepakt, binnen enkele weken of maanden gesignaleerd. Daarnaast wordt tot op heden bij alle klanten periodiek een rechtmatigheidsonderzoek verricht. Deze periodieke rechtmatigheidsonderzoeken zijn zowel erg belastend voor de cliënt als tijdrovend voor de klantmanager. De cliënt moet tijdens dit heronderzoek veel gegevens overleggen en voorafgaand aan het gesprek een uitgebreid formulier invullen. Voor de klantmanager zijn deze onderzoeken erg arbeidsintensief. Er dient een gesprek gevoerd te worden en er gaat veel tijd zitten in de voorbereiding en het rapporteren, terwijl er verhoudingsgewijs weinig onrechtmatigheden worden ontdekt. Voorgesteld wordt daarom ingaande 1 januari 2014 geen periodieke rechtmatigheidsonderzoeken meer uit te voeren en de tijd die hiermee wordt gewonnen in te zetten door het regelmatiger zien en spreken van de cliënt over zijn doelmatigheid (conform het schema op pagina 16). Naast het signaalgestuurd handhaven wordt voorgesteld met ingang van 1 januari 2014 periodiek, in ieder geval jaarlijks, een themacontrole uit te voeren.

Themacontroles vinden plaats op basis van een risicoprofiel, een bepaald onderwerp of een bestandskoppeling. Aan het opstellen van een risicoprofiel worden strenge eisen gesteld: het profiel mag niet gebaseerd zijn op etniciteit, niet stigmatiserend zijn, administratief detecteerbaar zijn en het verwachte controlerendement moet hoger zijn dat bij het bestaande controlesysteem. Het doel van deze themacontroles is een deel van het klantenbestand op projectmatige wijze te controleren, gericht op de rechtmatigheid. De controles kunnen worden onderverdeeld in een administratief en een feitelijk onderzoek, inclusief een persoonlijk gesprek en/of een huisbezoek. Door het van te voren met de doelgroep communiceren van de themacontrole kan dit tevens preventief werken.

Voorbeelden van gerichte controle op basis van een risicoprofiel en thema’s zijn:

  • -

    Kamerbewoning;

  • -

    Het hebben van kostgangers;

  • -

    Meer dan drie klanten op 1 adres ingeschreven;

  • -

    Alleenstaande ouders in een nader te bepalen leeftijdscategorie;

  • -

    Klanten met parttime inkomsten die weinig wisselen;

  • -

    Maatregelongevoelige cliënten;

  • -

    Regelmatige vakanties richting land van herkomst;

  • -

    Cliënten die langdurig een uitkering ontvangen maar niet tot nauwelijks gebruik maken van bijzondere bijstand.

Actie: ingaande 1 januari 2014 stoppen met de periodieke rechtmatigheidsonderzoeken. In plaats daarvan signaalgestuurd handhaven en periodiek uitvoeren van themacontroles.

Inzet fraudekompas

Het RCF biedt via de website www.fraudekompas.nl protocollen aan hoe te handelen bij de diverse vormen van fraude. Deze protocollen bieden ondersteuning bij het volgen van de juiste stappen in een rechtmatigheidsonderzoek. Zo worden onder andere formulieren aangeboden die kunnen helpen bij het voeren van een confrontatiegesprek met de cliënt. Voorgesteld wordt deze fraudeprotocollen op te nemen in het werkproces bijzonder onderzoek.

Huisbezoeken

De Wet Huisbezoeken, welke op 1 januari 2013 van kracht is geworden, biedt de gemeente meer mogelijkheden om de woon- en leefsituatie van de cliënt vast te stellen (De volledige wetstitel is: ‘Wet houdende een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek). De wet biedt de mogelijkheid een huisbezoek te verrichten in die situaties, waarbij geen vermoeden is van fraude, maar de door de cliënt aangeleverde gegevens geen of onvoldoende duidelijkheid bieden over zijn woon- of leefsituatie. Sinds de invoering van de Wet huisbezoeken, onderscheiden wij drie soorten huisbezoeken:

  • 1.

    Huisbezoek in het kader van dienstverlening, bijvoorbeeld door burgers die wegens fysieke of gezondheidsproblemen niet in staat zijn naar het gemeentehuis te komen.

  • 2.

    Huisbezoek bij het vermoeden van fraude. Indien er een redelijk vermoeden bestaat van fraude, biedt artikel 53a WWB de mogelijkheid de door de cliënt verstrekte inlichtingen met betrekking tot zijn woon- en leefsituatie te controleren door middel van een huisbezoek. De cliënt is op grond van artikel 17, lid 2 WWB verplicht hieraan mee te werken. Het niet meewerken aan een huisbezoek bij een redelijk vermoeden van fraude leidt tot het afwijzen van een aanvraag WWB of het intrekken van het recht op bijstand.

  • 3.

    Huisbezoek ter verificatie van de rechtmatigheid van de uitkering. Dit huisbezoek richt zich specifiek op het huisbezoek ter verificatie van de door cliënt verstrekte inlichtingen, waarbij geen vermoeden is van fraude. Art. 53a, lid 2 WWB geeft het college de bevoegdheid om de cliënt te verzoeken om aan te tonen dat hij alleenstaande (ouder) is, hij feitelijk verblijft op het aangegeven adres of dat hij de kosten niet kan delen met een ander. De cliënt is niet verplicht hieraan mee te werken, maar niet meewerken heeft wel consequenties voor de hoogte van de uitkering.

Voor alle huisbezoeken geldt dat toestemming voorafgaand aan het betreden van de woning een vereiste is en dat gewerkt wordt conform het door het college vastgestelde ‘Protocol Huisbezoek’.

Het informed consent

Het ‘informed consent’ houdt in dat de toestemming van de cliënt tot binnentreden van de woning berust op volledige en juiste informatie over de reden en het doel van het huisbezoek en de gevolgen voor de uitkering van het weigeren van het huisbezoek. De cliënt dient daarom voorafgaand aan het binnentreden een schriftelijke ‘informed consent’ te ondertekenen.

Toezichthouderschap

Artikel 76a van de WWB biedt het college de mogelijkheid ambtenaren aan te wijzen als toezichthouder voor de uitvoering van de WWB, de IOAW en de IOAZ. Welke bevoegdheden de toezichthouders kunnen uitoefenen, zijn neergelegd in afdeling 5:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De aanwijzing als toezichthouder houdt in dat de betreffende ambtenaar meer bevoegdheden heeft op het gebied van het verrichten van rechtmatigheidsonderzoeken. Zo kan een toezichthouder inlichtingen, gegevens en bescheiden vorderen bij banken, verzekeringsmaatschappijen (auto)verhuurbedrijven, administratiekantoren en overige instanties. Een toezichthouder maakt van zijn bevoegdheid slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de invulling van zijn taak nodig is. Dit is het zogenaamde ‘evenredigheidsbeginsel’(artikel 5:13 Awb). Het college van Burgemeester en Wethouders heeft inmiddels besloten de klantmanagers Werk en Inkomen van de gemeente Midden-Delfland alsmede twee sociaal rechercheurs van de gemeente Delft aan te wijzen als toezichthouder. De klantmanagers Werk en Inkomen worden nader geschoold alvorens zij feitelijk als toezichthouder gaan optreden. De sociaal rechercheurs van de gemeente Delft zijn reeds toezichthouder in Delft en behoeven daarom geen extra training. Door hen ook aan te wijzen als toezichthouder van de gemeente Midden-Delfland, kunnen zij in de onderzoeken die zij voor Midden-Delfland verrichten, gebruik maken van alle bevoegdheden.

Inzet sociale recherche

Gemeente Midden-Delfland koopt de dienstverlening van de sociale recherche in bij de gemeente Delft. Zij verrichten op verzoek van het college bijzonder onderzoek wanneer er een gerede twijfel is aan het recht op bijstand. Daarnaast adviseren zij de klantmanagers Werk en Inkomen op verzoek wanneer deze vragen hebben over rechtmatigheid. De contacten met de sociale recherche zijn goed, over en weer weet men elkaar goed te vinden.

Sanctioneren en terugvorderen

Terugvorderen en sanctioneren vormen het sluitstuk van het handhavingsbeleid. Uitgangspunt van de Fraudewet is dat fraude nimmer lonend mag zijn.

Terugvorderen

Sinds de invoering van de Fraudewet is het college verplicht ten onrechte verstrekte bijstand terug te vorderen, wanneer er sprake is van schending van de inlichtingenplicht. Tot 1 januari 2013 was dit een bevoegdheid. Sinds de invoering van de Fraudewet bestaat hierin dus geen beleidsvrijheid meer. Het uitgangspunt is dat deze vorderingen volledig moeten worden afbetaald. Wel omschrijft de Fraudewet een aantal situaties waarin het college kan besluiten van (verdere) terugvordering af te zien, bijvoorbeeld wanneer de cliënt gedurende tien jaar volledig aan zijn betaalverplichtingen heeft voldaan (Artikel 58, lid 7 WWB). Wanneer de uitkering is beëindigd, dient de cliënt zelfstandig zorg te dragen voor tijdige betaling. Nadere regels omtrent terugvordering worden uitgewerkt in beleidsregels. De beleidsregels terugvordering zijn nog in voorbereiding.

Boete

De bestuurlijke boete is met de invoering van de Fraudewet opnieuw ingevoerd in de WWB, de IOAW en de IOAZ. De gemeente is verplicht deze boete op te leggen bij schending van de inlichtingenplicht. De boete bedraagt in principe 100% van het benadelingsbedrag en loopt op tot 150% in geval van recidive. De boete kan worden verlaagd wanneer sprake is van een verminderde verwijtbaarheid. Wanneer er geen sprake is van een benadelingsbedrag en het is de eerste keer dat iemand zich boetewaardig heeft gedragen, heeft het college de bevoegdheid een waarschuwing te geven in plaats van een boete op te leggen. Dit moet zijn vastgelegd in beleidsregels. Ook de beleidsregels boete zijn nog in voorbereiding.

Verrekenen

Wanneer er sprake is van een lopende uitkering, is het college verplicht de openstaande vordering en de bestuurlijke boete met de uitkering te verrekenen. Bij de verrekenen wordt in beginsel de beslagvrije voet in aanmerking genomen. Dit betekent dat de cliënt in ieder geval de beschikking houdt over 90% van de bijstandsnorm. Wanneer er echter sprake is van het herhaaldelijk schenden van de inlichtingenplicht (recidive), is het college ten aanzien van het verrekenen van de recidiveboete bevoegd de beslagvrije voet drie maanden buiten werking te stellen. Gedurende deze periode van robuuste incasso blijven de verplichtingen die met de uitkering samenhangen onverminderd van kracht. De uitkering blijft immers doorlopen, maar komt niet meer tot uitbetaling. Het idee van de wetgever hierachter is dat de prikkel werk te zoeken in deze periode van verrekening wordt vergroot. Zodra de uitkeringsgerechtigde namelijk weer aan het werk gaat, geldt weer de beslagvrije voet. De gemeente is verplicht een verordening vast te stellen over hoe zij deze bevoegdheid vormgeeft. De door u in oktober 2013 vastgestelde ‘verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Midden-Delfland 2013’ voorziet hierin.

Wanneer sprake is van een IOAW of een IOAZ-uitkering is het college verplicht de recidiveboete maximaal vijf jaar te verrekenen zonder inachtneming van de beslagvrije voet. Dit is een verplichting opgelegd vanuit het rijk. Er geldt dan ook geen verordeningsplicht over de verrekening van de bestuurlijke boete bij recidive ten aanzien van deze wetgeving. De cliënt die een IOAW- of een IOAZ-uitkering ontvangt kan wel een beroep dien op de WWB, mits hij aan de voorwaarden voldoet (vermogenstoets). Ook klanten die een WW-uitkering hebben die volledig wordt verrekend, kunnen een beroep doen op de WWB. Wel dient in voorkomende gevallen een maatregel worden overwogen wegens het tekortschieten van besef van verantwoordelijkheid.

Volledig terugbetalen en de gevolgen voor schuldregelingen.

Het uitgangspunt is dat fraudevorderingen en boetes dienen volledig moeten worden afbetaald. Het gevaar hierin schuilt dat de gemeente blijft zitten met veel hoge en moeilijk inbare vorderingen, daar veel (ex-)cliënten moeten rondkomen van een laag inkomen. Het is daarom van belang het handhavingsbeleid vooral te richten op vroegtijdig signaleren, omdat hiermee de benadelingsbedragen en samenhangende boetes zo laag mogelijk blijven.

De vorderingen die ontstaan als gevolg van de verplichte terugvordering en de bestuurlijke boete hebben gevolgen voor schuldhulpverleningstrajecten. De Fraudewet verbiedt het college mee te werken aan een minnelijk schuldhulpverleningstraject wanneer er sprake is van een fraudevordering. In de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) wordt beoordeeld of iemand in de vijf jaren voorafgaand aan het indienen van het verzoek tot toelating te goeder trouw is geweest bij het ontstaan of niet betalen van schulden. Fraudevorderingen behoren doorgaans tot de categorie verwijtbare schulden, waarvoor toelating tot de WSNP wordt bemoeilijkt.

Aangifte bij Openbaar Ministerie

Wanneer de schending van de inlichtingenplicht ook een strafbaar feit oplevert, moet het college hiervan aangifte doen bij het Openbaar Ministerie indien het bedrag waarvoor is gefraudeerd hoger is dan de aangiftegrens. Per 1 januari 2013 is de aangiftegrens verhoogd van € 10.000,- naar € 50.000,-. Ook in gevallen waarin het fraudebedrag lager is dan € 50.000,-, maar waarbij de uitkeringsfraude gecombineerd wordt met een of meer (andersoortige) strafbare feiten zoals bijvoorbeeld drugshandel, moet aangifte worden gedaan. De verhoging van de aangiftegrens heeft als voordeel dat de gemeente makkelijker een ‘lik-op-stuk’ beleid kan voeren. Dit omdat de bestuursrechtelijke procedure sneller kan worden afgehandeld dan de strafrechtelijke procedure. De bestuursrechtelijke procedure heeft geen schorsende werking. Dit betekent dat het college direct kan innen op de boete en de vordering, ook wanneer de cliënt bezwaar aantekent tegen de besluiten.

Frauderegister

Om te kunnen vaststellen of iemand eerder heeft gefraudeerd, bijvoorbeeld bij een eerdere gemeente of in de periode dat hij een andere sociale zekerheidsuitkering ontving, moeten gemeenten informatie kunnen uitwisselen over eerder opgelegde boetes. Het frauderegister is een onderdeel van Suwinet.

Wat hebben we er voor nodig?

Budget

De uitvoering van het handhavingsbeleid vindt plaats binnen de huidige formatie van het team Werk en Inkomen. De kosten van de cursussen ‘Fraudealertheid’ en ‘Toezichthouderschap in de WWB’ worden uit het reguliere opleidingsbudget betaald. Voor de inzet van de sociale recherche is voor 2014, gelijk aan de begroting voor 2013, een bedrag van € 2.500,- geraamd.

Communicatie

In juli 2013 zijn alle uitkeringsgerechtigden van de gemeente Midden-Delfland per brief aangeschreven over de inlichtingenplicht, de bestuurlijke boete en de veranderingen die per 1 januari 2013 zijn ingegaan. De teksten op de website van de gemeente Midden-Delfland over de WWB-uitkering worden geactualiseerd. De invoering van de activeringsperiode bij nieuwe aanvragen WWB na 1 januari 2014 krijgt specifieke aandacht op de website door het plaatsen van een nieuwsbericht en het opnemen van deze informatie in de digitale nieuwsbrief. Daarnaast wordt voorgesteld de landelijke campagne ‘Weet hoe het zit’ regionaal vorm te geven.

Bijlage 1. Welke gegevens mag je niet meer opvragen (Wet eenmalige gegevensuitvraag)

Schema 1.: Gegevens uit buiten de gemeente gelegen administraties

NB: de loongegevens mogen nog wel opgevraagd worden, ook al staan ze in deze administraties. Dat komt omdat de loongegevens alleen bruto worden getoond en voor het vaststellen van het recht op en de hoogte van de bijstand de netto bedragen nodig zijn.

Regeling

Specifieke gegevens m.b.t.

UWV

Inschrijving

Datum + reden inschrijving

Datum + reden einde inschrijving / geldigheidstermijn inschrijving

Werkervaring

Begin- en einddatum arbeidsverhouding

Beschikbaarheid arbeid

Begin- en einddatum beschikbaarheid arbeid

Aantal uren per week beschikbaar

Datum begin vrijstelling arbeidsplicht

Gegevens dienstverlening

Code soort dienst (activiteit)

Datum begin en einde dienst

Omschrijving werkinstrument

Code fase-indeling

Gegevens opleiding

Begin- en einddatum volgen opleiding

Code status opleiding

Indicatie diploma

Aantal jaren succesvol afgerond

Aantal uren opleiding

Code tijdsbeslag opleiding

Omschrijving opleidingsnaam

Gegevens betreffende vacature

Datum verwijzing naar vacature, indicatie plaatsing, code soort rijbewijs

Gegevens m.b.t. inkomensverhouding

Begin- en einddatum inkomsten

Aantal SV-dagen + aantal verloonde uren

Brutoloon SV

Code soort en aard inkomstenverhouding

Gegevens betreffende verzekering

Begin- en einddatum verzekering WAO, WIA, WW, ZW

Uitkeringsgegevens

Begin- en einddatum uitkering

Wettelijke regeling (welke uitkering)

Bedrag uitkering

Datum einde loongerelateerde WW-uitkering

Datum einde vervolguitkering WW

Datum eerste werkloosheidsdag

Reden werkloosheid

Datum einde maximale uitkeringsduur

Reden einde uitkeringsverhouding

Maatregel

Begin- en einddatum maatregel

Percentage korting

Reden maatregel

Arbeidsverleden

Jaar SV-dagen arbeidsverleden

Aantal SV-dagen arbeidsverleden

Indicatie zorgforfait en mantelzorgforfait

Werkgever / handelsnaam organisatie

Uitkeringsstatus

Datum beslissing op aanvraag + datum aanvraag

Re-integratie

Begin- en einddatum inzet instrument

Soort instrument

Resultaat instrument

Begin- en einddatum trajectplan

SVB

Gegevens kinderbijslag

indicatie thuis-/uitwonend

recht op kinderbijslag

Gegevens Anw

Ingangsdatum

Brutobedrag

Gegevens AOW

Begin- en einddatum

Indicatie toeslag

Percentage, netto- en brutobedrag

WWB 65+ (Aanvullende inkomensvoorziening ouderen, AIO)

Begin- en einddatum uitkering

Begin- en einddatum maatregel

Reden maatregel

Huisvesting

Leefvorm

Normbedrag

Reden einde uitkering

Besluit vordering, datum + reden + bedrag

Aanleiding uitkering (code)

Beslissing op aanvraag (code)

Datum aanvraag + datum beslissing op aanvraag

RDW

Aansprakelijkheid

Begin- en einddatum aansprakelijkheid

Gegevens voertuig

Merk, type, kleur, kenteken, soort voertuig, eerst inschrijving

DUO

Opleiding en diploma

Datum in- en uitschrijving, leerjaar, inschrijvingsvorm

Opleidingsaanbod

alternatieve naam opleiding, onderwijsvorm

Studiecontactvorm, opleidingscode, opleidingsniveau

Studiegebied en - inhoud, studie-uitstroom, beroepspraktijkovereenkomst (begin- en einddatum, omvang)

Vak, vakresultaat, datum uitslag en indicatie certificaat

Opleidingsresultaat, examenuitslag, datum uitslag, examenjaar.

WWB art. 53a (verstrekking en onderzoek gegevens)

IOAW, art. 14 (verstrekking en onderzoek gegevens)

IOAZ, art. 14 (verstrekking en onderzoek gegevens)

Besluit SUWI art. 5.2a (gegevens eenmalige uitvraag)

Regeling SUWI Bijlage II (gegevens eenmalige uitvraag)

Schema 2.: Gegevens van bij de gemeente aanwezige administraties

Regeling

Specifieke gegevens m.b.t.

WWB

Data uitkering

Maatregel

Huisvesting

Leefvorm

Normbedrag

Beëindiging bijstand en vordering

Betaalbaarstelling

Bijzondere bijstand

Inkomsten, classificatie Bbz 2004 en munteenheid

IOAW

Uitkering

Beëindiging IOAW en vordering

IOAZ

Uitkering

Beëindiging IOAZ en vordering

Gegevens over re-integratie

Doelgroep

Trajectplan

Loonkostensubsidie

Vrijstelling arbeidsplicht

Participatieplaats

Re-integratiepositie

Uitkeringsstatus

WWB art. 53a (verstrekking en onderzoek gegevens)

IOAW, art. 14 (verstrekking en onderzoek gegevens)

IOAZ, art. 14 (verstrekking en onderzoek gegevens)

Besluit SUWI art. 5.2a (gegevens eenmalige uitvraag)

Regeling SUWI Bijlage II (gegevens eenmalige uitvraag)

Bijlage 2. Typen fraudeurs en hun motieven

De motieven van uitkeringsgerechtigden die frauderen zijn lastig te benoemen en te categoriseren. Het ministerie van SZW heeft op basis van dossieronderzoek een beperkte typologie opgesteld (Rapport: ‘Wat beweegt de fraudeur’, research voor beleid, Zoetermeer 2010).

Type

Motieven

Toelichting

1.gemakzuchtigen:

a.klanten die stiekem samenwonen

financieel gewin

Voor deze klanten is verzwijgen van het samenwonen een gewoonte geworden. Het fraudebedrag is met de tijd zo groot geworden dat het belang van verzwijgen groot is. Soms gaan deze fraudeurs over tot schijnverlating.

b.onaangepaste klanten

compleet gebrek aan normbesef

Deze klanten vertonen onaangepast, asociaal en intimiderend gedrag. Soms komen ze uit families die al generaties bijstand krijgen. Meestal zijn ze in aanraking gekomen met justitie. Bij jongeren gaat het vaak om opportunisten die redelijk zelfredzaam zijn en de dienst puur voor het geld bewust verkeerd informeren.

c.nalatige klanten

nalatigheid

Klanten die vergeten op tijd te melden dat ze weer aan het werk zijn gegaan (witte fraude van korte duur).

2.actieve WWB’ers

niet kunnen stilzitten, financieel gewin, inkomenszekerheid

Deze klanten zijn soms rommelaars, soms professionele fraudeurs/zwartwerkers die de fraude goed weten te verbergen. Ze hebben een onopvallend en beleefd voorkomen.

3.vrouwen die onafhankelijk willen blijven

financiële onafhankelijkheid

Meestal samenwoonfraude van vrouwen met één of meer kinderen en een verleden met relatieproblemen, huiselijk geweld of schulden. Ze zien de uitkering als basis voor de financiële onafhankelijkheid die ze niet willen opgeven.

4.gedeprimeerde klanten

ongevoeligheid voor risico van sancties

Deze klanten kampen met een of meer problemen die hun leven ontwrichten. De fraude is geen keuze maar ontstaat door gebrek aan grip op het eigen leven. Hun geestelijke gesteldheid maakt hen ongevoelig voor (een hoge kans op) sancties.

5.klanten die zich veilig wanen

financieel gewin, pakkans klein achten (veilig vermogen in buitenland)

Klanten met een huis in het buitenland (al dan niet door een erfenis) dat ze niet hebben gemeld aan de Belastingdienst.

6.klanten die door anderen worden gebruikt om te frauderen

financieel gewin (niet van de klant zelf, maar van anderen)

Klanten die door anderen worden ingezet als een soort katvanger. Hoewel formeel zelf aansprakelijk, zijn het anderen die aansturen op fraude. Daarbij maken ze misbruik van de beperkte verstandelijk vermogens, gebrekkige taalkennis of psychosociale problemen

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 17 december 2013.
Arjan de Vos, Arnoud Rodenburg,
griffier, voorzitter