Regeling vervallen per 01-01-2015

Gemeenschappelijke Regeling GGD Haaglanden

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling GGD Haaglanden

De raad van de gemeente Midden-Delfland;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 14 november 2013, nr. 2013-10-05 d;

BESLUIT:

1. in te stemmen met het aangaan van de Gemeenschappelijke Regeling GGD Haaglanden door uw college;

2. geen zienswijze in te dienen op de ontwerpbegroting 2014 van de GR GGD Haaglanden;

3. kennis te nemen van het takenpakket van de nieuwe GR GGD Haaglanden.

Gemeenschappelijke regeling GGD Haaglanden

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer;

overwegende dat:

  • -

    op grond van de Wet publieke gezondheid, de gemeenten die behoren tot één veiligheidsregio als bedoeld in de Wet veiligheidsregio's, door middel van het treffen van een gemeenschappelijke regeling, zorg dragen voor de instelling en instandhouding van één regionale gezondheidsdienst in die regio;

  • -

    het wenselijk is om ter behartiging van de gemeenschappelijke belangen op het terrein van de volksgezondheid, een nauwe samenwerking aan te gaan.

Besluiten:

de volgende gemeenschappelijke regeling vast te stellen en aan te gaan:

GEMEENTELIJKE GEZONDHEIDSDIENST HAAGLANDEN

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de regeling: de gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Haaglanden;

  • b.

    regiogemeenten: de gemeenten Delft, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker- Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer;

  • c.

    gemeenten: de regiogemeenten en de gemeente Den Haag;

  • d.

    gemeente: één van de gemeenten;

  • e.

    wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • f.

    gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

  • g.

    GGD: het in artikel 2 lid 1 bedoelde openbaar lichaam;

  • h.

    uitvoeringsorganisatie: het onderdeel van de gemeentelijke organisatie van Den Haag dat belast is met de uitvoering van GGD taken.

Artikel 2. Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam Gemeentelijke Gezondheidsdienst Haaglanden.

  • 2. Het openbaar lichaam is een zorgaanbieder als bedoeld in de Kwaliteitswet zorginstellingen en gevestigd te Den Haag.

  • 3. Het openbaar lichaam is een samenwerkingsverband van de gemeenten Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker- Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer

HOOFDSTUK 2. BELANGEN EN TAKEN

Artikel 3. Belangen

De regeling behartigt de belangen van de gemeenten op het terrein van het bevorderen, beschermen en bewaken van de publieke gezondheid.

Artikel 4. Taken

  • 1. Ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen is de GGD belast met de volgende taken:

    • a.

      de bij of krachtens de Wet publieke gezondheid aan burgemeester en wethouders van de gemeenten opgedragen taken met uitzondering van de taken op het gebied van de jeugdgezondheidszorg als bedoeld in artikel 5 tweede lid onder a tot en met d van die wet;

    • b.

      de bij of krachtens een andere wet aan de GGD opgedragen taken;

    • c.

      overige taken waarvan het algemeen bestuur heeft besloten dat zij tot het takenpakket behoren.

  • 2. Voor zover nodig en mogelijk voert de GGD de haar toevertrouwde taken uit in samenwerking en overleg met plaatselijke en regionale diensten en instellingen die daarvoor in aanmerking komen.

Artikel 5. Inhoud en omvang takenpakket

  • 1. Op voorstel van het dagelijks bestuur stelt het algemeen bestuur, telkens voor een periode van 4 jaar, in de vorm van een productenoverzicht, de inhoud en omvang vast van het takenpakket van de GGD. Dit besluit wordt minimaal 1 jaar voor aanvang van de 4 jaarlijkse periode genomen en vereist een meerderheid van ten minste 3/4 van het aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin alle leden aanwezig zijn.

  • 2. Indien het in het eerste lid bedoelde besluit niet kan worden genomen omdat in de betrokken vergadering niet alle leden aanwezig zijn, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering. In die vergadering kan over de inhoud en omvang van het takenpakket een besluit worden genomen, zonder dat voldaan is aan het vereiste dat alle leden aanwezig zijn.

  • 3. De inhoud en omvang van het takenpakket is zodanig, dat voldaan kan worden aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 33 van de Wet veiligheidsregio’s.

  • 4. Gedurende de in het eerste lid bedoelde periode kan de inhoud en omvang van het takenpakket slechts worden gewijzigd wanneer alle leden met die wijziging instemmen.

  • 5. Indien een besluit tot vaststelling of wijziging van de inhoud of omvang van het takenpakket, bij de uitvoeringsorganisatie naar verwachting zal leiden tot een vermindering van de formatie, dan komen de aantoonbaar onvermijdbare kosten, die het gevolg zijn van de wijziging van het takenpakket dat wordt uitgevoerd ten behoeve van de regiogemeenten, voor rekening van de regiogemeenten. De daarop betrekking hebbende uitgaven worden in de begroting opgenomen.

  • 6. Het takenpakket van de GGD wordt uitgevoerd door de gemeente Den Haag.

  • 7. De uitvoeringsorganisatie voert de naam “GGD Haaglanden”.

HOOFDSTUK 3. ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 6. Samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit 9 leden inclusief de voorzitter.

  • 2. Burgemeester en wethouders van elk van de gemeenten wijzen uit hun midden één lid en één plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met een dienstverband bij de GGD dan wel bij een van de gemeenten.

  • 3. De zittingsperiode van de leden van het algemeen bestuur eindigt gelijk met de zittingsperiode van de colleges van burgemeester en wethouders door wie zij zijn aangewezen. Telkens nadat een zittingsperiode is geëindigd, wijzen burgemeester en wethouders van de gemeenten zo spoedig mogelijk ieder één lid en één plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan.

  • 4. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij geven daarvan schriftelijk kennis aan de voorzitter van het algemeen bestuur en aan burgemeester en wethouders van de gemeente die hen hebben aangewezen.

  • 5. Een lid van het algemeen bestuur dat het vertrouwen van het college van burgemeester en wethouders dat hem heeft aangewezen niet meer bezit, kan door dat college worden ontslagen.

  • 6. In een tussentijds ontstane vacature wordt zo spoedig mogelijk voorzien door de aanwijzing van een nieuw lid.

Artikel 7. Werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste twee maal en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dat nodig oordeelt, dan wel ten minste twee leden daarom verzoeken.

  • 2. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 3. Vergaderingen kunnen alleen worden gehouden wanneer tenminste de helft van het aantal leden dat tenminste de helft van het aantal uit te brengen stemmen vertegenwoordigt, aanwezig is.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt voor zijn werkwijze een reglement van orde en andere werkzaamheden vast dat ter kennisneming aan de gemeenten wordt gezonden.

Artikel 8. Besluitvorming

  • 1. Besluiten worden genomen op basis van een gewogen stemverhouding. Het aantal stemmen dat een lid in de vergadering kan uitbrengen, wordt bepaald door het aantal inwoners van de gemeente door wiens college van burgemeester en wethouders hij is aangewezen. Hierbij geldt de volgende stemverdeling:

    • a.

      een gemeente met minder dan 30.000 inwoners: 1 stem;

    • b.

      een gemeente met 30.000 of meer en minder dan 90.000 inwoners: 2 stemmen;

    • c.

      een gemeente met 90.000 of meer en minder dan 150.000 inwoners: 3 stemmen;

    • d.

      een gemeente met 150.000 of meer en minder dan 300.000 inwoners: 4 stemmen;

    • e.

      een gemeente met 300.000 of meer inwoners: 5 stemmen.

  • 2. Het stemgewicht van elke gemeente wordt jaarlijks bepaald op basis van het inwonertal op 1 januari van het voorafgaande jaar zoals dat is opgenomen in de bevolkingsstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

  • 3. Tenzij in deze regeling anders is bepaald, worden besluiten met gewone meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen genomen.

Artikel 9. Taken en bevoegdheden

Alle taken en bevoegdheden die in deze regeling niet aan een ander orgaan zijn opgedragen, behoren aan het algemeen bestuur toe.

Artikel 10. Inlichtingen

  • 1. Het algemeen bestuur geeft aan de raden en burgemeester en wethouders van de gemeenten ongevraagd alle informatie die nodig is voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid.

  • 2. Het algemeen bestuur verstrekt aan de raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van die raden of colleges worden verlangd.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur geeft aan de raad en burgemeester en wethouders van de gemeente die hem heeft aangewezen, op de in die gemeente gebruikelijke wijze alle inlichtingen die door het college, de raad of een of meer leden daarvan, worden verlangd.

Artikel 11. Verantwoording

Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad en burgemeester en wethouders van de gemeente die hem heeft aangewezen, op de in die gemeente gebruikelijke wijze ter verantwoording worden geroepen voor de wijze waarop dat lid de gemeente in dat bestuur heeft vertegenwoordigd.

HOOFDSTUK 4. DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 12. Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit tenminste drie leden, waaronder de voorzitter, aan te wijzen door en uit de leden van het algemeen bestuur, met dien verstande dat het lid van het algemeen bestuur dat door burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag is aangewezen, in ieder geval deel uitmaakt van het dagelijks bestuur.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur na het begin van een nieuwe zittingsperiode.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt in de eerste vergadering na zijn aanwijzing een portefeuilleverdeling vast. Het deelt zijn besluit hierover mee aan het algemeen bestuur.

  • 4. De leden van het dagelijks bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij geven daarvan schriftelijk kennis aan de voorzitter;

  • 5. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 6. In een tussentijdse vacature in het dagelijks bestuur wordt voorzien in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur.

Artikel 13. Werkwijze

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dat nodig acht of ten minste één lid dat schriftelijk, onder opgaaf van de te behandelen onderwerpen, verzoekt. In het laatste geval wordt de vergadering binnen veertien dagen na een zodanig verzoek gehouden.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan voor zijn vergaderingen een reglement van orde en andere werkzaamheden vaststellen. Een vastgesteld reglement en elke wijziging daarvan wordt ter kennis gebracht van het algemeen bestuur.

Artikel 14. Besluitvorming

  • 1. Tenzij in deze regeling anders is bepaald, worden besluiten met een gewone meerderheid van stemmen genomen.

  • 2. Ieder lid heeft in de vergadering één stem.

Artikel 15. Taken en bevoegdheden

Naast de taken en bevoegdheden die elders in deze regeling zijn opgedragen, heeft het dagelijks bestuur de volgende taken en bevoegdheden:

  • a.

    het voorbereiden en uitvoeren van besluiten van het algemeen bestuur;

  • b.

    het voorstaan van de belangen van de GGD bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor de GGD van belang is.

  • c.

    het beheer van de vermogenswaarden;

  • d.

    de zorg voor de controle op het beheer van de vermogenswaarden en de boekhouding;

  • e.

    het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

  • f.

    de zorg voor en het houden van toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden;

  • g.

    het nemen van besluiten over privaatrechtelijke rechtshandelingen van de GGD.

Artikel 16. Verantwoording en inlichtingen

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2. Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 3. Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

HOOFDSTUK 5. VOORZITTER

Artikel 17. Aanwijzing en vervanging

  • 1. Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter.

  • 2. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, door dat bestuur aan te wijzen.

Artikel 18. Taken en bevoegdheden

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur en draagt er zorg voor, dat de besluiten van het algemeen en het dagelijks bestuur naar behoren worden uitgevoerd.

  • 2. De voorzitter vertegenwoordigt de GGD in en buiten rechte. Hij kan de in de eerste volzin bedoelde vertegenwoordiging, na overleg met het dagelijks bestuur, opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

  • 3. De stukken die van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de voorzitter ondertekend. De voorzitter kan die ondertekening opdragen aan een ander lid van het dagelijks bestuur.

HOOFDSTUK 6. DIRECTEUR PUBLIEKE GEZONDHEID

Artikel 19. Benoeming en rechtspositie

  • 1. Het algemeen bestuur benoemt en ontslaat op voordracht van het dagelijks bestuur en in overeenstemming met het bestuur van de veiligheidsregio Haaglanden en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag, een directeur publieke gezondheid.

  • 2. De directeur publieke gezondheid is rechtspositioneel in dienst van de gemeente Den Haag.

  • 3. Bij afwezigheid, ziekte of ontstentenis van de directeur publieke gezondheid wordt de functie waargenomen door een door het dagelijks bestuur aan te wijzen plaatsvervanger.

Artikel 20. Taken en bevoegdheden

  • 1. De directeur publieke gezondheid is belast met de leiding van de GGD. Voor de uitvoering van zijn taak is hij verantwoording verschuldigd aan het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur;

  • 2. De directeur publieke gezondheid is secretaris van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. Hij is bij de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur aanwezig en heeft daarin een raadgevende stem.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt in een instructie nadere regels vast over de taken en bevoegdheden van de secretaris.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt een directiestatuut vast waarin de taken en bevoegdheden van de directeur publieke gezondheid en de relatie met het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur worden geregeld. Vaststelling of wijziging van het directiestatuut vereist consensus.

  • 5. Burgemeester en wethouders van Den Haag benoemen de directeur publieke gezondheid tot directeur van de uitvoeringsorganisatie.

HOOFDSTUK 7. COMMISSIES

Artikel 21. Rekeningcommissie

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een vaste adviescommissie voor de rekening in, die tot taak heeft de jaarrekening en het jaarverslag te onderzoeken teneinde tot een oordeel te komen over de doelmatigheid van het gevoerde financiële beheer en beleid. De rekeningcommissie brengt advies uit aan het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de samenstelling van de rekeningcommissie en kan regels stellen ten aanzien van de taken, verantwoordelijkheden en werkwijze van deze rekeningcommissie.

HOOFDSTUK 8. FINANCIELE BEPALINGEN

Artikel 22. Begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks een ontwerpbegroting met toelichting op voor het volgende kalenderjaar. De begroting omvat ten minste de uitgaven die verband houden met de uitvoering van het takenpakket in de regiogemeenten.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting en de toelichting daarop tijdig toe aan de raden van de gemeenten.

  • 3. De raden van de gemeenten kunnen binnen 8 weken na ontvangst van de ontwerpbegroting hun zienswijze over die begroting bij het dagelijks bestuur naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze zijn vervat, bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 5. Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting aan de raden van de gemeenten.

  • 6. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor de in de wet genoemde datum, aan de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten en aan gedeputeerde staten.

  • 7. Het bepaalde in dit artikel is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

Artikel 23. Vergoeding uitvoering takenpakket

  • 1. Voor de uitvoering van het takenpakket in de regiogemeenten is de GGD aan de gemeente Den Haag een vergoeding verschuldigd. De hoogte van die vergoeding wordt voor elke in artikel 5 lid 1 bedoelde periode, door burgemeester en wethouders van Den Haag in overeenstemming met het algemeen bestuur vastgesteld.

  • 2. Zolang nog geen overeenstemming is bereikt over de hoogte van de in het eerste lid bedoelde vergoeding, blijven de daarvoor genomen besluiten over de omvang van het takenpakket in de regiogemeenten en de hoogte van de daarvoor aan de gemeente Den Haag verschuldigde vergoeding, ongewijzigd van kracht.

  • 3. De vergoeding wordt jaarlijks per 1 januari aangepast met het gemiddelde percentage voor lonen en prijzen, zoals in de Richtlijnenbrief van de directie Financiën van de gemeente Den Haag voor de begroting van het volgende jaar is opgenomen.

  • 4. De conform het vorige lid van dit artikel aangepaste vergoeding wordt gecorrigeerd voor veranderingen van het totaal aantal inwoners van de regiogemeenten. De correctie factor is gelijk aan het aantal inwoners van de regio gemeenten per 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de vergoeding betrekking heeft, gedeeld door het aantal inwoners van het jaar daarvoor.

  • 5. Voor de in opdracht van de GGD uitgevoerde taken, die niet in het takenpakket zijn voorzien, ontvangt de gemeente Den Haag een afzonderlijke vergoeding.

  • 6. Eventuele tekorten op de bedrijfsvoering van de uitvoeringsorganisatie, komen niet ten laste van de regiogemeenten.

  • 7. De GGD betaalt aan de gemeente Den Haag jaarlijks op 1 februari en 1 augustus, bij wijze van voorschot, telkens de helft van de voor de uitvoering van het takenpakket verschuldigde vergoeding.

  • 8. Voor de dienstverlening van de GGD die aan de gebruikers in rekening wordt gebracht, stelt het algemeen bestuur, met instemming van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, jaarlijks een kostendekkend tarief vast.

Artikel 24. Bijdragen van de regiogemeenten

  • 1. De in de begroting opgenomen uitgaven worden door de regiogemeenten gedragen naar evenredigheid van het aantal inwoners van ieder van de regio gemeenten per 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek.

  • 2. De uitgaven voor de uitvoering van de in artikel 23 lid 5 bedoelde taken, worden op gelijke wijze door de regiogemeenten gedragen als de verdeling van de uitgaven bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het algemeen bestuur kan besluiten de in het eerste of tweede lid bedoelde uitgaven op een andere wijze over de regiogemeenten te verdelen dan naar evenredigheid van het aantal inwoners.

  • 4. De regiogemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks voor 1 februari en 1 augustus telkens de helft van de door hen verschuldigde bijdrage.

  • 5. De in het tweede lid bedoelde bijdrage wordt op een daartoe strekkend verzoek van het dagelijks bestuur, door de regiogemeenten binnen 6 weken voldaan.

Artikel 25. Jaarrekening

  • 1. Het dagelijks bestuur legt jaarlijks een ontwerp-jaarrekening met bijbehorend verslag betreffende het voorafgaande jaar, ter vaststelling voor aan het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor de in de wet genoemde datum, aan de gemeenten en aan gedeputeerde staten.

HOOFDSTUK 9. TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 26. Toetreding en uittreding

  • 1. Toetreding van een andere gemeente tot de regeling of uittreding van een gemeente uit de regeling, is mogelijk voor zover de regeling na die toetreding of uittreding nog in overeenstemming is met het bepaalde in de Wet publieke gezondheid.

  • 2. Toetreding en uittreding dient te geschieden per 1 januari van enig jaar, waarbij in het geval van uitreding een opzegtermijn van tenminste één jaar in acht wordt genomen.

  • 3. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding of de uittreding en kan voorwaarden verbinden aan de toetreding of uittreding.

Artikel 27. Wijziging

  • 1. Zowel het algemeen bestuur, op voorstel van het dagelijks bestuur, als burgemeester en wethouders van tenminste vier van de gemeenten, kunnen voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2. De regeling kan worden gewijzigd bij een daartoe strekkend besluit van burgemeester en wethouders van alle gemeenten.

Artikel 28. Opheffing

  • 1. De regeling kan worden opgeheven bij een daartoe strekkend besluit van burgemeester en wethouders van tenminste tweederde van de gemeenten.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt, burgemeester en wethouders van de gemeenten gehoord, een liquidatieplan vast en regelt de vereffening van het vermogen.

  • 3. Zonodig blijven de organen van de GGD ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

HOOFDSTUK 10. GESCHILLEN, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 29. Geschillen

  • 1. Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de wet de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een daartoe in te stellen geschillencommissie.

  • 2. De geschillencommissie bestaat uit vertegenwoordigers aangewezen door elk van de bij het geschil betrokken partijen en een door deze vertegenwoordigers gezamenlijk aangewezen onafhankelijke voorzitter.

  • 3. De geschillencommissie brengt aan het algemeen bestuur advies uit over de wijze waarop het geschil kan worden opgelost.

Artikel 30. Duur en inwerkingtreding

  • 1. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. Zij treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 31. Overgangsbepalingen

  • 1. In afwijking van artikel 5 eerste lid van deze regeling, wordt de inhoud en omvang van het takenpakket, de eerste keer vastgesteld onmiddellijk na het inwerking treden van deze regeling.

  • 2. De eerste aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats bij het aangaan van de regeling.

  • 3. Het algemeen bestuur komt voor het eerst bijeen op uitnodiging van burgemeester en wethouders van de vestigingsgemeente. De vertegenwoordiger van die gemeente treedt in de vergadering op als voorzitter.

  • 4. In zijn eerste vergadering wijst het algemeen bestuur de voorzitter en de overige leden van het dagelijks bestuur aan.

  • 5. Burgemeester en wethouders van de vestigingsgemeente worden aangewezen als het bestuur, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de wet.

Artikel 32. Citeertitel

De regeling wordt aangehaald als Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Haaglanden.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 17 december 2013.

Arjan de Vos, Arnoud Rodenburg,

griffier, voorzitter

Artikelsgewijze toelichting op de Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Haaglanden.

Artikel 1

Ter wille van een zo kort mogelijke tekst van de regeling zijn hier enkele definities van meerdere keren gebruikte begrippen opgenomen.

Artikel 2

De Wet publieke gezondheid (Wpg) bepaalt dat bij de regeling een openbaar lichaam wordt ingesteld. Een openbaar lichaam is een rechtspersoon, waardoor het zelfstandig kan deelnemen aan het rechtsverkeer en bijvoorbeeld overeenkomsten kan aangaan. Door de aanduiding openbaar lichaam wordt de rechtspersoon onderscheiden van andere rechtspersonen zoals bijvoorbeeld de privaatrechtelijke rechtspersonen stichting en vereniging en de publiekrechtelijke rechtspersoon gemeente.

Ingevolge de Wpg moet het openbaar lichaam worden aangeduid als gemeentelijke gezondheidsdienst. De naam Haaglanden brengt tot uitdrukking dat de samenwerking het grondgebied omvat van de Veiligheidsregio Haaglanden.

Lid 2 Hoewel de GGD een zorginstelling is, is de Zorgbrede Governancecode niet van toepassing. De Zorgbrede Governancecode is immers uitsluitend toegesneden op het bestuur van private rechtspersonen zoals stichtingen en vennootschappen en daarom niet bruikbaar voor de krachtens de regels van het publiekrecht bestuurde GGD.

De gemeente van vestiging betreft de statutaire vestigingsplaats. Die is bijvoorbeeld van belang voor de bevoegdheid van de rechter. De feitelijke vestigingsplaats, zijnde de gemeente waar de instelling is gehuisvest, kan daarvan verschillen. Vanwege de samenhang met de veiligheidsregio is gekozen voor dezelfde vestigingsplaats als die van de veiligheidsregio Haaglanden.

Artikel 3

Artikel 10 eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) schrijft voor dat de regeling het belang of de belangen waarvoor zij is aangegaan, vermeldt. Onder ‘belang’ wordt verstaan het beleidsterrein waarop wordt samengewerkt. Met het vastleggen van het belang of de belangen wordt het werkterrein van de GGD afgebakend.

Artikel 4

De taken van de GGD zijn de activiteiten die worden ontplooid in het kader van de te behartigen belangen. Primair zijn dit de taken die in de Wpg of een andere wet (bijvoorbeeld de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) zijn opgenomen. De taken op het terrein van de jeugdgezondheidszorg worden echter uitgezonderd omdat die taken door andere organisaties worden uitgevoerd. Artikel 14 lid 4 Wpg biedt hiervoor de wettelijke basis.

Daarnaast biedt de regeling de mogelijkheid om andere taken aan het regionaal takenpakket toe te voegen. Hierbij kan gedacht worden aan niet-wettelijke taken zoals bijvoorbeeld de sociaal-medische advisering en de forensische zorg.

Artikel 5

Lid 1. Voor diverse beleidsterreinen van de overheid is het gebruikelijk om het beleid voor enkele jaren vast te leggen. Dit geldt bij voorbeeld voor de cultuursector en het onderwijs. Ook voor de GGD Haaglanden wordt het wenselijk gevonden de uitvoering van taken in beginsel voor een periode van vier jaar vast te stellen.

Voor het noodzakelijke draagvlak van de GGD Haaglanden als samenwerkingsverband van negen gemeenten, is het belangrijk dat bij gekwalificeerde meerderheid wordt besloten welke taken zullen worden uitgevoerd.

Tot de inhoud en omvang van het takenpakket behoort ook de mate van toegankelijkheid van de dienstverlening in de vorm van het aantal vestigingslocaties.

Lid 4 Een tussentijdse wijziging van de omvang van het takenpakket kan onverwachte financiële gevolgen hebben. Om die reden is er voor gekozen dat alle leden met een dergelijke wijziging moeten instemmen. Hierdoor wordt ook bereikt dat een wijziging slechts mogelijk is wanneer ook de uitvoeringsorganisatie zich in die wijziging kan vinden.

Lid 5. Minimaal 1 jaar voor de aanvang van een nieuwe vierjaarlijkse periode ontstaat duidelijkheid over de omvang van het takenpakket in de regiogemeenten. Als regel biedt dit de uitvoeringsorganisatie voldoende tijd om de noodzakelijke aanpassingen in de formatie e.d. tot stand te brengen. Het risico dat de uitvoeringsorganisatie, ondanks alle inspanningen, er niet in slaagt die aanpassingen tijdig te realiseren, komt echter voor rekening van de regiogemeenten.

Tussen burgemeester en wethouders van Den Haag en het algemeen bestuur kan een discussie ontstaan over de vraag wat in een concreet geval onvermijdbare kosten zijn. Mocht deze discussie, ondanks intensief overleg, niet tot overeenstemming leiden, dan ontstaat een geschil waarop artikel 29 van deze regeling van toepassing is.

Lid 7. Naast het gemeenschappelijke takenpakket zal de GGD uitvoeringsorganisatie naar verwachting ook taken uitvoeren in opdracht van een individuele gemeente. Ook daarbij zal de uitvoeringsorganisatie handelen onder de naam “GGD Haaglanden”.

Artikel 6

Lid 2. Omdat de regeling uitsluitend wordt getroffen door de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten, moeten de leden van het algemeen bestuur, op grond van artikel 13 zesde lid Wgr door en uit die colleges worden aangewezen.

Lid 5. Deze ontslagbevoegdheid wordt voorgeschreven door artikel 16 jo artikel 18 Wgr.

Artikel 7

Lid 2. Dat de vergaderingen van het algemeen bestuur in openbaarheid moeten plaatsvinden, is bepaald in artikel 22 lid 3 Wgr. Niettemin kunnen vergaderingen onder bepaalde voorwaarden met gesloten deuren worden gehouden. Er bestaat in de wet geen verplichting om de onderwerpen die in een besloten vergadering behandeld kunnen worden, te beperken.

Lid 3. Artikel 20 Gemeentewet is op deze situatie van toepassing.

Lid 4.

In dit reglement zullen onder meer de relatie tussen de bij de regeling betrokken partijen en hun verantwoordelijkheden worden beschreven. Daarnaast zal in dit reglement worden opgenomen op welke wijze de kosten voor de uitvoering van het regionaal takenpakket worden berekend.

Op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur, zijn in de Wgr enkele artikelen uit de Gemeentewet die betrekking hebben op vergaderingen van de gemeenteraad, van overeenkomstige toepassing verklaard.

Artikel 8

Lid 1. De gemeenten die deelnemen aan deze regeling werken al lange tijd nauw samen in de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Haaglanden. Met de regionalisering van de GGD is mede beoogd de relatie met de veiligheidsregio’s zo optimaal mogelijk te maken. Daarom is er voor gekozen de stemverhouding die geldt binnen de veiligheidsregio, in deze regeling over te nemen.

Lid 2. Vanwege de publicatiedatum van de bevolkingsstatistiek van het CBS wordt uitgegaan van het inwonertal van het voorafgaande jaar.

Artikel 9

Gedacht kan worden aan de bevoegdheid tot het maken van bezwaar en het instellen van (administratief)beroep of het voortdurend houden van toezicht op al wat de GGD aangaat.

Artikel 10 en 11

De bepalingen over het geven van inlichtingen en het afleggen van verantwoording vloeien voort uit de artikelen 16 t/m 19 Wgr.

Artikel 12

Nu de uitvoering van de regeling wordt opgedragen aan de gemeente Den Haag is, gelet op de financiële risico’s die zij hierbij loopt, vastgelegd dat de gemeente Den Haag in ieder geval vertegenwoordigd is in het dagelijks bestuur.

Artikel 13

Er is geen minimum jaarlijks te houden aantal vergaderingen vastgelegd.

Artikel 14

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 15

Artikel 33 lid 1 Wgr bepaalt, dat ten aanzien van de bevoegdheden van het bestuur van een openbaar lichaam, de wettelijke regels die gelden voor de verdeling van de bevoegdheden van de gemeentebesturen over de gemeentelijke bestuursorganen, van overeenkomstige toepassing zijn.

Derhalve is voor wat betreft de bevoegdheden van het dagelijks bestuur aansluiting gezocht bij de bevoegdheden die in de Gemeentewet zijn toegekend aan burgemeester en wethouders.

Artikel 16

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 17

Volgens artikel 12 lid 1 Wgr bestaat het bestuur van een openbaar lichaam uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen (Art. 13 lid 9 Wgr). De regeling zou bepalingen kunnen bevatten over de aanwijzing, bijvoorbeeld dat het lid van het algemeen bestuur dat de grootste gemeente vertegenwoordigt, voorzitter is.

De voorzitter is zowel voorzitter van het algemeen bestuur als van het dagelijks bestuur (Art. 12 lid 3 Wgr)

Artikel 18

Lid 2. Dit betreft de civiel rechtelijke vertegenwoordiging van de GGD als rechtspersoon. Aansluiting is gezocht bij de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de burgemeester. Het artikel biedt de mogelijkheid om aan een ander, bijvoorbeeld de directeur publieke gezondheid, een volmacht te geven.

Lid 3. Dit betreft het ondertekenen van brieven en besluiten. Volgens artikel 32a Gemeentewet, dat van overeenkomstige toepassing is verklaard, moeten stukken die van de raad uitgaan, mede worden ondertekend door de griffier. De Wet gemeenschappelijke regelingen kent echter niet de functie van griffier.

Artikel 19

Lid 1. Deze bepaling vloeit voort uit artikel 14 lid 3 Wpg.

Vastgelegd is dat burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag met de voordracht instemmen. De directeur publieke gezondheid is immers rechtspositioneel in dienst van die gemeente en tevens uit hoofde van zijn functie directeur van de uitvoeringsorganisatie.

Ingevolge artikel 32 lid 1 van de Wet veiligheidsregio’s is de directeur publieke gezondheid tevens belast met de leiding van de GHOR.

Lid 2. Omdat de uitvoering van GGD taken is belegd bij de gemeente Den Haag heeft de GGD geen personeel in dienst. Om die reden is ervoor gekozen ook de directeur publieke gezondheid rechtspositioneel onder te brengen bij de gemeente Den Haag.

Artikel 20

Lid 3. In het directiestatuut zal onder meer worden opgenomen dat de directeur publieke gezondheid ondersteund wordt door een beleidscommissie bestaande uit vertegenwoordigers van de gemeenten. Die beleidscommissie kan een voorstel van de directeur publieke gezondheid aan het algemeen of dagelijks bestuur van een advies voorzien. Het directiestatuut regelt ook de rol van de directeur publieke gezondheid met betrekking tot de uitvoering van lokale taken.

Artikel 22

De tekst van dit artikel is overgenomen uit de artikelen 34 en 35 Wgr.

De begroting betreft de uitgaven voor de jaarlijks met de gemeente Den Haag overeen te komen vergoeding voor de uitvoering van het takenpakket in de regiogemeenten.

De begroting betreft uitdrukkelijk niet de uitgaven voor de uitvoering van GGD taken ten behoeve van de gemeente Den Haag. Die uitgaven zijn opgenomen in de begroting van de gemeente Den Haag.

Lid 2. Conform de Wgr dient de ontwerpbegroting aan alle gemeenteraden te worden aangeboden. De in de wet genoemde termijn was op 1 september 2012 6 weken voordat de ontwerpbegroting aan het algemeen bestuur wordt aangeboden (art 35 lid 1 Wgr).

Lid 3. Elke gemeenteraad heeft het recht zijn zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren te brengen. Aangezien de ontwerpbegroting geen lasten en baten betreft voor uitvoering van GGD taken ten behoeve van de gemeente Den Haag, ligt het voor de hand dat de raad van de gemeente Den Haag terughoudend zal zijn in zijn zienswijze.

Lid 6. De in de wet genoemde datum was op 1 september 2012: 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient (art 34 lid 2 Wgr).

Artikel 23

Lid 1. Op basis van dit artikellid zullen voor het begin van elke periode van 4 jaar tussen burgemeester en wethouders van Den Haag en het algemeen bestuur onderhandelingen worden gevoerd over de vergoeding voor de uitvoering van het takenpakket in de regiogemeenten gedurende die periode. Die onderhandelingen zullen net zo lang moeten worden voortgezet totdat overeenstemming is bereikt.

Lid 2. Om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen, is hier opgenomen dat de bestaande situatie ongewijzigd wordt voortgezet zolang de onderhandelingen over de hoogte van de vergoeding voortduren.

Lid 3. De vergoeding conform het eerste lid, zal jaarlijks, op basis van een vast criterium, automatisch worden aangepast aan gewijzigde lonen en prijzen.

Lid 4. Met een stijging of daling van het totaal aantal inwoners zal ook de omvang van het takenpakket toe- of afnemen. Om die reden wordt de vergoeding jaarlijks aangepast aan de verandering van het aantal inwoners. Bij de berekening van de vergoeding voor het eerste jaar van deze regeling (2014) is uitgegaan van het totaal aantal inwoners per 1 januari 2013.

Lid 5. Taken die niet in het takenpakket voor de regiogemeenten zijn voorzien, kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een grootschalige vaccinatie ter afwending van een dreigende infectieziekte epidemie.

Lid 6. De uitvoeringsorganisatie verricht haar dienstverlening tegen een vooraf overeengekomen vergoeding zonder de mogelijkheid van nacalculatie. Hieruit volgt dat eventuele tekorten op de exploitatie voor rekening zijn van die organisatie. Om elke twijfel hierover uit te sluiten, is deze conclusie expliciet in de regeling opgenomen.

Artikel 24

Lid 1. De in de begroting opgenomen uitgaven worden gedekt uit de bijdragen van de regiogemeenten. De hoogte van de individuele bijdrage is afhankelijk van het aantal inwoners van de betreffende gemeente.

Lid 2. Voor de uitgaven die verband houden met de uitvoering van de taken als bedoeld in artikel 23 lid 5 zal, wegens het onvoorspelbare karakter van die uitgaven, geen bedrag in de begroting zijn opgenomen. Deze uitgaven worden daarom gedekt uit een afzonderlijke bijdrage van de regiogemeenten. De hoogte van die bijdrage is eveneens gerelateerd aan het aantal inwoners van de betreffende gemeente.

Artikel 25

De tekst van dit artikel is overgenomen uit artikel 34 lid 3 en 4 Wgr.

De jaarrekening geeft inzicht in de werkelijke uitgaven voor de uitvoering van het takenpakket ten behoeve van de regiogemeenten, afgezet tegen de daarvoor begrote kosten. Hierbij kunnen geen overschotten of tekorten ontstaan omdat de uitvoeringsorganisatie haar diensten verricht tegen een vooraf overeengekomen, en in de begroting opgenomen, vergoeding. Onverwachte financiële voor- of nadelen bij de uitvoering, komen dan ook voor rekening en risico van de uitvoeringsorganisatie.

Ook de uitgaven voor de taken als bedoeld in artikel 23 lid 5 kunnen niet leiden tot een overschot of tekort op de jaarrekening. Die uitgaven zijn immers gelijk aan de bijdragen die de regiogemeenten daarvoor op grond van artikel 24 lid 2 hebben betaald.

De rekening geeft geen inzicht in de uitgaven van de bedrijfsvoering van de uitvoeringsorganisatie. Die cijfers zijn opgenomen in de jaarrekening/jaarverslag van de gemeente Den Haag.

Lid 3. De in de wet genoemde datum was op 1 september 2012: 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft (art 34 lid 4 Wgr).

Artikel 26, 27 en 28

Een voor onbepaalde tijd getroffen gemeenschappelijke regeling dient bepalingen te bevatten omtrent wijziging, opheffing, toetreding en uittreding (Art. 9 Wgr).

Op grond van artikel 14 lid 1 Wpg moet de gemeenschappelijke regeling voor een regionale GGD worden getroffen door de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die behoren tot één veiligheidsregio. Daarnaast kan op grond van het vijfde lid van dat wetsartikel een regionale GGD ook in stand worden gehouden door de colleges van burgemeester en wethouders van gemeenten die behoren tot twee of meer veiligheidsregio’s. Dit betekent dat, zolang dit wetsartikel bestaat, toetreding en uittreding slechts beperkt mogelijk is.

Artikel 26 lid 3 Een te stellen voorwaarde zal waarschijnlijk zijn, dat de uitredende gemeente bepaalde kosten moet vergoeden. Het algemeen bestuur regelt de wijze waarop die kosten worden berekend. Mocht hierover geen overeenstemming worden bereikt dan is de geschillenregeling van artikel 29 van toepassing.

Artikel 29, 30 en 31

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.