Regeling vervallen per 01-01-2020

De Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2015

Geldend van 25-12-2014 t/m 31-12-2019

Intitulé

De Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2015

De raad van de gemeente Midden-Delfland;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 30 oktober 2014, nr. 2014-11-06;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

BESLUIT

Vast te stellen:

De Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2015

(Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2015)

Hoofdstuk I Algemene Bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die, naar de omstandigheden beoordeeld, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De belasting bedraagt per perceel per jaar:

    • a.

      indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon € 238,56;

    • b.

      indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door méér dan één persoon € 318,00.

  • 2.

    De belasting bedraagt, onverminderd het gestelde in lid 1, voor het op 1 januari van het belastingjaar of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht in bruikleen hebben van een extra (= boven hetgeen volgens het ‘Uitvoeringsbesluit Afvalstoffen Midden-Delfland 2010’ aan het perceel is verstrekt):

    • a.

      container van 140 of 240 liter, bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval, per extra eerste container bij gebleken noodzaak, zulks ter beoordeling van de Bijzonder Opsporingsambtenaar (BOA), € 0,00;

    • b.

      container van 140 of 240 liter, bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval, per extra eerste container bij geen gebleken noodzaak, zulks ter beoordeling van de BOA, € 104,28;

    • c.

      container van 140 of 240 liter, bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval, per extra tweede en volgende container € 104,28;

    • d.

      container van 140 of 240 liter, bestemd voor overige huishoudelijke afvalstoffen, per extra container € 149,16.

Artikel 5 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden voldaan, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste drie en ten hoogste negen bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Kwijtschelding

Voor de invordering van de afvalstoffenheffing kan gehele of gedeeltelijke kwijtschelding worden verleend.

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

Artikel 10 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven voor het geregeld ophalen van huishoudelijke afvalstoffen van onderwijsinrichtingen, kerken en verenigingen, voor zover deze instellingen geen commercieel doel nastreven.

Artikel 11 Belastingplicht

De rechten worden geheven van de eigenaar, de beheerder, of het bestuur van de in artikel 10 bedoelde instellingen die gebruik maken van de aldaar genoemde diensten.

Artikel 12 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting bedraagt per perceel per jaar indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door de in artikel 11 bedoelde instellingen € 318,00 (exclusief 21% BTW).

Artikel 13 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 14 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 15 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 16 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden voldaan, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste drie en ten hoogste negen bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 17 Kwijtschelding

Voor de invordering van reinigingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend.

Hoofdstuk IV Overige bepalingen

Artikel 18 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten.

Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De 'Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2014’ wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing.

  • 2.

    De ‘Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2014’ blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich vóór 1 januari 2015 hebben voorgedaan.

  • 3.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 4.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

  • 5.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2015’.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 11 november 2014.
Arjan de Vos
griffier
Arnoud Rodenburg
voorzitter