Verordening tegemoetkoming kosten peuteropvang in Midden-Delfland

Geldend van 20-03-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Verordening tegemoetkoming kosten peuteropvang in Midden-Delfland

De raad van de gemeente Midden-Delfland:

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 januari 2015;

gelet op artikel 147, eerste lid, en artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4:21 en volgende Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat het noodzakelijk is om regels te stellen omtrent de tegemoetkoming in de kosten van peuteropvang;

B E S L U I T :

vast te stellen de ‘Verordening tegemoetkoming kosten peuteropvang in Midden-Delfland’.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • -

      College: het college van burgemeester en wethouders

    • -

      Doelgroepkinderen: kinderen die in aanmerking komen voor een VVE-peuterplaats en VVE-programma, op indicatie van een door het college aan te wijzen instantie

    • -

      Gemeentelijk register: een gemeentelijk register ten behoeve van de waarborging van de kwaliteit en de rechtszekerheid van de peuteropvang alsmede ten behoeve van het toezicht en de handhaving. Het gemeentelijk register dient tevens voor ouders die voornemens zijn peuteropvang af te nemen om te beoordelen of zij voor peuteropvang in een bepaalde voorziening in aanmerking komen voor peutertoeslag

    • -

      Houder: Degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort en die met die onderneming een voorschoolse voorziening exploiteert

    • -

      Kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van de Belastingdienst bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRKP geregistreerde kinderopvang of peuteropvang

    • -

      Ouder: de bloed- of aanverwanten in opgaande lijn of de adoptief- of pleegouder van een kind dat opgevangen wordt in een peuterplaats of VVE-peuterplaats

    • -

      Ouderbijdrage: financiële vergoeding die de ouder(s)/verzorger(s) moeten betalen voor de deelname van hun kind aan een peuter- of VVE-arrangement of kinderopvang

    • -

      Ouderbijdragetabel: een door de gemeente opgesteld overzicht van de financiële bijdrage die ouders/verzorgers, wanneer deze geen recht hebben op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, zelf moeten betalen voor een peuter- of VVE-peuterplaats. Deze eigen bijdrage wordt afgestemd op het gezamenlijk verzamelinkomen van het gezin

    • -

      Peuteropvang: Opvang voor kinderen van 2 en 3 jaar gericht op het in staat stellen van ouders om arbeid en zorg te combineren, ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool

    • -

      Peutertoeslag: Een financiële bijdrage van de gemeente in de kosten van een peuterplaats bij een voorschoolse voorziening

    • -

      Voorschoolse voorziening: Organisatie voor peuteropvang of kinderopvang, die ingeschreven staat in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) die werkzaam zijn in de gemeente Midden-Delfland

    • -

      VVE: Voor- en vroegschoolse educatie. Opvang voor kinderen van 2 en 3 jaar waarin op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling

    • -

      VVE-programma: een erkend programma voor voorschoolse educatie gericht op vier ontwikkelingsdomeinen, dat is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut

Hoofdstuk II Bepalen van de vergoeding

Artikel 2 Aanspraak

  • 1. Een ouder die zijn woonplaats heeft in de gemeente Midden-Delfland heeft via een aanbieder van een voorschoolse voorziening aanspraak op peutertoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten aan voorschoolse voorzieningen, indien het peuteropvang betreft in een voorziening die is opgenomen in het gemeentelijk register.

  • 2. Een ouder en diens partner die tevens ouder is worden voor de toepassing van deze verordening geacht één aanspraak te hebben.

  • 3. De peutertoeslag wordt uitbetaald aan de voorschoolse voorziening waar de ouder gebruik van maakt.

  • 4. De aanspraak op peutertoeslag is van toepassing voor zolang het kind behoort tot de leeftijdsgroep en voldoet aan de eisen van deze verordening.

Artikel 3 Weigeringsgronden

Er wordt geen vergoeding versterkt indien:

  • 1.

    De ouder in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag, zoals bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, ten behoeve van de peuteropvang;

  • 2.

    De ouder en/of de opvanglocatie niet is gevestigd is in de gemeente Midden-Delfland;

  • 3.

    Het kind dat gebruik maakt van een VVE-peuterplaats geen VVE indicatie heeft.

Artikel 4 Hoogte van de vergoeding

  • 1. De hoogte van de vergoeding voor een peuterplaats is afhankelijk van:

    • a.

      De draagkracht, en

    • b.

      Of het kind behoort tot de doelgroep voor VVE, en

    • c.

      De kosten van de peuteropvang per kind die wordt bepaald door het aantal uren peuteropvang per kind in het berekeningsjaar en de voor de peuteropvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag bedoeld in het tweede lid.

  • 2. De uurprijs die bij de hoogte van de peutertoeslag, bedoeld in het eerste lid, in aanmerking wordt genomen gaat een bij beleidsregel vast te stellen bedrag niet te boven.

Artikel 5 Bevoegdheden college

  • 1. Het college beslist op aanvragen voor vergoeding, dit met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.

  • 2. Het college kan jaarlijks een financieel plafond vaststellen voor de vergoeding van peuterplaatsen. Voor VVE-peuterplaatsen bestaat geen financieel plafond.

  • 3. Het college kan jaarlijks de normtarieven voor peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen vaststellen, evenals de ouderbijdragetabel die door de houder toegepast moet worden.

  • 4. Het college kan aanvullende kwaliteitseisen stellen in de vorm van voorwaarden en verplichtingen inzake de uitvoering van peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen en deze vastleggen in beleidsregels.

  • 5. Het college kan de vergoeding lager vaststellen dan wel intrekken indien niet is voldaan aan de uitvoerings- en kwaliteitseisen voor peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen zoals vermeld in deze verordening.

  • 6. Het college stelt jaarlijks de tarieven vast waarop de gemeentelijke vergoeding van peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen is gebaseerd. Indien beschikbaar worden de tarieven uit de adviestabel van de VNG gebruikt.

Hoofdstuk III Procedure

Artikel 6 Aanvraag vergoeding

  • 1. Een aanvraag voor vergoeding van peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen wordt ingediend door de voorschoolse voorziening, die staat ingeschreven in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) en voldoet aan de vereisten uit de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie en de hieruit voortvloeiende regelgeving.

  • 2. De aanvraag bevat de naam en het adres van de houder, de locatie waar de opvang plaatsvindt en het bankrekeningnummer van de organisatie.

  • 3. Bij de aanvraag voor vergoeding wordt een begroting gevoegd waaruit blijkt:

    • -

      De periode waarvoor vergoeding wordt aangevraagd;

    • -

      Het bedrag van de aanvraag, totaal en verdeeld over het aantal peuterplaatsen en de soort opvang (peuter- of VVE) waarvoor de vergoeding wordt aangevraagd, met in de toelichting de opbouw en motivering van de aantallen en bedragen;

    • -

      De openstelling, aantal groepen en bezetting voor elke locatie.

  • 4. De houder beschikt over onderliggende gegevens en kan deze indien gewenst binnen een redelijke termijn beschikbaar stellen aan de gemeente. Het gaat daarbij onder meer om:

    • -

      Naam en adres van de ouder;

    • -

      Indien van toepassing: de naam en het bsn-nummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder, het adres van de partner;

    • -

      Naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • -

      De wijze waarop de ouderbijdragetabel is toegepast;

    • -

      Een plaatsingsovereenkomst van de voorschoolse voorziening die de opvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren opvang per kind, de kostprijs per uur, de aanvangsdatum en de (verwachte) einddatum van de opvang;

    • -

      Overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag;

    • -

      Indien het gaat om een VVE-peuterplaats, een bewijs van indicatiestelling voor VVE van het Consultatiebureau Jeugdgezondheidszorg met daarin een opgave van de geldigheidsduur;

  • 5. Het college kan bepalen dat de aanvraag voor vergoeding geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

Artikel 7 Beslistermijn

  • 1. Het college besluit over de aanvraag voor peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste zes weken verdagen. Het college stelt de voorschoolse voorziening hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 8 Ingangsdatum en periode van de peutertoeslag

  • 1. Het college verleent de peutertoeslag, met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, vierde lid van deze verordening, met ingang van de datum waarop deze is aangevraagd. Met dien verstande dat de ingangsdatum niet kan liggen voor de datum van ingang van de peuteropvang.

  • 2. Het college verleent de peutertoeslag voor de periode als bedoeld in artikel 2, vierde lid van deze verordening.

Artikel 9 Omvang van de peutertoeslag

  • 1. Het college verleent de peutertoeslag voor maximaal 6 uur per week gedurende maximaal 40 weken per jaar.

  • 2. In afwijking van het eerste lid verleent het college de peutertoeslag voor maximaal 10 uur per week gedurende maximaal 40 weken per jaar, indien het kind behoort tot de VVE-doelgroep.

Artikel 10 De bevoorschotting

  • 1. De peutertoeslag wordt in de vorm van een voorschot in kwartaaltermijnen uitbetaald.

  • 2. Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.

Artikel 11 Vaststelling van de peutertoeslag

  • 1. De vaststelling van de vergoeding voor peuterplaatsen en/of VVE-peuterplaatsen vindt plaats op grond van het aantal bezette peuterplaatsen en het vastgestelde gemiddelde gezinsinkomen van de ouder wiens kind een peuterplaats heeft bezet.

  • 2. De houder dient binnen acht weken na afloop van het kalenderjaar waarvoor de vergoeding is verleend een aanvraag tot vaststelling in bij het college en verstrekt hierbij een overzicht van het feitelijke aantal bezette peuterplaatsen en/of VVE-peuterplaaten over het voorbije kalenderjaar, de wijze waarop de ouderbijdragetabel voor peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen is toegepast en de overige gegevens die het college nodig heeft om de vergoeding vast te stellen.

  • 3. Het college stelt de vergoeding vast binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag en de gegevens zoals bedoeld in het tweede lid. Het college kan dit besluit met ten hoogste zes weken verdagen. Het college stelt de houder hiervan schriftelijk in kennis.

  • 4. De beschikking vermeldt het bedrag van de vergoeding en de wijze waarop verrekening van betaalde voorschotten plaatsvindt.

Hoofdstuk IV Overige bepalingen

Artikel 12 Algemene subsidieverordening

De algemene subsidieverordening is van overeenkomstige toepassing, voor zover daar in deze verordening niet van wordt afgeweken.

Artikel 13 Gevallen waarin deze verordening niet voorziet

Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening, in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van deze verordening leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 15 Inwerkingtreding

De verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2015.

Artikel 16 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: ‘verordening tegemoetkoming kosten peuteropvang in Midden-Delfland’.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van Midden-Delfland op 24 februari 2015.

De griffier, De voorzitter

A.de Vos, A.J. Rodenburg

Toelichting op de verordening

Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

De in de verordening gehanteerde begrippen en begripsbepalingen hebben dezelfde betekenis als bedoeld in de Wet Kinderopvang, de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie, de Algemene wet bestuursrecht en in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, tenzij daarvan uitdrukkelijk in deze verordening wordt afgeweken.

Peutertoeslag

Artikel 2 Aanspraak

Ouders melden hun kind aan bij de opvangorganisatie. Het is dan aan de houder om de gegevens van de ouder(s) op te vragen en te beoordelen of de betreffende ouder aanspraak kan maken op een vergoeding voor kinderopvangtoeslag of peutertoeslag. Per kind kan slechts één aanvraag voor peutertoeslag worden ingediend.

Artikel 3 Weigeringsgronden

De peutertoeslag is bedoeld om de toegankelijkheid van peuteropvang voor alle peuters te borgen. Als ouders gebruik kunnen maken van een tegemoetkoming van de Belastingdienst in de kosten van kinderopvang, is de toegankelijkheid al geborgd. Deze ouders komen dan ook niet in aanmerking voor peutertoeslag.

Lid 3: Wanneer een kind door het feit dat er geen VVE-indicatie is geen gebruik kan maken van een VVE-peuterplaats kan dit kind, wanneer aan de voorwaarden wordt voldaan, wel gebruik maken van een reguliere peuterplaats.

Artikel 4 Hoogte van de peutertoeslag

De hoogte van de peutertoeslag is afhankelijk van de kosten voor ouders voor gebruik van de peuteropvang, maar ook van het inkomen van de ouder. Er is sprake van een inkomensafhankelijke bijdrage. Voor ouders waarvan het kind tot de VVE-doelgroep behoort, is de ouderbijdrage laag gehouden. Een kind behoort tot de VVE-doelgroep als uit indicatie blijkt dat het een (potentiële) ontwikkelingsachterstand heeft.

Lid 2 stelt een maximumtarief dat het college hanteert voor de peuteropvang. Aanbieders mogen peuteropvang wel duurder maken, maar voor de kosten die boven dit bedrag uitkomen wordt geen peutertoeslag meer verstrekt. Deze hogere kosten komen geheel voor rekening van de ouder. De uurprijs die bij de hoogte van de peutertoeslag in aanmerking wordt genomen is opgenomen in de beleidsregel ‘Notitie toekomstig beleid peuteropvang in Midden-Delfland’.

Artikel 5 Bevoegdheden college

Het college beslist op aanvragen voor een vergoeding en verleent op basis van de door de voorschoolse voorziening verstrekte informatie de peutertoeslag. De vaststelling van de peutertoeslag vindt vervolgens door het college plaats aan de hand van de afrekening (zie artikel 11 van de verordening).

Het college heeft de bevoegdheid om in aanvulling op deze verordening nadere regels te stellen als is opgenomen in de beleidsregel ‘Notitie toekomstig beleid peuteropvang in Midden-Delfland’ aan onder meer de uitvoering en kwaliteit van de peuteropvang en VVE-peuteropvang.

Artikel 6 Aanvraag vergoeding

De houder van een voorschoolse voorziening vraagt bij het college een vergoeding aan als tegemoetkoming in de kosten voor een peuterplaats of VVE-peuterplaats gedurende een bepaalde periode. De houder moet ervoor zorgen dat de locatie en de opvang voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen en dat de locatie geregistreerd staat in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP).

Artikel 7 Beslistermijn

De termijn waarbinnen het college een besluit moet nemen over de aanvraag van een tegemoetkoming geldt voor alle aanvragen voor peutertoeslag. Deze termijn geldt niet alleen voor nieuwe aanvragen, maar ook voor aanvragen die betrekking hebben op een voortzetting van de peutertoeslag.

In de verordening is een beslistermijn van 8 weken, na ontvangst van alle benodigde gegevens, opgenomen. Deze termijn kan eventueel worden verlengd met maximaal 6 weken. Het feit dat het college een termijn van 8 weken heeft om te beslissen over een aanvraag wil uiteraard niet zeggen dat het college deze termijn ook in alle gevallen moet benutten. Het college streeft ernaar de behandelingstermijn van aanvragen zo kort mogelijk te houden en vooral aanvragen waar spoed mee geboden is direct af te handelen.

Artikel 8 Ingangsdatum en periode van de peutertoeslag

Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager voor een bepaalde periode recht heeft op de tegemoetkoming.

Artikel 9 Omvang van de peutertoeslag

Het college legt in beleidsregels vast hoe het wil omgaan met zijn bevoegdheid. Op deze manier wordt deze beoordeling zoveel mogelijk geobjectiveerd.

Artikel 10 De bevoorschotting

De subsidieverstrekking vindt plaats in de vorm van kwartaalvoorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag waarop de aanvrager recht heeft, wordt gedeeld in vier gelijke delen (indien de aanvraag het gehele jaar betreft).

Het college betaalt de peutertoeslag en de tegemoetkoming uit aan de aanbieder van het kindcentrum. De ouder dient, al dan niet op verzoek van het kindcentrum, de gemeente te machtigen om de betaling rechtstreeks aan dat kindercentrum te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindcentrum, er blijft sprake van betaling van een tegemoetkoming van gemeente aan de ouder.

Artikel 11 Vaststelling van de peutertoeslag

Dit artikel regelt de vaststelling en de verrekening door het college van de peutertoeslag. Als een hoger bedrag is uitgekeerd dan waarop men recht heeft, vordert het college het te veel betaalde bedrag terug.