Regeling vervallen per 31-12-2016

Verordening subsidie beperken gevolgen erfafspoeling 2015-2016

Geldend van 08-05-2015 t/m 30-12-2016

Intitulé

Verordening subsidie beperken gevolgen erfafspoeling 2015-2016

Burgemeester en wethouders van Midden-Delfland;

Overwegende dat:

het Hoogheemraadschap van Delfland met andere overheden, zoals binnen de Bestuurlijke Watertafel, samenwerkt om de waterkwaliteit in haar werkingsgebied te verhogen;

de kwaliteit van water één van de basisvoorwaarden is om de gebiedskwaliteit in groene landschappen te vergroten;

in de Kaderrichtlijn Water (KRW) Europese verplichtingen zijn opgenomen die via Nationale wetgeving in milieuvoorschriften zijn en worden vertaald;

de doelstelling van de KRW is het uiterlijk in 2027 bereiken van een goede ecologische en chemische waterkwaliteit van grond- en oppervlaktewater;

de verwachting is dat nieuwe zwaardere milieunormering wordt vastgesteld, waaraan agrarische bedrijven in 2027 moeten voldoen;

de huidige waterkwaliteit in de groene buitengebieden relatief van mindere kwaliteit is;

de oorzaken van het niet op het gewenste niveau zijn van de waterkwaliteit zijn gelegen in nutriëntenemissie door landbouwkundig gebruik, afbraak van organisch bodemmateriaal en de complexiteit van het bodem- en watersysteem in het veenweidegebied;

de landbouw gebaat is bij schoon en kwalitatief goed water;

het Hoogheemraadschap en de gemeente Midden-Delfland zich gezamenlijk willen inzetten om agrarische bedrijven te stimuleren voor 2017 te voldoen aan de verwachte nieuwe zwaardere milieuvoorschriften;

de samenwerkende overheden dit willen stimuleren door subsidie beschikbaar te stellen voor het treffen van bovenwettelijke maatregelen;

de samenwerkende overheden zich gezamenlijk richten op afspoeling van afvalstoffen van het boerenerf naar het oppervlakte- en grondwater;

LTO Nederland in het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) aangeeft samen te werken met overheden voor het realiseren van belangrijke wateropgaven;

Uitgangspunten van het DAW zijn:

  • 1.

    In 2021 is 80% van de resterende waterkwaliteitsproblemen op een motiverende en stimulerende wijze opgelost en in 2027 100%;

  • 2.

    In 2021 is de agrarische watervoorziening duurzaam door spaarzaam om te gaan met water op bedrijfsniveau, waterconservering op gebiedsniveau en een verdeling op rijksniveau die aansluit bij de Deltabeslissing;

  • 3.

    Door middel van gebiedsprocessen, nieuwe ruimtelijke instrumenten en innovatieve technieken wordt het agrarisch productiepotentieel op regionaal niveau gemiddeld met 2% per jaar vergroot;

het verbeteren van de waterkwaliteit in het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Delfland aansluit op uitgangspunt 1 van het DAW;

LTO Noord Glaskracht, afdeling Oostland, en LTO Noord, afdeling Delflands Groen, onder andere samenwerken met het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Midden-Delfland om de waterkwaliteit te verbeteren;

het project beperken van erfafspoelwater aansluit op de uitgangspunten van het DAW;

op 23 juni 2006 het Convenant IODS en op 2 september 2010 de bestuursovereenkomst IODS door diverse partijen, waaronder het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Midden-Delfland, zijn ondertekend;

in de bestuursovereenkomst is vastgelegd dat de gemeente Midden-Delfland bestuurlijk verantwoordelijk is voor de realisatie van ‘Kwaliteitsproject 4: Groen ondernemen, een nieuwe landbouw’;

de gemeente Midden-Delfland voor het werkingsgebied van Landschapsontwikkelingsperspectief Midden-Delfland®2025 de gebiedskwaliteit wil vergroten door actief bij te dragen aan maatregelen die zorgen voor een duurzame verbetering van de waterkwaliteit;

Gelezen:

deel 1 en paragrafen 1.1.1, 1.1.1.1 en 1.3.4 van de Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (2014/C 204/01) van 1 juli 2014 van de Europese Commissie (Richtsnoeren Landbouw);

de richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 (de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)) en het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer;

Gelet op:

de hoofdstukken I en II, artikel 14, derde lid, onder a, b en c van deVerordening (EU), nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014 (Vrijstellingsverordening MKB Landbouw);

artikel 3, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2013.

B E S L U I T :

Vast te stellen de Verordening subsidie beperken gevolgen erfafspoeling 2015-2016.

Paragraaf 1 Inleiding en algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a)

    Erfafspoeling: het in oppervlaktewater of bodem terecht komen van hemelwater dat is verontreinigd met voer(resten), mest(resten), mestvocht en perssappen, organisch materiaal en andere schadelijke stoffen van het erf van landbouwbedrijven als gevolg van opslag van materialen en werkzaamheden bij de agrarische opstallen;

  • b)

    Erfscan: een plan dat beschrijft welke bovenwettelijke maatregelen een agrarisch ondernemer kan verrichten om de algehele prestaties en duurzaamheid van het bedrijf te vergroten, welke maatregelen gericht zijn op de verbetering van het natuurlijk milieu, de hygiëneomstandigheden of het dierenwelzijn;

  • c)

    Perssap: vloeistof die na het inkuilen uit het ingekuilde product vrijkomt;

  • d)

    Percolaat(water): regenwater dat op het erf of in de voeropslag in contact met voer(resten) en mest(resten);

  • e)

    Mestvocht: vloeistof dat uit de opgeslagen vaste mest en vanaf het koepad vrijkomt;

  • f)

    Koepad: dat gedeelte van de route dat is gelegen op het erf van het landbouwbedrijf en dat de koe dagelijks gebruikt om zich te verplaatsen van de wei naar de stal;

  • g)

    Agrarisch ondernemer: een ondernemer waar zijn hoofdactiviteit bestaat uit grondgebonden veeteelt voor koeien, schapen en geiten en paardenhouderijen;

  • h)

    Onderneming in moeilijkheden: de onderneming als bedoeld in artikel 2, onder 18 van de Verordening (EU), nr. 651/2014 van de Europese Commissie;

  • i)

    College: het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland.

Artikel 2 Doelstelling

De subsidie op basis van deze verordening is gericht op het stimuleren van het beperken van erfafspoeling met als doel:

  • -

    door het stimuleren van bovenwettelijke maatregelen de kwaliteit van het oppervlaktewater te verbeteren en daarmee bij te dragen aan betere kwaliteit van water voor het vergroten van de mogelijkheden gericht op het versterken van de biodiversiteit;

  • -

    door een verbetering van de algehele milieu- en hygiëneomstandigheden bij te dragen aan de versterking van de kwaliteit van het landschap binnen het werkingsgebied van deze verordening.

Paragraaf 2 Procedurele bepalingen

Artikel 3 Werkingsgebied verordening

Voor de toepassing van deze verordening geldt als werkingsgebied het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Delfland

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1. Voor de uitvoering van deze verordening stelt het college een subsidieplafond vast.

  • 2. Het beschikbare bedrag wordt verdeeld in volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen met betrekking tot de verdeling die dag geldt als datum van ontvangst.

  • 3. Het college zorgt voor publicatie van het subsidieplafond en de wijze waarop het beschikbare subsidiebedrag wordt verdeeld.

  • 4. Het college kan met één of meerdere tranches het subsidieplafond verhogen. Aanvragen om subsidie die zijn afgewezen op basis van overschrijding van het subsidieplafond worden bij een nieuwe tranche op volgorde van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag als eerste betrokken.

Artikel 5 Aanvraag en begunstigden subsidie

  • 1. Het college stelt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor subsidie op basis van deze verordening een formulier vast. De aanvraag is minimaal voorzien van een offerte waaruit blijkt wat de kosten van de te treffen maatregelen zijn en een schets van de huidige en toekomstige situatie op het erf.

  • 2. Een aanvraag die niet is ingediend op het in het eerste lid bedoelde formulier, maar wel de benodigde gegevens voor de beoordeling bevat, wordt eveneens in behandeling genomen.

  • 3. Voor subsidie komen in aanmerking agrarische ondernemers en samenwerkingsverbanden daarvan, zoals een vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap.

Artikel 6 Vaststelling subsidie

  • 1. Het verzoek tot vaststelling van de definitieve subsidie moet uiterlijk één jaar na toekenning van de voorlopige subsidie bij het college worden ingediend.

  • 2. In bijzondere omstandigheden kan het college de termijn als bedoeld in het eerste lid ambtshalve of op verzoek verlengen.

  • 3. Bij de aanvraag om vaststelling van de subsidie verstrekt de agrarische ondernemer minimaal de betalingsbewijzen van de verrichte werkzaamheden en overige documenten, zoals foto’s, waaruit blijkt dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd. In geval van eigen werkzaamheid gelden de uren die bij de aanvraag zijn geaccordeerd als werkelijk gemaakte uren.

Artikel 7 Erfscan

  • 1. Bij de aanvraag als bedoeld in artikel 5 moet een erfscan toegevoegd worden.

  • 2. Uit de erfscan moet blijken dat met de subsidiering van bovenwettelijke maatregelen uit dat plan een positieve bijdrage wordt geleverd aan de doelen als bedoeld in artikel 2.

  • 3. Bij de beoordeling van de erfscan betrekt het college in ieder geval de bijdrage aan de doelen als bedoeld in artikel 2 en de baten, zoals:

    • a)

      verhogen van de algehele prestaties en duurzaamheid van het agrarisch bedrijf;

    • b)

      verlaging van de productiekosten en verbetering van de productie op het agrarisch bedrijf;

    • c)

      verbetering van het natuurlijk milieu, in het bijzonder gericht op de waterkwaliteit;

    • d)

      verbetering van de hygiëneomstandigheden op het agrarisch bedrijf en de bijdrage aan het verbeteren van het dierenwelzijn;

    • e)

      verbetering van de infrastructuur gericht op de ontwikkeling, verduurzaming en modernisering van de landbouw.

Artikel 8 Weigeringsgronden

De subsidie wordt niet toegekend wanneer:

  • a)

    opdracht voor de uitvoering van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 9 als is gegeven voordat op het verzoek om subsidie is beslist;

  • b)

    het subsidieplafond als bedoeld in artikel 4 al is bereikt;

  • c)

    het uitvoeren van de maatregelen op basis van de erfscan niet of in beperkte mate bijdraagt aan de doelen als bedoeld in artikel 2;

  • d)

    sprake is van een vervangingsinvestering;

  • e)

    sprake is van maatregelen om te voldoen aan een geldende wettelijke verplichting;

  • f)

    aanvrager geen bedrijfsmatige agrarisch ondernemer is;

  • g)

    aanvrager een ondernemer in moeilijkheden is;

  • h)

    aanvrager in surseance van betaling of in staat van faillissement is;

  • i)

    op de aanvrager de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard of dat daartoe een verzoek bij de rechtbank is ingediend.

Paragraaf 3 Subsidie maatregelen erfscan

Artikel 9 Subsidie uitvoering maatregelen erfscan

  • 1. Aan de agrarische ondernemer kan door het college subsidie worden verstrekt voor de aanleg van een opvangvoorziening voor vrijkomend perssap bij al bestaande opslagen voor ruwvoer onder de 40% droge stof en/of de opvang van percolaat dat vrijkomt bij de opslag van kuilvoer of bij producten. De subsidie bedraagt 40% van de bovenwettelijke kosten exclusief BTW.

  • 2. Aan de agrarische ondernemer kan door het college subsidie worden verstrekt voor het op afschot brengen van de vloer van de ruwvoeropslag bij renovatie of vervanging. De subsidie bedraagt 40% van de kosten exclusief BTW.

  • 3. Aan de agrarische ondernemer kan door het college subsidie worden verstrekt voor de aanleg van een gescheiden afvoersysteem voor schoon water en/of perssap en percolaat in de ruwvoeropslag bij renovatie of vervanging van deze opslag. De subsidie bedraagt 40% van de kosten exclusief BTW.

  • 4. Aan de agrarische ondernemer kan door het college subsidie worden verstrekt voor de aanleg van straatkolken, riolering en aansluiting op een opvangvoorziening voor de opvang van mest en mestvocht vanaf het koepad. De subsidie bedraagt 40% van de kosten exclusief BTW.

  • 5. Aan de agrarische ondernemer kan door het college subsidie worden verstrekt voor de aanleg van een opvangvoorziening voor vaste mest, waarbij deze voorziening wordt voorzien van een vloeistofkerende vloer of het realiseren van een rechtstreekse aansluiting op de mestkelder. De subsidie bedraagt 40% van de kosten exclusief BTW.

  • 6. Aan de agrarische ondernemer kan door het college subsidie worden verstrekt voor de aanleg van een opvangvoorziening van mestvocht bij de vaste mestopslag, indien deze vaste mestopslag is voorzien van een vloeistofkerende vloer. De subsidie bedraagt 40% van de kosten exclusief BTW.

  • 7. De maximale toe te kennen en uit te betalen subsidie op basis van deze verordening per agrarisch bedrijf is € 10.000,-.

Artikel 10 Subsidievoorschriften

  • 1. Het college kan aan het toekennen van de subsidie voorschriften verbinden.

  • 2. Aan de toekenning verbindt het college minimaal de volgende voorschriften:

    • a)

      aanvrager staat toe dat personen die voor of namens het college of het Hoogheemraadschap van Delfland werkzaamheden verrichten toestemming krijgen het erf te betreden in het kader van die werkzaamheden;

    • b)

      uiterlijk bij de eindcontrole voor de vaststelling van de subsidie is geen sprake van erfafspoeling die niet voldoet aan de op dat moment geldende milieuvoorschriften;

    • c)

      subsidie wordt afgewezen indien na aanwijzing van het bevoegd gezag niet binnen een periode van vier weken afdoende maatregelen zijn getroffen om aan de minimale wettelijke eisen te voldoen;

  • 3. Bij opvangvoorziening voor afvalwater kan het college voorschrijven dat deze voorziening voorziet wordt van een dompelpomp met vlotter om bij een dreigend overlopen van de voorziening het afvalwater over te pompen naar een andere opvangvoorziening.

Artikel 11 Eigen werkzaamheid

  • 1. Indien sprake is van eigen werkzaamheid door de agrarische ondernemer wordt voor de vaststelling van de subsidie uitgegaan van € 35,- per uur. Bij een subsidiepercentage van 40% is de subsidie dan € 14,- per uur.

  • 2. Indien een agrariër voor de graafwerkzaamheden gebruik maakt van eigen machines wordt voor de vaststelling van de subsidie uitgegaan van een bedrag voor het gebruik van een graafmachine van € 25,- per uur. Bij een subsidiepercentage van 40% is de subsidie dan € 10,- per uur.

  • 3. Indien de agrarische ondernemer voor de subsidie gebruik maakt van eigen werkzaamheid en graafmachine moeten de begrote uren opgenomen zijn in de erfscan of als bijlage bij de aanvraag om subsidie toegevoegd zijn.

  • 4. Met de goedkeuring van de maatregelen uit de erfscan stelt het college tevens het aantal subsidiabele uren eigen werkzaamheid en gebruik graafmachine vast.

Artikel 12 Niet subsidiabele kosten

Niet voor subsidie komen in aanmerking:

  • a)

    kosten als bedoeld in artikel 9 indien de werkzaamheden niet bijdragen aan het realiseren van de doelen als bedoeld in artikel 2 van deze verordening;

  • b)

    kosten voor werkzaamheden die leiden tot een hoger kwaliteitsniveau dan in het algemeen binnen de agrarische sector gebruikelijk is.

Paragraaf 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13 Afwijking Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2013

In afwijking van artikel 4, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2013 kan de subsidie worden verstrekt aan een natuurlijke of rechtspersoon met als primair doel het verrichten van commerciële activiteiten.

Artikel 14 Voorschot subsidie

  • 1. Op verzoek van de agrarische ondernemer wordt een voorschot toegekend van 50% van de subsidie.

  • 2. Toekenning van een voorschot is alleen mogelijk indien de aanvrager aan de minimale wettelijke eisen op het terrein van erfafspoeling voldoet.

  • 3. Het restant van de subsidie wordt uitbetaald binnen 10 weken na aanvraag tot vaststelling van de subsidie. Definitieve vaststelling van de subsidie op basis van artikel 6 vindt dan plaats op basis van deze verordening.

Artikel 15 Uitbetaling subsidie

  • 1. De subsidie wordt uiterlijk uitbetaald aan het einde van het kwartaal volgend op het kwartaal waarin het verzoek om vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 6 is ontvangen.

  • 2. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt voor de gereedmelding uitgegaan van de datum waarop de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen.

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt op 8 mei 2015 in werking.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet indien binnen de periode van drie weken door of vanwege de Europese Commissie bericht is ontvangen dat deze verordening niet in overeenstemming is met de Verordening (EU), nr. 702/2014 van 25 juni 2014 van de Europese Commissie.

  • 3. Deze regeling vervalt op 31 december 2016.

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen het bepaalde in deze verordening ten gunste van belanghebbenden buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang van de activiteiten leidt tot onbillijkheid van zwaarwegende aard.

Artikel 18 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Verordening subsidie beperken gevolgen erfafspoeling 2015-2016.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 24 maart 2015

Burgemeester en wethouders voornoemd,

Peter Veenman, Arnoud Rodenburg

gemeentesecretaris, burgemeester

Algemene toelichting

Het verbeteren van de waterkwaliteit is van belang voor de kwaliteit van leven. Een betere waterkwaliteit zorgt voor meer biodiversiteit en draagt daarmee bij aan het in stand houden van groene landschappen. De schaarste aan groene gebieden in de metropool Rotterdam Den Haag vergroot dit belang.

Het Hoogheemraadschap van Delfland werkt in de Bestuurlijke Tafel Water samen met de overheden aan onder andere de waterkwaliteit. Het IODS-convenant (Integrale ontwikkeling tussen Delft en Schiedam) is een samenwerkingsverband tussen diverse overheden dat voortvloeit uit de bestuurlijke afspraken die gemaakt zijn rondom de aanleg van de A4 voor het gedeelte tussen Delft en Schiedam. In dat convenant is de gemeente Midden-Delfland bestuurlijk aansprakelijk voor de pilot Groen ondernemen, een nieuwe landbouw. Het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Midden-Delfland hebben vanuit hun gedeelde belangen afspraken gemaakt om de kwaliteit van het oppervlaktewater te verbeteren door de gevolgen van erfafspoeling van agrarische bedrijven te beperken.

Invulling aan deze bestuurlijke afspraken wordt gegeven door subsidie te verstrekken aan agrarische bedrijven om maatregelen te treffen die zorgen voor een duurzame beperking van de gevolgen van erfafspoeling. Het gaat hier om een stimuleringssubsidie gericht op het treffen van bovenwettelijke maatregelen. Een aantal van deze bovenwettelijke maatregelen wordt op middellange termijn omgezet in wetgeving op basis van de Kaderrichtlijn Water (KRW).

Doelstelling verordening, KRW en DAW

De doelen op grond van de KRW moeten uiterlijk in 2027 zijn gerealiseerd en met het oog daarop is de verwachting dat nieuwe maatregelen in 2027 wettelijk verplicht zijn. De KRW richt zich op het bereiken van een goede ecologische en chemische waterkwaliteit van grond- en oppervlaktewater. Op korte termijn is het echter mogelijk een aanzienlijke verbetering van de waterkwaliteit te bereiken met het treffen van maatregelen op en rond de boerenerven. Op dit moment is de waterkwaliteit niet op het gewenste niveau. Een deel van de oorzaak is de nutriëntenemissie door landbouwkundig gebruik. Tegelijkertijd is sprake van een complexe bodemstructuur en watersysteem in het gebied. Grotendeels is sprake van een veenweidegebied met een zachte bodem.

Gelet op de milieuwinst die te behalen is, willen de samenwerkende overheden agrariërs stimuleren deze maatregelen op korte termijn te treffen. In verband met deze stimulans kent de verordening een beperkte werkingsduur tot en met 2016. Op deze wijze is sprake van een grote winst die 10 jaar eerder bereikt wordt dan de wettelijke maatregelen op basis van de KRW.

Landbouwbedrijven zijn verenigd in de regionale standsorganisaties van LTO Noord, de afdelingen Delflands Groen en Glaskracht Oostland. De landbouw is ook gebaat bij voldoende schoon en kwalitatief goed water. LTO Nederland heeft in het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) beschreven hoe de land- en tuinbouw kan bijdragen aan het oplossen van de wateropgaven in Nederland; dit in combinatie met het versterken van de land- en tuinbouw. Dit plan beschrijft maatregelen op het terrein van waterkwaliteit, waterkwantiteit en ‘ruimte voor water’. Het project ‘erfafspoeling’ is niet direct een uitvoering van het DAW, maar sluit wel volledig aan op de uitgangspunten van dit plan ten aanzien van het verbeteren van de waterkwaliteit.

Staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen

Het verstrekken van subsidie aan ondernemingen kan de concurrentieverhoudingen op de vrije markt verstoren. Anderzijds is het regelmatig nodig om subsidie te verstrekken om overheidstaken te realiseren, waarbij de subsidie als stimulans voor ondernemers kan worden ingezet. Het verstrekken van subsidie is dan mogelijk, mits aan de Europese regelgeving op dit vlak wordt voldaan. Het verstrekken van subsidie op basis van deze verordening aan de agrarische ondernemingen heeft als specifieke overheidsdoelstellingen het stimuleren van maatregelen om de kwaliteit van het oppervlaktewater te verbeteren en hierdoor het open agrarische cultuurlandschap van Midden-Delfland te behouden en te versterken.

De artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bevat de regelgeving voor het voorkomen van een ongewenste beïnvloeding van de ‘markt’. De Verordening (EU), nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014 (Vrijstellingsverordening MKB Landbouw) bevat algemene regelgeving op basis waarvan steun aan ondernemingen met de interne markt verenigbaar wordt verklaard. Agrarische bedrijven in het werkingsgebied van deze verordening vallen allen onder de definitieve van kleine of middelgrote bedrijven.

Deze verordening maakt gebruik van die bepalingen om agrariërs te stimuleren maatregelen te nemen om de kwaliteit van het oppervlaktewater te verbeteren door het beperken van de gevolgen van erfafspoeling. Subsidies aan kleine en middelgrote ondernemingen die passen binnen de criteria van de verordening van de Europese Commissie hoeven niet bij de te commissie te worden aangemeld. Volstaan kan worden met een kennisgeving. Na vaststelling van deze subsidieverordening wordt het noodzakelijke administratieve proces richting de Europese Commissie uitgevoerd.

In artikel 14, derde lid, onder a, b en c van de Verordening (EU), nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2015 (Vrijstellingsverordening MKB Landbouw), is bepaald dat investeringen in materiële activa of immateriële activa op landbouwbedrijven onder voorwaarden is toegestaan. De noodzakelijke maatregelen om erfafspoeling te beperken vallen binnen de criteria onder a, b en c, te weten:

  • a)

    De verbetering van de algehele prestatie en duurzaamheid van het landbouwbedrijf, met name door een verlaging van de productiekosten of de verbetering en omschakeling van de productie;

  • b)

    De verbetering van het natuurlijke milieu, de hygiëneomstandigheden of de normen inzake dierenwelzijn, voor zover de investering verder gaat dan de geldende Unienormen;

  • c)

    De aanleg en verbetering van infrastructuur in verband met de ontwikkeling, aanpassing en modernisering van de landbouw, inclusief op het gebied van de toegankelijkheid van landbouwgrond, ruilverkaveling en verbetering van land en de voorziening en besparing van energie en water.

Op basis van artikel 14, twaalfde lid, onder d, bedraagt de maximale steun 40% van de in aanmerking komende kosten. Van de mogelijkheid om dit percentage met 20% te verhogen op basis van artikel 14, dertiende lid, onder c, voor investeringen in gebieden met natuurlijke en andere specifieke beperkingen, is geen gebruik gemaakt. Het percentage in de gemeentelijke subsidieverordening valt hiermee binnen de maximale percentages van steun die in de Europese verordening zijn opgenomen.

Subsidieverordening Midden-Delfland 2013

Op de toekenning van subsidie zijn de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2013 van toepassing. Laatstgenoemde verordening biedt het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om nadere regels in te stellen. Hiervan is gebruik gemaakt door vaststelling van deze Verordening subsidie beperken gevolgen erfafspoeling 2015-2016. Op deze subsidieverordening zijn de in de Awb en de algemene subsidieverordening opgenomen voorschriften van overeenkomstige toepassing en worden in de nadere regels niet meer apart genoemd. In verband met een heldere communicatie is er voor gekozen om de naamgeving van het document aan te passen in ‘verordening’, in plaats van ‘nadere regels’.

Artikelsgewijze toelichting

Paragraaf 1 Inleiding en algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Onder a) is de begripsomschrijving voor ‘erfafspoeling’ opgenomen. Een eenduidige begripsomschrijving is in Nederland niet beschikbaar. Aangesloten is op de definitie die bij landelijke pilots over erfafspoeling is gehanteerd. Basis is dat het gaat om voor het milieu schadelijke stoffen die afkomstig zijn van het erf van agrarische bedrijven. Deze stoffen kunnen in zijn algemeenheid terecht komen in het oppervlaktewater, het riool en de bodem. In de praktijk komt het grootste gedeelte van de schadelijke stoffen terecht in het oppervlaktewater. De te subsidiëren maatregelen gaan dan ook vooral uit van het positieve effect op het oppervlaktewater.

Bij b) is de erfscan omschreven. Om subsidie mogelijk te maken dient een plan te zijn opgesteld van welke bovenwettelijke maatregelen mogelijk zijn op het bedrijf. Op basis van dit plan geeft de aanvrager aan welke maatregelen hij gaat treffen en voor welke maatregelen hij subsidie aanvraagt. Dit plan benoemt de maatregelen die de agrariër kan treffen. Dit zijn maatregelen die betrekking hebben op gedrag en bedrijfsvoering, wettelijke verplichtingen en bovenwettelijke maatregelen. Alleen de bovenwettelijke maatregelen komen voor subsidie in aanmerking. Immers de reguliere maatregelen moet de agrariër al getroffen hebben, omdat hij anders in overtreding is. De adviezen die betrekking hebben op gedrag hebben geen kostenverhogend effect voor infrastructurele maatregelen en komen daarom niet voor subsidie in aanmerking.

Onder c) Perssappen zijn vloeistoffen die na het inkuilen uit het ingekuilde product vrijkomen. Perssap is een verontreinigde stof, waarvan 1 liter ongeveer vergelijkbaar is met de vervuiling van 100 liter rioolwater.

Onder d) Percolaatwater is het regenwater dat op het erf of in de voeropslag in contact is gekomen met verontreinigde stoffen. Het gaat dan om voer(resten) en mest(resten). Hierdoor is het regenwater niet meer schoon en zorgt lozing op het oppervlaktewater voor verontreiniging. De verhouding vervuiling percolaat ten opzichte van rioolwater is 1:1.

Onder e) Mestvocht is de vloeistof die vrijkomt vanuit een vaste mestopslag of afspoelt van het koepad (zie onder f). Veelal gaat het hier om regenwater dat in contact komt met de vaste mest of over het koepad stroomt. De verontreiniging van 1 liter mestvocht in het oppervlaktewater komt ongeveer overeen met 30 liter rioolwater.

Onder f) Binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Delfland is sprake van veel grondgebonden veehouderij, waar nog weidegang plaatsvindt. De koe staat hierbij in de wei en verplaatst zich via een vaste route, die veelal over het erf gaat, naar de stal. Met name dicht bij de stal ligt veel mest op het koepad. Deze mest komt in aanraking met regenwater en spoelt daarna af naar het oppervlaktewater.

Onder g) is de begripsomschrijving voor de agrarische ondernemer opgenomen. Dit is noodzakelijk om duidelijk te maken dat alleen agrarische ondernemers van de subsidie gebruik kunnen maken. Dit is noodzakelijk ter uitvoering van het IODS en de pilot Groen Ondernemen, Duurzaam boer blijven. Randvoorwaarde hierbij is dat subsidies bijdragen aan het versterken van het landschap. Het verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater draagt door het vergroten van de biodiversiteit direct bij aan de kwaliteit van het landschap en natuur.

Op basis van Europese regelgeving kan ook de glastuinbouw als agrarisch ondernemer worden beschouwd. Dit is onwenselijk daar dit in strijd is met de afspraken die zijn vastgelegd in het IODS-convenant. Tevens wordt hiermee voorbij gegaan aan de doelstelling van het IODS, namelijk een impuls geven aan de agrarische sector als drager van het open veenweidegebied. Hiermee kan de agrarische sector haar rol als producent en drager van het groene landschap invullen.

Uit onderzoek van Deltares (Emissieschattingen Diffuse bronnen, Emissieregistratie, versie mei 2014) in opdracht van Rijkswaterstaat blijkt dat erfafspoeling voor kan komen op alle veehouderijbedrijven met open voeropslag. Dit zijn dan vooral melkveehouderijen en bedrijven met fokvee, vleesvee, paarden en geiten. In de definitie voor agrarisch ondernemer is aangesloten op deze doelgroep.

Onder h) wordt verwezen naar het begrip ‘onderneming in moeilijkheden’. Dit is noodzakelijk omdat op basis van Europese regelgeving geen steun (subsidie) mag worden verleend aan dergelijke ondernemers.

De begripsomschrijving onder i ) maakt duidelijk dat de bestuurlijke uitvoering van deze verordening is toebedeeld aan het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland. De inhoudelijke afspraken komen voort uit de samenwerking tussen het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Midden-Delfland.

Artikel 2 Doelstelling

Dit artikel geeft een omschrijving van de doelstelling. Deze doelstelling is van belang om aanvragen om subsidie te beoordelen. Kern van de doelstelling is het verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater. Met name in het open weidegebied is het van belang om de biodiversiteit te vergroten. Een verbetering van de milieu- en hygiëneomstandigheden draagt direct bij aan de kwaliteit van groene landschappen. Deze elementen zijn aan de doelstelling toegevoegd om zichtbaar te maken dat met het verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater een hoger doel door de gezamenlijke overheden wordt nagestreefd.

Aanvullend aan deze doelen geldt voor de melkveehouderij dat zij gebaat zijn bij een betere kwaliteit van het oppervlaktewater. Zij gebruiken dit water immers voor het drenken van vee. De kwaliteit van het oppervlaktewater heeft ook een zijdelingse relatie met de kwaliteit van het gras, dat weer gebruikt wordt als voer voor het vee.

Paragraaf 2 Procedurele bepalingen

Artikel 3 Werkingsgebied verordening

Als werkingsgebied voor deze verordening is gekozen voor de begrenzing van het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Delfland. Binnen dit gebied is veelal sprake van veenweidegebieden, waar de mogelijkheden voor de agrarische sector om de waterkwaliteit te vergroten vergelijkbaar zijn. Het aantal agrariërs is relatief beperkt, waardoor het efficiënt is om alle agrariërs in dit gebied gezamenlijk en projectmatig te benaderen. Uitvoering van de verordening is neergelegd bij de gemeente Midden-Delfland. Dit is gebaseerd op de uitgangspunten van het IODS-convenant, waarin de gemeente Midden-Delfland is aangewezen als bestuurlijk trekker voor de pilot Groen ondernemen, een nieuwe landbouw. Het werkingsgebied is daarom groter dan het grondgebied van de gemeente Midden-Delfland.

Het beschikbaar stellen van financiële middelen vanuit het Hoogheemraadschap van Delfland is direct gekoppeld aan haar wettelijke taken. Nadrukkelijk is bepaald dat subsidie aan agrariërs alleen mogelijk is indien de maatregelen die gesubsidieerd worden zorgen voor een beperking van de erfafspoeling richting het oppervlaktewater. Hiermee sluit de doelstelling van de subsidieverordening volledig aan op de wettelijke taken van het hoogheemraadschap.

Artikel 4 Subsidieplafond

Eerste lid

Uitgangspunt van het subsidieplafond is om te voorkomen dat meer subsidie uitgekeerd moeten worden dan dat er aan budget beschikbaar is. Het college stelt daarom op basis van de beschikbare middelen het subsidieplafond vast en publiceert dit op de wettelijk voorgeschreven wijze.

Tweede lid

Bij overtekening van het subsidieplafond is het uitgangspunt dat de subsidies op basis van ontvangst van de aanvragen worden afgehandeld. In dit lid is opgenomen dat uitgegaan moet worden van een ontvankelijke aanvraag. Hiermee wordt voorkomen dat belangstellenden subsidie aanvragen, zonder dat sprake is van een serieus onderliggend plan in de vorm van een erfscan. De erfscan is de basis voor de subsidieverlening. Als datum van ontvangst wordt dan ook aangehouden de datum waarop sprake is van een ontvankelijke aanvraag. In overeenstemming met de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht krijgen aanvragers bij een niet-ontvankelijke aanvraag een termijn geboden om de aanvraag aan te vullen. Bij voldoening aan deze aanwijzing en ontvangst van de aanvullingen is sprake van een ontvankelijke aanvraag.

Derde lid

In overeenstemming met het bepaalde in paragraaf 4.2.2 van de Algemene wet bestuursrecht moet het college zorgen voor publicatie van het subsidieplafond. Deze publicatie is nodig om te zorgen voor een wettelijke grondslag om de subsidie af te wijzen indien het beschikbare budget is overtekend.

Vierde lid

Het verbeteren van de waterkwaliteit door het verminderen van de gevolgen van erfafspoeling is een project dat als een gezamenlijke pilot beschouwd kan worden. De maatregelen hebben een positief effect op de gevolgen. Indien sprake is van overtekening van het beschikbare budget kan overwogen worden extra financiële middelen beschikbaar te stellen. Daarom biedt dit vierde lid de mogelijkheid om in één of meerdere tranches het subsidieplafond te verhogen. Uitgangspunt bij deze verhoging is dat aanvragers die bij een voorgaande tranche zijn afgewezen, op volgorde van binnenkomst betrokken worden bij de toewijzing op basis van een nieuwe tranche.

Artikel 5 Aanvraag en begunstigden subsidie

Eerste lid

Om de administratieve lasten te beperken wordt voor de agrarische ondernemers een aanvraagformulier vastgesteld. In de verordening en wetgeving zijn de noodzakelijke vereisten opgenomen. Om vast te kunnen stellen welke maatregelen nodig zijn moet bij de aanvraag een erfscan (zie artikel 7) gevoegd worden.

Ook moet de aanvraag voorzien van offertes voor de werkzaamheden, voor zover die werkzaamheden door een andere partij dan aanvrager uitgevoerd worden. Onderdeel van de aanvraag is een schets van het erf. Deze schets bevat de huidige en toekomstige situatie. Uit de schets moet blijken waar opslagvoorzieningen zijn gelegen, hoe deze eventueel verplaatst worden en waar opvangputten en afvoerleiding aanwezig zijn en aangebracht worden. Hierdoor kan op basis van de schets een goede inschatting van het nut van de werkzaamheden gemaakt worden. Dit is een onderdeel van de toetsing aan de doelstellingen van artikel 2.

Tweede lid

Een aanvraag dat niet op het vastgestelde formulier is ingediend, maar wel aan al die eisen voldoet, wordt ook in behandeling genomen. Doelstelling van het formulier is om de agrariër te ondersteunen bij de aanvraag. Zorgt deze op andere wijze voor de noodzakelijke gegevens, dan kan de aanvraag ook in behandeling worden genomen. Deze bepaling is ook van belang indien een overschrijding van het subsidieplafond dreigt te ontstaan.

Derde lid

Van oudsher maken agrariërs gebruiken van diverse wettelijke vormen van ondernemerschap. Dit lid bepaalt ten overvloede dat iedere bedrijfsvorm subsidie kan aanvragen.

Artikel 6 Vaststelling subsidie

Eerste lid

In overeenstemming met de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht ontvangt de aanvrager in eerste instantie een voorlopige toekenning. Het recht om deze subsidie te behouden ontstaat bij de definitieve vaststelling. Om te voorkomen dat een aanvraag wordt ingediend en daarmee een beslag op het subsidieplafond wordt gelegd, zonder daar daadwerkelijk gebruik van te maken, is bepaald dat de aanvraag om vaststelling binnen één jaar wordt ingediend.

Binnen één jaar is het redelijkerwijs mogelijk de noodzakelijke maatregelen uit te voeren en een vaststellingsverzoek in te dienen. Voldoet de agrariër hier niet aan dan ontstaat voor het college de mogelijkheid de voorlopige subsidie in te trekken. Eventueel betaalde voorschoten kunnen dat teruggevorderd worden.

Tweede lid

Indien sprake is van onvoorziene omstandigheden kan het college de termijn van één jaar eventueel verlengen. Indien dit bijzondere omstandigheden zijn die bij de overheid bekend zijn, kan dit eventueel ambtshalve gedaan worden. In principe wordt van de agrariër een goede inhoudelijke onderbouwing verwacht van de bijzondere omstandigheden op basis waarvan hij uitstel van de definitieve vaststelling wilt hebben.

Derde lid

Voor het vaststellen van de subsidie is het noodzakelijk te beschikken over bewijzen dat de maatregelen ook zijn uitgevoerd. Een rekening van de aannemer maakt dit inzichtelijk. Daarnaast zorgt het college ter plekke voor een controle van de maatregelen. Bij een dergelijke controle kan ook een toezichthouder van het Hoogheemraadschap van Delfland aanwezig zijn. Doelstelling hiervan is om vast te stellen of de wettelijke maatregelen zijn getroffen en om te zorgen voor kennisoverdracht over erfafspoeling op het agrarisch bedrijf.

De controles en de rekeningen bieden voldoende zekerheid dat de maatregelen ook zijn uitgevoerd in overeenstemming met de uitgangspunten van de erfscan (artikel 7). Om aan te tonen dat de werkzaamheden ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd, verstrekt de belanghebbende bij de gereedmelding ook materiaal waaruit dit blijkt. Om de administratieve lasten te besparen kan volstaan worden met foto’s van de situatie tijdens en na afronding van de werkzaamheden.

Van eigen werkzaamheid en gebruik van de graafmachine heeft de aanvrager geen bewijsmateriaal. Hiervoor geldt de juridische fictie dat de begroting bij de erfscan als werkelijk gemaakte kosten beschouwd wordt.

Artikel 7 Erfscan

Eerste en tweede lid

De erfscan is de basis voor de subsidie. Zonder erfscan is het niet mogelijk subsidie te krijgen. De erfscan is een instrument om inzicht te krijgen in mogelijke maatregelen om uitvoering te geven aan de doelstellingen van deze verordening. Tegelijkertijd biedt de erfscan de agrariër inzicht in zijn eigen gedragsmogelijkheden om erfafspoeling te beperken. Immers niet alle maatregelen zijn puur fysiek. Het vergroten van deze bewustwording is ook een onderliggend doel van de stimuleringssubsidie.

Derde lid

In dit lid zijn de minimale objectieve toetsingscriteria voor het college opgenomen. Zoals juridisch gebruikelijk dient het college te toetsen binnen de doelstellingen van deze verordening. In combinatie met artikel 9 (te subsidiëren maatregelen) en artikel 8 (weigeringsgronden) kan de agrariër zelfstandig een redelijke inschatting maken van de mogelijkheden die hij heeft om een stimuleringssubsidie te ontvangen.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Onder a)

Het college moet vast kunnen stellen of de maatregelen die met de subsidie beoogd worden, ook uitgevoerd gaan worden. Daarom kan geen subsidie worden toegekend, indien al opdracht gegeven is om met de werkzaamheden te beginnen. Een dergelijke bepaling is ook noodzakelijk om aan de Europese regelgeving te voldoen. Een subsidie is bestemd om ondernemers te stimuleren. Indien zij zonder die stimulans al begonnen zijn, kan geconcludeerd worden dat zij een subsidie niet nodig hebben.

Onder b)

Als het subsidieplafond (zie artikel 4) is bereikt, kan geen subsidie meer worden toegekend. In dit lid is dat vastgelegd om vooraf duidelijk te maken dat geen budget overschrijding mogelijk is.

Onder c)

De subsidie is gericht op activiteiten om de in artikel 2 genoemde doelen te realiseren. Indien dit niet of onvoldoende gebeurt, moet het college de subsidie weigeren. Immers in die situatie zou de subsidie aangewend voor niet beoogde doelen en daaraan gekoppelde maatregelen.

Onder d)

De subsidie is bedoeld om ondernemers te stimuleren over te gaan tot het treffen van maatregelen om erfafspoeling tegen te gaan. Vervanging van een bestaande installatie valt hier niet onder. Daarnaast is het op basis van de Europese regeling ook niet toegestaan dergelijke investeringen te subsidiëren.

Onder e)

Ten overvloede is hier opgenomen dat alleen bovenwettelijke maatregelen gesubsidieerd worden. Anders zou de overheid subsidie verstrekken om te voldoen aan de wet. Dit moet een regulier onderdeel van de bedrijfsvoering van de ondernemer zijn.

Onder f)

Zie ook de toelichting bij het artikel 1. Er zijn verschillende redenen om de subsidie te beperken tot agrarische ondernemers.

Onder g, h en i

Op basis van Europese regelgeving mag geen subsidie toegekend worden aan ondernemingen die in moeilijkheden verkeren. Dit zou ook in strijd zijn met de doelstellingen van het project Kringlooplandbouw, dat mede gericht is op de bedrijfshuishouding op lange termijn. Daarom wordt in het aanvraagformulier vereist dat aanvragers verklaren niet in surseance van betaling of in staat van faillissement te zijn of dat niet de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op hem/haar van toepassing is verklaard of dat daartoe een verzoek bij de rechtbank is ingediend.

Paragraaf 3 Subsidie maatregelen erfscan

Artikel 9 subsidie uitvoering maatregelen erfscan

Eerste lid

Met name in de winterperiode gebruiken agrarische bedrijven diverse soorten voer voor hun vee. Dit is te verdelen in ruwvoer, kuilvoer en bijproducten. Aangesloten is bij het wettelijk bepaalde droge stof gehalte van 40%. In de praktijk is dit niet altijd goed te controleren, maar geeft wel een aanduiding van het bovenwettelijk karakter. De hoeveelheden en soort kunnen per bedrijf per jaar wisselend zijn. Deze verschillende vormen van opslag zijn bron van verontreiniging van het oppervlaktewater. Voor bestaande voeropslagen geldt geen wettelijke verplichting tot opvang van perssap of percolaat. De opvangvoorziening is daarmee bovenwettelijk en heeft een hoog effect. Subsidiepercentage is vastgesteld op 40%.

Tweede lid

Het op afschot brengen van een ruwvoeropslag zorgt er voor dat afvalwater beter opgevangen kan worden. Het is een bovenwettelijke maatregel, waarbij in het bijzonder het effect op het oppervlaktewater bij het overstromen van de ruwvoeropslag groot is. Het subsidiepercentage is daarom bepaald op 40%.

Derde lid

Een gescheiden afvoersysteem is bovenwettelijk. Bij renovatie of vervanging van de opslagvoorziening is dit goed in te passen. De opvang van perssap en percolaat moet hierbij wel geregeld zijn, omdat anders alsnog verontreiniging van het oppervlaktewater kan plaatsvinden. Gelet op het grote effect is het subsidiepercentage vastgesteld op 40%.

Vierde lid

Bij de meeste bedrijven lopen de koeien in de zomermaanden buiten, een gevolg hiervan is dat er een koepad over het erf loopt. Door te zorgen dat mestvocht niet kan afstromen wordt verwacht dat een verbetering van de waterkwaliteit gerealiseerd kan worden. Alle werkzaamheden voor dit artikellid zijn bovenwettelijk. Deze maatregel heeft een hoog en blijvend effect; het subsidiepercentage is vastgesteld op 40%.

Vijfde en zesde lid

De aanleg van een voorziening voor de opslag van vaste mest is wettelijk verplicht. Bovenwettelijk is deze opslagvoorziening te voorzien van een vloeistofkerende vloer. Het mestvocht moet daarbij worden opgevangen. Een mogelijkheid is om dat af te voeren naar de mestkelder. Of dit praktisch mogelijk is hangt af van de opvangcapaciteit van de mestkelder. Andere opties zijn ook mogelijk; het is aan de agrariër om te bepalen hoe hij het mestvocht binnen de wettelijke kaders opvangt en afvoert. Het effect is hoog en heeft een blijvend effect. Subsidiepercentage is bepaald op 40%.

Zevende lid

Het totaal aan kosten voor het treffen van maatregelen kan per bedrijf aanzienlijk verschillen. De doelstellingen van deze verordening zijn het stimuleren van effectieve maatregelen en het vergroten van de bewustwording. Door het bedrag per bedrijf te maximeren op € 10.000 kunnen meerdere agrariërs bereikt worden. Niet alle bedrijven zullen dit maximale bedrag aanvragen. Uitgaande van het percentage van 40% vraagt een maximale subsidie van € 10.000,- een investering van € 25.000,-.

Artikel 10 Subsidievoorschriften

Eerste lid

Gekoppeld aan de doelstellingen en uitgangspunten van de subsidieverordening, kan het college aan de toekenning van de subsidie aanvullende voorschriften stellen. In het eerste lid van dit artikel is dit nadrukkelijk vastgelegd.

Tweede lid

Onder a) Om de subsidie te kunnen controleren is het noodzakelijk dat het erf wordt betreden. Dit voorschrift heeft niet betrekking op de bevoegdheden van de opsporingsambtenaren en toezichthouders op basis van de Algemene wet bestuursrecht. Het gaat hier om het controleren van de bepalingen van de subsidieverordening, zoals het kunnen vaststellen welke maatregelen doeltreffend zijn om erfafspoeling te voorkomen, welke maatregelen bovenwettelijk zijn en het vaststellen of de juiste maatregelen uit de erfscan zijn uitgevoerd.

Onder b) De subsidie is bestemd voor bovenwettelijke maatregelen. Doelstelling van de verordening is het verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater. Binnen deze doelstellingen is het niet passend indien de aanvrager niet voldoet aan de minimale wettelijke eisen ten aanzien van de afspoeling van afvalwater naar het oppervlaktewater. Daarom is in dit voorschrift nadrukkelijk bepaald dat de subsidie alleen wordt uitbetaald indien aan die minimale milieuvoorschriften op dit terrein is voldaan. Anders kan een situatie ontstaan dat subsidie voor bovenwettelijke maatregelen wordt toegekend, waarbij nog steeds een situatie blijft bestaan dat grote hoeveelheden afvalwater afspoelen naar het oppervlaktewater. Het doel van de subsidie schiet dan zijn doel voorbij.

Onder c) Dit voorschrift is gekoppeld aan voorschrift b. Indien bij de controle op de naleving van de subsidie wordt vastgesteld dat niet wordt voldaan aan de minimale wettelijke eisen, krijgt de aanvrager een extra periode van vier weken om te zorgen dat hij aan die eisen gaat voldoen. Deze periode is vooral noodzaak vanuit juridisch oogpunt om belanghebbenden in staat te stellen binnen een redelijke periode alsnog aan de eisen van de subsidieverordening te voldoen. Een periode van vier weken is als redelijk aan te merken. Zijn de maatregelen binnen die periode uitgevoerd, kan de subsidie alsnog definitief vastgesteld en uitbetaald worden.

Derde lid

Bij veel subsidiabele maatregelen wordt een voorziening met opvang voor het afvalwater gerealiseerd. Zeker bij relatief kleine opvangvoorziening kan de situatie ontstaan dat de opvangvoorziening door regen of anders uitstromen van afvalwater overstroomt. Hierdoor gaat het milieueffect van de maatregel verloren. Het college kan daarom aanvullend voorschrijven dat bij het uitvoeren van de werkzaamheden een dompelpomp met vlotter wordt aangebracht. Dit zorgt er voor dat bij een dreigende overstroming van de opvangvoorziening het afvalwater op een milieuverantwoorde wijze wordt afgevoerd naar een andere voorziening. De agrariër moet er voor zorgen dat deze afvoer dan op een milieuverantwoorde wijze plaatsvindt.

Artikel 11 Eigen werkzaamheid

Eerste lid

Door de beschikbaarheid over eigen machines kan een deel van de maatregelen in eigen beheer door de agrariër uitgevoerd worden. In die situatie is het logisch dat de arbeidskosten van de agrariër in principe voor vergoeding in aanmerking komen. Een subsidiabel uurtarief van € 35,- voor agrarisch werk is algemeen gebruikelijk. Bij het subsidiepercentage van 40% is de vergoeding € 14,- per uur.

Tweede lid

Veel agrarische bedrijven hebben een eigen graafmachine. Bij een groot gedeelte van de subsidiabele werkzaamheden is het gebruik van een graafmachine noodzakelijk. Een agrarisch bedrijf kan dan bij zelfwerkzaamheid er voor kiezen om een eigen graafmachine in te zetten. De subsidie is dan alleen bestemd voor de uren dat graafwerkzaamheden verricht worden. Een subsidiabele toeslag op het uurtarief van € 25,- is algemeen gebruikelijk. Bij het subsidiepercentage van 40% is de vergoeding van € 10,- per ingezet uur.

Derde en vierde lid

Vooraf moet het college kunnen vaststellen of het begrote aantal uren in een redelijke verhouding tot de werkzaamheden staat. Daarom moet de eigen urenbegroting onderdeel zijn van de aanvraag om subsidie. Bij de beoordeling van de erfscan vindt door het college ook de vaststelling van het maximaal aantal te vergoeden uren plaats.

Voor de uren zelfwerkzaamheid is gekozen voor de juridische fictie dat deze uren ook daadwerkelijk nodig zijn om de maatregelen te treffen. Meer- en minderwerk behoren hierbij dan tot het bedrijfsrisico van de agrariër. Met dit uitgangspunt wordt voorkomen dat achteraf een discussie plaatsvindt over het aantal verrichte uren. Dit is voor het college achteraf nauwelijks vast te stellen.

Artikel 12 Niet subsidiabele kosten

Uitgangspunt van de subsidie is het zorgen voor een doelmatige voorziening die bijdraagt aan de doelstellingen van deze verordening. Kosten die gecalculeerd worden en gekoppeld zijn aan de maatregelen uit artikel 10 komen alleen voor dat gedeelte in aanmerking dat bijdraagt aan de doelstellingen van deze verordening. Hetzelfde geldt voor kosten die gemaakt worden om een hoger dan gebruikelijk kwaliteitsniveau te realiseren. Hiermee wordt een doelmatige inzet van het subsidiebudget bereikt. Uiteraard mag de agrariër wel een hoger dan gebruikelijk kwaliteitsniveau realiseren; deze extra kosten komen dan echter niet voor subsidie in aanmerking.

Paragraaf 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13 Afwijking Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2013

In de algemene subsidieverordening is bepaald dat geen subsidie voor commerciële activiteiten verstrekt wordt. Op basis van dit artikel wordt van de Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2013 afgeweken. De stimuleringssubsidie voor het treffen van maatregelen tegen erfafspoeling is per definitie bestemd voor economische activiteiten.

Artikel 14 Voorschot subsidie

Eerste lid

Indien agrarisch ondernemers dit wensen kan bij de beschikking op de aanvraag om subsidie een voorschot van 50% van de subsidie uitbetaald worden. Op het aanvraagformulier is dit opgenomen.

Tweede lid

De subsidie is bedoeld als stimulans voor agrariërs om de gevolgen van erfafspoeling te beperken door het uitvoeren van bovenwettelijke maatregelen. Indien niet aan de minimale wettelijke eisen wordt voldaan wordt geen voorschot aan de aanvrager toegekend. Deze bepaling is een extra stimulans voor agrariërs om de gevolgen van erfafspoeling te beperken. Door geen voorschot toe te kennen wordt ook voorkomen dat subsidie terug gevorderd moet worden indien niet aan de minimale wettelijke eisen is voldaan (zie hiervoor ook de toelichting op artikel 10, tweede lid, onder b.

Derde lid

Na afronding van de werkzaamheden moet een verzoek tot vaststelling van de subsidie ingediend worden. Na positieve beschikking op dit verzoek, wordt het restant van de subsidie uitbetaald. Bij de toekenning van de subsidie wordt een formulier voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie toegevoegd. Hiermee blijven de administratieve lasten voor de ondernemer beperkt.

Artikel 15 Uitbetaling subsidie

Eerste lid

Het controleren van de werkzaamheden neemt enige tijd in beslag. Daar veel met een externe controleur gewerkt wordt is het wenselijk controles samen te voegen. Op basis van dit artikel worden de aanvragen om vaststelling van de subsidie per kwartaal verzameld. In het daarop volgende kwartaal vindt de controle en vaststelling van de subsidie plaats. Uitbetaling is gebaseerd op de vaststelling van de subsidie. Met het opnemen van deze bepaling wordt duidelijkheid naar de aanvrager gecreëerd en wordt voorkomen dat men een beroep kan doen op een schadevergoeding op grond van de Algemene wet bestuursrecht wegens het niet tijdig beschikken.

Tweede lid

Controle en vaststelling van de subsidie moet gebaseerd worden op een ontvankelijke aanvraag om subsidie. Hiermee wordt dit vastgelegd. De termijn voor de vaststelling van de subsidie gaat dan pas lopen in het kwartaal dat volgt op dat waarin een ontvankelijke aanvraag is ontvangen.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Eerste lid

De Europese Commissie dient voor de toetsing van subsidieregelingen op basis van de Verordening (EU), nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014 (Vrijstellingsverordening MKB Landbouw) minimaal 10 werkdagen de tijd te krijgen. Daarom is in het lid bepaald dat tussen de formele aanmelding en de periode van in werking treding een periode van drie weken is gelegen. Hiermee heeft de Europese Commissie een redelijke periode om de regelgeving te beoordelen.

Tweede lid

De Europese Commissie geeft voorafgaand aan de in werking treding geen goedkeuring of instemming. Dit doet zij pas achteraf na de jaarlijkse meldingen van staatssteun. In sommige situaties geeft de Europese Commissie wel adviezen over de subsidieverordening. In zijn algemeenheid zijn dit adviezen die waardevol zijn om op te volgen. Daarom is in het tweede lid bepaald als deze adviezen worden ontvangen de verordening op een later tijdstip in werking treedt. Deze tijd is dan noodzakelijk om de reactie in de verordening te verwerken.

Derde lid

Zoals in de considerans is aangegeven is slechts sprake van een tijdelijke periode dat het treffen van bovenwettelijke maatregelen gestimuleerd wordt. Deze verordening vervalt daarom van rechtswege op 31 december 2016. De vaststelling van voorlopig toegekende subsidies vindt dan nog plaats op basis van deze verordening (zie artikel 6).

Artikel 17 Hardheidsclausule

Met dit artikel heeft het college de mogelijkheid om in het belang van de doelstellingen van deze nadere regels hiervan af te wijken. Dit kan zijn in situaties waarbij strikte toepassing van deze verordening onbillijk zou zijn ten opzichte van de doelstellingen. Toepassing van de hardheidsclausule kan niet leiden tot een uitbreiding van de werkingssfeer van deze verordening.

Artikel 18 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zichzelf.