Regeling vervallen per 01-04-2022

Verordening individuele studietoeslag gemeente Midden-Delfland 2016

Geldend van 07-12-2016 t/m 31-03-2022

Intitulé

Verordening individuele studietoeslag gemeente Midden-Delfland 2016

Verordening individuele studietoeslag gemeente Midden-Delfland 2016

Gemeente Midden-Delfland - Verordening individuele studietoeslag gemeente Midden-Delfland 2016

september 2016

De raad van de gemeente Midden Delfland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 september 2016, nr. 2016-08-05b;

gelet op

artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel c, en tweede lid van de Participatiewet;

artikel 147, lid 1 van de Gemeentewet;

artikel 36b van de Participatiewet.

overwegende dat het verplicht is bij verordening regels te stellen voor het verstrekken van een individuele studietoeslag

besluit

in te trekken de ‘Verordening individuele studietoeslag gemeente Midden-Delfland 2015’

en

vast te stellen de ‘Verordening individuele studietoeslag gemeente Midden-Delfland 2016’.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

1.In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

belanghebbende:

persoon die overeenkomstig artikel 36b, eerste lid van de wet aanspraak kan maken op een individuele studietoeslag;

b.

college:

het college van burgemeester en wethouders van gemeente Delfland;

c.

wet:

Participatiewet

2.Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven,hebben dezelfde betekenis als in de wet.

HOOFDSTUK 2 INDIVIDUELE STUDIETOESLAG

Artikel 2. Indienen verzoek, toekenning en verstrekking individuele studietoeslag

  • 1. Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de wet, wordt ingediend middels

    een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. De belanghebbende moet op de aanvraagdatum voldoen aan de voorwaarden voor de individuele

    studietoeslag zoals bepaald in de wet.

  • 3. Het college kan belanghebbende vragen gegevens en bescheiden te tonen die voor de beslissing

    op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 4. De aanspraak op een individuele studietoeslag ontstaat niet eerder dan de dag van aanvraag.

Artikel 3. Hoogte en duur individuele studietoeslag

  • 1. De individuele studietoeslag bedraagt € 150,- per maand en wordt haljaarlijks achteraf betaalbaar gesteld.

  • 2. De toeslag wordt verstrekt zolang de belanghebbende voldoet aan de voorwaarden, zoals bepaald in de wet.

  • 3. Indien over een gedeelte van de maand aanspraak bestaat op de individuele studietoeslag, is de hoogte van de individuele studietoeslag naar rato.

HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN

Artikel 4 Hardheidsclausule

  • 1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan in bijzondere individuele situaties ten gunste van de belanghebbende

    afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot

    onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 5 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking tot en met 1 september 2016.

  • 2. De ‘Verordening individuele studietoeslag gemeente Midden-Delfland 2015’ wordt met terugwerkende kracht tot en met 1 september 2016 ingetrokken.

Artikel 6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening individuele studietoeslag gemeente Midden-Delfland 2016’.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van ****.

De griffier, De voorzitter,

A.De Vos A.J. Rodenburg

ALGEMENE TOELICHTING

Op 1 januari 2015 is de Participatiewet van kracht geworden. In de Participatiewet is een studieregeling opgenomen: de individuele studietoeslag. Met de individuele studietoeslag krijgt het college de mogelijkheid om aan personen:

  • -

    zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid onderdeel a, van de Participatiewet; en

  • -

    van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen of een medische urenbeperking hebben; en

  • -

    die aan de overige voorwaarden voldoen zoals opgenomen in artikel 36b van de Participatiewet;

een individuele studietoeslag toe te kennen, zolang zij studeren.

Personen met een arbeidsbeperking hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen hoger, omdat de kans op een baan beperkter is. Een studieregeling stimuleert deze personen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een opleiding te gaan (of blijven) volgen. Het afronden van een opleiding versterkt immers de positie op de arbeidsmarkt. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p. 2).

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor personen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen of door een medische urenbeperking onvoldoende kunnen bijverdienen tijdens de studie (zie ook toelichting artikel 2 hieronder).

Verordeningsplicht

De Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begrippen

Begrippen die al omschreven zijn in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening.

Artikel 2 Indienen verzoek, toekenning en verstrekking individuele studietoeslag

Het college kan op een daartoe strekkend verzoek een individuele studietoeslag verlenen. Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van de verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college ter beschikking gesteld formulier. Het verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1. van de Awb.

Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling (artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet) kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Deze persoon dient op datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen, zoals genoemd in artikel 36b, eerste lid van de Participatiewet. Hiervoor is wettelijk vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:

  • -

    18 jaar of ouder is; en

  • -

    recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS); en

  • -

    geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft.

Daarnaast moet zijn vastgesteld dat:

  • -

    hij of zij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft; of

  • -

    hij of zij een medisch urenbeperking heeft als bedoeld in artikel 6b van de Participatiewet.

Heeft de persoon geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie, dan komt de persoon voor een Wajong-uitkering in aanmerking en niet voor de individuele studietoeslag.

Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt, is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

Artikel 12, ‘Onderhoudsplicht ouders’, artikel 43 ‘Vaststelling op aanvraag’, artikel 49, ‘Schuldenlast’ en artikel 52, ‘Voorschot’ van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag. Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag. Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

Met betrekking tot het criterium ‘niet het wettelijke minimumloon kunnen verdienen’ en ‘de medische urenbeperking’ beoordeelt het college aan de hand van beschikbare gegevens van het Uitvoeringsinstituut Werkgeversverzekeringen (UWV), eventuele eerdere medische keuringen en informatie vanuit het netwerk, zoals bijvoorbeeld school, of een persoon hieraan voldoet. Indien dit onvoldoende uitsluitsel geeft, wordt advies van een deskundige ingewonnen.

Artikel 3 Hoogte en duur individuele studietoeslag

In dit artikel is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend. Is er sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zijn afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag.

Voor het bepalen van de hoogte van de toeslag, ligt het in de lijn om de vergelijking te trekken met het bedrag waarvan DUO uitgaat dat een student zelf bijverdient naast zijn studie, Dit bedrag ligt afgerond op € 295,- per maand. Het budget dat door het Rijk aan gemeenten wordt verstrekt voor de toeslag is hiervoor echter onvoldoende. Daarnaast dient te worden opgemerkt dat ook niet iedere scholier of student zonder arbeidsbeperking er in slaag om de door DUO veronderstelde € 295,- per maand bij te verdienen en zij worden daarvoor niet gecompenseerd.

De voorwaarden voor en de hoogte van de individuele studietoeslag zijn binnen de arbeidsmarktregio Haaglanden regionaal afgestemd. Dit omdat scholieren en studenten uit deze gemeenten veelal dezelfde (regionale) scholen en opleidingsinstituten bezoeken. Daarom werd wenselijk geacht de hoogte van en de voorwaarden voor de toeslag regionaal af te stemmen. In schooljaar 2015/2016 bedroeg de individuele studietoeslag € 100,- per maand. Voor schooljaar 2016/2017 en verder is de hoogte van de toeslag regionaal bepaald op € 150,- per maand. Dit omdat het aantal aanvragen in schooljaar 2015/2016 is achterbleven en de beschikbare budgetten onderbesteed bleven.

Omdat de toeslag vooral is bedoeld als stimulans, wordt de toeslag halfjaarlijks achteraf verstrekt. Dit voorkomt tevens mogelijke terugvorderingen, indien halverwege een schooljaar niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan.

De individuele studietoeslag wordt op basis van de aanvraag eenmalig toegekend en halfjaarlijks getoetst. Indien belanghebbende niet meer aan de voorwaarden voldoet, wordt de toeslag vanaf dat moment beëindigd en naar rato uitbetaald.

Het college verrekent geen inkomsten uit arbeid met de toeslag, omdat de toeslag een bijbaantje niet in de weg mag staan. Heeft de scholier of student toch een bijbaantje, dan blijft onverkort recht bestaan op de toeslag.

Artikel 4 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere uitleg.

Artikel 5 Inwerkingtreding

De ‘Verordening individuele studietoeslag gemeente Midden-Delfland 2016’ treedt met terugwerkende kracht vanaf 1 september 2016 in werking. Op deze wijze wordt aangesloten bij het studiejaar 2016/2017, dat van 1 september tot 1 september loopt.

Artikel 6 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere uitleg.