Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Midden-Delfland 2017

Geldend van 01-02-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Midden-Delfland 2017

Gemeente Midden-Delfland - Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Midden-Delfland 2017

Artikel 1 begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

    • a.

      Aanvraag: een ontvankelijk verzoek tot het nemen van besluit als bedoeld in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland;

    • c.

      Gemeente: gemeente Midden-Delfland;

    • d.

      Inwoner: degene die als ingezetene in de Basisregistratie personen van de gemeente Midden-Delfland is ingeschreven;

    • e.

      Schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een verzoeker niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn/haar schulden of indien hij/zij in de toestand verkeert dat hij/zij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg.

    • f.

      Verzoeker: de natuurlijke persoon die zich tot het college heeft gewend voor schuldhulpverlening, mede daaronder verstaan:

    • I.

      diegene die een aanvraag indient op grond van de wet; alsmede

    • II.

      diegene die is toegelaten tot een schuldhulpverleningstraject.

Hieronder wordt tevens de eventuele partner verstaan;

  • g.

    Wet: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs);

  • h.

    WSNP: Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;

  • i.

    Zelfstandige: een zelfstandige als bedoeld in artikel 1 onderdeel b van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.

Artikel 2 doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Alle inwoners van de gemeente van 18 jaar en ouder kunnen zich tot het college wenden voor schuldhulpverlening.

Artikel 3 verzoek en aanvraag schuldhulpverlening

  • 1. Aan een aanvraag schuldhulpverlening gaat een verzoek tot schuldhulpverlening vooraf.

  • 2. Een verzoek tot schuldhulpverlening leidt tot een indicatiegesprek. Tijdens het indicatiegesprek wordt aan de hand van de meegenomen gegevens en de toelichting van de verzoeker door het college beoordeeld of het indienen van een aanvraag zinvol is.

  • 3. Het indicatiegesprek vindt uiterlijk binnen vier weken na het verzoek om schuldhulpverlening plaats. Deze termijn bedraagt drie werkdagen indien er sprake is van een bedreigende situatie.

  • 4. Als het indienen van een aanvraag niet zinvol is, dan vindt hierover een toelichting aan de verzoeker plaats met eventueel een verwijzing naar een andere vorm van (schuld)hulpverlening.

  • 5. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college beschikbaar gesteld formulier dat voorzien is van de gevraagde bijlagen.

Artikel 4 aanbod van schuldhulpverlening

  • 1. Het aanbod schuldhulpverlening kan bestaan uit de volgende producten:

    • a.

      Begeleiding door vrijwilligers;

    • b.

      Betalingsregelingen;

    • c.

      Breed moratorium (nog niet van kracht);

    • d.

      Budgetbeheer;

    • e.

      Budgetcursus;

    • f.

      Informatie- en adviesgesprek;

    • g.

      Schuldregeling;

    • h.

      Toeleiding tot WSNP.

  • 2. Welk product of combinatie van producten wordt aangeboden hangt onder meer af van de situatie van verzoeker, de doelstelling van de schuldhulpverlening en de voorwaarden van het betreffende product. De volgende factoren worden meegewogen bij het al dan niet aanbieden van een product:

    • a.

      De mate van zelfredzaamheid van de verzoeker;

    • b.

      De motivatie en vaardigheden van de verzoeker;

    • c.

      De aanwezigheid van psychosociale problematiek en/of verstandelijke of lichamelijke beperkingen;

    • d.

      De hoogte van het schuldenpakket;

    • e.

      Het soort schulden;

    • f.

      Het aantal schuldeisers.

Artikel 5 verplichtingen

  • 1. Verzoeker doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de schuldhulpverlening die op hem van toepassing is of voor de uitvoering van de wet.

  • 2. Verzoeker is verplicht om desgevraagd alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet. Het gaat hierbij onder andere om:

    • a.

      het nakomen van afspraken;

    • b.

      het tijdig inleveren van voor de schuldhulpverlening noodzakelijke bewijsstukken. Hiervoor geldt dat in ieder geval altijd één hersteltermijn wordt geboden na verzuim;

    • c.

      het niet aangaan van nieuwe schulden;

    • d.

      het zich houden aan alle bepalingen en voorwaarden als genoemd in de overeenkomsten tot schuldregeling en/of budgetbeheer;

    • e.

      het actief deelnemen aan een cursus gericht op het voorkomen van (nieuwe) schulden wanneer dit noodzakelijk wordt geacht;

    • f.

      zoveel mogelijk afloscapaciteit creëren door het verruimen van inkomen, inzetten van beschikbaar vermogen en het minimaliseren van uitgaven en deze afloscapaciteit te gebruiken ter vermindering of aflossing van de schulden.

  • 3. De verplichtingen in dit artikel gelden zowel in de fase dat een verzoek om schuldhulpverlening is gedaan als gedurende de gehele looptijd van het schuldhulpverleningstraject.

Artikel 6 weigeren van schuldhulpverlening

  • 1. Het college kan besluiten om schuldhulpverlening te weigeren indien:

    • a.

      Verzoeker één of meer verplichtingen zoals genoemd in artikel 5, eerste en tweede lid niet of in onvoldoende mate is nagekomen;

    • b.

      Verzoeker voor de tweede keer niet is verschenen op een afspraak zonder vooraf hierover te berichten;

    • c.

      Er geen sprake is van een stabiel inkomen op minimaal de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • d.

      Verzoeker niet heeft aangetoond gemotiveerd te zijn om de onderliggende oorzaak van de schulden te willen oplossen, bijvoorbeeld door de naar het oordeel van het college benodigde hulpverlening te zoeken en te aanvaarden;

    • e.

      Verzoeker zich misdraagt ten opzichte van medewerkers die zijn belast met de uitvoering van schuldhulpverlening;

    • f.

      Verzoeker zelf in staat wordt geacht om zijn schulden te regelen;

    • g.

      Verzoeker binnen drie jaar voorafgaand aan het verzoek tot schuldhulpverlening een traject schuldhulpverlening heeft doorlopen;

    • h.

      Verzoeker binnen vijf jaar voorafgaand aan het verzoek tot schuldhulpverlening een traject in het kader van de WSNP heeft doorlopen;

    • i.

      Verzoeker geen stabiele woon- of leefsituatie heeft en er geen zicht is op een verbetering van die situatie binnen drie maanden;

    • j.

      Verzoeker onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld of een onherroepelijke bestuurlijke sanctie opgelegd heeft gekregen wegens fraude met financiële benadeling bij een bestuursorgaan en de daaruit voortvloeiende schuld deel uit maakt van het schuldenpakket;

    • k.

      Verzoeker een gezamenlijke huishouding voert met een niet rechtmatig in Nederland verblijvende partner en/of kinderen;

    • l.

      Verzoeker bezig is met een echtscheidingsprocedure en de echtscheiding nog niet staat ingeschreven in de Basisregistratie personen;

    • m.

      Indien verzoeker een woning te koop heeft staan, waardoor de schuldenlast niet is vast te stellen;

    • n.

      Het college vaststelt dat er sprake is van een (op dat moment) niet regelbare schuld;

    • o.

      Indien het een aanvraag betreft van een zelfstandige.

  • 2. In situaties waarin het college een aanbod schuldhulpverlening weigert wordt, indien mogelijk, wel informatie en advies aan de verzoeker gegeven. Ook wordt bezien of doorverwijzing naar een andere hulpverlener mogelijk is.

Artikel 7 beëindiginggronden

Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het college besluiten tot beëindiging van de schuldhulpverlening indien:

  • a.

    Verzoeker niet of in onvoldoende mate heeft voldaan aan één of meerdere verplichtingen genoemd in artikel 5, eerste en tweede lid;

  • b.

    Verzoeker voor de tweede keer niet is verschenen op een afspraak zonder hierover vooraf te berichten;

  • c.

    Het minnelijke traject tot schuldregeling niet is geslaagd, omdat één of meerdere schuldeisers geen medewerking verlenen en de WSNP geen mogelijkheid is;

  • d.

    Er een WSNP-verklaring is afgegeven;

  • e.

    Er een aanbod schuldhulpverlening is gedaan op grond van gegevens die nadien onjuist blijken te zijn en, waren de gegevens bekend geweest, een ander besluit zou zijn genomen;

  • f.

    Verzoeker is komen te overlijden;

  • g.

    Verzoeker niet langer staat ingeschreven als inwoner en het schuldhulpverleningstraject zich nog in de indicatiefase bevindt of wanneer de schuldregeling inmiddels tot stand is gebracht.

  • h.

    Verzoeker zich misdraagt ten opzichte van medewerkers die belast zijn met de uitvoering van de schuldhulpverlening;

  • i.

    Verzoeker in staat wordt geacht om zelf zijn schulden te regelen;

  • j.

    De geboden hulp, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker, niet (langer) passend is;

  • k.

    Verzoeker zich niet naar vermogen inspant om de onderliggende oorzaak van de schuldenproblematiek op te lossen;

  • l.

    Verzoeker zelf verzoekt om het traject schuldhulpverlening te beëindigen;

  • m.

    Het minnelijke traject tot schuldregeling is geslaagd en doorlopen.

Artikel 8 recidive

  • 1. Het college kan besluiten geen aanbod schuldhulpverlening te doen indien minder dan zes maanden voorafgaand aan het verzoek de schuldhulpverlening is geweigerd of voortijdig is beëindigd:

    • a.

      Op grond van artikel 6 onder a en b;

    • b.

      Op grond van artikel 7 onder a, b, d, e, k of l in de periode dat er nog geen schuldregeling tot stand is gekomen.

  • 2. Het college kan besluiten geen aanbod schuldhulpverlening te doen indien minder dan drie jaar voorafgaande aan het verzoek de schuldhulpverlening voortijdig is beëindigd:

    • a.

      Op grond van artikel 7, onder a, b, e, k of l en er al sprake was van een schuldregeling;

    • b.

      Op grond van artikel 7, onder h.

  • 3. In afwijking van het gestelde in het eerste en tweede lid van dit artikel kan het college wel een aanbod schuldhulpverlening doen indien iedere vorm van verwijtbaarheid bij de beëindiging of weigering ontbrak.

  • 4. In afwijking van het gestelde in het eerste en tweede lid van dit artikel kan het college wel een aanbod schuldhulpverlening doen als de verzoeker in een acute noodsituatie verkeert.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de verzoeker afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels, indien toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 februari 2017.

  • 2. Per 1 februari 2017 vervallen de ‘Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Midden-Delfland 2013’.

Artikel 11 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: ‘Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Midden-Delfland 2017’.

Toelichting Beleidsregels Schuldhulpverlening Midden-Delfland 2017

Per 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (hierna: Wgs) van kracht geworden. De Wgs heeft er voor gezorgd dat de schuldhulpverlening binnen het bestuursrechtelijke kader van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) valt. Beslissingen in het kader van de Wgs worden hiermee vatbaar voor bezwaar en beroep. Binnen dat kader is het van belang goed vast te leggen hoe het schuldhulpverleningsaanbod er uit ziet en aan welke voorwaarden burgers moeten voldoen om hiervoor in aanmerking te komen. Deze beleidsregels bieden de juridische grondslag voor de te nemen besluiten. Met het vaststellen van deze beleidsregels is het duidelijk wat de rechten en de plichten van de verzoeker zijn.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 begripsbepalingen

De begrippen in het tweede lid onder a tot en met e, g en h behoeven geen nadere toelichting.

De Wgs kent het begrip ‘verzoeker’ om de persoon mee aan te duiden, die zich tot het college wendt voor schuldhulpverlening. De Algemene wet bestuursrecht kent dit begrip niet. Door het begrip ‘verzoeker’ in de beleidsregels ook van toepassing te laten zijn op personen, die een aanvraag schuldhulpverlening indienen als bedoeld in artikel 4:2 van de Awb alsmede die personen die toegelaten zijn tot de schuldhulpverlening, voorkomen we dat we voor personen in verschillende stadia in het schuldhulpverleningstraject verschillende begrippen moeten gebruiken.

Artikel 2 doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Schuldhulpverlening staat in principe open voor alle inwoners van de gemeente Midden-Delfland van 18 jaar en ouder. Er kan echter slechts een aanbod worden gedaan aan Nederlanders of aan personen, die daaraan worden gelijkgesteld. Dit is onder andere van toepassing op vreemdelingen, die rechtmatig verblijf houden in Nederland. Bij de bepaling wie gelijkgesteld worden met Nederlanders, wordt verwezen naar artikel 3, vierde lid van de Wgs.

Naar aanleiding van de inschrijving in de Basisregistratie personen (BRP) wordt beoordeeld of iemand inwoner is van de gemeente Midden-Delfland. Als de inschrijving niet overeenkomt met de feitelijke verblijfplaats van verzoeker, kan het college oordelen dat iemand toch geen inwoner van de gemeente is.

Ook ex-zelfstandigen komen in Midden-Delfland in aanmerking voor schuldhulpverlening. De gemeente voert deze hulpverlening niet zelf uit, maar maakt hiervoor gebruik van externe partijen.

Bij gehuwden of geregistreerd partnerschap met een verbintenis in gemeenschap van goederen, kan een betaal- of schuldregeling alleen voor beide partners worden opgezet. De aanvraag schuldhulpverlening moet gezamenlijk worden ingediend en door beiden zijn ondertekend. De betaal- of schuldregeling voor alle schulden van beiden partners wordt gebaseerd op basis van de gezamenlijke aflossingscapaciteit. Bij een huwelijk of een geregistreerd partnerschap waarbij sprake is van huwelijkse voorwaarden is de hoofdregel dat twee aparte aanvragen moeten worden ingediend. Wanneer echter in dergelijke gevallen alle schulden op beide partners verhaald kunnen worden en de gezamenlijke aflossingscapaciteit gelijk is aan die voor ieder afzonderlijk bij elkaar opgeteld, kan om praktische redenen worden gehandeld als ware zij in gemeenschap van goederen getrouwd.

Niet-rechthebbende partner.

Wanneer een van de partners niet-rechtmatig in Nederland verblijft, is schuldbemiddeling niet mogelijk. Bij het berekenen van de aflossingscapaciteit kan geen rekening gehouden worden met de niet-rechthebbende partner. Ook de inkomensgrondslag is gebaseerd op een alleenstaande. Dit terwijl voor de niet-rechthebbende partner wel kosten gemaakt worden voor zaken zoals kleding en voedsel. Ook in geval van één of meerdere kinderen zonder geldig verblijfsrecht wordt geen minnelijke regeling aangeboden. In voorkomende gevallen kunnen wel andere vormen van schuldhulpverlening worden aangeboden, zoals advies over het zelf regelen en aflossen van schulden, budgetbeheer en een budgetcursus. Indien nodig wordt doorverwezen naar flankerende hulpverlening, zoals Schuldhulpmaatje, het Maatschappelijk Team of Participe (vluchtelingenwerk) voor ondersteuning.

Artikel 3 verzoek en aanvraag schuldhulpverlening

Het aanbieden van schuldhulpverlening gebeurt in twee stappen. De eerste stap is de melding bij de gemeente met de vraag om ondersteuning bij het oplossen van een schuldsituatie (het verzoek). Deze melding vindt doorgaans telefonisch of per email plaats bij de Klantmanager Schuldhulpverlening. Ook kunnen mensen zich persoonlijk in het gemeentehuis melden tijdens het open spreekuur. Het verzoek tot schuldhulpverlening leidt tot een indicatiegesprek.

Op grond van artikel 4 van de Wgs vindt dit indicatiegesprek uiterlijk binnen 4 weken na indienen van het verzoek plaats. Het streven bij de gemeente Midden-Delfland is dat het indicatiegesprek binnen twee weken na de eerste melding plaatsvindt. In geval van een bedreigende situatie, zoals een gedwongen woningontruiming of een dreigende afsluiting van gas, licht of water, schrijft de Wgs voor dat dit indicatiegesprek zo snel mogelijk, doch uiterlijk binnen drie werkdagen plaatsvindt.

Tijdens het indicatiegesprek wordt de situatie van de verzoeker beoordeeld. Dit gebeurt aan de hand van de gegevens, die de verzoeker op verzoek heeft meegenomen naar het gesprek. Beoordeeld wordt of het indienen van een aanvraag zinvol is. Wanneer het indienen van een aanvraag niet zinvol is, wordt uitleg gegeven waarom. Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat verzoeker zelf in staat wordt geacht een betalingsregeling te treffen met zijn schuldeisers of omdat een van de weigeringsgronden, zoals vermeldt in artikel 6 van deze beleidsregels, van toepassing is. In ieder geval wordt tijdens dit gesprek advies gegeven over de situatie en de stappen die verzoeker kan nemen. Hierbij kan een verwijzing plaatsvinden naar een andere vorm van hulpverlening.

Ook wanneer tijdens het indicatiegesprek wordt vastgesteld dat het indienen van een aanvraag niet zinvol is, kan een aanvraag worden ingediend. Het staat de verzoeker immers altijd vrij een aanvraag in te dienen. Op grond van artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een aanvraag schriftelijk te worden ingediend. De aanvraag dient te worden ondertekend en bevat ten minste

  • -

    de naam en het adres van de aanvrager;

  • -

    de dagtekening; en

  • -

    een aanduiding van het besluit dat wordt gevraagd.

De verzoeker moet bij zijn aanvraag alle gegevens en bescheiden overleggen die voor de beslissing nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De aanvraag moet, mits aan de bovengenoemde voorwaarden is voldaan, binnen de wettelijke afhandelingstermijn van 8 weken (art. 4:13 lid 2 Awb) worden afgehandeld.

Artikel 4 aanbod van schuldhulpverlening

Wanneer het college overgaat tot het aanbieden van schuldhulpverlening, kunnen diverse producten worden ingezet. Elk aanbod is maatwerk. Dit gebeurt door een beoordeling te maken van de schuldensituatie en door het beoordelen van de persoon van de verzoeker. In aansluiting op het door het kabinet geformuleerde uitgangspunt ‘meer selectieve en gerichte toepassing van schuldhulpverlening en nazorg’ zal realistisch gekeken worden naar de ‘regelbaarheid’ van het schuldenpakket en de ‘regelbaarheid’ van de verzoeker. Bij de beoordeling worden onder andere de volgende factoren betrokken:

  • -

    de mate van zelfredzaamheid van de verzoeker;

  • -

    de motivatie en vaardigheden van de verzoeker;

  • -

    de aanwezigheid van psychosociale problematiek en/of de aanwezigheid van verstandelijke of lichamelijke beperkingen;

  • -

    de hoogte van het schuldenpakket;

  • -

    het soort schulden; en

  • -

    het aantal schuldeisers.

Het aanbieden van integrale schuldhulpverlening staat voorop: er wordt niet alleen gewerkt aan het oplossen van het schuldenprobleem, maar ook aan de onderliggende oorzaak/oorzaken van de schulden. Schulden mogen geen belemmering vormen voor participatie. Onze dienstverlening is er daarom op gericht de financiële zelfredzaamheid en de participatie van onze inwoners zoveel mogelijk te vergroten.

Artikel 5 verplichtingen

In artikel 6 van de Wgs is een inlichtingenplicht opgenomen voor de verzoeker, die een beroep doet op schuldhulpverlening. Deze verplichting is letterlijk overgenomen in het eerste lid van dit artikel.

Naast de in het eerste lid genoemde inlichtingenplicht, dient de verzoeker alle medewerking te verlenen die nodig is voor de uitvoering van de wet. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 7 van de Wgs.

De in het tweede lid onder a tot en met f genoemde lijst verplichtingen zijn niet limitatief. Afhankelijk van het product en de situatie van de verzoeker kunnen aanvullende verplichtingen gelden. In ieder geval wordt van de verzoeker verwacht dat hij op afspraken verschijnt wanneer hij wordt uitgenodigd, gedurende het traject geen nieuwe schulden aangaat en deelneemt aan een cursus gericht op het voorkomen van (nieuwe) schulden wanneer dit noodzakelijk wordt geacht.

De verzoeker dient zich daarnaast in ieder geval naar vermogen in te spannen om zijn inkomen te verruimen. Onder deze verplichting valt het, in geval van werkloosheid of parttime werk, het aanvaarden van iedere vorm van algemeen geaccepteerde arbeid. Verzoeker moet dan ook actief solliciteren en moet dit op verzoek ook kunnen aantonen. Het gaat hierbij om een inspanningsverplichting.

Met zowel de inlichtingenplicht als de verplichting mee te werken, wordt een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de verzoeker.

Het niet of in onvoldoende mate nakomen van verplichtingen kan leiden tot het weigeren of beëindigen van het schuldhulpverleningsaanbod. Een dergelijk besluit zal, gezien de verstrekkende gevolgen, niet lichtzinnig genomen worden. In voorkomende gevallen waartoe tot weigering of beëindigen wordt besloten, wordt de verzoeker een maal een hersteltermijn geboden, waarin alsnog informatie kan worden verstrekt en/of de gevraagde medewerking kan worden verleend. De duur van de hersteltermijn die geboden wordt is afhankelijk van de gevraagde gegevens en/of de gevraagde medewerking.

In het derde lid van dit artikel is uitdrukkelijk opgenomen dat de inlichtingenplicht en de medewerkingsplicht gelden vanaf het moment dat een verzoek wordt gedaan tot schuldhulpverlening tot en met het moment dat het schuldhulpverleningstraject wordt afgesloten.

Artikel 6 weigeren van schuldhulpverlening

In dit artikel is aangegeven in welke situaties of op welke gronden het college het verzoek of de aanvraag schuldhulpverlening kan weigeren.

Niet voldoen aan verplichtingen

Zoals ook beschreven bij de toelichting op het voorgaande artikel, is het de eigen verantwoordelijkheid van de verzoeker om op afspraken te verschijnen, tijdig de benodigde gegevens in te leveren of mee te werken aan het traject. Wanneer onvoldoende aan deze verplichtingen wordt voldaan, kan het college het verzoek of de aanvraag om schuldhulpverlening weigeren. De daarbij gestelde hersteltermijnen dienen redelijk te zijn. Over het algemeen is twee weken voldoende, maar de redelijkheid van de termijn hangt af van het type verplichting. Na verzuim wordt in ieder geval altijd minstens één hersteltermijn geboden.

Motivatie

Goede motivatie is naast het nemen van eigen verantwoordelijkheid, cruciaal in het doen slagen van de schuldhulpverlening. Daarom kan het college de aanvraag schuldhulpverlening weigeren, wanneer de verzoeker zich in de ogen van het college voor de schuldhulpverlening benodigde (flankerende) hulpverlening niet zoekt of aanvaart. Een van de hoofdpunten van integrale schuldhulpverlening is immers dat ook de onderliggende oorzaak van de financiële problemen wordt aangepakt. Zonder deze (flankerende) hulp is de kans dat het traject mislukt groot en is maatschappelijke investering in het traject ongewenst.

Geen stabiele woon- of leefsituatie

Een langdurig traject zoals een schuldbemiddelingstraject of het maken van betalingsregelingen is niet zinvol wanneer er geen stabiele woon- of leefsituatie is en er ook geen uitzicht is op verandering binnen drie maanden. Het risico op nieuwe schulden, voortijdige uitval of achteruitgang in inkomsten is in dergelijke gevallen te groot. In eerste instantie ligt de verantwoordelijkheid voor het stabiel krijgen van de woon- en leefsituatie bij de verzoeker. Wel kan in het indicatiegesprek advies gegeven worden over de stappen die de verzoeker kan nemen om zijn situatie te veranderen.

Eerder een schuldhulpverleningstraject doorlopen

Wanneer iemand in een voorliggende periode al een keer een schuldhulpverleningstraject, al dan niet succesvol, doorlopen heeft en zich opnieuw voor schuldhulp meldt, kan dit een reden zijn het aanbod te weigeren. In principe is een schuldhulpverleningstraject een voorziening waar men eenmalig gebruik van kan maken. Het is immers de bedoeling dat iemand na afronding van een traject weer schuldenvrij en financieel zelfredzaam is. Toch komt het voor dat iemand, om wat voor reden dan ook, na een eerder traject opnieuw in de schulden geraakt en zich nogmaals meldt voor hulp. De redenen om iemand (tijdelijk) uit te sluiten van schuldhulp zijn onder andere gelegen in het feit dat schuldeisers na een afgerond traject niet snel geneigd zijn opnieuw hun medewerking te verlenen aan een minnelijk en/of wettelijk traject. Daarnaast zijn de middelen die beschikbaar zijn voor de schuldhulpverlening niet onuitputtelijk.

Er is bewust onderscheid gemaakt in de duur van uitsluiting tussen het minnelijke en het wettelijke schuldtraject. De WSNP is het laatste middel wat ingezet kan worden om schuldenvrij te geraken. Om in aanmerking te komen voor de WSNP dient eerst een minnelijk traject te zijn doorlopen, welke niet succesvol kan worden afgerond. Na een eerder doorlopen WSNP-traject komt iemand de eerste tien jaar niet opnieuw in aanmerking voor het een WSNP- traject. Een eventueel nieuw minnelijk traject opstarten kan wel eerder. Er zijn echter schuldeisers, zoals de Belastingdienst, die in de tien jaar volgend op het eerste WSNP-traject niet meewerken aan het tot stand brengen van een schuldregeling.

De kans op het opnieuw slagen van schuldbemiddeling na een eerder minnelijk traject is groter dan na een WSNP-traject. Vandaar dat de gestelde termijn waarna men na een eerder minnelijk traject opnieuw voor hulp in aanmerking komt, korter is.

Fraude

Fraude moet bestreden en ontmoedigd worden. Dit komt ook naar voren in de gemeentelijke schuldhulpverlening. Onder fraude wordt verstaan: ‘een opzettelijk handelen of nalaten waarbij misleiding wordt gebruikt om een wederrechtelijk voordeel te behalen ten koste van een bestuursorgaan’. Wanneer een door fraude ontstane schuld en/of wegens fraude opgelegde boete uitmaakt van het schuldenpakket waarvoor schuldhulpverlening wordt aangevraagd, kan dit een reden zijn de schuldhulpverlening te weigeren. Het moet in voorkomende gevallen gaan om een veroordeling, een fraudeschuld en/of een bestuurlijke sanctie die onherroepelijk is. Als de fraudeschuld en de bijbehorende boete al zijn afgelost, is dit geen reden het verzoek of de aanvraag af te wijzen.

Lopende scheidingsprocedure

Bij lopende echtscheidingsprocedures is over het algemeen sprake van een onduidelijke inkomens- en schuldensituatie. Zo lang de echtscheiding nog niet ingeschreven staat in de BRP, is een minnelijke schuldregeling nog niet mogelijk, omdat dan de definitieve schuldenlast nog niet bekend is. Het aanbieden van adviesgesprekken en/of budgetbeheer ter stabilisatie van de schulden is wel mogelijk.

Woning in verkoop

Wanneer de woning van de verzoeker nog in de verkoop staat, is de definitieve schuldenlast (nog) niet vast te stellen. Het opstarten van een minnelijke schuldregeling is dan nog niet mogelijk. In dergelijke gevallen kan wel een adviesgesprek en/of budgetbeheer ter stabilisatie van de schulden worden ingezet.

Regelbaarheid schulden

Een schuldregeling kan niet worden opgestart wanneer er sprake is van een niet-saneerbare schuld. Dit betreft bijvoorbeeld schulden bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) die te maken hebben met vergoedingen aan slachtoffers van misdrijven (zogenaamde Terwee-zaken). Hetzelfde geldt voor vorderingen van het CJIB zoals verkeersboetes (zgn. Mulderzaken) en strafrechtboetes (zgn. Strabiszaken) die zouden verjaren tijdens de termijn van de schuldenregeling. Het CJIB zal alleen meewerken aan minnelijke schuldregelingen wanneer deze schulden 100% worden afgelost. Lukt dit niet binnen de termijn van het minnelijke traject, dan moet de schuldenaar het restant na afloop van het traject alsnog betalen.

Zelfstandige

Gevestigde zelfstandigen dienen gebruik te maken van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). Dit is een voorliggende voorziening. In het kader van de Bbz wordt de levensvatbaarheid van de onderneming onderzocht. In het geval van levensvatbaarheid wordt veelal besloten tot het verstrekken van (extra) bedrijfskapitaal, waarmee schulden worden geherfinancierd. Indien de onderneming niet levensvatbaar is, zal de zelfstandige vaak geen andere mogelijkheid hebben dan het bedrijf te beëindigen. Na het feitelijk stoppen met de onderneming en uitschrijving uit de Kamer van Koophandel, kan de ex-zelfstandige zich opnieuw bij de gemeente melden voor schuldhulpverlening.

Bij weigering van een aanbod schuldhulpverlening ontvangt de verzoeker advies hoe verder te handelen en wordt hij/zij, indien mogelijk, doorverwezen naar andere hulpverlening.

Artikel 7 beëindiginggronden

In dit artikel is geregeld in welke gevallen het college de schuldhulpverlening kan beëindigen. Het kan gaan om de situatie dat de verzoeker niet of in onvoldoende mate heeft voldaan aan de in artikel 5 genoemde verplichtingen. Ook wanneer de verzoeker tot twee maal toe zonder bericht van verhindering vooraf niet verschijnt op een afspraak, kan de hulpverlening worden gestaakt. Hieronder volgt een korte toelichting op de andere genoemde redenen voor beëindiging:

Minnelijk traject niet geslaagd en WSNP niet mogelijk

Het kan zijn dat niet alle schuldeisers akkoord gaan met het voorstel wat gedaan wordt in het kader van een minnelijk traject. Er is dus geen schuldbemiddeling tot stand gekomen. In dergelijke gevallen resteert de WSNP. Er zijn echter gevallen denkbaar waarbij dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat iemand in de voorafgaande tien jaar al een WSNP-traject doorlopen heeft. Het college beëindigt in dergelijke gevallen de schuldhulpverlening.

WSNP-verklaring afgegeven

Zodra de gemeente de WSNP-verklaring heeft afgegeven, is het traject bij de gemeente afgerond en volgt beëindiging.

Aanbod gedaan op onjuiste of onvolledige gegevens

Het kan voorkomen dat een aanbod schuldhulpverlening is gedaan op onjuiste of onvolledige gegevens. Aan de hand van de juiste gegevens wordt in dergelijke situaties achteraf beoordeeld of het aanbod terecht is geweest. Indien dit niet het geval is, volgt beëindiging.

Overlijden

Bij het overlijden van de verzoeker wordt het traject beëindigd.

Verhuizing

De schuldhulpverlening staat open voor de inwoners van Midden-Delfland. Bij verhuizing naar een andere gemeente ligt het aan de fase waarin het traject zich bevindt, of deze wordt beëindigd. In de indicatiefase (de fase waarin de schulden worden geïnventariseerd), vindt beëindiging en overdracht van het traject plaats. Ook wanneer de schuldregeling ‘rond’ is vindt overdracht plaats.

In de fase waarin de feitelijke schuldbemiddeling plaatsvindt, wordt dit eerst afgerond, waarna het traject wordt overgedragen na overleg met de gemeente waar de verzoeker naar toe verhuist.

Misdraging

Agressie, fysiek of verbaal, tegen medewerkers die belast zijn met de uitvoering van schuldhulpverlening is onacceptabel. Dit is de reden dat de schuldhulpverlening na misdraging van de verzoeker kan worden beëindigd. Belangrijk criterium voor het al dan niet beëindigen van de schuldhulpverlening is de vraag of de gedraging dermate ernstig is dat aangifte gedaan moet worden conform het Agressieprotocol gemeente Midden-Delfland.

Zelf in staat schulden te regelen

Na het doen van het aanbod kan blijken dat de verzoeker alsnog is staat wordt geacht zelf of met behulp van zijn omgeving zijn schulden te regelen. Dit kan aanleiding zijn het schuldhulpverleningstraject te beëindigen.

Niet langer passend

Er zijn situaties denkbaar waardoor het traject niet langer passend is. De verzoeker ontvangt bijvoorbeeld een erfenis of wint een loterij.

Geen/te weinig inspanningen leveren

Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de verzoeker zich tot het uiterste in te spannen om de aan de schulden ten grondslag liggende oorzaken op te lossen. Hieronder valt ook het gebruik maken van mogelijke hulpverlening door de verzoeker. Indien de verzoeker zich hiertoe niet naar vermogen inspant, wordt de schuldhulpverlening beëindigd. De maatschappelijke investering in de schuldhulpverlening is dan onverantwoord, omdat het traject nauwelijks kans van slagen heeft.

Op eigen verzoek

Indien verzoeker verzoekt om beëindiging van het traject, volgt beëindiging.

Traject is geslaagd

Indien het minnelijke traject doorlopen is en geslaagd is, wordt het schuldhulpverleningstraject beëindigd.

Artikel 8 recidive

De recidivebepaling is een belangrijke schakel in het toelatingsbeleid van de gemeente. In deze bepaling komt de eigen verantwoordelijkheid van de burger tot uiting. De gedachte is dat het ontstaan van een schuldsituatie niet verwijtbaar hoeft te zijn. Daarom staat de schuldhulpverlening bij Midden-Delfland open voor iedereen, die voldoet aan de in artikel 2 genoemde doelgroepen. Maar als iemand al eerder gebruik heeft gemaakt van de schuldhulpverlening door de gemeente of in de verzoek- of aanvraagperiode niet aan verplichtingen heeft voldaan, is het niet vanzelfsprekend dat de toegangspoort direct weer openstaat. Daarom kan het college een aanbod schuldhulpverlening weigeren wanneer iemand zich binnen een bepaalde tijd opnieuw meldt.

Er is sprake van recidive als eerder sprake is geweest van:

  • -

    gemeentelijke schuldhulpverlening; of

  • -

    een traject in het kader van de WSNP; of

  • -

    weigering van een aanbod gemeentelijke schuldhulpverlening omdat in de verzoek- of aanvraagperiode niet aan verplichtingen is voldaan.

Hierbij gaat het niet alleen over aangeboden schuldhulpverlening in de gemeente Midden-Delfland, maar ook door schuldhulpverlening door andere gemeenten.

De termijnen van uitsluiting worden bepaald door de eerdere reden van beëindigen of weigeren. Indien bij de weigering of beëindiging van de schuldhulpverlening iedere verwijtbaarheid ontbrak, kan een verzoek of aanvraag niet op dit artikel worden geweigerd. Zowel de individuele situatie alsmede de verwijtbaarheid van de gedragingen dient bij het beoordelingsproces te worden betrokken.

In geval van een acute noodsituatie, waarbij het weigeren van een aanbod schuldhulpverlening leidt tot ernstig en direct leed van de verzoeker en/of zijn kinderen en er geen alternatieve oplossing voor handen is binnen het eigen sociale netwerk, kan besloten worden alsnog een aanbod schuldhulpverlening te doen. Gedacht kan worden aan een woningontruiming van een gezin met jonge kinderen dat geen beroep kan doen op het eigen netwerk, waardoor dakloosheid dreigt.

Dit recidivebeleid is van belang in verband met het gegeven dat er geen onbeperkte middelen beschikbaar zijn voor schuldhulpverlening. De vraag naar schuldhulpverlening neemt toe in een tijd dat de hiervoor beschikbare budgetten afnemen. Zaak is dat grenzen worden gesteld aan de inzet van middelen. Een rechtvaardig recidivebeleid draagt hiertoe bij.

Artikel 9 hardheidsclausule

In bijzondere gevallen kan het college ten gunste van de verzoeker afwijken van de bepalingen uit deze beleidsregels, maar niet van de in de wet zelf genoemde bepalingen. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit alleen in bijzondere, zeer dringende, gevallen kan. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet worden beschouwd als uitzondering, en niet als regel. In verband met precedentwerking moet dan ook duidelijk worden gerapporteerd waarom in een bepaalde situatie afwijkend van de beleidsregels wordt beslist.

Artikel 10

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 11

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Aldus vastgesteld bij besluit d.d. 17 januari 2017.

De gemeentesecretaris, De burgemeester,

M.A.I. Born A.J. Rodenburg