Omgevingsbeleidsplan

Geldend van 24-04-2017 t/m heden

Intitulé

Omgevingsbeleidsplan

Gemeente Midden-Delfland - Omgevingsbeleidsplan

Hoofdstuk 1 Waarom dit beleidsplan?

1.1 De aanleiding

De gemeente Midden-Delfland hecht er veel waarde aan, dat het verlenen van vergunningen en het houden van toezicht en handhaving op een professionele en transparante manier gebeurd en gebaseerd is op actuele ontwikkelingen.

Professioneel in de zin dat de organisatie voldoet aan landelijke kwaliteitscriteria die voor de uitvoering van deze taken zijn opgesteld.

Transparant in de zin dat het voor burgers en bedrijven helder is waarom vergunningen noodzakelijk zijn en waarom bij geconstateerde overtredingen op een bepaalde manier wordt gehandeld.

Actueel in de zin dat het beleid wordt aangepast indien uit de jaarlijkse evaluaties blijkt dat beleidsaanpassingen noodzakelijk zijn of indien er zich relevante lokale of nationale ontwikkelingen hebben voorgedaan.

Bij het opstellen van dit plan wordt grotendeels teruggevallen op het beleid dat er momenteel binnen de gemeente is voor toezicht en handhaving . De daarin opgenomen visie en uitgangspunten zijn de afgelopen jaren namelijk nauwelijks gewijzigd en komen daarom terug in dit plan.

1.2 Wat wordt met het plan beoogd?

Het plan geeft de gemeentelijke kaders aan die worden toegepast om de uitvoering van de VTH-(Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving) taken naar een adequaat niveau te brengen en te houden. Het beschrijft de keuzes die de gemeente maakt bij de effectuering van haar VTH-taken. De uitwerking van de in dit plan beschreven keuzes komen terug in het uitvoeringsprogramma.

Het richt zich op de VTH-taken in het fysieke domein zoals bouwen, milieu en ruimtelijke ordening waarbij met name aandacht wordt besteed aan bouw en ruimtelijke ordening. De uitvoering van de milieutaken is opgedragen aan de omgevingsdienst Haaglanden (ODH) en voor de uitvoering van de milieutaken wordt aangesloten bij de werkwijze van deze dienst.

Het plan maakt onderdeel uit van de beleidscyclus zoals wettelijk vastgelegd in het Besluit omgevingsrecht (BOR) en legt een relatie met landelijke kwaliteitscriteria. In het BOR staan minimumeisen waaraan elke professionele VTH-organisatie moet voldoen. Deze eisen hebben tot doel de uitvoering van de VTH-taken op een adequate, herkenbare en structurele wijze te laten verlopen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een procesmodel waarmee een logische aaneenschakeling tot stand wordt gebracht van diverse bestuurlijke en uitvoerende werkprocessen. Dit procesmodel is, naar zijn vorm, bekend geworden onder de benaming ‘Big 8’.

Het omgevingsbeleidsplan is binnen deze cyclus het strategisch beleidskader. Het jaarlijkse uitvoeringsprogramma dat op basis van het beleidsplan wordt opgesteld fungeert als het operationeel beleidskader.

Zie afbeelding in de bijlage (PDF-versie van het Omgevingsplan)

1.3 Reikwijdte van het plan

Het plan richt zich op de VTH-taken die in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), Algemene Plaatselijke Verordening en Drank- en Horecawet worden uitgevoerd. De laatste twee regelingen voor zover zij een directe relatie hebben met de VTH-taken uit de WABO. De overige zaken die verband houden met de APV en de Drank- en Horecawet behoren tot het domein van veiligheid en vallen buiten de scope van dit beleidsplan.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk, wordt in hoofdstuk 2 stilgestaan bij de missie en visie van de gemeente Midden-Delfland op het vlak van vergunningverlening, toezicht en handhaving beschreven. Wat vindt Midden-Delfland belangrijk en hoe uit zich dat in de uitvoering van de VTH-taken. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de vergunningverlening en de uitgangspunten die de gemeente daar bij hanteert. Wat vinden we belangrijk om toezicht op te houden en te handhaven in Midden-Delfland? Deze vraag komt aan de orde in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 beschrijft de verschillende strategieën waarmee Midden-Delfland de naleving van de gestelde handhavingsdoelen wil bewerkstelligen. In hoofdstuk 6 komt aan de orde wat de gemeente Midden-Delfland doet om ervoor te zorgen dat het beleid dat beschreven is in deze nota wordt uitgevoerd, gemonitord en eventueel wordt bijgesteld, en hoe het college van burgemeester en wethouders de gemeenteraad hierover informeert.

Hoofdstuk 2 Waar gaat Midden-Delfland voor?

2.1 Inleiding

De gemeente Midden-Delfland heeft in diverse beleidsplannen en programma’s beschreven waar de gemeente voor staat en waar ze de komende periode voor wil gaan . In dit hoofdstuk worden de missie en visie van de gemeente Midden-Delfland op het vlak van vergunningverlening, toezicht en handhaving beschreven. Wat vindt Midden-Delfland belangrijk en hoe uit zich dat in de uitvoering van de VTH-taken? Deze vragen worden beantwoord door een typering van de gemeente te geven, de visie van het bestuur op de uitvoering van de VTH-taken te schetsen en landelijke en regionale ontwikkelingen te benoemen. Vervolgens worden de belangrijkste problemen en risico’s in de gemeente beschreven en de doelstellingen en prioriteiten die daaruit voortkomen opgesomd. Tot slot worden de partners beschreven waar de gemeente mee samenwerkt in het kader van de uitoefening van haar VTH-taken.

2.2 Midden-Delfland in vogelvlucht

Groene gemeente in de Randstad

De gemeente Midden-Delfland bestaat uit de dorpen Den Hoorn, Maasland en Schipluiden en de buurtschappen 't Woudt en de Zweth. Het ligt als een oase van rust, ruimte en ‘boerenleven’ tussen de stedelijke concentraties van Rotterdam, Delft, Westland, Vlaardingen en Maassluis.

Een voorname uitdaging is om het landschap dat in eeuwen is opgebouwd goed te beheren. Daarbij wordt ingezet op een duurzame toekomst. Als het aan de gemeente ligt, is in de toekomst vooral een belangrijke rol weggelegd voor recreatie en toerisme. Ook is er een duurzame toekomst voor de (melk)veehouderij en de glastuinbouw.

Het imago van Midden-Delfland sluit aan bij de internationale Cittaslow beweging. Cittaslow richt zich op duurzaamheid en kwaliteit. De inwoners en de stedelingen ervaren de sfeer als rustgevend en aangenaam. De gebieden in Midden-Delfland zijn van de hoogste kwaliteit.

Het gebied is duurzaam ingericht en wordt mede door boeren beheerd. De natuur en het landschap zijn maximaal beschermd en goed toegankelijk. De cultuurhistorie is alom aanwezig en zichtbaar. De zorg voor het landschap en de dorpen is direct herkenbaar.

De gemeente dichtbij

Midden-Delfland wil initiatieven mogelijk maken en stimuleren. De gemeente faciliteert het bedrijfsleven door efficiënte gemeentelijke regelgeving en het actief informeren naar welke vorm van ondersteuning het bedrijfsleven behoefte heeft.

De gemeente vervult een faciliterende rol. De bestuurlijke cultuur is er één van ‘ja, mits’. Er wordt vanuit de wensen van de bewoners/burgers/bedrijven gedacht. Ontwikkelingen moeten mogelijk worden gemaakt, maatwerk moet geleverd kunnen worden. De ambtelijke organisatie weet wat de behoefte is vanuit de samenleving, treedt met een positieve grondhouding initiatieven tegemoet en geeft invulling aan maatschappelijke participatie.

2.3 Visie en uitgangspunten voor vergunningverlening, toezicht en handhaving

De gemeente Midden-Delfland faciliteert activiteiten van burgers en bedrijven en levert een bijdrage aan het in standhouden en versterken van Midden-Delfland als open en groen gebied voor rust, ruimte, recreatie, leefbaarheid en veiligheid. Vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn instrumenten die worden gebruikt voor het maken van een adequate afweging tussen de individuele wens en het algemeen belang. De toepassing hiervan is niet rigide maar flexibel en geschiedt met inachtneming van onderstaande uitgangspunten.

Van handhaven naar preventie

De gemeente faciliteert het uitvoeren van oplossingen door belanghebbenden. De gemeente gebruikt onder meer haar website, folders en brochures om inwoners en bedrijven te informeren over regels, procedures, aanvragen, kansen en mogelijkheden. De gemeente gaat met initiatiefnemers in overleg om vooraf de (on)mogelijkheden te bespreken. De gemeente stelt kaders en ondersteunt en voert minder zelf uit. Er blijft bij burgers en bedrijven een eigen verantwoordelijkheid om op de hoogte te zijn van wet- en regelgeving.

Eigen verantwoordelijkheid binnen duidelijke grenzen

Indien het vertrouwen door burgers of bedrijven wordt geschaad, dan neemt de gemeente Midden-Delfland haar verantwoordelijkheid voor toezicht en handhaving. Voor de uitvoering van de VTH-taken betekent dit dat veiligheid een hoge prioriteit heeft bij zowel de toetsing van de aanvragen als bij de controles. De gemeente stelt in vergunningen voorwaarden die de veiligheid borgen en ziet toe op naleving van deze voorwaarden.

Verschil kan en mag er zijn

Wet- en regelgeving zijn leidend in de afweging van het al dan niet verlenen van een vergunning, het houden van toezicht of het toepassen van een sanctie. Situationele omstandigheden kunnen echter leiden tot een andere gemotiveerde afweging.

Door te differentiëren biedt de gemeente ruimte om de eigen verantwoordelijkheid te nemen.

Afwijken van beleid bij calamiteiten

Van het gestelde in dit beleidsplan kan worden afgeweken bij ernstige incidenten en calamiteiten waarbij het handelen gericht is op het beperken, verminderen of stoppen van het incident of de calamiteit.

Integraal opereren en samenwerken

Bij de uitvoering van de VTH-taken trekt de gemeente zonodig gezamenlijk op en maakt ze gebruik van anderen zoals omgevingsdienst Haaglanden, Veiligheidsregio Haaglanden, provincie Zuid-Holland, Hoogheemraadschap van Delfland, politie en openbaar ministerie en gespecialiseerde marktpartijen. Voor milieu wordt gebruik gemaakt van de kennis en expertise bij de Omgevingsdienst Haaglanden. Voor brandveiligheid van de regionale brandweer en voor overige bouwtaken vindt uitwisseling van kennis en expertise plaats tussen de gemeenten in de regio.

2.4 Landelijke en regionale ontwikkelingen

Een aantal landelijke en regionale ontwikkelingen zijn in de nabije toekomst van invloed op de wijze waarop de gemeente uitvoering geeft aan vergunningverlening, toezicht en handhaving. Hieronder wordt op deze ontwikkelingen ingegaan waarbij een schets wordt gegeven van de gevolgen voor de gemeente Midden-Delfland.

De Wet VTH

De Wet VTH richt zich op het optimaliseren van de kwaliteit van uitvoering van de VTH-taken. De wet verplicht de gemeente om een ‘kwaliteitsverordening’ op te stellen die in ieder geval ingaat op de VTH-uitvoering van de milieutaken. Ook voor de andere Wabo-taken zoals bouw en RO dient de gemeente haar kwaliteit te benoemen en te borgen. Dit kan de gemeente doen door de verordening die voor milieutaken wordt opgesteld te verbreden met andere taken of door kwaliteit in beleidsnota’s op te nemen.

Private kwaliteitsborging

Er is een trend om de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van initiatieven bij de initiatiefnemer te leggen. Gecertificeerde marktpartijen gaan binnen de planperiode de rol van de overheid overnemen om aanvragen te toetsen en toezicht uit te voeren op basis van het bouwbesluit. Afhankelijk van de snelheid waarmee marktpartijen gecertificeerd worden en initiatiefnemers gebruik gaan maken van de private bouwplantoets, wordt de gemeentelijke rol bij de toetsing en het toezicht van het bouwbesluit bij nieuwbouw minder. Wij monitoren deze ontwikkelingen.

Omgevingswet

In 2018 is de Omgevingswet voorzien die het omgevingsrecht vereenvoudigt en harmoniseert. Aanvragen en handhavingskwesties worden hierdoor eenvoudiger. Het kan de gemeente en de initiatiefnemer veel werk besparen. Ook deze ontwikkeling wordt nauwlettend gevolgd en de consequenties voor de gemeente worden in beeld gebracht.

Algemene regels vervangen vergunningen

Veel activiteiten zijn of worden vergunningsvrij of kunnen worden gerealiseerd met een melding, waaraan algemene regels zijn verbonden. Aangezien wel algemene regels gelden (vergunningvrij is niet regelvrij), is toezicht noodzakelijk. Bovendien worden activiteiten gerealiseerd zonder vergunning en/of melding, waarbij tijdens of na de realisatie blijkt dat wel een vergunning of melding noodzakelijk was. In deze situaties moet een afweging gemaakt worden tussen legaliseren (het alsnog verlenen van een passende vergunning), handhaven of gedogen. Zo’n reparatieslag kost veel capaciteit.

Landelijke VTH-strategieën

Om de uitvoering van de VTH-taken te optimaliseren zijn of worden landelijk strategieën ontwikkeld die een uitwerking geven aan de wijze waarop in bepaalde situaties gehandeld dient te worden. De strategie voor handhaving is gereed en aan die voor vergunningverlening en toezicht wordt nog gewerkt. In dit plan is de landelijk handhavingsstrategie als uitgangspunt genomen.

2.5 Doelstellingen en prioriteitstelling

In de vorige paragrafen is beschreven wat de gemeente Midden-Delfland beoogt te bereiken met de uitoefening van haar VTH-taken. In deze paragraaf worden deze visie en uitgangspunten nader geconcretiseerd in een aantal doelstellingen zodat deze praktisch hanteerbaar worden en als basis kunnen dienen voor het uitvoeringsprogramma.

Instandhouden en versterken leefomgeving Midden-Delfland

De gemeente Midden-Delfland draagt nu en in de toekomst door een adequate, professionele en transparante wijze van vergunningverlening, toezicht en handhaving bij aan het in standhouden en versterken van Midden-Delfland als open en groen gebied voor rust, ruimte, recreatie, leefbaarheid en veiligheid.

Vergunningverlening geschiedt tijdig en professioneel

De gemeente Midden-Delfland levert tijdig vergunningen en maatwerk van professionele kwaliteit op basis van een zorgvuldige en transparante afweging van belangen met als resultaat het leveren van een bijdrage aan de instandhouding en versterken van de leefomgeving van Midden-Delfland.

De gemeente Midden-Delfland redeneert daarbij primair vanuit mogelijkheden zonder dat publieke belangen worden geschaad.

Toezicht gericht op bewustwording

Het toezicht van de gemeente Midden-Delfland is erop gericht om bewustwording van de geldende regelgeving te realiseren met als effect een verhoogde mate van naleving van de regels en vermindering van het aantal incidenten, klachten en handhavingsverzoeken.

Handhaving gericht op verhogen en verbeteren veiligheid

De gemeente Midden-Delfland handhaaft op een open, eenduidige en consequente manier en zorgt daarmee voor een verhoogd gevoel van veiligheid bij de burger, een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en versterking van het vertrouwen in de overheid bij de uitvoering van haar taken.

2.6 Samenwerkingspartners

Een van de belemmeringen voor een effectieve en efficiënte handhaving is de versnippering van de uitvoering welke onder meer gepaard gaat met vrijblijvendheid in samenwerking tussen handhavingspartners. Hierdoor is het moeilijk, zo niet onmogelijk, om problemen aan te pakken die de jurisdicties van afzonderlijke besturen overschrijden, met name mobiele en ketenactiviteiten.

Voor de realisatie van onze doelstellingen is de gemeente mede afhankelijk van andere partijen. Hieronder wordt kort stilgestaan bij de partijen waar het meest intensief mee wordt opgetrokken en wordt aangegeven hoe de samenwerking wordt gestructureerd.

Omgevingsdienst Haaglanden

In 2013 is de omgevingsdienst Haaglanden (ODH) van start gegaan. De ODH voert namens Midden-Delfland de zogenaamde basistaken (voornamelijk vergunningen, meldingen, toezicht en handhaving van inrichtingen Wet milieubeheer) uit. Voor de uitvoering van deze taken haakt de gemeente Midden-Delfland aan bij het ‘Werkplan Midden-Delfland’ dat jaarlijks door de ODH wordt opgesteld.

De ODH rapporteert aan de gemeente over de door haar uitgevoerde activiteiten. De gemeente is het loket voor milieuaanvragen en meldingen Activiteitenbesluit. Klachten over milieu (geluidhinder, geurhinder, bodemverontreiniging etc.) kunnen zowel bij de gemeente als de ODH worden ingediend. In geval van geluidsoverlast bij evenementen zullen er metingen plaatsvinden en over de uitkomsten zal nader overleg worden gevoerd met de organisatoren van het evenement. Klachten als gevolg van een bedrijf worden doorgestuurd en afgehandeld door de ODH. Andere milieuklachten (veelal van en over particulieren en meldingen openbare ruimte) doet de gemeente zelf af. In geval van gecombineerde aanvragen (bijvoorbeeld bouwen en milieu) vindt de vergunningverlening ook door de gemeente plaats. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de expertise van de ODH voor het milieugedeelte van de omgevingsvergunning.

Er is 5 maal per jaar een zogenaamd VTH-overleg met de ODH. Dit is een ambtelijk overleg tussen de ODH, regiogemeenten en provincie waarin de bedrijfsvoering van de ODH wordt afgestemd met de partners. Dit varieert van het opstellen van bijvoorbeeld het dwangsomprotocol tot het behandelen van stukken voor het managementoverleg. Dit managementoverleg is eveneens 5 maal per jaar en staat in het teken van het voorbereiden van de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur van de ODH. Tot slot is er 2 a 3 maal per jaar het accountoverleg. Dit is een overleg tussen accounthouder van Midden-Delfland/afdelingshoofd en de afdelingshoofden van de ODH (vergunningen en toezicht). Besproken wordt vooral de voortgang van het uitvoeringsprogramma en eventuele knelpunten in de uitvoering (bijvoorbeeld capaciteit) of politiek gevoelige zaken.

Veiligheidsregio Haaglanden

In 2011 is de Veiligheidsregio Haaglanden opgericht waarin onder meer de regionale brandweer is ondergebracht. De brandweer heeft een adviserende functie bij vergunningverlening op het vlak van brandpreventie en externe veiligheid en houdt daarnaast toezicht bij bedrijven en instellingen op het naleven van brandpreventieve voorschriften. Met de regionale brandweer is eens in de zes weken een stafoverleg veiligheid over lopende en nieuwe zaken, zonodig ook op het vlak van Vergunningverlening, toezicht en handhaving.

Politie en Openbaar ministerie

Bij de uitvoering van de VTH-taken zal de gemeente bij geconstateerde overtredingen over het algemeen kiezen voor handhavingsinstrumenten uit het bestuursrecht (zie paragraaf 5.5). In uitzonderingsgevallen wordt, zonodig in overleg met het OM, gekozen voor de inzet van het strafrecht.

Er is wekelijks stafoverleg met de politie. Dit overleg staat in het teken van de handhaving van de openbare orde en veiligheid, maar indien nodig kunnen hier ook zaken worden besproken die Wabo-gerelateerd zijn.

Met het openbaar ministerie is er 6 maal per jaar het zogenaamde driehoeksoverleg tussen gemeente (burgemeester), politie en OM. Ook dit overleg staat in het teken van de handhaving van de openbare orde en veiligheid. Ook hier kunnen echter zonodig Wabo-zaken aan de orde worden gesteld. Als dat nodig is kan er incidenteel een extra driehoeksoverleg worden belegd.

Daarnaast is er nog op ad-hoc basis overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland, de provincie Zuid-Holland, omringende gemeenten, Groenservice Zuid-Holland, Voedsel en Warenautoriteit, Arbeidsinspectie en Natuurmonumenten.

Hoofdstuk 3 Het instrument vergunningverlening

3.1 Inleiding

Er is landelijk de laatste jaren veel veranderd op het gebied van regulering c.q.

vergunningverlening. Dit is ingegeven door het rijksbeleid gericht op de vermindering van regeldruk en de verbetering van dienstverlening aan burgers en ondernemers. Belangrijke veranderingen zijn de invoering van de omgevingsvergunning en diverse trajecten gericht op het vereenvoudigen van regels en verminderen van administratieve lasten bij het aanvragen van vergunningen. Recentelijk zijn daarbij landelijke kwaliteitscriteria bijgekomen die van gemeenten inspanningen vragen om vergunningverlening verder te professionaliseren.

Veel burgers en ondernemers krijgen op een gegeven moment met gemeentelijke vergunningen te maken. De reikwijdte van dit plan richt zich op de in Midden-Delfland meest voorkomende vergunningen in het kader van de Wabo, de APV en de Drank- en Horecawet, te weten:

• bouwen;

• milieu;

• afwijken bestemmingsplan;

• wijzigen monument;

• aanleggen

• slopen;

• brandveilig gebruik;

• drank- en horeca, voor zover er een relatie is met de WABO;

• vergunningen en meldingen op grond van de APV, voor zover er een relatie is met de WABO.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de uitvoering van vergunningverlening waarbij de eisen zoals gesteld in de kwaliteitscriteria als uitgangspunt worden genomen.

3.2 Strategisch beleidskader

Aanvragen om een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen, afwijken bestemmingsplan, wijzigen monument, aanleggen, slopen en brandveilig gebruik worden, afhankelijk van de soort activiteit, getoetst aan het Bouwbesluit, de gemeentelijke bouwverordening, de Welstandsnota 2010 en het bestemmingsplan. Daarnaast worden de bepalingen uit het besluit omgevingsrecht gevolgd voor wat betreft het proces rondom de uitvoering van vergunningverlening.

Zoals eerder gezegd handelt de ODH de vergunningen en meldingen in het kader van de basistaken af. In de uitvoering door deze dienst wordt met Europese en landelijke wet- en regelgeving rekening gehouden.

Naast de wettelijke kaders wordt bij vergunningverlening in Midden-Delfland nog met de volgende uitgangspunten rekening gehouden:

Mogelijkheden staan centraal

Vergunningverlening is een instrument dat wordt ingezet om activiteiten mogelijk te maken. Als uitgangspunt geldt dat niet de regel centraal staat maar de waarden die de regel beoogt te beschermen. Als bij een aanvraag een regel wordt overschreden dan zal van tevoren met de aanvrager overleg worden gevoerd over de volgende aspecten:

  • 1.

    Heeft de gemeente beleidsruimte en willen wij die benutten? Kunnen wij bijvoorbeeld afwijken van een advies, en zo ja hoe?

  • 2.

    Kunnen de waarden die in het geding zijn op een andere manier worden beschermd?

  • 3.

    Zijn er mogelijkheden om eventuele schade afdoende te compenseren?

  • 4.

    Welke reële aanpassingen kunnen een plan wel acceptabel maken?

Rechtszekerheid voor burgers en ondernemers.

Rechtszekerheid voor burgers en ondernemers is van groot belang. Wij streven naar vergunningen die de rechterlijke toets kunnen doorstaan. Voor ons is uitgangspunt het voorkomen van het van rechtswege verlenen van vergunningen als gevolg van overschrijding van wettelijke afhandelingstermijnen van aanvragen.

Gedeelde verantwoordelijkheid

Initiatiefnemers van vergunningaanvragen zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het indienen van een complete aanvraag. Ook zijn de initiatiefnemers zelf verantwoordelijk voor het creëren van draagvlak c.q. acceptatie van de voorgenomen plannen bij belanghebbenden, zoals buren. Uiteraard kan de gemeente hierbij adviseren. Bij het toetsen van aanvragen neemt de gemeente de (eigen) verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers voor het voldoen aan wet - en regelgeving (waaraan getoetst wordt) niet over.

Om burgers en bedrijven te ondersteunen bij het doen van een vergunningaanvraag geeft de gemeente de mogelijkheid tot vooroverleg met medewerkers, hiervoor worden kosten in rekening gebracht. In het vooroverleg worden plannen verduidelijkt en wordt initiatiefnemer geïnformeerd over wettelijke regels en procedures.

Duidelijke besluiten

De motivering van besluiten is begrijpelijk en toegespitst op de ontvanger van de informatie. Besluiten op aanvraag zijn duidelijk en klantgericht geformuleerd. Deze bevatten een goede motivering die aansluit bij de informatiebehoefte van de geadresseerde.

3.3 Objectieve criteria voor het verlenen van vergunningen

Het is onmogelijk alle aanvragen tot in detail te toetsen aan alle geldende regelgeving voordat een omgevingsvergunning wordt verleend. Enerzijds komt dit door de beperkte capaciteit en de kosten en anderzijds vanwege de wettelijke termijnen. Om sturing te kunnen geven aan de inspanningen op het gebied van vergunningverlening en het afhandelen van meldingen, wil de gemeente zoveel als mogelijk de aanvragen toetsen aan de hand van objectieve criteria. Hieronder wordt ingegaan op deze objectieve criteria.

Activiteit bouwen en ruimtelijke ordening

De gemeente Midden-Delfland heeft op basis van jarenlange ervaring zicht op welke activiteiten op haar afkomen. De bouwgerelateerde aanvragen zijn grotendeels enkelvoudig van karakter (bestaat uit één toestemmingsvereiste in dit geval bouwen) en richten zich met name op woningen in de laagbouwsector. Een enkele keer is sprake van een meervoudige aanvraag (bouwen in combinatie met een verzoek om ontheffing van het bestemmingsplan of in combinatie met milieugerelateerde activiteiten).

De kwaliteit van de aanvragen en het bouwen is de laatste jaren verminderd. De crisis van de afgelopen jaren laat hier haar sporen na. Dit betekent voor de gemeente dat er extra aandacht nodig is op de wijze waarop aanvragen worden ingediend en het toezicht tijdens de bouw.

In de gemeente vinden vanaf 2015 minder grootschalige activiteiten plaats en krijgt de gemeente meer het karakter van een beheergemeente. Een probleemanalyse gericht op het wat en hoe zal is dan ook niet zinvol. Wel zullen de komende periode de ontwikkelingen in het kader van de verruiming van het vergunningvrij bouwen en de naderende privatisering van de bouwtechnische toets van bouwplannen nauwlettend worden gevolgd.

Bij het verlenen van vergunningen wil de gemeente haar capaciteit inzetten op de activiteiten met de hoogste risico’s en de in potentie grootste problemen. Formeel dienen bouwgerelateerde aanvragen op alle aspecten uit het Bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening te worden getoetst. Gelet op de hoeveelheid aanvragen, de complexiteit van de materie en de beperkte menskracht is ervoor gekozen dit niet te doen. Er is voor gekozen om de aanvragen te toetsen aan de hand van een toetsmatrix. In verband met de discussie rondom de private kwaliteitsborging (zie paragraaf 2.4.) en het feit dat de gemeente het karakter krijgt van een beheergemeente is besloten deze toetsmatrix niet te actualiseren (bijlage 4). Indien meer duidelijkheid bestaat over de private kwaliteitsborging zal de toetsmatrix opnieuw worden bezien. Hierbij zal het CKB-online toetsprotocol van de vereniging Bouw- en woningtoezicht of een niveau met vergelijkbare diepgang, inclusief de systematiek voor risico inschatting van aanvragen als uitgangspunt dienen.

Het toetsen van een aanvraag varieert afhankelijk van het soort en aard van het bouwwerk van een toets op volledigheid van de ingediende bescheiden tot aan het controleren en narekenen van alle relevante elementen van het bouwwerk. De gemeente Midden-Delfland heeft er voor gekozen om bij gebouwen waar veel personen komen, een meer stringente toets uit te voeren, dan bij gebouwen waar niet of nauwelijks mensen komen. Daar waar nauwelijks mensen komen is de kans kleiner op ongelukken of fysiek letsel op grote schaal.

Ook de openbaarheid van gebouwen is van belang. Bezoekers van een openbaar gebouw mogen verwachten dat het gebouw waarin zij zich bevinden veilig is.

De gemeente Midden-Delfland heeft beleidsregels vastgesteld omtrent het verlenen van ontheffingen van hetgeen is bepaald in het bestemmingsplan. In deze beleidsregels is opgenomen onder welke voorwaarden de gemeente bereid is om een aanvraag voor een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan toe te staan. Aanvragen om vergunningen worden aan deze beleidsregel getoetst.

Activiteit milieu

De vergunningen en meldingen die vallen onder de basistaken worden afgehandeld door de Omgevingsdienst Haaglanden (ODH), namens het college van burgemeester en wethouders (mandaat). Midden-Delfland haakt voor wat betreft de afhandeling van de omgevingsvergunningen en meldingen hiervan, aan bij de kaders die de ODH hiervoor heeft opgesteld. Alleen in bijzondere zaken behoudt het college zich het recht voor om, gemotiveerd, die kaders niet te volgen. De ODH is betrokken bij het afhandelen van meervoudige aanvragen waar ook het aspect milieu van belang is.

3.4 Operationeel beleidskader

In deze paragraaf wordt ingegaan op de objectieve toetsingskaders voor het beoordelen van vergunningsaanvragen en de werkwijze die ten aanzien van het verlenen van vergunningen wordt gevolgd.

Aanvragen worden welwillend maar objectief beoordeeld

Om informatie te verstrekken aan burgers en bedrijven over de mogelijkheden en onmogelijkheden van gewenste activiteiten is vooroverleg noodzakelijk. Het vooroverleg in Midden-Delfland wordt getypeerd door:

• het sturen op het voeren van vooroverleg;

• het in rekening brengen van kosten voor het houden van vooroverleg;

• de intentie om plannen te realiseren. Er wordt meegedacht om dit te bereiken;

• het werken op afspraak.

In paragraaf 3.3. is beschreven op basis van welke criteria Midden-Delfland vergunningsaanvragen toetst en welke uitgangspunten daarbij worden gehanteerd. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen.

Werkwijze is geautomatiseerd

In het geautomatiseerde systeem dat de gemeente Midden-Delfland gebruikt is een onderscheid per vorm van de te verlenen vergunningen opgenomen. Tevens is in dit systeem de basiswerkwijze ten aanzien van de te verlenen vergunningen opgenomen.

3.5 Uitgangspunten bij beoordeling van meldingen

In veel wet- en regelgeving worden de laatste jaren vergunningstelsels vervangen door een systeem van meldingen. Een voorbeeld hiervan is de melding Activiteitenbesluit. Ook voor het brandveilig gebruik en slopen is een systeem van meldingen opgenomen in het Bouwbesluit 2012. De APV kent de meldingsplicht bij het maken en veranderen van een uitweg. Bij meldingen gaat de wetgever er van uit dat voor bepaalde activiteiten volstaan kan worden met een mededeling aan het bevoegd gezag. Aan het bevoegd gezag is het de taak te beoordelen of de activiteit inderdaad meldingsplichtig is en of de melding volledig is ingediend.

Het algemene uitgangspunt voor de behandeling van meldingen is als volgt:

• Volledigheid: is de melding volledig ingediend?

• Aannemelijkheid:

o Is voldoende aannemelijk dat de melding overeen komt met het werkelijk (voorgenomen) gebruik of de (voorgenomen) uitvoering van werken?

o Is voldoende aannemelijk dat het (voorgenomen) gebruik of de (voorgenomen) uitvoering van werken voldoet aan de regelgeving?

Hoofdstuk 4 Toezicht en handhaving

4.1 Inleiding

Wat vinden we belangrijk om toezicht op te houden en te handhaven in Midden-Delfland? Om deze vraag te beantwoorden zijn de ervaringen van de toezichthouders en bestuurders in beeld gebracht. Verder is in een risicoanalyse beschreven welke risicovolle activiteiten in de gemeente plaatsvinden. In de risicoanalyse is inzichtelijk gemaakt welke problemen zich kunnen voordoen, hoe ernstig deze problemen zijn en hoe groot het risico is dat deze problemen zich zullen voordoen. Het gaat om zaken die niet direct waarneembaar zijn, maar wel waarneembaar kunnen worden, zoals brandgevaar en instortingsgevaar. In de onderstaande paragrafen wordt per beleidsveld ingegaan op de specifieke aandachtspunten in Midden-Delfland. Dit laat onverlet dat in controles ook op andere aspecten wordt gecontroleerd.

4.2 Problemen en aandachtsgebieden binnen de gemeente

Bouwen, brandveiligheid en ruimtelijke ordening

Zoals al eerder opgemerkt wordt Midden-Delfland op het vlak van bouwen een beheergemeente. Er vinden minder grootschalige bouwprojecten plaats en de aandacht richt zich vooral op het in stand houden en optimaliseren van het groene en open karakter van de gemeente. Op het gebied van brandveiligheid valt op dat meldingen niet of te laat worden gedaan. Vooral winkels en horeca zijn de doelgroepen waar het naleefgedrag niet zo hoog ligt, hoewel er een kleine verbetering waar te nemen is. Om te komen tot een hoger naleefgedrag zal nog veel geïnvesteerd moeten worden in de bewustwording van de gebruikers van een gebouw/inrichting met betrekking tot de noodzaak wat betreft het aanbrengen en periodiek blijven onderhouden van brandveiligheidsvoorzieningen.

Uit waarnemingen van vergunningverleners, toezichthouders en handhavers zijn binnen de gemeente op het vlak van bouwen, brandveiligheid en RO nog de volgende problemen en aandachtspunten:

Bouwen en ROProbleem en aandachtspunten

Er is minder kwaliteit bij bouwers waardoor in toenemende mate niet wordt voldaan aan de bouw(constructie)eisen en meer tijd moet worden besteed aan toezicht en handhaving.

De uitvoering van toezicht en handhaving staat onder druk omdat de werkvoorraad fors is toegenomen doordat de focus zich steeds meer op toezicht en handhaving richt.

Er is een toename te constateren van het bouwen zonder vergunning, vooral bij bijgebouwen.

Leegstand van panden op bedrijventerreinen met gevaar van verrommeling en of illegale activiteiten.

Er is onduidelijkheid over het vergunningvrij bouwen bij burgers waardoor veel tijd gaat zitten in het verstrekken van informatie.

Er is een toename van illegale activiteiten bij de ca. 200 monumenten doordat bewoners/ eigenaren ‘geen zin hebben in het voldoen aan de specifieke eisen die aan monumenten worden gesteld’.

Er is vanuit financieel oogpunt slecht naleefgedrag inzake het voldoen aan de regels omtrent het slopen en afvoer van asbest. Daarnaast is er onvoldoende samenwerking tussen handhavingspartners bij sloop en vervoer van asbest.

Onduidelijkheid over mantelzorgwoningen.

Toename van onveilige situaties in woongebouwen door de komst van hulpmiddelen, zoals scootmobielen, waardoor problemen ontstaan, zoals belemmeren vluchtweg en/of veroorzaken branduitbreiding/rookontwikkeling.

Milieu

In Midden-Delfand zijn veel (melk-)veehouderijen en (glas) tuinbouwbedrijven te vinden. Op het bedrijventerrein Harnaschpolder kunnen zich een breed spectrum aan bedrijven vestigen. Op dit terrein ligt de afvalwaterzuivering dat met zuiveringscapaciteit van 1,3 miljoen vervuilingseenheden de grootste van Nederland en een van de grootste in Europa is. Daarnaast zijn er binnen de gemeente her en der kleinere bedrijventerreinen. Op het vlak van milieu spelen de volgende kwesties:

Milieu

Probleem en aandachtspunten

Glastuinbouw

Het onvoldoende bijhouden van de keuringsverplichtingen van gasleidingen en stookinstallaties in de glastuinbouw. Dit kent een hoog risico bij calamiteiten.

 

Het niet voldoen aan de Kaderrichtlijn Water bij waterbergingen.

 

Visuele hinder bij assimilatiebelichting.

 

Per 1 januari 2018 komt een zuiveringsplicht voor gewasbeschermings-middelen. Dit wordt in het Activiteitenbesluit geregeld. In de regelgeving wordt opgenomen dat het zuiveringsrendement tenminste 95% moet zijn. Voor collectieve zuiveringen en eventuele aanpassing van rwzi, krijgt het bevoegd gezag via een maatwerkvoorschrift de mogelijkheid uitstel te verlenen tot uiterlijk 1 januari 2021. 

Veehouderijen

Geurhinder en bodemverontreiniging bij mestopslag

 

Wasplaatsen bij melkveehouderijen, hinder van erfafspoelingen.

Harnaschpolder

Geur- en geluidhinder waterzuiveringsinstallatie bij de Harnaschpolder. Dit levert ca. 80 klachten per jaar op.

De uitvoering van de milieutaken geschiedt door de omgevingsdienst Haaglanden (ODH). In het door de ODH jaarlijks op te stellen ‘Werkplan Midden-Delfland’ worden bovengenoemde aspecten opgenomen.

APV en Drank- en Horecawet

De APV en de Drank- en Horecawet is in dit plan betrokken voor zover een directe relatie is met de WABO. Hierbij gaat het vooral om de bruikbaarheid en aanzien van de weg zoals het gebruik van de weg, de uitritten op de weg en het aanleggen of veranderen van wegen. Verder is de APV van belang voor het vellen van houtopstanden (kapvergunning). De drank- en horecawet is in dit kader van belang voorzover het de inrichting van het horecabedrijf betreft.

Op het vlak van de APV en de Drank- en Horecawet speelt het volgende:

APV en Drank- en Horeca

Probleem en aandachtspunten

APV

Er worden bomen gekapt zonder vergunning.

Drank- en Horeca

Er worden interne verbouwingen verricht buiten het zichtveld van de gemeente, zodat een inrichting niet meer voldoet aan de inrichtingsvereisten.

4.3 Probleemanalyse toezicht en handhaving

Het Besluit omgevingsrecht vereist dat de gemeente een probleemanalyse uitvoert. Het doel hiervan om de is om sturing te kunnen geven aan de toezicht- en handhavingsinspanningen, gebaseerd op de situatie in de gemeente.

De gemeente wil haar middelen inzetten op de activiteiten met de hoogste risico’s en de grootste problemen. Hiermee wordt zo efficiënt mogelijk een hoog naleefgedrag gerealiseerd en worden eventuele nadelige effecten zoveel mogelijk beperkt.

In bijlage 1 is de analyse opgenomen die in 2015/2016 is gemaakt van de risico's die activiteiten op het vlak van de Wabo, de APV en de Drank- en Horecawet met zich mee kunnen brengen. Voor het uitvoeren van de risicoanalyse is gebruik gemaakt van een landelijk geaccepteerd risicomodel dat uitgaat uit van de definitie:

·Risico = negatief effect x de kans dat dit effect voorkomt

In de analyse is van alle activiteiten de kans ingeschat dat er iets kan gebeuren en dat is afgezet tegen de ernst van de gevolgen daarvan (het effect). Per activiteit is op basis van ervaring van betrokken medewerkers bepaald hoe op de elementen wordt gescoord en hoe groot de kans op overtredingen is. Dit leidt vervolgens tot een onderverdeling in hoge, gemiddelde en lage prioriteiten. De hoogte van de prioriteit bepaalt de mate van intensiteit van het toezicht.

Kans

Intensiteit van het toezicht

Hoog

Het toezicht op naleving van de regels vindt plaats op basis van (indien mogelijk) een vaste controlefrequentie. Verder wordt toezicht gehouden door het uitvoeren van surveillances, gevelcontroles, waarnemingen ter plaatse en bureaucontroles (advertenties, luchtfoto’s).

Gemiddeld

Het toezicht vindt minder intensief (al dan niet met een lagere controle-frequentie) en vooral steekproefsgewijs plaats, dan wel door gebiedsgerichte controles of door surveillances.

Laag

Er is sprake van passief toezicht (al dan niet met een zeer lage controle-frequentie). In principe wordt alleen naar aanleiding van meldingen, klachten of handhavingsverzoeken toegezien op naleving van de regels.

De prioritering is niet bedoeld om een bepaalde volgorde in de handhaving aan te geven. Het is niet zo dat eerst de hoge prioriteiten worden gehandhaafd, daarna de prioriteit gemiddeld en ten slotte de prioriteit laag. De prioritering is bedoeld om de intensiteit van de handhaving aan te geven. Hoe hoger de prioriteit hoe actiever er gehandhaafd wordt. Verder zal de gemeente naar aanleiding van (niet anonieme) meldingen of handhavingsverzoeken altijd actie ondernemen. Dat geldt des te meer als het bestuursrecht ingezet wordt ter ondersteuning van een strafrechtelijk aanpak om (georganiseerde) criminaliteit te bestrijden.

Opgemerkt wordt dat de probleem- en risicoanalyse een momentopname is. Deze analyse wordt jaarlijks getoetst op actualiteit, aangezien zowel problemen als naleefgedrag in de tijd veranderen. Dit zal gebeuren in het kader van het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma. Bij het opstellen van het omgevingsbeleidsplan worden de analyses in zijn geheel herzien.

In onderstaande tabel zijn de resultaten (alleen hoogste prioriteiten en gebundeld in hoofdactiviteiten) van de risicoanalyse weergegeven. Voor de volledige risicoana-lyse wordt verwezen naar bijlage 1. Het toezicht en de handhaving op deze activiteiten wordt voor het overgrote deel verzorgd door de toezichthouders van de gemeente Midden-Delfland. De milieutaken worden uitgevoerd door de Omgevingsdienst Haaglanden. Deze taken zijn hier niet opgenomen. Het algemeen bestuur van de ODH heeft op 1 juli 2015 de regionale probleemanalyse en prioriteitstelling voor milieutoezicht 2016 - 2020 vastgesteld. Deze analyse en prioriteitstelling zijn vervolgens op 22 december 2015 door het college van B&W van Midden-Delfland vastgesteld. Voor de uitvoering van deze taken haakt de gemeente Midden-Delfland aan bij het ‘Werkplan Midden-Delfland’ dat jaarlijks door de ODH wordt opgesteld op basis van de eerdergenoemde regionale probleemanalyse en prioriteitstelling.

Bouwen en RO

Hoge prioriteit bij het houden van toezicht en handhaving

 

Constructieve veiligheid van grote wooncomplexen, kleine en grote com-plexen zorgwoningen, monumenten, kleine en grote logiesgebouwen, recreatie-inrichtingen en -plassen, zorginstellingen, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, (brede) scholen, overheidsinstellingen, kleine en grote winkels en winkelcentra, culturele en religieuze instellingen, kleine en grote horeca-inrichtingen, sportcentra, publiek- bijbehorend bouwwerk, publiek bouwwerk geen gebouw zijnde, middelgrote en grote evenementen, diverse bedrijfstypen, tankstations, en vuurwerkverkooppunten.

 

Brandveiligheid bij woning zorgbehoevende ouderen, grote wooncomplexen, kleine en grote complexen zorgwoningen, monumenten, kleine en grote logiesgebouwen, recreatieterreinen en -plassen, zorginstellingen, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, (brede) scholen, overheidsinstellingen, kleine en grote winkels en winkelcentra, culturele en religieuze instellingen, kleine en grote horeca-inrichtingen, sportcentra, publiek- bijbehorend bouwwerk, publiek bouwwerk geen gebouw zijnde en bij middelgrote en grote evenementen , diverse bedrijfstypen, tankstations en vuurwerkverkooppunten.

 

Energiemaatregelen bij kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, (brede) scholen, overheidsinstellingen en sportcentra.

 

Luchtkwaliteit bij kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en (brede) scholen.

 

Gezondheid bij woning zorgbehoevende ouderen.

 

Gebruiksveiligheid bij zorginstellingen, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, (brede) scholen, overheidsinstellingen en kleine en grote winkels en winkelcentra, sportcentra en middelgrote en grote evenementen en bij bouwwerken niet zijnde een gebouw waarin zich veel personen kunnen bevinden.

 

Ontsiering van monumenten 

Drank- en Horeca

Activiteit

 

Geen

APV

Activiteit

 

Gebruik en aanzien van wegen. Het gebruik, de aanleg van wegen en het realiseren van uitritten naar wegen mag niet tot onveiligheid leiden

 

Houtopstanden. Waardevolle bomen moeten worden beschermd

Landelijke prioriteiten

Op landelijk niveau werden in het verleden handhavingszaken op elkaar afgestemd. Dit gebeurde in het Landelijk Overleg Milieuhandhaving (LOM). Vanwege de afslanking van het LOM zijn geen landelijke handhavingsprioriteiten vastgesteld.

Vooralsnog blijven echter de voorheen benoemde prioriteiten nog van toepassing.

• Asbest;

• Vuurwerk;

• Bodem - en grondstromen;

• EVOA (Europese Verordening overbrenging afvalstoffen);

• Natuurwetgeving.

Dit zijn, met uitzondering van asbest, onderwerpen die door de ODH worden afgehandeld en dus amper tot niet van invloed zijn op de uitvoering van de VTH-taken door de gemeente zelf.

4.4 Doelstellingen en wijze van toezicht

Hieronder wordt per taakveld ingegaan op de doelstellingen die worden beoogd met het houden van toezicht. Daarnaast wordt ingegaan op de wijze waarop het toezicht wordt gehouden.

Bouwen, brandveiligheid en ruimtelijke ordening

Doelstelling voor dit taakveld is het bevorderen van een veilige, gezonde, duurzame en kwalitatief goede leefomgeving door via controles en het toepassen van handhaving te voorkomen dat:

• wordt gehandeld zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor de verschillende soorten activiteiten (bouwen, brandveiligheid, sloopt etc.).

• wordt gehandeld in strijd met de gebruiksregels van een bestemmingsplan of met de voorwaarden die zijn gesteld krachtens een omgevingsvergunning;

• vergunningsvrije bouwwerken niet voldoen aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

Het hoofdbestanddeel van het toezicht wordt gevormd door reguliere controles en deze worden bij voorkeur integraal en in een aantal gevallen projectmatig uitgevoerd. Daarnaast vinden naar aanleiding van klachten, meldingen, eigen constateringen en vooraf bepaalde activiteiten die een verhoogde aandacht nodig hebben ongeplande controles plaats. De beschikbare capaciteit wordt primair ingezet op de controles van nieuw- en verbouw, de constatering van illegale bouw, handhavingsverzoeken en het optreden tegen strijdig gebruik.

Bij de taken van de brandweer gaat het om het toezicht op bestaande gebouwen en de controles van bedrijven en woongebouwen waarbij wordt bekeken of het gebouw, de inrichting, aan de geldende voorschriften voldoet.

Van anonieme klachten en meldingen wordt alleen kennis genomen, tenzij er wordt gemeld dat de veiligheid in het geding is. Sommige klachten of meldingen kunnen telefonisch worden afgedaan, voor andere moet ter plaatse een onderzoek worden ingesteld. Op ontvangen verzoeken om handhaving wordt schriftelijk gereageerd.

Milieu

Voor het behoud van een schone, gezonde en veilige leefomgeving moeten bedrijven voldoen aan diverse milieueisen. Op naleving van de milieueisen wordt door milieutoezichthouders van de ODH toegezien. Voor de uitvoering van deze taken haakt de gemeente Midden-Delfland aan bij het ‘Werkplan Midden-Delfland’ dat jaarlijks door de ODH wordt opgesteld op basis van de ‘Probleemanalyse en prioriteiten milieutoezicht 2016-2020 regio Haaglanden’.

Indien het bestuursrecht wordt ingezet als aanvulling op het strafrechtelijk aanpakken van (georganiseerde) criminaliteit vindt bij voorrang maatwerk toezicht plaats. Daar waar het gemeentebestuur dat nodig vindt geschiedt dat via integrale controles met alle betrokken partners.

Drank- en Horeca

Een inrichting moet voldoen aan inrichtingseisen.

Het toezicht richt zich de komende periode op:

• het houden van reguliere inspecties op grond van de Drank- en Horecawet of de bedrijven nog voldoen aan de inrichtingseisen.

Algemene Plaatselijke Verordening

Gelet op de schaarse ruimte en het feit dat iedereen die ruimte wil gebruiken, zijn in het kader van de veiligheid en leefbaarheid in de APV regels opgesteld over de inrichting en het gebruik van de openbare ruimte. De doelstelling is het voorkomen van overtredingen die de veiligheid en de leefbaarheid in het gedrang kunnen brengen. Verder worden waardevolle houtopstanden beschermt via het stelsel van de kapvergunning. Het materiële toezicht op de handhaving van het gebruik van de openbare ruimte vindt over het algemeen plaats door toezichthouders en buitendienst ambtenaren. Eén toezichthouder is bovendien buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA). Bij de inzet van de BOA wordt de nadruk gelegd op de aanwezigheid op straat en in de wijk. Het toezicht richt zich, voor zover betrekking hebbend op deze beleidsnota, op de bescherming van houtsopstanden, het gebruik van de weg en de aanleg van in- of uitritten.

De afhandeling van klachten over de openbare ruimte kunnen soms telefonisch worden afgedaan. Voor andere moet ter plaatse een onderzoek worden ingesteld. Uitgangspunt is dat de klachten die binnen komen leiden tot een actie. Dit kan ook het aanhouden van de klacht tot het moment van uitvoeren van een bepaald project inhouden. De meeste klachten richten zich op de onderstaande aspecten:

  • -

    illegaal slopen en storten van asbest;

  • -

    (gevaarlijk) afval;

  • -

    voorwerpen op de weg die gevaar opleveren of hinderlijk zijn voor de leefbaarheid;

  • -

    illegaal kappen van bomen;

  • -

    illegaal inritten aanleggen.

Integraal toezicht en integrale handhaving

In het bestaande handhavingskader van de gemeente Midden-Delfland is opgenomen dat er een integrale uitvoering van de handhaving plaatsvindt. Een belangrijke uitwerking hiervan is dat controles van verschillende disciplines rond één project op elkaar afgestemd worden. Hierdoor worden de lasten voor inwoners en bedrijven verminderd.

De vorm waarin integraal toezicht wordt toegepast, is sterk afhankelijk van de situatie en hangt vaak ook samen met de verleende omgevingsvergunning. Het is vanzelfsprekend dat toezichthouders voor elkaar signaleren. Op basis van het signaal van een toezichthouder voor het ene taakveld kan een nadere inspectie door een andere toezichthouder van een ander taakveld plaatsvinden.

Bij complexe projecten of grootschalige activiteiten waarbij sprake is van toezicht op verschillende taakvelden zullen de toezichthouders zoveel mogelijk met elkaar de controle uitvoeren. Het integraal handhaven, meerdere disciplines voeren gezamenlijk een handhavingsactie uit, levert een “scherpere” en efficiëntere handhaving op.


Het onderbrengen van toezicht in het kader van het basistakenpakket bij de ODH en op het brandveilig gebruik bij de veiligheidsregio vergt een ander type afstemming. Het streven blijft er op gericht om de programma’s van gemeente en andere partners zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen, waarbij integraal toezicht, informatie-uitwisseling en het voorkomen van extra lasten voor burger, bedrijf of instelling uitgangspunten zijn. Dit geldt temeer indien het bestuursrecht wordt ingezet als aanvulling op het strafrecht ter bestrijding van (georganiseerde) criminaliteit.

Handhaving

Bij de uitvoering van het toezicht zoals genoemd in de bovengenoemde paragrafen kan in voorkomende gevallen handhaving volgen. In geval van vergunningplichtige activiteiten is dit aan de orde wanneer tijdens controles wordt geconstateerd dat niet conform de verleende vergunningen wordt gewerkt. De toezichthouders proberen zoveel mogelijk afwijkingen met vergunningen direct met de vergunninghouder op te lossen. Als dit ook niet tot een oplossing leidt dan wordt veelal besloten tot bestuursrechtelijke handhaving. Afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding wordt er bestuursrechtelijk en/of strafrechtelijk opgetreden. Bij het uitvoeren van de bestuursrechtelijke handhaving wordt uitgegaan van de nalevingsstrategie zoals beschreven in hoofdstuk 5.

Hoofdstuk 5 Nalevingsstrategieën

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de verschillende strategieën waarmee Midden-Delfland de naleving van de gestelde handhavingsdoelen wil bewerkstelligen. Het bevorderen van de naleving wordt bereikt door:

• stimuleren van de spontane naleving, hetgeen wordt nader wordt toegelicht in de preventiestrategie.

• het houden van toezicht. Dit wordt uitgewerkt in de zogenaamde toezichtstrategie; en

• het opleggen van sancties, uitgewerkt in de sanctiestrategie.

Daarnaast kunnen er omstandigheden zijn om van handhaven af te zien. De wijze waarop dit geschiedt staat beschreven in de gedoogstrategie.

5.2 Nalevingsstrategie

Er zijn diverse instrumenten om de naleving te bevorderen. Deze verschillen al naar gelang de instrumenten een preventief of een repressief karakter hebben. Voorop staat dat burgers en ondernemers in eerste aanleg zelf verantwoordelijk zijn voor het naleven van wet- en regelgeving. De gemeente Midden-Delfland gebruikt bij het formuleren van haar reactie bij een geconstateerde overtreding in het algemeen de zogenaamde naleving- en handhavingspiramiden. In de piramiden wordt de reactie van de gemeente afgezet tegen de oorzaak van de geconstateerde overtreding.

Zie afbeelding in de bijlage (PDF-versie van het Omgevingsplan)

Indien het bestuursrecht wordt ingezet ter ondersteuning van het strafrecht ter bestrijding van de (georganiseerde) criminaliteit kan van de algemene uitgangspunten worden afgeweken en kan maatwerk worden verricht.

De gemeente beseft dat het niet naleven van wet- en regelgeving ook het gevolg kan zijn van onbekendheid, onwetendheid en onkunde. Om bekendheid met wet- en regelgeving te vergroten wil de gemeente de doelgroepen beter informeren. Ondanks deze inzet zullen er overtredingen worden gepleegd. Om het naleven van de regels te bevorderen, zijn bestuursrechtelijke, strafrechtelijke, privaatrechtelijke en overige instrumenten beschikbaar. Alle instrumenten zijn bedoeld om naleving van het omgevingsrecht te stimuleren. In onderstaande tabel staat een overzicht van een aantal instrumenten.

Bestuursrechtelijke instrumenten

Strafrechtelijke instrumenten

Overige instrumenten

Voorwaarschuwing

Last onder dwangsom

Last onder bestuursdwang

Bouwstop

Intrekken vergunning of ontheffing

Subsidie

Bestuurlijke boete

Bestuurlijke strafbeschikking

Proces verbaal

Voorlopige maatregel

Inzet BOA 

Voorlichting en communicatie

Accountmanagement

5.3 Preventiestrategie

Midden-Delfland probeert in eerste instantie via andere instrumenten dan toezicht en handhaving te bereiken dat overtredingen ontstaan. Hiervoor worden de volgende instrumenten ingezet:

• Het communiceren met burgers en ondernemers om:

o bewustwording van de regels te realiseren;

o gevolgen van overtredingen en gevolgen van optreden gemeente zichtbaar te maken;

o goed naleefgedrag te stimuleren door naleving zichtbaar te maken.

• Ondersteunend optreden; bijvoorbeeld vooroverleg of hulp bij invullen van formulieren;

• Samenwerking; bijvoorbeeld samen met bedrijven;

• Mediation; vooral ter oplossing óf voorkoming van conflicten en daarmee mogelijk juridische procedures.

De inzet van preventieve instrumenten haakt bij voorkeur aan op de ‘natuurlijke momenten’ in bijvoorbeeld de investeringscyclus van bedrijven of de seizoensactiviteiten in een gebied. Daarom wordt zo vroeg mogelijk in de bedrijfscyclus beoordeelt of een preventieve interventie kan bijdragen aan het voorkomen van overtredingen in de realisatie- en exploitatiefase. Maar ook in de vergunningfase worden mogelijkheden om kennis en inzichten over te dragen, (bijvoorbeeld waar het gaat om veelvoorkomende én te voorkomen overtredingen) benut.

5.4 Toezichtstrategie

Door regelmatig toezicht te houden wordt onderzocht of de regels worden opgevolgd hetgeen uiteindelijk leidt tot een betere naleving van de regels.

In Midden-Delfland worden de volgende vormen van toezicht toegepast:

• Structurele controles op vergunningen en meldingen;

• Hercontroles. De hercontrole vindt plaats aan de hand van een brief die is verzonden naar aanleiding van de vorige controle of op basis van een controlerapport;

• Thematische controles en gebiedsgerichte controles;

• Incidenteel en ad hoc toezicht naar aanleiding van een klacht, melding, calamiteit, bestrijding (georganiseerde) criminaliteit als aanvulling op een strafrechtelijke aanpak of bijzondere omstandigheid;

• Ketentoezicht, waarbij samen met andere instanties toezicht wordt gehouden op een zaak of activiteit dat zich uitstrekt tot alle partijen die hier achtereenvolgens bij betrokken zijn;

• Administratief toezicht (bijvoorbeeld bij stoffenstromen zoals grond of secundaire bouwstoffen).

Het toezicht spitst zich toe op de meest risicovolle situaties, waar de kans het grootst is dat het naleefgedrag onvoldoende is en waar dat kan leiden tot schade aan de leefomgeving, de volksgezondheid, de veiligheid en natuur en landschap. Het is namelijk niet mogelijk om binnen de beschikbare capaciteit en tijd alle objecten, activiteiten en locaties op alle voorschriften te controleren. Dit is ook niet nodig: niet alle situaties zijn even risicovol, er zijn alternatieve mechanismen die een goed naleefgedrag prikkelen en het kan leiden tot een onnodig zware last bij ondernemers.

Aan de hand van de risicoanalyse en andere beschikbare informatie worden in de vertaalslag naar de uitvoeringsprogramma’s de prioriteiten voor toezicht gesteld.

5.5 Sanctiestrategie

Als preventieve handhaving middels voorlichting en toezicht niet leidt tot het gewenste naleefgedrag en er geen sprake is van een gelijkwaardige oplossing, legalisatie of actief gedogen, dan past Midden-Delfland andere maatregelen toe. Tegen geconstateerde overtredingen kan dan zowel bestuursrechtelijk (gemeente) als strafrechtelijk (politie/Openbaar Ministerie) worden opgetreden.

Bestuursrechtelijke instrumenten zijn:

 Een bestuursrechtelijke sanctiebeschikking:

o last onder dwangsom;

o last onder bestuursdwang.

 Intrekking van de vergunning;

 Een bouwstop (stilleggen activiteiten);

 De bestuurlijke boete.

Als strafrechtelijke instrument heeft Midden-Delfland het proces verbaal. Midden Delfland heeft 1 buitengewone opsporingsambtenaar (BOA) die proces verbaal op kan maken voor categorie 1 zaken. Verder kan de gemeente aangifte doen van strafbare feiten bij de politie en kan de politie proces verbaal opmaken.

Strafrechtelijke- en bestuursrechtelijke handhavingstrajecten kunnen naast elkaar gebruikt worden (tweesporenbeleid). Het strafrecht wordt dan gebruikt om te straffen, terwijl het bestuursrecht wordt ingezet om de overtreding te beëindigen en de schade ongedaan te maken.

Bij het toepassen van bestuursrechtelijke handhaving kiest Midden-Delfland, waar mogelijk, voor het opleggen van een dwangsom. In gevallen, waarin sprake is van onveilige situaties die snel beëindigd moeten worden of situaties waarin praktisch gezien de dwangsom niet adequaat of effectief is, wordt (meteen) bestuursdwang toegepast. Dat geldt ook voor situaties waarin de overtredende handelingen of werkzaamheden niet plaatsvinden en niet op aanzegging van de toezichthouder worden gestaakt. Per geval wordt de afweging gemaakt of bestuursdwang of een dwangsom wordt toegepast. Hierbij gaat de gemeente uit van het rechtsgelijkheidsbeginsel en een uniforme aanpak van overtredingen. Om dit te realiseren volgt de gemeente in beginsel de sanctiestrategie zoals beschreven in de landelijke handhavingsstrategie. Gemeenten hebben de keuze in een sanctie strategie op basis van 2 of 3 stappen.

Voordat het bestuurlijke instrument om overtredingen te beëindigen wordt ingezet, wordt de overtreder eerst geïnformeerd en gewaarschuwd. Naast het bestuursrechtelijk instrument kan ook in overleg met het openbaar ministerie het strafrechtelijk instrument ingezet worden.

Er zijn situaties waarin niet vooraf geïnformeerd en gewaarschuwd wordt, maar direct bestuursrechtelijk optreden vereist is. Voorbeelden hiervan zijn gevaarlijke situaties, onherstelbare schade, recidive en gedragsvoorschriften. Ook in situaties waarin het bestuursrecht wordt ingezet als aanvulling op een strafrechtelijk aanpak in het kader van de bestrijding van de (georganiseerde) criminaliteit kan het gemeentebestuur van de landelijke handhavingsstrategie afwijken en komen tot een meer strikte aanpak. Dat geldt in het algemeen ook voor situaties waarin de openbare orde en veiligheid aanmerkelijk in het geding zijn.

Voor de taken die aan de ODH zijn opgedragen, wordt eveneens de landelijke handhavingsstrategie toegepast. Hiervoor is gekozen omdat voor de inrichtingen waarvoor de ODH het toezicht en de handhaving uitvoert een gelijk speelveld moet worden gecreëerd. Deze werkwijze bevordert daarnaast een efficiënte handelswijze van de ODH.

Hersteltermijnen

Het overgaan tot dwangmaatregelen is geen lichtzinnige beslissing. De toe te passen sanctie moet proportioneel zijn en dient zoveel mogelijk transparantie te bieden over de lengte van begunstigingstermijn. Midden-Delfland kiest voor een zo kort mogelijke begunstigingstermijn waarbinnen aan de aanschrijving kan worden voldaan.

Indien de technisch uitvoerbare termijn niet acceptabel is in verband met de potentiële risico’s, dan moet de activiteit worden beëindigd of moeten direct aanvullende noodmaatregelen worden getroffen totdat naleving is gegarandeerd.

De volgende punten zijn van invloed op de hersteltermijn:

• Proportionaliteit: wanneer kan het bedrijf/de persoon binnen de kortst mogelijke termijn de overtreding ongedaan hebben gemaakt?

• Bij herhaling van de overtreding zal een kortere hersteltermijn en een zwaardere sanctie worden toegepast.

• Naleefgedrag (positief of negatief) zoals blijkt uit toezicht- en nalevinginformatie.

• De mogelijkheid van het bedrijf/de persoon om zichzelf te corrigeren.

De gemeente Midden-Delfland hanteert als aanpak als het gaat om het toepassen van een last onder dwangsom, dat er per overtreding een dwangsom wordt opgelegd die ineens wordt verbeurd. De hoogte van de dwangsom behelst afhankelijk van de overtreding een veelvoud van € 1.000,-. Deze is als bijlage 3 in dit beleidsplan opgenomen.

Voor milieutoezicht wordt gebruik gemaakt van het protocol dwangsombedragen en termijnen milieu van de ODH. Deze is als bijlage 4 in dit beleidsplan opgenomen. In situaties waarin het bestuursrecht wordt ingezet als aanvulling op een strafrechtelijk aanpak in het kader van de bestrijding van de (georganiseerde) criminaliteit kan het gemeentebestuur van de genoemde aanpak respectievelijk het protocol afwijken en komen tot maatwerk-begunstigingstermijnen. Dat geldt in het algemeen ook voor situaties waarin de openbare orde en veiligheid aanmerkelijk in het geding zijn.

Hoogte van de dwangsom

De gemeente Midden-Delfland bepaalt de hoogte van een dwangsom. De hoogte van de dwangsom hangt af van de ernst van de overtreding en staat in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang. De ernst van de overtreding hangt af van de gevolgen van het laten voortbestaan van de overtreding. Om de ernst te bepalen wordt aangesloten bij het gemeentelijk omgevingsbeleid, waarbij aspecten als veiligheid, kwaliteit van de leefomgeving, leefbaarheid, gezondheid, natuur en financiële gevolgen worden afgewogen. Dit gebeurt per overtreding, waardoor maatwerk ontstaat en effectiviteit en evenredigheid in de afweging worden meegenomen.

De hoogte van de dwangsom wordt per geval bepaald. De relevante factoren hierbij zijn:

• De aard en de ernst van de overtreding;

• De potentiële schade (voor de leefomgeving);

• Het met de overtreding behaalde financiële voordeel;

• De financiële positie van het bedrijf;

• De kosten die moeten worden gemaakt om de overtreding ongedaan te maken.

Het is van belang dat het opleggen van een dwangsom op een transparante wijze geschiedt om voor de burger een zekere mate van gelijke behandeling in gelijke gevallen te garanderen. Gelet hierop worden voor de dwangsommen de volgende drie categorieën gehanteerd:

  • 1.

    matig ernstig: tot € 5.000,-;

  • 2.

    ernstig: van € 5.000,- tot € 20.000,-;

  • 3.

    zeer ernstig: vanaf € 20.000,-

Bij het bepalen van de lengte van de begunstigingstermijn wordt per geval bekeken wat onder omstandigheden redelijk is. Mocht een termijn te kort blijken, dan kan deze op verzoek worden verlengd. In de beschikking wordt het (maximum)bedrag en de termijn bepaald. Als dit bedrag of de termijn is bereikt, dan wordt geen dwangsom meer verbeurd.

In ieder geval is het bedrag aanzienlijk hoger dan het economisch voordeel dat met de overtreding wordt behaald. Het moet aantrekkelijker zijn de overtreding ongedaan te maken dan de dwangsom te betalen.

Zoals in de vorige paragraaf is aangegeven, hanteert de gemeente voor het milieutoezicht het protocol dwangsombedragen en termijnen milieu van de ODH. Deze is als bijlage 4 in dit beleidsplan opgenomen.

Het verbeuren van dwangsommen gebeurt van rechtswege. In de gemeente wordt de stelregel gehanteerd dat een dwangsom direct na het verbeuren wordt geïnd tenzij er om juridische redenen (zoals een schorsingsverzoek) uitstel is overeengekomen.

Intrekken vergunning

Het bevoegd gezag kan de vergunning ook geheel of gedeeltelijk intrekken als niet overeenkomstig de vergunning wordt gehandeld. Dit instrument wordt in uitzonderlijke gevallen toegepast als andere maatregelen geen effect sorteren. Dit instrument kan ook direct worden ingezet als er sprake is van een situatie waarbij de openbare en veiligheid in het geding zijn, en/of een forse aantasting van het woon- en leefklimaat en/of sprake is van (georganiseerde) criminaliteit.

Optreden tegen de eigen organisatie en tegen andere overheden

Uitgangspunt is dat op overtredingen van overheden inhoudelijk eenzelfde reactie volgt als op overtredingen van burgers en bedrijven. Belangrijk hierbij is de democratische controle en transparantie, ook indien er bestuurlijke en/of juridische complicaties ontstaan.

5.6 Gedoogstrategie

Gedogen is het bewust afzien van sancties in geval van overtredingen.

De gemeente Midden-Delfland volgt het ‘Landelijk beleidskader gedogen’ wat betekent dat alleen op basis van een schriftelijk besluit en alleen in gevallen waar een beroep kan worden gedaan op overmacht of een overgangssituatie, er sprake kan zijn van (actief) gedogen.

Situaties die mogelijk voor gedogen in aanmerking komen

Gedogen is alleen mogelijk als wordt voldaan aan één of enkele van de volgende voorwaarden:

  • 1.

    De te gedogen activiteit is verantwoord uit het oogpunt van bescherming van de fysieke leefomgeving;

  • 2.

    Er bestaat concreet uitzicht op legalisatie van de te gedogen activiteit;

  • 3.

    Indien, vooruitlopend op besluitvorming omtrent vergunningverlening, wordt gedoogd, is een ontvankelijke vergunningaanvraag ingediend;

  • 4.

    Indien, vooruitlopend op besluitvorming betreffende vergunningverlening, wordt gedoogd, is een voorlopige inschatting gemaakt waaruit blijkt dat de te gedogen activiteit vergunbaar is.

  • 5.

    Er dient sprake te zijn van bijzondere omstandigheden die gedogen in het concrete geval rechtvaardigen.

In geval van overmacht zijn de punten 2, 3 en 4 niet van toepassing.

Er wordt niet tot gedogen overgegaan indien:

• aan de zijde van de overtreder sprake is van recidiverend dan wel calculerend gedrag, waaronder (georganiseerde) criminaliteit;

• blijkt dat de te gedogen activiteit strijdig is met enige andere bij of krachtens wettelijk voorschrift gestelde regel en het voor de handhaving van die regel bevoegde gezag kenbaar heeft gemaakt dat het met bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten tegen deze overtreding optreedt dan wel zal optreden.

Om het gedogen tot een minimum te beperken, wordt in geval van een besluit met een tijdelijk karakter, zoals een tijdelijke vergunning of gedoogbeschikking, de (rechts)persoon in kwestie tijdig geïnformeerd over de afloop van het besluit. Zo mogelijk worden vervolgstappen geadviseerd zoals het indienen van een aanvraag voor een vergunning.

Hoofdstuk 6 Beleids- en uitvoeringscyclus

6.1 Inleiding

In hoofdstuk 1 is al kort aangegeven welke relatie deze nota heeft met het uitvoeringsprogramma. Vanuit het principe van een lerende organisatie zal regelmatig moeten worden teruggekeken op zaken als de effectiviteit van de nalevingstrategie in de praktijk en de mate van doelbereiking. Ook dient aan de gemeenteraad verslag te worden gedaan van inspanningen die op het vlak van VTH zijn gedaan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze van programmeren, monitoren en verslagleggen.

Zie afbeelding in de bijlage (PDF-versie van het Omgevingsplan)

6.2 Uitvoeringsprogramma

De in deze nota geformuleerde strategische doelen, de jaarlijkse operationele doelen en de prioriteiten vormen het kader voor programmering van de VTH-activiteiten. Deze programmering komt tot uiting in het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma VTH, dat door het college van B&W wordt vastgesteld en ter kennisneming aan de raad wordt voorgelegd. In dit programma wordt aangegeven welke activiteiten in het betreffende uitvoeringsjaar worden uitgevoerd. Aan de hand van de doelen en budgetten uit de programmabegroting, de gestelde prioriteiten, de incidentele bestuurlijke prioriteiten en het naleefgedrag wordt het jaarlijkse programma gevuld. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangegeven wat de beoogde productie is in termen van aantal behandelde aanvragen, gehouden controles, in behandeling genomen handhavingszaken en aantal afgehandelde klachten en meldingen. Naast de aantallen wordt zo mogelijk tevens beschreven wat de effecten van de inspanningen zijn geweest waarbij een relatie wordt gelegd met de gestelde doelen en prioriteiten.

6.3 Monitoren

Om verantwoording te kunnen afleggen over de inspanningen en resultaten zijn gegevens nodig. Deze gegevens moeten periodiek opvraagbaar zijn voor zowel managementdoeleinden (voortgang van de uitvoering) als voor periodieke verantwoording naar het college van B&W en de gemeenteraad. Voor het verzamelen en beschikbaar maken van deze gegevens dient er gemonitord te worden.

Uit efficiencyoverwegingen moet goed worden afgebakend welke gegevens nodig zijn. Dit betekent dat de monitor in eerste instantie in beperkte omvang wordt opgezet en hiermee één tot enkele jaren ervaring wordt opgedaan. De monitor zal zich daarom vooralsnog vooral beperken tot prestatie-indicatoren (aantallen) en in beperkte mate tot effectindicatoren (gevolgen van geleverde inspanningen).

6.4 Evaluatie en verslaglegging

Met een goede verantwoording over de uitvoering van de activiteiten kan zowel de effectiviteit als de efficiëntie van de uitgevoerde inspanningen worden beoordeeld. Met het VTH-jaarverslag wordt intern en extern verantwoording afgelegd. De basis voor de verslaglegging is het uitvoeringsprogramma. Jaarlijks wordt aan de gemeenteraad verantwoording afgelegd over de uitvoering van de taken. Deze verantwoording vindt plaats door het opstellen van een jaarverslag waarin verslag wordt gedaan over de in het uitvoeringsprogramma geplande en werkelijk uitgevoerde activiteiten.

6.5 Rol organisatie

Een belangrijk onderdeel van de hele beleids- en uitvoeringscyclus is de rol van de organisatie. In deze paragraaf wordt beschreven welke kwaliteitseisen aan de uitvoeringsorganisatie worden gesteld. Deze kwaliteitseisen vloeien vooralsnog voort uit wet- en regelgeving die betrekking hebben op de handhavingstaken vallend onder de reikwijdte van de omgevingsvergunning.

Scheiding tussen vergunningverlening en handhaving

Door een scheiding aan te brengen tussen vergunningverlening en handhaving is de kans op het ontstaan van loyaliteitsconflicten kleiner en wordt de handhaving geloofwaardiger en professioneler. Er ontstaat tevens een duidelijkere relatie in de richting van de justitiële organisatie. In de gemeente Midden-Delfland worden vergunningen verleend door anderen dan de toezichthouders of de juridisch handhaver. Incidenteel kan hiervan worden afgeweken, maar wordt het loyaliteitsconflict afgewogen door een leidinggevende mee te laten kijken.

Roulatiesysteem

Om te voorkomen dat er een te nauwe band ontstaat tussen toezichthouder en personen werkzaam bij de te controleren objecten/gebieden (vaste handhavingsrelatie), dient een organisatie bij grotere en omvangrijkere controles een roulatiesysteem te hebben. Dit onderwerp is met name aan de orde bij de planmatige controles van bedrijven en gebruiksvergunningen. Planmatige controles van bedrijven is voornamelijk aan de orde bij milieuaspecten. Deze worden uitgevoerd door de ODH. Gebruiksvergunningen worden getoetst door de regionale brandweer. Voor bouwtoezicht is een roulatiesysteem minder urgent omdat het hier in de regel om verschillende bedrijven gaat en het toezicht gericht is op aflopende vergunningen.

Bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden

Er geldt een wettelijke verplichting de bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden van een toezichthouder/opsporingsambtenaar op schrift vast te leggen. De betrokken toezichthouders zijn door of namens het college van burgemeester en wethouders en/of namens de burgemeester als zodanig aangewezen. Bij de aanwijzing zijn ook hun taken en bevoegdheden vastgelegd. De aanwijzing vindt plaats op functieniveau (bijv. bouwinspecteur, algemeen toezichthouder (alle zaken) of handhaver).

In de gemeentelijke mandaatregeling is verder geregeld welke zaken door het college van B&W aan de afdeling Bouwen, Milieu en Handhaving (BMH) zijn gemandateerd. Daarnaast heeft het college van B&W de directeur van de ODH mandaat verleend om een aantal bevoegdheden van het college zoals genoemd in een mandaatbesluit uit te voeren. De directeur van de ODH heeft hierbij wel een informatie- en signaleringsplicht richting het college van B&W als de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid voor college naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen kan hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de gemeente aansprakelijk wordt gesteld of anderszins aangesproken wordt. Datzelfde geldt voor de Commandant van de Veiligheidsregio Haaglanden, zij het dat het opleggen van een dwangsom, het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een bestuurlijke boete binnen de gemeentelijke organisatie is gebleven.

Bereikbaarheid buiten kantooruren

Om bereikbaar te zijn voor spoedeisende klachten en/of meldingen buiten kantoortijd is een bereikbaarheidsregeling van belang. Voor milieuklachten geschiedt dat via de ODH (https://omgevingsdiensthaaglanden.nl/milieuklachten-en-overlast.htmlof bij spoedeisende meldingen telefonisch via 0888 – 33355). Daarnaast heeft de gemeente een piketdienst voor calamiteiten en spoedeisende veiligheidszaken. Er is een zogenaamde ‘officier van dienst bevolkingszorg’ die buiten kantooruren bij calamiteiten kan worden opgeroepen. Deze functionaris heeft de mogelijkheid 24/7 bijstand te vragen van medewerkers of bedrijven indien direct acteren noodzakelijk is. Ook het direct handhavend optreden is daarmee geborgd. Voor spoedeisende veiligheidszaken die geen uitstel dulden, heeft de gemeente een publieksnummer beschikbaar (015-3804266) Voor reguliere vragen en klachten is er een 24 uurs-bereikbaarheid via de email.

Kwaliteitszorg- en borging

Voor een kwalitatief goede uitvoering van de handhaving is eenduidige manier van werken en een heldere omschrijving en borging van de werkprocessen van belang. Daarnaast is de borging van de kwaliteit van het personeel essentieel. Zonder kwalitatief goed personeel zal de uitvoering van het beleid immers niet optimaal zijn. De gemeente draagt er zorg voor dat de kwaliteit van het personeel in termen van kennisniveau adequaat is. Daarbij worden onder andere opleidingseisen gesteld om ervoor zorg te dragen dat het vereiste kwaliteitsniveau wordt gehaald.

Om het handhavingsproces ten aanzien van specifieke wettelijke regels inzichtelijk te maken (wie mag wat en hoe op welk moment?) zijn toezichtsprotocollen opgesteld. Deze protocollen hebben voorts tot doel het primaire handhavingsproces binnen de organisatie te ondersteunen en van juridische randvoorwaarden te voorzien.

Teneinde de voortgang van de werkzaamheden te bespreken en nieuwe ontwikkelingen door te nemen vinden er binnen de afdeling BMH structureel de volgende overleggen plaats:

  • -

    Tweewekelijks teamoverleg BWT (vergunningverlening, toezicht en handhaving);

  • -

    Wekelijks teamoverleg handhaving en veiligheid;

  • -

    Tweewekelijks coördinatorenoverleg (vergunningverlening, toezicht en handhaving en RO).

-

Bijlage 1 Probleem- en risicoanalyse

Zie bijlage(PDF-versie van het Omgevingsplan) pag. 34 t/m 53

Bijlage 2 Probleemanalyse en prioriteiten milieutoezicht

2016-2020 Regio Haaglanden

PROBLEEMANALYSE EN PRIORITEITEN MILIEUTOEZICHT

2016-2020

REGIO HAAGLANDEN

Prioriteit

Betekenis

Zeer Hoog

100% toezicht

Hoog

Risicogericht

Gemiddeld

Projectmatig

Laag

Thematisch toezicht

Zeer laag

Steekproefsgewijs

  

DATUM: 1 juli 2015

1. Inleiding

Het handhavingsbeleid van een gemeente dient gebaseerd te zijn op een analyse van de problemen die zich naar het oordeel van het bestuursorgaan kunnen voordoen met betrekking tot de naleving. Ook dient het handhavingsbeleid inzicht te geven in de prioriteitenstelling met betrekking tot de uitvoering van de voorgenomen activiteiten.

In onderliggend stuk is voor het vakgebied milieu de probleemanalyse en prioriteitenstelling weergegeven. Omdat de taken worden uitgevoerd door de Omgevingsdienst Haaglanden (ODH) is gekozen voor een regionale probleemanalyse en prioriteitenstelling. Zo kunnen zoveel mogelijk zaken regionaal hetzelfde opgepakt worden, hetgeen het level-playing field ten goede komt. De probleemanalyse en prioriteitenstelling heeft tot doel een regionaal uitvoeringsniveau vast te leggen waarbij daarnaast ruimte is voor lokale en landelijke prioriteiten.

Status nota

Het Algemeen Bestuur (AB) van de ODH heeft op 1 juli 2015 ingestemd met deze nota waarin een nieuw regionaal uitvoeringskader voor milieutoezicht wordt beschreven. De nota is daarna aan de gemeenten als Bevoegd Gezag ter vaststelling aangeboden. Het uitvoeren van een probleemanalyse is een cyclisch proces, eens in de vier jaar dient er een analyse plaats te vinden, daarnaast wordt jaarlijks bijgestuurd op grond van het naleefgedrag.

1.2 Aanpak

In het verbeterplan kwaliteitscriteria ODH dat in het AB van 26 juni 2014 is vastgesteld, was één van de verbeterpunten om in samenspraak met de deelnemers te komen tot een regionale probleemanalyse en prioriteitenstelling. Daarom is afgelopen jaar door een projectgroep met deelnemers uit de gemeenten Den Haag, Pijnacker-Nootdorp, Westland, Zoetermeer en de ODH gewerkt aan de totstandkoming van deze regionale probleemanalyse en prioriteitenstelling. De overige gemeenten en de provincie zijn periodiek geïnformeerd over de voortgang.

In december 2014 is met alle gemeenten en de ODH het risicomodel ingevuld. De uitkomsten van het ingevulde regionale risicomodel zijn op 1 juli 2015 voorgelegd aan het Algemeen Bestuur van de ODH. Dit heeft niet tot aanpassingen geleid.

1.3 Leeswijzer

De probleemanalyse begint in hoofdstuk 2 met een korte gebiedsomschrijving. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de risicomethode, de uitkomsten worden gepresenteerd in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 word ingegaan op de bestuurlijke speerpunten en de verwerking daarvan in het risicomodel. In hoofdstuk 6 zijn op hoofdlijnen de implicaties benoemd van de risicoscores. 

2. Gebiedsomschrijving Haaglanden

2.1. Algemeen

De regio Haaglanden bestaat uit negen gemeenten; Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer. In de regio zijn ongeveer 70.000 bedrijven en instellingen gevestigd, waarvan circa 28.000 inrichtingen. Opvallende branches binnen de regio zijn glastuinbouw, kantoren, detailhandel en horeca. Van ‘zware industrie’ is in de regio nauwelijks sprake.

Zie afbeelding in de bijlage (PDF-versie van het Omgevingsplan)

Cijfers

• oppervlakte 40.261 hectare

• gemeenten 9

• inwoners 1.045.064

• woningen 478.410

• winkels 6.879

• bedrijven/instellingen 69.379

• kantooroppervlak 7 miljoen m2

• bedrijventerreinen 1.600 hectare

2.2 Bedrijvigheid per gemeente

Delft

Delft staat bekend als kennisstad en blinkt multidisciplinair uit op het gebied van onderzoek, kennis en innovatie en speelt een vooraanstaande rol in verschillende technologische sectoren en behoort tot de wereldtop op het gebied van onder andere Medische technologie, Clean Technology (industriële biotechnologie & water- en deltatechnologie). De aanwezigheid van de Technische Universiteit, DSM, TNO, Deltares en andere kennisintensieve bedrijven/instituten zijn essentieel - zij 'produceren' immers kennis, zorgen voor opleiding en ontwikkeling van hooggekwalificeerd personeel en voor innovatie. Met name de TU en DSM (Biotech Campus Delft) bieden kansen en faciliteiten aan startende, innoverende ondernemingen. Verder worden multidisciplinair uitdagingen opgepakt om tot integrale oplossingen te komen op het gebied van energie, gezondheid, leefomgeving, infrastructuur en mobiliteit. Bijzonderheden zijn kernreactor van de TU Delft die voor onderzoeksdoeleinden wordt gebruikt en de status van DSM als enige BRZO (biotechnologie) in de regio Haaglanden. Voor grote(re) bedrijven is er nog volop ruimte om gebouwen te realiseren voor onderzoek, ontwikkeling en productie.

De integrale herontwikkeling van het spoorzonegebied heeft veel impact in Delft. Het project omvat o.a. een spoortunnel met ondergronds station, parkeerfaciliteiten, een nieuw stadskantoor, woningen en kantoren, een stadspark en waterpartijen. Sinds februari 2015 rijden de treinen ondergronds, in 2017 moet de spoortunnel helemaal klaar zijn. Tot slot is Delft een echte studentenstad met vooral in het centrum veel cafés en restaurants.

Den Haag

Den Haag heeft als grootste gemeente binnen de regio de meeste inrichtingen. Detailhandel en horeca vormen de grootste groep. Daarnaast heeft Den Haag veel kantoren, woon- en verblijfsgebouwen, waaronder ministeries en internationale organisaties. Op onder andere de bedrijventerreinen de Binkhorst, Kerketuinen, Dekkershoek en in Scheveningen-Haven zijn industriële bedrijven gevestigd, maar Den Haag kent geen echt zware industrie. In het inrichtingenbestand komen ook enkele toeristische attracties voor die veel bezoekers trekken, zoals Madurodam, de Uithof en familiepark Drievliet.

In een dichtbevolkt gebied is het steeds een uitdaging een goede balans te vinden tussen bedrijvigheid en de hinder die daarmee gepaard gaat en de leefbaarheid in de stad. Het Haagse college vindt het belangrijk dat er meer ruimte komt voor meer bedrijvigheid en reuring in de stad, maar verliest de belangen van de burger niet uit het oog. Uitgangspunt is een probleemgerichte inzet van capaciteit, met extra aandacht voor toezicht in handhaving in gebieden met veel overlast.

Den Haag wil de klimaat neutrale ambitie meer handen en voeten geven. Energiebesparing (onder andere bij bedrijven) is goed voor de werkgelegenheid, is goed voor de portemonnee en levert winst op voor het klimaat.

Leidschendam-Voorburg

Naast Leidschendam en Voorburg maken ook het dorp Stompwijk en het buurtschap Wilsveen deel uit van de gemeente Leidschendam-Voorburg. De gemeente betreft in hoofdzaak een woongemeente met twee historische kernen. In zowel Voorburg als Leidschendam is een ziekenhuis gevestigd. Op onder andere de Populierendreef en aan de Veursestraatweg zijn industriële bedrijven gevestigd. Leidschendam-Voorburg kent geen echt zware industrie. In het agrarische buitengebied van Stompwijk zijn voornamelijk veehouderijen en glastuinbouwbedrijven te vinden. In Leidschendam en Voorburg zijn veel kantoren aanwezig en veel detailhandel. Het grootste winkelcentrum heet Leidsenhage en heeft zo'n 180 verschillende winkels. Dit winkelcentrum wordt binnenkort herontwikkeld.

Het college van Leidschendam-Voorburg vindt een groene en veilige leefomgeving belangrijk. Zij doen dit door duurzaamheid te stimuleren, maar ook door een extra impuls te geven aan activiteiten die de economie, het ondernemersklimaat en het culturele klimaat verder verbeteren.

Midden-Delfland

Midden-Delfland ligt in het spanningsgebied van meerdere stedelijke concentraties, te weten Rotterdam, Westland, Vlaardingen en Maassluis. De gemeente bestaat uit de dorpen Den Hoorn, Maasland en Schipluiden. In het open weidegebied rond de dorpskernen Schipluiden en Maasland zijn vooral (melk-)veehouderijen te vinden. Bij Den Hoorn bevinden zich diverse tuinbouwbedrijven. Rondom de Herenwerf bij Maasland bevindt zich een van de modernste glastuinbouwcomplexen van Europa.

In Den Hoorn ligt langs de A4 het bedrijventerrein Harnaschpolder. Het bedrijventerrein is voor een deel al ingevuld met bedrijven. Een breed spectrum aan bedrijven kan zich hier vestigen. De Afvalwaterzuivering Harnaschpolder ligt in het noordelijke gedeelte van het terrein. De avalwaterzuivering heeft een zuiveringscapaciteit van 1,3 miljoen vervuilingseenheden. De zuivering is daarmee de grootste van Nederland en een van de grootste in Europa.

In 2011 is begonnen met de verlenging van de A4 van Delft naar Schiedam. De zeven kilometer snelweg zal „op enkele honderden meters na” half verdiept of als tunnel worden aangelegd, om het open weidegebied te sparen. In 2015 wordt de weg opgeleverd.

Pijnacker-Nootdorp

Glastuinbouw is ook ruim vertegenwoordigd in Pijnacker-Nootdorp en deze krijgt de ruimte om zich duurzaam en innovatief te ontwikkelen. Overige belangrijke sectoren binnen deze gemeente zijn advisering, onderzoek & zakelijke dienstverlening, bouw, nijverheid en de groot- en detailhandel. De horeca is in vergelijking met de andere Haaglanden gemeenten in minder mate aanwezig. Het groene buitengebied heeft een recreatieve gebruiksfunctie.

Rijswijk

Rijswijk is met 30% openbaar groen een van de groenste gemeentes van Nederland. De Landgoederenzone Rijswijk heeft een aanzienlijk aandeel in het openbaar groen.

Plaspoelpolder is een grote kantorenwijk in Rijswijk. In Rijswijk zijn o.a. gevestigd: het Biomedical Primate Research Centre dat biomedisch en preklinisch onderzoek doet met apen, het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP), het Europees Octrooibureau, het CBR, TNO en Shell. Ook het MKB is ruim vertegenwoordigd in Rijswijk.

Wassenaar

Wassenaar bestaat uit een dorpskern met daaromheen een bosrijke omgeving met veel villa's en landhuizen. Het landgoed Duinrell is in gebruik als attractiepark. Ook renbaan Duindigt, de enige overgebleven gras-renbaan in Nederland, ligt in Wassenaar. Er zijn 2 bedrijfsterreinen, een kleine bedrijf verzamel locatie gelegen rond de van Hallstraat en een grootschaliger bedrijfsterrein op Maaldrift. Er zijn 3 inrichtingen op defensiegebied namelijk de Kmar-kazerne (Maaldrift), De Kom (Rijksdorp) en Beatrixkazerne die binnen Wassenaars grondgebied zijn gelegen. In het buitengebied vindt voornamelijk agrarische bedrijfsvoering bestaande uit tuinbouw, vee- en bollenteelt plaats. Ten slotte is de waterwinning in het duingebied (Dunea) een Wassenaarse aangelegenheid.

Westland

Westland is een gebied van ruim 9.000 hectare. De gemeente Westland bestaat uit 11 kernen en heeft ongeveer 103.000 inwoners. 4.800 ha van de gemeente is duurzaam glastuinbouwgebied. Er zijn zo’n 840 glastuinbouwbedrijven en ongeveer 600 ha bedrijventerrein, waarvan ongeveer 80% agrogerelateerd is. In Westland zijn bijna 60.000 banen, waarvan ruim 24.300 in het glastuinbouwcluster (en daarvan bijna 10.000 daadwerkelijk ‘in de kas’).

De gemeenteraad van Westland heeft in 2013 de Duurzaamheidsagenda vastgesteld. Westland heeft de ambitie om in 2020 de duurzaamste glastuinbouwgemeente van Nederland te zijn, waar ondernemers goed verdienen, mensen prettig wonen, een goed arbeidsklimaat heerst en de leefomgeving schoon en veilig is. Dit betekent dat Westland zich richt op de drie P’s van People, Planet en Profit.

Zoetermeer

Vijftig jaar geleden was Zoetermeer nog een kleine gemeente met een dorps karakter. In korte tijd is de stad in inwoneraantal uitgegroeid tot de derde gemeente van de provincie Zuid-Holland met 125.000 inwoners. Zoetermeer biedt volop kansen en mogelijkheden aan haar inwoners, instellingen en bedrijven. Het voorzieningenniveau is hoog, mensen wonen en werken graag in Zoetermeer en bedrijven willen zich er vestigen.

In de stad zijn veel ICT-gerelateerde bedrijven en kantoren gevestigd en er zijn uitgebreide voorzieningen op sportief en recreatief gebied. Met landelijke trekkers als Dutch Water Dreams en Snowworld.

Zoetermeer ligt midden in het Groene Hart en de Noord Aa is het grootste en belangrijkste recreatiegebied van de stad. Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van sport, recreatie en vrije tijd dienen zich aan, waaronder ijsstadion het Transportium, maar ook de Holland Outlet Mall in de binnenstad.

2.3 Milieubeschermingsgebieden in Haaglanden

In de provinciale milieuverordening Zuid-Holland zijn enkele gebieden in de regio Haaglanden aangewezen als milieubeschermingsgebied. Voor deze gebieden gelden bijzondere regels op het gebied van geluid of bodembescherming.

Den Haag/ Katwijk

Grondwater

Den Haag/ Katwijk

Stilte

Monster

Grondwater

Monster

Stilte

Midden-Delfland

Stilte

In de stiltegebieden zijn voor bepaalde geluid intensieve activiteiten extra milieuvoorschriften van toepassing. Via de Drinkwaterwet wordt de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening “een dwingende reden van groot openbaar belang” benoemd. Daarom gelden voor bodembedreigende activiteiten in dergelijke milieubeschermingsgebieden aanvullende voorschriften.

2.4 Externe veiligheid

Externe Veiligheid wordt gedefinieerd als het beheersen van risico’s voor de omgeving die ontstaan door het gebruik, opslag en transport over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen zoals LPG, ammoniak, vuurwerk en munitie. In de regio vinden op een relatief klein oppervlak veel activiteiten plaats. Verschillende transporten verplaatsen zich gelijktijdig over dezelfde weg. Er zijn relatief veel buisleidingen (o.a. Aardgas) en de opslag van gevaarlijke stoffen gebeurt vaak in de buurt van plaatsen waar mensen wonen en/of werken.

In de regio Haaglanden is één bedrijf dat onder de werkingssfeer van het Besluit risico's zware ongevallen valt (DSM-Delft). Daarnaast zijn er 40 bedrijven/installaties (zie bijlage 2) die onder het Besluit externe veiligheid vallen. Te denken valt aan grote opslagen gevaarlijke stoffen, ammoniakinstallaties en LPG tanks. Ook zijn er binnen de regio twee LNG-tankstations in werking en twee in oprichting, geen BEVI maar vallend onder de Circulaire externe veiligheid LNG tankstations. Hiermee geeft het ministerie van I en M voor een zijn visie in de richting van het bevoegd gezag hoe om te gaan met de risico’s voor de omgeving van deze tankstations.

2.5 Bodem

In de regio Haaglanden komen zand-, veen- en kleigronden voor. De ondergrond bestaat voornamelijk uit kustafzettingen die ontstaan zijn door geologische processen. Door invloeden van de zee en de bemaling van de polders is een groot deel van het grondwater binnen de provincie brak of zout. Onder de duinen, het strandwallengebied komen zoetwatervoorraden voor. Dit zijn gebieden waar onder meer grondwater voor de openbare drinkwatervoorziening wordt onttrokken.

Binnen Haaglanden zijn 97 spoedlocaties bodemsanering. Dat wil zeggen locaties waar de verontreiniging een risico vormt voor mens, plant of dier. Ook zijn er in Haaglanden 420 nazorglocaties; locaties waar nazorg nodig is na bodemsanering om het bereikte saneringsresultaat in stand te houden. Wanneer een uitgevoerde sanering teniet wordt gedaan, doordat bijvoorbeeld door een aangebrachte leeflaag wordt gegraven en de verontreiniging weer naar boven wordt gehaald, zullen namelijk opnieuw saneringsmaatregelen moeten worden getroffen. Van deze 420 nazorglocaties zijn er 20 actief dat wil zeggen dat er gemonitord dient te worden om na te gaan of het behaalde saneringsresultaat gelijk blijft.

Ook komen er per jaar honderden meldingen grondverzet binnen. Het Besluit bodemkwaliteit regelt onder welke voorwaarden grond en baggerspecie mogen worden toegepast. De toe te passen grond of baggerspecie moet voldoen aan de eisen die gelden op de locatie van toepassing. De bodemkwaliteitskaart vormt de basis voor het vastleggen van de eisen die gelden op de locatie van toepassing. Binnen Haaglanden beschikken alle gemeenten met uitzondering van Pijnacker-Nootdorp over een bodemkwaliteitskaart. Midden-Delfland heeft een bodemkwaliteitskaart voor de Harnaschpolder en een bodemfunctiekaart voor het overige gebied. De kaarten kunnen dus worden ingezet voor het bepalen van de mogelijkheden van hergebruik voor vrijkomende grond.

Warmte- en koude Opslag (WKO)

Bij bodemenergie- systemen wordt grondwater onttrokken en geretourneerd. Bodemenergiesystemen gebruiken het grondwater in de watervoerende pakketten om gebouwen zoals kantoorcomplexen en glastuinbouwbedrijven te voorzien van warmte in de winter en koude in de zomer. Ze worden dan ook wel Warmte,- en Koude Opslag genoemd.

Zie afbeelding in de bijlage (PDF-versie van het Omgevingsplan)

Binnen Haaglanden zijn ongeveer 225 bodemenergiesystemen aanwezig. Voor open systemen waar actief de onttrekking en retournering van grondwater plaatsvindt is de provincie bevoegd gezag. Voor gesloten systemen zijn meestal de gemeenten het bevoegd gezag en in enkele gevallen de provincie. Bij gesloten systemen vindt geen onttrekking van grondwater plaats maar wordt de bodem als opslagmedium gebruikt.

2.6 Natura 2000 gebieden in de regio Haaglanden

De staatssecretaris van EZ heeft voor Nederland ruim 160 Natura 2000-gebieden aangewezen. Ze maken deel uit van een samenhangend netwerk van natuurgebieden in de Europese Unie die zijn aangewezen op grond van de vogelrichtlijn en habitatrichtlijn. Het doel van Natura 2000 is het keren van de achteruitgang van de biodiversiteit. In Haaglanden liggen de volgende gebieden.

Westduinpark en Wapendal

Het Westduinpark is een park aan de rand van Den Haag. Het is een breed, gevarieerd en kalkrijk duingebied met kenmerkende habitats van de Hollandse duin- en kuststreek. Er is een breed scala aan vegetatietypen van jonge en oude, droge duinen, met ruigten, graslanden en struwelen en binnenduinbos aanwezig, met karakteristieke flora. Het veel kleinere, tussen de bebouwing van Den Haag gelegen Wapendal bestaat uit een oud duin met struikheivegetatie.

Solleveld & Kapittelduinen

Het tussen Den Haag en Ter Heijde gelegen Solleveld wijkt af van de meeste andere Zuid-Hollandse duingebieden doordat het voor het overgrote deel bestaat uit 'oude duinen'. Bijzonder in deze ontkalkte duinen zijn enkele heideterreintjes, die evenals andere landschapselementen herinneren aan het historische, agrarische gebruik. Het gebied is niet heel reliëfrijk en bestaat uit duinen, duinbossen, graslanden, duinheiden, struwelen, ruigten en plassen.

Meijendel & Berkheide

Meijendel en Berkheide gelegen in de gemeenten Den Haag, Wassenaar en Katwijk bestaat uit een brede duinstrook met een gevarieerd en uitgestrekt, kalkrijk duinlandschap, dat reliëfrijk en landschappelijk zeer afwisselend is. Het zuidelijke deelgebied Meijendel is een relatief laag gelegen gebied met grote 'uitgestoven duinvlakten', dat in het zuidelijk deel minder reliëfrijk is. In het noordelijke deelgebied Berkheide liep het zand vast in de oorspronkelijk natte stroombedding van de oude Rijn. Het is gevormd door overstuiving van oude duinen, waardoor het een relatief hooggelegen duinmassief is.

3. Risicomodel prioritering

3.1 Inleiding

Conform het Besluit omgevingsrecht (art. 7.2) dient een handhavingsorganisatie te handelen op grond van een analyse van de problemen in de fysieke leefomgeving, de effecten van niet-naleving en de kansen op niet-naleving, teneinde sturing te kunnen geven aan haar handhavingsinspanningen. Deze probleemanalyse is gebaseerd op een daarvoor geschikte methode die inzicht geeft in het naleefgedrag, de risico's en het bestuurlijke gewicht daarvan.

De analyse heeft tenminste betrekking op:

  • a.

    feitelijk naleefgedrag;

  • b.

    de mogelijke effecten van potentiële en feitelijke overtredingen;

  • c.

    de kansen op overtredingen;

  • d.

    klachten en signalen;

  • e.

    landelijke prioriteiten

Al deze punten zijn meegenomen in het gebruikte regionale risicomodel waarover u hieronder meer kunt lezen.

3.2 Regionaal risicomodel

Alle milieuregels dienen ervoor om de mens en ecosystemen/erfgoed te beschermen. De milieuregels beogen belangen te beschermen, waarvan de belanghebbende niet zelf in staat is om voor die belangen op te komen. In individuele gevallen gaat het dan om de burger die mag vertrouwen dat zijn veiligheid redelijkerwijs beschermd is en de omgeving leefbaar is. De milieuregels zijn er daarnaast op gericht om meer algemene natuur- en milieuwaarden te borgen. Deze thema’s, veiligheid, leefbaarheid en natuur- en milieuwaarden komen daarom terug in het regionale risicomodel. Daarnaast wordt in het risicomodel ook gekeken naar financiële gevolgen en bestuurlijk imago.

Hoe werkt het regionale risicomodel?

Aan de hand van de maximaal geloofwaardige calamiteit/gevolgen bij branches en activiteiten als gevolg van het niet naleven van de milieuregels worden per thema (veiligheid, leefbaarheid, natuur- en milieuwaarden, financieel/economische schade en bestuurlijk imago) de volgende vragen beantwoord met een score van 1 t/m 5, waarbij 1 staat voor geen effect en 5 voor zeer groot effect.

3.2.1 Weging thema’s

Niet alle bovengenoemde thema’s hoeven even zwaar te wegen, bepaalde thema’s kunnen belangrijker worden geacht dan andere thema’s. Afhankelijk van de zwaarte die aan een bepaald thema wordt gehangen volgt wel/geen vermenigvuldigingsfactor van de score.

3.2.2 Risicoscore

Na het beantwoorden van de vragen wordt de kans op een dergelijke calamiteit bepaald, lopend van minder dan 1 keer per jaar tot meer dan 10 keer per jaar. Het gemiddelde van de themascores (inclusief de eventuele vermenigvuldigingsfactor) vermenigvuldigd met de kansscore is de ‘risicoscore’ voor de branche of activiteit.

Naleefgedrag

Deze riscoscore kan hoger of lager worden aan de hand van het naleefgedrag van een branche. Waarbij onder naleefgedrag wordt verstaan: het percentage eerste controles waarbij bij geen overtredingen zijn geconstateerd. Op dit moment is het naleefgedrag nog niet bekend, deze is dan ook nog niet ingevuld in het risicomodel. In de loop van 2015 is dit wel het geval, bij de opstelling van de werkplannen 2016 wordt het naleefgedrag dus wel meegenomen.

Duurzaamheid

Het thema Duurzaamheid is een thema waar geen score aan te hangen is middels het bepalen van de maximaal geloofwaardige calamiteit, maar wel als een belangrijk thema wordt benoemd. Daarom is per branche/activiteit bepaald of er aandacht dient te zijn voor duurzaamheid. De risicoscore wordt op grond van duurzaamheidaspecten niet verhoogd of verlaagd.

4. Uitkomsten prioritering

In december 2014 is hebben medewerkers van de gemeenten en de ODH gezamenlijk het risicomodel ingevuld om te komen tot regionale prioriteiten in het kader van het milieutoezicht. Daar kwam naar voren dat men de thema’s veiligheid, leefbaarheid en natuur- en milieuwaarden zwaarder vindt wegen dan financieel economische schade en bestuurlijk imago. Veiligheid is daarbij de absolute nummer 1. Het ingevulde risicomodel ziet er dan als volgt uit.

Duurzaamheid

Het thema Duurzaamheid speelt met name bij de volgende branches en activiteiten.

• Horeca (hotel/ rest/ café/ disco, etc.)

• Koel- en vrieshuizen / veilingen

• Voortgezet Onderwijs (incl. MBO,HBO en WO)

• Ziekenhuizen

• Zwembaden/sauna's

• Glastuinbouw

• Kantoor (groot) / overheidsgebouwen

• Supermarkten/groothandel voedingsmiddelen

• Zorginstellingen en gevangenissen

• WKO

Overeengekomen is dat op grond van het energieverbruik de gehele branche of een selectie binnen de branche projectmatig wordt opgepakt. Een en ander is afhankelijk van de prioriteit die een gemeente geeft aan duurzaamheid. Bij de overige branches wordt dit aspect meegenomen bij de reguliere controles.

Landelijke prioriteiten

De afstemming van de strafrechtelijke handhaving op de bestuurlijke handhaving wordt voorbereid door de strategische Milieukamer (SMK). Bij deze afstemming gaat het om de voor het straf- en bestuursrecht gemeenschappelijke prioriteiten. De prioriteiten worden vastgesteld op basis van risicoanalyses zoals het nationale dreigingsbeeld en criminaliteitsbeeld milieu en elementen uit de regionale handhavingsprogramma’s.

In de Strategische Milieukamer hebben zitting: het OM (Functioneel parket), de Inspecteurs-generaal van de ILT, NVWA en de Inspectie SZW, de Nationale Politie en een vertegenwoordiging van de (BRZO-)RUD’s en/of het bestuurlijk bevoegd gezag.

De landelijke prioriteiten zijn

• BRZO bedrijven.

• Bodem en grondstromen: ketenhandhaving bij bodemsanering en grondverzet.

• Verboden consumentenvuurwerk: tegengaan handel onder consumenten van illegaal en professioneel vuurwerk.

• Biociden, verboden middelen.

• Cites (handelen of houden van beschermde dieren en planten)

• Toezicht op Co-vergisting.

• Verwerken van dierlijke bijproducten.

• Asbest: bouw - en sloopafval, ketentoezicht bij slopen en het mogelijk vrijkomen van asbest.

• EVOA: export van afval naar niet-OESO landen.

Voor de gemeenten als bevoegd gezag zijn met name bodem en asbest van belang. Bodemtoezicht is door de gemeenten ondergebracht bij de ODH, en is specifiek meegenomen in de regionale risicoanalyse. Toezicht op de asbestketen is niet meegenomen omdat deze taak bij de gemeenten zelf ligt. Voor de overige onderwerpen is de Provincie of het Rijk bevoegd maar hebben de gemeenten natuurlijk wel een signaalfunctie.

5. Consequenties risicoscore

Hieronder leest u wat het betekent als een branche of activiteit een bepaalde risicoscore heeft.

Branches

De probleemanalyse heeft tot doel het bepalen van een op regionaal niveau vastgestelde prioritering voor de inzet van de beschikbare capaciteit voor de uitvoering van de milieutaken op het gebied van toezicht (en handhaving). Hoe hoger de score van een branche of activiteit hoe hoger de prioritering. Met de probleemanalyse wordt dus een risico gerichte inzet van de beschikbare capaciteit gerealiseerd, waarbij het de bedoeling is dat dezelfde soort bedrijven in de hele regio onderworpen worden aan hetzelfde toezichtregime.

De risicoanalyse vindt haar uitwerking in de jaarwerkplannen die per gemeente worden opgesteld. Naast deze basis van overeengekomen regionale toezichtprioriteiten kunnen in de jaarwerkplannen ook eventuele lokale toezichtprioriteiten terugkomen. Het doel is om vanaf 2016 conform deze risicoanalyse te werken.

Bijlage 3 Indicatie hoogte dwangsom en begunstigingstermijnen

Bijlage 4 protocol dwangsomhoogtes en termijn ODH

Protocol dwangsombedragen en termijnen milieu

regio Haaglanden

Delft

Den Haag

Leidschendam-Voorburg

Midden Delfland

Pijnacker-Nootdorp

Provincie Zuid-Holland

Rijswijk

Wassenaar

Westland

Zoetermeer

Inleiding

De Omgevingsdienst Haaglanden is gemandateerd om de wettelijke milieutaken uit te voeren voor negen gemeenten in de regio Haaglanden en de provincie Zuid Holland. De gemeenten zijn Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Midden Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer .

De meeste bestuursorganen hebben een sanctiestrategie vastgesteld. Een sanctiestrategie beschrijft de rode draad in het handhavingsproces, maar biedt geen handvat bij het uniformeren van begunstigingstermijnen en de hoogte van dwangsommen.

Een aantal gemeenten heeft daarom eigen beleid geformuleerd omtrent begunstigingstermijnen en dwangsombedragen. De hierin gehanteerde dwangsombedragen en begunstigingstermijnen verschillen onderling aanzienlijk van elkaar. Dit is onwenselijk gelet op de eenduidigheid die de Omgevingsdienst Haaglanden beoogt uit te dragen bij de uitvoering van haar taak. Dit protocol draagt bij aan de uniformiteit, transparantie en efficiëntie van onze organisatie.

Relatie kwaliteitscriteria

Met dit protocol wordt invulling gegeven aan de handhavingsstrategie, zoals vermeld in artikel 7.2, lid 4 aanhef en onder c van het Besluit omgevingsrecht, onderliggend aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verder: Wabo).

Typen bestuurlijke sancties

Een bestuurlijke sanctie is ‘een door een bestuursorgaan wegens een overtreding opgelegde verplichting of een onthouden aanspraak’. Bestuurlijke sancties worden in twee groepen onderscheiden, herstelsancties en bestraffende sancties.

Herstelsancties hebben een preparatoir karakter en beogen een rechtsconforme situatie te bereiken.

Hoofdstuk 5 van de van de Algemene wet bestuursrecht (verder: AWB) noemt als herstelsancties de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom. De Wet milieubeheer en de Wabo voegen daar de intrekking van een vergunning of ontheffing aan toe.

Naast reparatoire sanctiemiddelen, kent het bestuursrecht ook punitieve sancties te weten de bestuurlijke boete en de bestuurlijke strafbeschikking.

Sinds 2010 kunnen gemeenten en provincies bij bepaalde overtredingen een bestuurlijke strafbeschikking opleggen aan de overtreder. In tegenstelling tot de bestuurlijke boete wordt de overtreder bij de bestuurlijke strafbeschikking vervolgd door het OM en niet door het bestuursorgaan. Met ingang van 1 mei 2012 is de directeur van de Omgevingsdienst Haaglanden bevoegd om een bestuurlijke strafbeschikking uit te vaardigen voor milieuovertredingen. Per overtreding zijn boetebedragen voor natuurlijke en/of rechtspersonen vastgesteld. Het gaat om vaste bedragen waarvan niet naar boven of beneden kan worden afgeweken. Dit protocol heeft dan ook geen betrekking op de hoogtes van bestuurlijke strafbeschikkingen.

De bestuurlijke boete geldt eveneens als “criminal charge” in de zin van artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). In tegenstelling tot bij de bestuurlijke strafbeschikking wordt de overtreder bij de bestuurlijke boete wel vervolgd door het bestuursorgaan. De bestuurlijke boete mag alleen worden toegepast als dit expliciet is bepaald in de specifieke wet. In het milieurecht wordt de bestuurlijke boete vrijwel nooit toepasbaar verklaard. Om die reden is dit protocol niet van toepassing op de bestuurlijke boete.

Doelstelling en procedure

Het bestuursrecht is er voornamelijk op gericht om de overtreding door de overtreder ongedaan te laten maken. In de praktijk wordt vrijwel altijd de last onder dwangsom gebruikt als sanctiemiddel. Daarom beoogt dit protocol om uniformiteit en transparantie te creëren bij het opstellen van een last onder dwangsom, zowel qua begunstigingstermijnen als de hoogte van de dwangsommen. Het protocol benoemt veel voorkomende overtredingen en geeft standaard begunstigingstermijnen en standaard dwangsombedragen voor de toepassing van een last onder dwangsom.

In een last onder dwangsombesluit dient een deugdelijke motivering opgenomen te zijn over de hoogte van het gekozen dwangsombedrag. Als na het aflopen van de begunstigingstermijn wordt geconstateerd dat niet is voldaan aan het gestelde in de last, verbeurt de overtreder de opgelegde dwangsom. Betaling van de dwangsom dient plaats te vinden binnen 6 weken nadat de verbeuring heeft plaatsgevonden (art. 5.33 AWB). Het bestuursorgaan beslist bij beschikking omtrent de invordering van een verbeurde dwangsom (art 5.37 AWB). De bevoegdheid tot invordering van verbeurde bedragen verjaart een jaar na de dag waarop het bedrag is verbeurd (art. 5.35 AWB).

Wanneer de overtreding desondanks voortduurt, is de prikkel tot het ongedaan maken van de overtreding onvoldoende geweest. Na het bereiken van het maximale dwangsombedrag kan een ander handhavingsmiddel worden ingezet (zoals een last onder bestuursdwang), maar kan ook een nieuwe hogere last onder dwangsom opgelegd worden. De hoogte van de nieuwe dwangsom dient wederom te worden gemotiveerd. Dat kan vaak door aan te geven dat de eerder opgelegde dwangsom niet heeft geleid tot het beëindigen van de overtreding.

Lijst overtredingen

Er zijn vele milieuovertredingen waarvoor de Omgevingsdienst Haaglanden gemandateerd is om handhavend op te treden. Daarom zijn alleen de meest voorkomende overtredingen per onderwerp opgenomen in bijlage 3.1. Deze overtredingen zijn gebundeld per milieuthema.

De genoemde termijnen en dwangsombedragen zijn ook als indicatie te gebruiken bij soortgelijke overtredingen die niet expliciet worden genoemd in bijlage 3.1.

Werkwijze begunstigingstermijnen

In de bijgaande tabellen in bijlage 3.1. zijn begunstigingstermijnen opgenomen die gehanteerd kunnen worden bij aanschrijvingen naar aanleiding van een controle en bestuursrechtelijke handhavingstrajecten. De begunstigingstermijnen zijn, zoals eerder aangegeven, richtinggevend.

Bij een begunstigingstermijn geldt als uitgangspunt dat deze niet wezenlijk langer mag worden gesteld dan noodzakelijk is om de overtreding te kunnen opheffen. De begunstigingstermijn dient er toe de overtreder in de gelegenheid te stellen de last uit te voeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd . Indien de overtreding onmiddellijk gestaakt kan worden, is een begunstigingstermijn niet noodzakelijk . Wanneer het niet mogelijk is de overtreding onmiddellijk te beëindigen wordt een 'redelijke' begunstigingstermijn gegeven .

De begunstigingstermijn kan korter zijn dan de (wettelijke) termijn die is gesteld om bezwaar of beroep in te stellen tegen het dwangsombesluit . De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft tevens geoordeeld dat de begunstigingstermijn gekoppeld mag worden aan het toekomstige moment dat de beroepstermijn verloopt ofwel uitspraak wordt gedaan door een rechter. Van een dergelijke constructie zal slechts in uitzonderlijke gevallen gebruik worden gemaakt.

Onder omstandigheden kan van de in tabel I genoemde (richtinggevende) begunstigingstermijn worden afgeweken. Een reden hiervoor kan bijvoorbeeld de afhankelijkheid van derden zijn (beschikbaarheid of levertijd van leveranciers e.d.) of het feit dat werkvoorbereiding of vooronderzoek nodig is alvorens de overtreding kan worden opgeheven. De opsteller van de dwangsombrief bepaalt, in overleg met de toezichthouder, welke afwijkende begunstigingstermijn wenselijk is. Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat de begunstigingstermijn niet kan worden verruimd nadat deze is verstreken .

De Afdeling accepteert echter wel een besluit tot verruiming van de begunstigingstermijn dat genomen is na het verstrijken van de begunstigingstermijn doch voordat de eerste dwangsom is verbeurd .

Wanneer er sprake is van meerdere overtredingen waarvoor de overtreder wordt aangeschreven, wordt per last een aparte begunstigingstermijn bepaald.

Werkwijze dwangsombedragen

In de tabellen in bijlage 3.1. zijn de richtinggevende dwangsombedragen opgenomen. De hoogtes van de dwangsombedragen zijn afgestemd op de ernst van de overtredingen en hebben tot doel een voldoende prikkel te zijn om de overtreding te beëindigen of te voorkomen (effectiviteit).

Ingevolge artikel 5:32b van de AWB mag het bestuursorgaan de dwangsom vaststellen op een bedrag ineens of een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd of wordt overtreden. Daarbij wordt ook een bedrag gegeven waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd. Deze bedragen staan in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom. Een verbeuringsmogelijkheid van 100 keer totdat de maximale dwangsom is verbeurd, is bijvoorbeeld niet toegestaan .

Indien gekozen wordt voor een verbeuring per (geconstateerde) overtreding, wordt meestal een passage opgenomen waarin een submaximum per tijdseenheid wordt gesteld. Op deze wijze wordt voorkomen dat de overtreder binnen een zeer korte periode (bijvoorbeeld een uur) wordt geconfronteerd met een veelvoud aan verbeurde dwangsommen.

De hoogte van de dwangsom moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang . De hoogte van de dwangsombedragen wordt door de bestuursrechter echter marginaal getoetst, hetgeen een zekere mate van beoordelingsvrijheid voor bestuursorganen impliceert. Men moet zich er echter wel van vergewissen of de hoogte van de op te leggen dwangsom in de concrete omstandigheden van dat geval niet disproportioneel is . Het uitgangspunt moet altijd preparatoir zijn.

Met de financiële omstandigheden van de overtreder hoeft in beginsel geen rekening te worden gehouden . Ook de mogelijk (ernstige) financiële gevolgen van handhavend optreden, vormen geen grond voor het oordeel dat het optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van handhaving behoort te worden afgezien . De hoogte van het dwangsombedrag dient te zijn afgestemd op de zwaarte van het geschonden belang en op de beoogde werking van de dwangsom en niet op de draagkracht van de overtreder .

Met behulp van de criteria in bijlage 3.2. kan worden beoordeeld of er afwijkingen zijn ten opzichte van een gemiddeld normbesef, zwaarte van de overtreding en kosten om de overtreding ongedaan te maken danwel het economisch voordeel dat ontstaat door de overtreding te plegen. Afhankelijk van de soort en de ernst van de overtreding bepaalt de opsteller van de last onder dwangsom, in samenspraak met de toezichthouder, of een ander bedrag dan het richtinggevende dwangsombedrag op zijn plaats is. De kolom in bijlage 3.2. is een hulpmiddel, geen vereiste om tot een – van bijlage 3.1. - afwijkend dwangsombedrag te komen.

Mocht de overtreding het toepassen van assimilatiebelichting betreffen zonder bovenafscherming door een tuinder, terwijl deze afscherming wel aanwezig is maar bewust niet wordt gebuikt om de teelt te bevorderen, kan met behulp van bijlage III een passend dwangsombedrag worden bepaald. De invoer van het aantal meters teeltoppervlak tezamen met de dagwaarde van de geteelde gewassoort, leiden tot een bedrag dat een passende prikkel betreft. Deze prikkel is afgestemd op het economische gewin (voorkomen teeltschade) dat de tuinder heeft door niet te schermen.

Wanneer er sprake is van meerdere overtredingen waarvoor de overtreder wordt aangeschreven, wordt per last een apart dwangsombedrag bepaald.

Vaststelling maximum dwangsombedrag/ maximum aantal inningen

Volgens artikel 5:32b van de AWB mag het bestuursorgaan de dwangsom vaststellen op een bedrag ineens of een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd of de overtreding voortduurt.

In dit protocol wordt het richtinggevende aantal van vijf tijdseenheden gehanteerd waarin verbeuringen kunnen plaatsvinden. In het specifieke geval kan het wenselijk zijn om (gemotiveerd) af te wijken van het richtinggevende aantal van inningen per last. De opsteller van de dwangsombrief bepaalt, in samenspraak met de toezichthouder, of een ander aantal inningen per last, op zijn plaats is.

Voor kortdurende gedragsovertredingen, zoals de overtreding van de geluidsnormen door muziek te luid ten gehore te brengen, wordt het aantal van drie tijdseenheden gehanteerd waarin verbeurd kan worden. Bij gedragsovertredingen duurt het meestal lang voordat een last onder dwangsom zal vollopen, omdat de constatering van de overtreding vaak gebonden is aan de mogelijkheid om tijdig gehoor te geven aan de oproep van een klager.

Na de derde (gedragsovertredingen) of vijfde (overige overtredingen) verbeuring is de last onder dwangsom ‘volgelopen’ en is de beschikking uitgewerkt. Na dit moment moet worden overwogen op welke manier de overtreder kan worden gestimuleerd om alsnog de overtreding te beëindigen dan wel de nieuwe overtreding te voorkomen. Gedacht kan worden aan het opleggen van een last onder bestuursdwang of van een last onder dwangsom met een aanzienlijk hoger dwangsombedrag.

Recidive

Wanneer een overtreder een overtreding begaat, waaraan deze zich eerder heeft schuldig gemaakt, wordt tegen de nieuwe overtreding direct handhavend opgetreden (altijd voorafgegaan door een brief waarin de mogelijkheid is geboden een schriftelijke of mondelinge zienswijze kenbaar te maken). In de volgende gevallen is er voor de bestuursrechtelijke handhaving sprake van recidive.

Er moet sprake zijn van een overtreding van een vergelijkbaar voorschrift door dezelfde overtreder en er is:

• nog geen vijf jaar verstreken zijn sinds het plaatsvinden van de vorige overtreding met dien verstande dat wanneer sprake van een meerjaarlijkse verplichtingscyclus groter dan vijf jaar (bv. een keuring of inspectie), er wordt uitgegaan van deze cyclus;

• eerder een voornemen tot handhavend optreden verzonden; dit voornemen heeft geleid tot het ongedaan maken van de overtreding;

• eerder een bestuursrechtelijke sanctie opgelegd;

• eerder een proces-verbaal opgemaakt dat heeft geleid tot een schikking of een veroordeling.

In geval van recidive wordt in beginsel voor alle overtredingen een extra ‘recidivetoeslag’ geheven. De omvang van deze recidivetoeslag is echter maatwerk. Gedacht kan worden aan een verdubbeling van de initiële dwangsombedragen.

In geval een eerder opgelegde last onder dwangsom is uitgewerkt en het beoogde effect niet heeft gesorteerd, hoeft de uitgewerkte last onder dwangsom niet eerst te worden ingetrokken, omdat hij door verbeuring tot het maximumbedrag is uitgewerkt .

BIJLAGE 4.1.

A. Algemeen

Begunstigingstermijn

Dwangsom

Dwangsom maximum

1.In werking zonder (toereikende) melding

4 weken

€ 500,- per week

€ 2.500,-

2. In werking zonder (toereikende) vergunning

4 weken

€ 5.000,- per week

€ 25.000,-

3. Verplicht onderzoek (inclusief rapportage) niet uitgevoerd

8 weken

€ 1.000,- per week

€ 5.000,-

4. Geen onderzoek m.b.t. zuinig gebruik van energie

12 weken

€ 500,- per week

€ 2.500,-

5. Administratieve verplichtingen (registraties) niet bijgehouden of opgesteld

4 weken

€ 500,- per week

€ 2.500,-

6. Niet opvolgen vordering van een toezichthouder[1] 

2 weken

€ 2.000,- per week

€ 10.000,-

7. Niet melden calamiteit/ongewoon voorval

2 dagen

€ 1.000,- per 24 uur

€ 5.000,-

 

B. Afval(water)

Begunstigingstermijn

Dwangsom

Dwangsom maximum

1.Er wordt niet voldaan aan het stort-, lozings- of verbrandingsverbod

1 week

€ 500,- per constatering (maximaal 1 verbeuring per 24 uur)

€ 2.500,-

2. Opslag niet conform voorschriften

1 week of 12 weken (bij bouwwerkzaamheden)

€ 1.000,- per constatering (maximaal 1 verbeuring per week)

€ 5.000,-

3. Afval wordt niet regelmatig afgevoerd of opgeruimd

1 week

€ 500,- per constatering (maximaal 1 verbeuring per 24 uur.

€ 2.500,-

4. Afgifte aan onbevoegd persoon

direct

€ 500,- per constatering (maximaal 1 constatering per 24 uur)

€ 2.500,-

    

5. Afvalstoffen worden niet gescheiden

direct

€ 500,- per constatering (maximaal 1 constatering per 24 uur)

€ 2.500,-

6. Geen maatregelen (olieafscheider, vetafscheider of slibvangput) ter voorkoming of beperking van het ontstaan van afvalstoffen

8 weken of 12 weken (bij bouwwerkzaamheden)

€ 1.000,- per week

€ 5.000,-

7. Lozen zonder vereiste ontheffing, vergunning, melding of maatwerkvoorschriften

1 week

€ 1.000,- per constatering (maximaal 1 verbeuring per 24 uur)

€ 5.000,-

C. Water

Begunstigingstermijn

Dwangsom

Dwangsom maximum

1.Niet meten, bemonsteren of analyseren

4 weken

€ 10.000,- per week

€ 50.000,-

2. Niet slaan van peilbuizen

4 weken

€ 1.000,- per week

€ 5.000,-

 

3. Grondwater onttrekken of ontgronden zonder vergunning

8 weken

€ 5.000,- per constatering (maximaal 1 verbeuring per week)

€ 25.000,-

4. Het niet opstellen en indienen van een werkplan

4 weken

€ 1.000,- per week

€ 5000,-

5. Niet zorgen voor voorgeschreven oeverbescherming of zorgdragen voor ongestoorde afwatering

1 week

€ 1.000,- per constatering (maximaal 1 verbeuring per week)

€ 5.000,-

 

6. Niet toepassen archeologisch protocol

1 week

€ 2.000,- per constatering (maximaal 1 verbeuring per week)

€ 10.000,-

7. Overschrijding eisen emissie (bij lozing)

2 weken

€ 1.000,- per constatering (maximaal 1 verbeuring per 24 uur)

€ 5.000,-

 

D. Bodem

Begunstigingstermijn

Dwangsom

Dwangsom maximum

1. Niet verwijderen / saneren / herstellen van bodemverontreiniging

4 weken

€ 1.000,- per week

€ 5.000,-

2. Niet onmiddellijk ongedaan maken bodem verontreinigende calamiteit

1 week

€ 1.000,- per constatering (maximaal 1 verbeuring per week)

€ 5.000,-

3. Niet (tijdig) indienen saneringsverslag of nazorgplan

8 weken

€ 1.000,- per week

€ 5.000,-

4. Bodembeschermende voorzieningen niet aanwezig of niet toereikend

8 weken

€ 1.000,- per week

€ 5.000,-

5. De periodieke monitoringsverplichting wordt niet nageleefd

8 weken

€ 500,- per week

€ 2.500,-

6.Geen nulsituatie-onderzoek, eindsituatie-onderzoek of ander bodemonderzoek verricht en/of ingediend

8 weken

€ 1.000,- per week

€ 5.000,-

7. Toepassen zonder (juiste) Bbk-melding

1 week

€ 1.000,- per constatering (maximaal 1 verbeuring per week)

€ 5.000,-

8. Toepassen in strijd met Bbk-melding of regels Bbk

1 week

€ 1.000,- per constatering (maximaal 1 verbeuring per week)

€ 5.000,-

9. Geen melding start, einde sanering

1 dag

€ 500,- per constatering (maximaal 1 verbeuring per 24 uur)

€ 2.500,-

10. Saneren zonder (goedgekeurd) saneringsplan of BUS-melding

1 week

€ 1.000,- per constatering (maximaal 1 verbeuring per week)

€ 5.000,-

11. Niet naleven onderzoeksplicht (bevel) of saneringsplicht (bevel) of bevel tot nemen tijdelijke beveiligingsmaatregelen

8 weken of 2 weken (bij tijdelijke maatregelen)

€ 2.000,- per week

€ 10.000,-

12. Niet naleven saneringsplicht zoals geregeld in beschikking ernst & (niet) spoed

12 weken

€ 2.000,- per week

€ 10.000,-

13. Niet melden bodemverontreinigende calamiteit

1 week

€ 1.000,- per overtreding (maximaal 1 constatering per 24 uur)

€ 5.000,-

14. Niet naleven gedoogbevel

1 week

€ 1.000,- per week

€ 5.000,-

15. Niet saneren conform saneringsplan of BUS-melding (incl. regels BUS)

1 week

€ 2.000,- per constatering (maximaal 1 verbeuring per week)

€ 10.000,-

16. Gebruiksbeperkingen of nazorgmaatregelen worden niet in acht genomen

1 week

€ 1.000,- per constatering (maximaal 1 verbeuring per week)

€ 5.000,-

17. Periodieke keuring brandstoftank niet uitgevoerd (boven- en ondergronds)

8 weken

€ 2.000,- per week

 

€ 10.000,-

18. Geen financiële zekerheid ondergronds brandstoftank

12 weken

€ 1.000,- per tank per week

€ 5.000,-

19. Niet uitvoeren verplichte controles aan tank, zoals water/sludge, kathodische bescherming etc.

8 weken

€ 500,- per week

€ 2.500,-

 

E. Geluid/Trillingen

Begunstigingstermijn

Dwangsom

Dwangsom maximum

1.Er wordt niet voldaan aan de geluidsnormen

Bij reguliere horeca-inrichting tot circa 75 m2In geval van grotere horeca-inrichting, en/of een discotheekIn geval van grootschalige bijeenkomsten, feesten

direct

  

€ 3.000,- per constatering

€ 5.000,- per constatering

 

€ 10.000,- per constatering(maximaal 1 verbeuring per 24 uur)

     

€ 9.000,-

  

€ 15.000,-

   

€ 30.000,-

2. Overschrijding geluidsnorm door andere activiteiten

direct of 12 weken (bij bouwwerkzaamheden)

 € 2.000,- per constatering

(maximaal 1 verbeuring per week)

€ 10.000,-

3. Maatregelen / voorzieningen / installaties niet volgens voorschriften

1 week of 12 weken (bij bouwwerkzaamheden)

€ 2.000,- per constatering

(maximaal 1 verbeuring per week)

€ 10.000,-

4. Gedragsvoorschriften worden niet nageleefd

direct

€ 1.000,- per constatering (maximaal 1 constatering per 24 uur

€ 3.000,-

5. Niet voldoen aan voorschriften m.b.t. trillingen

1 week of 12 weken (bij bouwwerkzaamheden)

€ 2.000,- per constatering

(maximaal 1 verbeuring per week)

€ 10.000,-

 

F. Luchtkwaliteit / geur

Begunstigingstermijn

Dwangsom

Dwangsom maximum

1.Stookinstallatie niet (tijdig) gekeurd inclusief herstelpunten

Bij reguliere installatie (< 500 kW)Bij grootschalige installatie (> 500 kW) of WKK (vermogen is niet relevant)

    

8 weken

 

8 weken

    

€ 250,- per week

 

€ 500,- per week

 

    

€ 1.250,-

 

€ 2.500,-

2. Afvoer gassen en dampen voldoet niet aan de middelvoorschriften of wordt niet voldaan aan de afstandseisen / normering in odour units / emissienormen

4 weken of

12 weken (bij bouwwerkzaamheden)

€ 1.000,- per constatering (maximaal 1 verbeuring per week)

€ 5.000,-

3. Op- of overslag stuifgevoelige stoffen voldoet niet aan voorschriften

4 weken of

12 weken (bij bouwwerkzaamheden)

€ 500,- per constatering (maximaal 1 verbeuring per week)

€ 2.500,-

G. Licht

Begunstigingstermijn

Dwangsom

Dwangsom maximum

1.Overschrijding norm

4 weken

€ 500,- per constatering (maximaal 1 verbeuring per 24 uur)

€ 1.500,-

2. Maatregelen m.b.t. het voorkomen van onaanvaardbare lichthinder zijn niet (juist) gerealiseerd of in gebruik

4 weken

€ 2.000,- per constatering (maximaal 1 verbeuring per 24 uur)

€ 10.000,-

3. Verlichting (sportvelden) niet (tijdig) uitgeschakeld

direct

€ 500,- per constatering(maximaal 1 verbeuring per 24 uur)

€ 1.500,-

 

H. Assimilatiebelichting

Begunstigingstermijn

Dwangsom

Dwangsom maximum

1.Ontbreken van (juiste) bovenafscherming

 

8 weken

€ 3,- per vierkante meter teeltopper-vlak per week

€ 15,- per vierkante meter teeltopper vlak

2. Niet gebruiken van bovenafscherming t.b.v. teeltbevordering

(calculerende overtreder)

2 dagen of

2 weken (indien herstel of reparatie noodzakelijk is)

Rekentabel bijlage 3.3. (maximaal 1 verbeuring per 24 uur)

Rekentabel bijlage 3.3.

3. Niet gebruiken van bovenafscherming overig

Teeltoppervlak tot 17.500 m2 Teeltoppervlak vanaf 17.500 m2 

   

2 dagen of 2 weken indien herstel of reparatie noodzakelijk is

 

   € 3.000,-  € 5.000,-

per constatering (maximaal 1 verbeuring per 24 uur)

   € 9.000,-  € 15.000,-   

4. Niet voldoende afschermen van de zijgevel (ontbreken van doek, verkeerd doek):

 

Zijgevel tot 100 m2

 

Zijgevel van 100 tot 250 m2

 

Zijgevel boven 250 m2

     

8 weken

   

     

€ 1.000,- per week

€ 2.000,- per week

 

€ 5.000,- per week

     

€ 5.000,-

 

€ 10.000,-

  

€ 25.000,-

5. Niet voldoende afschermen van de zijgevel (zichtbare lampen):

2 dagen of 2 weken (indien herstel of reparatie noodzakelijk is)

 

€ 1.000,- per constatering

(maximaal 1 verbeuring per 24 uur)

€ 5.000,-

 

 

I. Veiligheid (Vuurwerkbesluit, PGS, Brandveilig gebruik van bouwwerken)[2]

Begunstigingstermijn

Dwangsom

Dwangsom maximum

1. Toegestane hoeveelheid vuurwerk wordt overschreden

2 uur

€ 10,- per bruto kg consumen-tenvuurwerk met een submaxi- mum van

€ 10.000,- per constatering

€ 50.000,-

2. Toegestane hoeveelheid overige gevaarlijke stoffen wordt overschreden

2 weken

€10,- per liter/kg teveel aan gevaarlijke stoffen (maximaal 1 verbeuring per week

Maximale wekelijkse verbeuring x 5

3. Risico bij onjuiste opslag gevaarlijke stoffen

Risico/gevaarzetting vanwege grootschalige tekortkomingen (denk aan bijvoorbeeld het ontbreken van (bouwkundige) voorzieningen)Risico/gevaarzetting vanwege tekortkomingen (denk bijv. aan gebreken aan voorzieningen/bouwwerk) Bij ontbreken van kleine voorzieningen, zoals pictogram, gevaaraanduiding

   

2 weken (bij afvoer) of 12 weken (bij bouwwerkzaamheden)

   

2 weken (bij afvoer) of 8 weken

   

4 weken

  

   

€ 2.000,- per week

     

€ 1.000,- per week

  

€ 250,- per constatering

(maximaal 1 verbeuring per week)

   

€10.000,-

      

€ 5.000,-

   

€ 1.250,-

4. Gedragsvoorschriften niet conform eisen, ook bij vuurwerkopslag en –verkoop

Direct

 

€ 1.000,- per constatering (maximaal 1 verbeuring per 24 uur)

€ 3.000,-

 

 

J. Duurzaamheid (energie)

Begunstigingstermijn

Dwangsom

Dwangsom maximum

1. Het niet uitvoeren van energiebesparende maatregelen

Bij ontbreken van grootschalige en/of bouwkundige maatregelenBij ontbreken kleine maatregelen

    

12 weken

   

1 week

    

€ 1.000,- per week

  

€ 500,- per week

    

€ 5.000,-

   

€ 2.500,-

   

K. Provinciale milieuverordening

Begunstigingstermijn

Dwangsom

Dwangsom maximum

1.Het oprichten of behouden van:

Een werk, of;Een constructie met het doel het vervoeren, bergen, opslaan, overslaan, storten of verzinken van schadelijke stoffen door, op of in de bodem mogelijk te maken, of;Boorputten, of; Kampeeraangelegenheden, Recreatiecentra of kampementen, of; Wegen of terreinen voor zover deze – al dan niet tijdelijk – voor gemotoriseerd verkeer openstaan, waterwegen of spoorwegen, of;Een gebouw in de zin van de Woningwet.

Direct

 

€ 500,-  per constate-ring (maxi-maal 1 ver-beuring per week)

€ 2.500,-

2. Verstoring van beschermingsgebied door gebruik en van een toestel, een motorrijtuig buiten aangewezen rijgebieden, een waterscooter of motorboot sneller dan 9 km/uur[3].

Direct

 

€ 500,- per constate-ring (maxi-maal 1 ver-beuring per 24 uur)

€ 1.500,-

 

3. Het hebben, gebruiken, vervoeren, op of het in de bodem brengen van schadelijke stoffen

Direct

€ 1.000,- per consta-tering (maximaal 1 verbeu-ring per 24 uur)

€ 5.000,-

4. De grond roeren dieper dan 2,5 meter onder het maaiveld of anderszins werken op of in de bodem, waarbij de beschermende werking van de bodemlagen kunnen worden aangetast

Direct

 

€ 500,- per consta-tering (maximaal 1 verbeu-ring per 24 uur)

€ 2.500,-

BIJLAGE 4.2.

Checklist hoogte dwangsom

Beoordeling

Als aan de hand van de checklist blijkt dat veel van de criteria met een hoge score worden beoordeeld, kan dit reden zijn om een hogere dwangsom op te leggen. Indien blijkt dat veel van de criteria met een lage score worden beoordeeld kan dit reden zijn om een lagere dwangsom op te leggen.

 

laag

gemiddeld

hoog

De potentiële milieuschade door de overtreding.

 

 

 

 

Het gedrag van de overtreder (calculerend of recidivist) **

 

N.B. Calculerend gedrag behoort bij een beoordeling “gemiddeld”. Een recidivist moet zwaarder worden aangepakt en krijgt daarom de beoordeling “hoog”. Daarnaast kan bij de beoordeling worden betrokken dat een professioneel bedrijf of een aannemer beter had moeten en kunnen weten dan een particulier. Voor een particulier kan dan ook een beoordeling “laag” worden overwogen.

 

 

 

 

De kosten om de overtreding ongedaan te maken (tijd en moeite die het naleven van de voorschriften kost, de kosten van de voorziening).

 

 

 

De extra omzet/ de winst die vanwege de lagere kostprijs ten gevolge van de overtreding is ontstaan (het behaalde financiële/economische voordeel).

 

N.B Volgens de rechter mag het (geschatte) financiële voordeel dat de overtreding oplevert een maatstaf zijn bij het bepalen van het bedrag. De omvang van de onderneming speelt hierbij zeker een rol, een dwangsom voor een multinational zal een andere zijn als die voor een éénmanszaak (ABRvS 13 maart 2001, nr. 19990086/1).

Het economisch voordeel kan worden verkregen uit extra omzet, maar ook uit de winst door het niet uitvoeren van maatregelen waarmee wel aan de voorschriften kan worden voldaan De richtlijn is dat het totale dwangsombedrag beduidend hoger is dan het economische voordeel dat de overtreder heeft door de overtreding niet op te heffen. Er kan dan gedacht worden aan een totaal dwangsombedrag dat minimaal tweemaal zo hoog is als het economische voordeel.

 

 

 

De financiële positie van het bedrijf of de overtreder.**

*

*

*

BIJLAGE 4.3.

Rekenmodel voor dwangsom bij assimilatiebelichting

 

 

Locatienaam: <locatienaam Squit>

 

 

Dossiernummer: <dossiernummer Squit>

 

 

Adres locatie: <bezoekadres, postcode en plaats>

 

 

 

 

 

Gewas <naam soort en type>

eenheid

voorbeeld

teeltoppervlak

m2

 

aantal te oogsten (per m2 per jaar)

 

 

productie (totaal stelen per jaar)

stelen/jaar

 

kwaliteitsklasse I (82 procent, middenprijs)

€ 0,50

 

kwaliteitsklasse II (16, procent, middenprijs)

€ 0,41

 

kwaliteitsklasse III (2 procent, onverkoopbaar)

€ 0

 

 

 

 

Subtotaal omzet per jaar (onvolledig schermen)

 

kwaliteitsklasse I (39 procent, middenprijs)

€ 0,50

 

kwaliteitsklasse II (49, procent, middenprijs)

€ 0,41

 

kwaliteitsklasse III (12 procent, onverkoopbaar)

€ 0

 

 

 

 

Subtotaal omzet per jaar (regelconform schermen) (83 procent)

 

 

 

 

Meeromzet bij onvolledig schermen (16 procent)

 

Meeromzet bij onvolledig schermen

€/m2

 

winstmarge (1½ % van de omzet per jaar, onvolledig schermen)

 

 

extra prikkel van dwangsom

20 procent

 

maximum hoogte dwangsom

 

 

verbeuring per keer/periode (delen door 5)

 

 

 

Bijlage 5 Toetsmatrix

Zie pag 88 van de bijlage (PDF)

Bijlage: Volledig Beleidsplan in pdf

Omgevingsbeleidsplan