Gemeente Midden-Delfland - Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland 2018

Geldend van 01-10-2018 t/m heden

Intitulé

Gemeente Midden-Delfland - Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland;

Gelet op artikel 35 van de Participatiewet

Besluit:

Vast te stellen de ‘Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Midden-Delfland 2018’

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. Waar in deze Beleidsregels begrippen worden gebruikt die niet hieronder staan gedefinieerd, wordt aan deze begrippen de betekenis van de definities uit de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht toegekend.

2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. ALO-kop: compensatie door de Belastingdienst voor alleenstaande ouders vanuit het kindgebondenbudget;

b. AOW: Algemene Ouderdomswet;

c. Awir: Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;

d. Bbz: Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004;

e. belanghebbende: de persoon die op grond van artikel 35, eerste lid van de wet aanspraak doet op bijzondere bijstand;

f. de bijstandsnorm: de norm, zoals bedoeld in artikel 5 sub c van de wet;

g. bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 35, eerste lid van de wet;

h. CAV: collectieve aanvullende zorgverzekering;

i. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland;

j. draagkracht: het gedeelte van het inkomen en/of vermogen dat de belanghebbende geacht wordt zelf te kunnen besteden aan de kosten waarvoor een aanvraag bijzondere bijstand wordt ingediend;

k. draagkrachtperiode: de periode waarover de draagkracht van de belanghebbende wordt vastgesteld;

l. de wet: de Participatiewet;

m. bijzondere bijstand om niet: de bijzondere bijstand als gift;

n. WGS: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

o. WHT: Wet op de huurtoeslag

p. WKO: Wet kinderopvang;

q. Wlz: Wet langdurige zorg;

r. Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning;

s. Wsnp: Wet schuldsanering natuurlijke personen;

t. Wtos: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

u. zelfstandige: persoon met een inkomen uit zelfstandig bedrijf of beroep;

v. Zvw: Zorgverzekeringswet.

Artikel 2 Vorm van de bijstand

1. Tenzij deze beleidsregels anders bepalen, wordt de bijzondere bijstand verstrekt als een uitkering om niet.

2. De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt in de gevallen die genoemd worden in artikel 48, tweede lid van de wet en indien het bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen betreft als bedoeld in artikel 51 van de wet.

3. Analoog aan de verstrekking van de uitkering levensonderhoud in het kader van Bbz, wordt bijzondere bijstand aan zelfstandigen verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening. Als na afloop van het boekjaar de Bbz-uitkering voor levensonderhoud wordt omgezet in een verstrekking om niet, dan wordt de verleende bijzondere bijstand ook omgezet naar verstrekking om niet.

Artikel 3 De aanvraag

1. De aanvraag om bijzondere bijstand moet worden ingediend voordat de kosten zijn gemaakt.

2. Afwijken van het gestelde in het eerste lid is mogelijk, wanneer de aanvraag:

a. is ingediend binnen drie maanden na het ontstaan van de kosten; en

b. het een bedrag betreft tot maximaal € 250,00.

Artikel 4 Hoogte bijzondere bijstand

1. Bij de vaststelling van de hoogte van het bedrag aan bijzondere bijstand wordt gekozen voor de goedkoopste passende oplossing.

2. Het college stelt tweejaarlijks een ‘Normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland’ vast, met hierin de geldende normbedragen.

HOOFDSTUK 2 DRAAGKRACHT

Artikel 5 Draagkracht

Bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van de draagkracht van de belanghebbende en, indien van toepassing, zijn gezin.

Artikel 6 Draagkracht en vermogen

Het vermogen, zoals bedoeld in artikel 34 tweede lid en in samenhang gelezen met het derde lid van de wet, wordt bij de vaststelling van de draagkracht buiten beschouwing gelaten. Het meerdere wordt aangemerkt als draagkracht.

Artikel 7 Draagkracht en inkomen

1. De draagkracht wordt vastgesteld met inachtneming van het inkomen als bedoeld in de artikelen 31 tot en met 33 van de wet.

2. Er is geen draagkracht uit inkomen aanwezig wanneer het inkomen op het moment van de aanvraag lager ligt dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

3. Wanneer het inkomen hoger ligt dan gesteld in het tweede lid, dan wordt de draagkracht als volgt vastgesteld:

a. Van de eerste € 1.500,00 per jaar boven 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt 10% aangemerkt als draagkracht.

b. Van de volgende € 1.500,00 per jaar wordt 35% aangemerkt als draagkracht.

c. Van al het meerdere wordt 50% aangemerkt als draagkracht.

4. De draagkracht wordt vastgesteld op basis van het feitelijk besteedbaar inkomen in geval één of meer van de volgende situaties van toepassing is:

a. Wsnp;

b. beslaglegging;

c. minnelijke regeling op grond van de WGS;

d. inhouding inzake een bestuursrechtelijke premie.

5. Onder feitelijk besteedbaar inkomen als genoemd in het vierde lid wordt verstaan het inkomen wat belanghebbende feitelijk te besteden heeft, na het voldoen van betalingen richting schuldeisers.

6. Bij kostendelers wordt voor de berekening van de draagkracht uit inkomen de bijstandsnorm gehanteerd, die zou gelden indien er geen sprake zou zijn van kostendelers.

Artikel 8 Vaststellen maandinkomen

1. Als inkomen wordt in aanmerking genomen het inkomen over de maand, voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag bijzondere bijstand wordt ingediend

2. Bij wisselende inkomsten wordt voor het vaststellen van het maandinkomen het gemiddelde van deze inkomsten over een periode van ten minste 3 maanden berekend voorafgaande aan het tijdstip waarop de in artikel 9 aangegeven periode van 12 maanden aanvangt.

3. De draagkracht wordt in ieder geval opnieuw overwogen bij een daling of stijging van 10% of meer van het feitelijk besteedbaar inkomen, alsmede bij een wijziging in de hoogte van de bijzondere noodzakelijke kosten waarvoor bijzondere bijstand is toegekend.

Artikel 9 Draagkrachtperiode

1. De draagkracht wordt vastgesteld over een periode van 12 maanden, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarop de verstrekking van de bijzondere bijstand betrekking heeft.

2. Voor de vaststelling van de draagkracht als bedoeld in het vorige lid wordt de draagkracht die is vastgesteld per maand, toegerekend naar een periode van 12 maanden.

3. De vastgestelde draagkracht als bedoeld in het tweede lid wordt in geval van incidentele bijzondere noodzakelijke kosten in één keer in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten.

4. In geval van periodieke bijzondere noodzakelijke kosten wordt de draagkracht als bedoeld in het tweede lid gespreid over de maanden waarover de bijzondere bijstand wordt toegekend met een maximum van 12 maanden en naar evenredigheid in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten.

5. Bij samenloop van incidentele en periodieke bijzondere noodzakelijke kosten wordt de draagkracht bij voorrang verrekend met de incidentele kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt toegekend.

HOOFDSTUK 3 MEDISCHE KOSTEN

Artikel 10 Medische kosten

1. De vergoedingen vanuit de Zvw en de Wlz zijn voorliggende voorzieningen die passend en toereikend worden geacht. Wanneer de voorliggende voorziening de kosten niet, of slechts deels, vergoedt, zijn deze niet noodzakelijk en kan daarvoor ook geen bijzondere bijstand worden verleend, anders dan via de CAV

2. Wanneer niet deelgenomen wordt aan de CAV komen medische kosten gemaakt in 2018 wel in aanmerking voor bijzondere bijstand overeenkomstig de maximale vergoedingen van de CAV.

3. Uitzondering op het eerste lid zijn personen die lopende het kalenderjaar van buiten de gemeente naar Midden-Delfland verhuizen en nog elders verzekerd zijn. Aan deze personen kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor zorgkosten, overeenkomstig de maximale vergoedingen van de CAV voor de duur van het lopende jaar.

4. Op medische indicatie kunnen de kosten van extra wasverzorging, kledingslijtage, extra stookkosten, maaltijdvoorziening, persoonsalarmering en andere specifieke kosten ten gevolge van gebreken of ziekte van belanghebbende, indien hiervoor geen voorliggende voorziening is, in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.

5. De belanghebbende verleent desgevraagd zijn medewerking aan het onderzoek dat nodig is voor het advies als bedoeld in het vierde lid.

6. Het vragen van een deskundigenadvies kan achterwege blijven als het jaarlijks terugkerende kosten betreft en het overduidelijk is dat de (medische) situatie sinds het laatste deskundigenadvies niet is gewijzigd of wanneer herbeoordeling niet wordt geadviseerd.

HOOFDSTUK 4 DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN , WONINGINRICHTING, BABYUITZET EN VERHUIZING

Artikel 11 Duurzame gebruiksgoederen

1. Duurzame gebruiksgoederen behoren tot de algemene kosten van het bestaan. Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen is uitsluitend mogelijk indien:

a. de kosten noodzakelijk zijn; en

b. belanghebbende aantoonbaar niet of onvoldoende voor deze kosten heeft kunnen reserveren; en

c. een kredietverlenende instelling geen lening verstrekt.

2. In ieder geval noodzakelijk zijn de duurzame gebruiksgoederen zoals opgenomen in de geldende ‘Normenlijst bijzondere bijstand Midden-Delfland’ onder direct noodzakelijke, niet uitstelbare goederen.

3. Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening, tenzij er redenen zijn om hiervan af te wijken.

4. Het bedrag dat aan reservering aangewend moet worden is gelijk aan het normbedrag voor aflossing, zoals vastgesteld in de ‘Beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Midden-Delfland 2016’, dan wel diens opvolger, over de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag bijzondere bijstand . Tevens dient 50% van de ontvangen individuele inkomenstoeslag aangewend te worden als reservering voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen.

5. Indien de belanghebbende verwijtbaar niet heeft gereserveerd voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen, wordt de verstrekking beperkt tot de goederen die zijn opgenomen onder ‘direct noodzakelijke, niet uitstelbare duurzame gebruiksgoederen’ en is kwijtschelding, als bedoeld in artikel 16, tweede lid aanhef en onderdeel a, alsmede artikel 16, derde lid van de ‘Beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Midden-Delfland 2016’, dan wel diens opvolger, niet van toepassing.

6. Indien de belanghebbende bijzondere bijstand aanvraagt voor duurzame gebruiksgoederen, waarvoor hij reeds in de voorgaande drie jaar bijzondere bijstand heeft ontvangen, is in afwijking van het vijfde lid, geen bijzondere bijstand mogelijk.

7. Kosten van een eerste woninginrichting komen niet voor bijstandsverlening in aanmerking. Dit geldt eveneens als de belanghebbende voorafgaand aan de aanvraag niet meer thuiswonend was, maar in een onzelfstandige woonruimte of bij anderen heeft verbleven.

8. In uitzondering op het gestelde in het zevende lid, wordt aan belanghebbenden die in het kader van de wettelijke taakstelling huisvesting vergunninghouders, een pakket inrichtingskosten verstrekt.

9. Bij de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt aangesloten bij de normbedragen zoals opgenomen in de geldende ‘Normenlijst bijzondere bijstand Midden-Delfland’.

HOOFDSTUK 5 WOONKOSTEN

Artikel 12 Woonkostentoeslag

1. De belanghebbende, wonende in een huurwoning, die geen of onvoldoende beroep kan doen op de Wet op de huurtoeslag, komt in aanmerking voor bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag.

2. De hoogte van de woonkostentoeslag bij een huurwoning wordt per maand vastgesteld volgens de berekening van de Wet op huurtoeslag.

3. Indien de rekenhuur meer bedraagt dan de maximale huurgrens, zoals vastgesteld in de WHT, wordt de hoogte van de woonkostentoeslag tot het bedrag van de maximale huurgrens vastgesteld volgens de berekening van de WHT en vervolgens verhoogd met het verschil tussen de maximale huurgrens en de rekenhuur.

4. Ook belanghebbenden met een eigen woning kunnen in aanmerking komen voor een woonkostentoeslag. Voor het berekenen van de hoogte van de woonkostentoeslag wordt aangesloten bij de systematiek van de Wet op de huurtoeslag.

5. Voor het vaststellen van de rekenhuur bij een eigen woning worden de volgende kosten van de door belanghebbende daadwerkelijk bewoonde woning in ogenschouw genomen:

a. hypotheekrente, gecorrigeerd na belastingteruggaaf;

b. eigenaarsdeel onroerend zaakbelasting;

c. rioolrecht;

d. eigenaarsdeel waterschapslasten;

e. premie opstalverzekering;

f. premies voor verzekeringen tegen brand- en stormschade;

g. bijdrage Vereniging van Eigenaren exclusief eventuele stookkosten.

6. Indien de kosten genoemd in het vijfde lid meer bedragen dan de maximale huurgrens, wordt de hoogte van de woonkostentoeslag tot het bedrag van de maximale huurgrens vastgesteld volgens de berekening van de Wet op de huurtoeslag en vervolgens verhoogd met het verschil tussen de maximale huurgrens en de kosten voor de eigen woning.

7. Wanneer een woonkostentoeslag wordt toegekend op grond van een rekenhuur hoger dan de maximale huurgrens wordt een verhuisverplichting opgelegd, tenzij er aantoonbare sociale en/of medische redenen aanwezig zijn, waardoor in redelijkheid niet van de belanghebbende kan worden verwacht dat hij verhuist.

8. Indien de verhuisverplichting wordt opgelegd, wordt de woonkostentoeslag voor een maximale periode van zes maanden toegekend. Deze periode kan steeds met maximaal zes maanden worden verlengd, indien de belanghebbende aantoonbaar en actief op zoek is naar goedkopere woonruimte.

Artikel 13 Doorbetaling vaste lasten

1. Voor de kosten van het aanhouden van een woning bij tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis kan bijzondere bijstand worden verleend indien de periode van verblijf elders niet langer dan zes maanden bedraagt.

2. Netto huurkosten en hypotheeklasten komen in aanmerking voor een vergoeding. Een vergoeding voor de betaling van overige vaste lasten is niet mogelijk.

3. Degene aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen heeft geen recht op bijstand.

HOOFDSTUK 6 BUDGETBEHEER

Artikel 14 Kosten budgetbeheer

1. Voor de kosten van budgetbeheer kan bijzondere bijstand verstrekt worden wanneer het budgetbeheer wordt uitgevoerd door een bij de brancheorganisatie aangesloten budgetbeheerder.

2. Maximaal wordt vergoed een tarief ter hoogte van de standaardbeloning van bewindvoering exclusief btw, als vastgesteld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

HOOFDSTUK 7 ZELFSTANDIGEN

Artikel 15 Kosten boekhouding ex-ondernemer

Een ex-ondernemer die door het ontstaan van een problematische schuldensituatie geen financiële mogelijkheden heeft om zijn boekhouding op orde te laten brengen, kan op indicatie van de afdeling Inwonerszaken, team Schuldhulpverlening in aanmerking komen voor bijzondere bijstand in de vorm van een renteloze geldlening om de kosten voor het op orde brengen van een boekhouding te voldoen.

Artikel 16 Vergoeding arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

Bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor de kosten van een al afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering van een zelfstandige. Bijzondere bijstand is mogelijk voor de premie van een verzekerd bedrag ter hoogte van de voor de aanvrager van toepassing zijnde bijstandsnorm, verhoogd met de inkomensafhankelijke bijdrage ziektekosten plus een eventuele woonkostentoeslag. De premie is gelimiteerd op € 400,00 per maand.

HOOFDSTUK 8 TOESLAGEN

Artikel 17 Compensatie alleenstaande ouders zonder ALO-kop

1. Op aanvraag kan aan de belanghebbende van 18 jaar of ouder periodieke bijzondere bijstand verstrekt worden ter compensatie van de alleenstaande ouderkop.

2. Om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand ter compensatie van de ontbrekende alleenstaande ouderkop moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

a. belanghebbende is 18 jaar of ouder en is alleenstaande ouder in de zin van artikel 4, eerste lid, sub b van de wet, en;

b. belanghebbende heeft een toeslagpartner als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Awir waardoor er geen recht op de alleenstaande ouderkop bestaat, en;

c. belanghebbende bewoont een zelfstandige woonruimte en kan de noodzakelijke kosten van het bestaan niet delen met een ander.

3. De alleenstaande ouder waarbij de kostendelersnorm van toepassing is, kan geen aanspraak maken op deze compensatieregeling. Een persoon op wie de kostendelersnorm van toepassing is, wordt in staat geacht de kosten van levensonderhoud met een meerderjarige op dezelfde wijze te kunnen delen als gehuwden dat doen in de zin van de wet.

4. De bijzondere bijstand is maximaal gelijk aan de alleenstaande ouderkop die belanghebbende had kunnen ontvangen als hij geen fiscaal toeslagpartner had gehad.

Artikel 18 Aanvulling levensonderhoud jongeren 18 tot en met 20 jaar

1. De 18- tot 21-jarige die geen of onvoldoende beroep kan doen op de ouders voor de noodzakelijke kosten van het bestaan, kan in aanmerking komen voor (aanvullende) bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud.

2. Een 18- tot 21-jarige kan geen of onvoldoende beroep op de ouders doen als:

a. de onderhoudsplichtige ouder of ouders zijn overleden;

b. de onderhoudsplichtige ouder of ouders niet over voldoende middelen beschikt.

c. er sprake is van een ernstig verstoorde relatie met de ouder(s).

3. De aanvullende bijzondere bijstand bedraagt het verschil tussen de van toepassing zijnde norm voor personen van 21 jaar of ouder en de van toepassing zijnde norm voor een persoon van 18, 19 of 20 jaar als bedoeld in artikel 21 van de wet.

HOOFDSTUK 9 REISKOSTEN

Artikel 19 Reiskosten

1. Voor reiskosten die samenhangen met een als gevolg van bijzondere omstandigheden, tijdelijk optredende extra vervoersbehoefte kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Hiervan is onder ander sprake bij:

a. Bij een partner of familielid in de eerste graad in detentie. In voorkomende gevallen kan voor maximaal één bezoek per week bijzondere bijstand worden verstrekt.

b. Bij een partner of familielid in de eerste en tweede graad in het ziekenhuis, verpleeghuis of afkickcentrum.. Hierbij wordt uitgegaan van maximaal twee bezoeken per week. Als de verpleegde zo ernstig ziek is dat meer bezoek noodzakelijk is, kan voor een hoger bedrag bijstand worden verleend.

c. Bij een niet-incidentele periodieke noodzakelijke medische behandeling, waarbij aantoonbaar geen gebruik gemaakt kan worden van een voorliggende voorziening.

d. Een ten laste komend kind dat basisonderwijs of voorgezet onderwijs volgt en daarvoor meer dan 20 kilometer moet reizen van de ouderlijke woning en waarbij het niet mogelijk is om deze specifieke vorm van onderwijs dichterbij te volgen.

2. De hoogte van de vergoeding bedraagt het goedkoopste tarief op basis van openbaar vervoer reizende tweede klas of wanneer aantoonbaar noodzakelijk het in de geldende ‘Normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland’ opgenomen bedrag per kilometer voor de kortste route met de auto.

HOOFDSTUK 10 OVERIGE KOSTEN

Artikel 20 Uitvaartkosten

1. De belanghebbende op wie volgens de bepalingen in het huwelijksgoederenrecht en het erfrecht de plicht rust de kosten van lijkbezorging van bloedverwanten te voldoen, heeft voor zover het zijn aandeel in de kosten betreft recht op bijzondere bijstand.

2. De kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage betreffen de kosten die verband houden met de begrafenis of crematie van een overledene in Nederland, gerekend naar de kosten van de goedkoopst adequate mogelijkheid voor de verzorging van de teraardebestelling tot maximaal het bedrag vermeld in de bijlage van deze beleidsregels

3. Op de bijzondere bijstand als bedoeld in het eerste lid worden uitkeringen uit verzekeringen, slottermijnen en dergelijke volledig in mindering gebracht.

Artikel 21 Sociale participatie

1. Belanghebbenden, ouder dan 18 jaar komen eenmaal per 12 maanden in aanmerking voor een tegemoetkoming voor de kosten van sociale participatie.

2. De bijzondere bijstand wordt verstrekt op declaratiebasis in de vorm van een jaarbudget en kan per 12 maanden nooit meer bedragen dan het bedrag dat hiervoor is opgenomen in de geldende ‘Normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland’.

Artikel 22 Computer

1. Het college kan bijzondere bijstand verstrekken voor de kosten van een computer, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a. het inkomen in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag, is niet hoger geweest dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm; en

b. het huishouden beschikt niet over een computer of heeft een computer, ouder dan vier jaar.

2. Onder een computer wordt verstaan een desktopcomputer of laptop inclusief software (Windows, Microsoft Office of vergelijkbare software), beeldscherm, toetsenbord plus muis en printer.

3. De maximale vergoeding voor een computer en toebehoren is opgenomen in de geldende ‘Normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland’

Artikel 23 Fiets

1. De kosten van een fiets behoren tot de algemene kosten van het bestaan. Hier wordt geen bijzondere bijstand voor verstrekt.

2. De volgende doelgroepen zijn uitgezonderd van het gestelde in het eerste lid:

a. belanghebbende met ten laste komende kinderen die voor het eerst naar het voortgezet onderwijs gaan of die in het eerste jaar van het voorgezet onderwijs zitten. De belanghebbende komt in aanmerking voor bijzondere bijstand voor de kosten van een fiets ten behoeve van het ten laste komende kind.

b. de doelgroep statushouders die vanuit het asielzoekerscentrum zijn gevestigd in de gemeente Midden-Delfland.

3. De doelgroepen genoemd in het tweede lid komen eenmalig voor een vergoeding voor een fiets in aanmerking.

4. De maximale vergoeding voor een fiets en toebehoren is opgenomen in de geldende ‘Normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland’

Artikel 24 Overblijfkosten

Voor de kosten van de tussenschoolse opvang voor ten laste komende kinderen wordt naar evenredigheid bijzondere bijstand verstrekt wanneer belanghebbende:

a. scholing volgt;

b. een re-integratietraject volgt;

c. werkt.

Artikel 25 Kinderopvang

Belanghebbenden die voldoen aan de vereisten van artikel 1.6, eerste lid, onderdelen c, e, j, k of l WKO komen in aanmerking voor bijzondere bijstand tot een bedrag van 4,5% van het maximumuurtarief als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid van de WKO, voor het eerste kind en 3,5% voor het tweede en volgende kind.

Artikel 26 Zwemlessen

1. Kosten van zwemles komen voor bijzondere bijstand in aanmerking indien de leeftijd bij aanvang van de zwemlessen ten minste 5 jaar bedraagt

2. De vergoeding wordt verstrekt voor lessen tot en met diploma B en met een maximum van twee jaar.

3. De bijzondere bijstand kan incidenteel verlengd worden met 1 jaar als niet verwijtbaar het diploma B na twee jaar nog niet behaald is.

4. De uitbetaling van de bijzondere bijstand vindt, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken, plaats op declaratiebasis.

Artikel 27 Overbruggingsuitkering

1. Het college kan een overbruggingsuitkering verstrekken indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a. het recht op algemene bijstand is vastgesteld;

b. de belanghebbende heeft zelfstandige woonruimte;

c. de noodzaak van de overbruggingsuitkering was niet te voorzien en/of te voorkomen;

d. de belanghebbende heeft geen beschikbare middelen, hierbij wordt er geen rekening gehouden met het vrij te laten vermogen op grond van artikel 34, derde lid van de wet;

e. in de voorgaande drie jaar voor de aanvraag heeft de belanghebbende niet eerder een overbruggingsuitkering ontvangen.

2. De overbruggingsuitkering bedraagt 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, exclusief vakantietoeslag en wordt voor de duur van 1 maand verstrekt.

3. In afwijking van het tweede lid bedraagt bij nareizigers de overbruggingsuitkering het verschil tussen de norm van de vooruitreiziger en de nieuwe norm, exclusief vakantietoeslag.

HOOFDSTUK 11 MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE TEN LASTE KOMENDE KINDEREN

Artikel 28 Jeugdsport- en cultuurfonds

Ten laste komende kinderen van belanghebbenden komen in aanmerking voor een vergoeding voor sport en culturele activiteiten, alsmede voor benodigde materialen middels het Jeugdsportfonds/Jeugdcultuurfonds. De aanvraag dient ingediend te worden door een intermediair. De maximale bedragen die voor vergoeding in aanmerking komen worden genoemd in de geldende ‘Normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland’

Artikel 29 Schoolkosten

1. Het college kan bijzondere bijstand verstrekken voor indirecte schoolkosten van ten laste komende, schoolgaande, kinderen.

2. De bijzondere bijstand wordt verstrekt op declaratiebasis en kan per 12 maanden nooit meer bedragen dan de bedragen die hiervoor zijn opgenomen in de geldende ‘Normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland’.

HOOFDSTUK 12 SLOTBEPALINGEN

Artikel 30 Ten onrechte verstrekte bijstand

Indien de bijstand niet besteed wordt aan het doel waarvoor deze is verstrekt, dan wel wanneer de bijstand anderszins onverschuldigd is verstrekt, wordt de bijstand teruggevorderd overeenkomstig artikel 58 van de wet.

Artikel 31 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 32 Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel

1. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 oktober 2018 onder gelijktijdige intrekking van de ‘Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Midden-Delfland 2015’.

2. Een belanghebbende houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de ‘Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Midden-Delfland 2015’, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

3. Aanvragen die voor inwerkingtreding van deze beleidsregels zijn ingediend en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze beleidsregels, worden afgehandeld krachtens de ‘Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Midden-Delfland 2015’ , tenzij de bepalingen in deze beleidsregels gunstiger zijn voor de belanghebbende.

4. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland 2018.

Aldus vastgesteld bij besluit d.d. 11 september 2018

De gemeentesecretaris De burgemeester

M.I.A Born A.J. Rodenburg

Algemene toelichting

Bijzondere bijstand is een vorm van inkomensondersteuning en is bedoeld voor mensen met een laag inkomen, die weinig of geen eigen vermogen hebben en die door bijzondere omstandigheden bepaalde kosten hebben gemaakt die ze niet kunnen voldoen uit het reguliere inkomen en/of het vermogen.

Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen, dat in het individuele geval het inkomen van de belanghebbende niet volledig toereikend is ter voorziening in bepaalde noodzakelijke kosten. Voor zover voor dergelijke kosten geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening en deze uitgaven naar het oordeel van het college evenmin uit de eigen middelen kunnen worden voldaan, kan daarvoor bijzondere bijstand worden verstrekt. Om recht te hebben op bijzondere bijstand is niet vereist dat de belanghebbende ook recht heeft op algemene bijstand.

Belanghebbende moet bij individuele bijzondere bijstand altijd kunnen aantonen dat de kosten noodzakelijk zijn en daadwerkelijk zijn gemaakt. De noodzaak wordt vastgesteld door het college. Het recht en de hoogte van de individuele bijzondere bijstand stemt de gemeente af op de individuele omstandigheden van de cliënt.

De wet geeft niet aan voor welke kosten bijzondere bijstand kan worden verleend. Wel biedt artikel 14 van de wet duidelijkheid over voor welke kosten geen bijstand kan worden verleend, zoals alimentatie, boetes en bepaalde medische kosten (ontwikkelingsgeneeskunde). Verder geeft artikel 13, eerste lid onder g aan dat er in principe geen bijstand kan worden verleend voor schulden.

Dit betekent dat voor heel veel kosten bijzondere bijstand kan worden verleend, mits aan de criteria in artikel 35 wordt voldaan. De individuele uitvoering van de bijzondere bijstand vraagt echter om richtlijnen die de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid bevorderen en leiden tot uniforme afhandeling van aanvragen bij gelijke situaties.

In deze beleidsregels zijn verschillende veelvoorkomende bijzondere kosten opgenomen die voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Dit betreft dus geen limitatieve opsomming. Er is voor meer bijzondere kosten bijzondere bijstand mogelijk dan in deze beleidsregels genoemd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2 Vorm van de bijstand

Bijzondere bijstand wordt conform de wet om niet verstrekt, tenzij de wet en/of deze beleidsregels anders bepalen.

Artikel 3 De aanvraag

Ingevolge vaste jurisprudentie wordt geen bijzondere bijstand verleend voor kosten die zijn opgekomen voor de datum waarop de aanvraag om bijstand is ingediend, tenzij bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. Daarbij geldt, dat niet de datum waarop een rekening gepresenteerd wordt, maar de datum waarop de kosten zijn opgekomen, bepalend is voor het tijdstip waarop de kosten zijn gemaakt (zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 15-05-2007, nr. 06/1913 WWB, LJN: BA6875 en van 20-11-2012, nrs. 11/1669 WWB e.a., LJN: BY3781).

De achterliggende gedachte is daarbij, dat het tot de eigen verantwoordelijkheid van een belanghebbende behoort om tijdig een aanvraag om bijzondere bijstand in te dienen of zich te wenden tot het college voor nadere informatie. Wanneer het echter om kleine kosten gaat, die zich kortgeleden hebben voorgedaan is het redelijk om enige coulance te tonen. Het college heeft daarom besloten dat in principe geen bijzondere bijstand met terugwerkende kracht wordt verstrekt, uitgezonderd aanvragen tot een bedrag van maximaal € 250,00, mits aangevraagd binnen drie maanden na het ontstaan van deze kosten.

Artikel 4 Hoogte bijzondere bijstand

Bij de vaststelling van de hoogte van het bedrag aan bijzondere bijstand wordt gekozen voor de goedkoopste passende oplossing. Het college stelt tweejaarlijks de ‘Normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland’ vast. De bedragen die hierin opgenomen gelden als normbedragen. Dit zijn de maximumbedragen die voor de betreffende kosten vergoed kunnen worden.

HOOFDSTUK 2 DRAAGKRACHT

Het college heeft beleidsvrijheid bij de vaststelling van de draagkracht van de belanghebbende en de hiervoor geldende draagkrachtperiode. In dit hoofdstuk wordt uitgewerkt hoe het college invulling geeft aan haar beleidsvrijheid ten aanzien van de draagkrachtbepalingen.

Artikel 5 Draagkracht

Bijzondere bijstand is niet alleen voor bijstandsgerechtigden. Bijzondere bijstand is toegankelijk voor iedereen met een laag inkomen. Bepalend is de draagkracht van de belanghebbende(n), waarbij het inkomen met de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt vergeleken. Daarbij wordt de kostendelersnorm als referentienorm buiten beschouwing gelaten. Bij geen of slechts een beperkte draagkracht, kan aanspraak op bijzondere bijstand bestaan voor specifieke kosten, die niet uit het reguliere inkomen of uit de algemene bijstand kunnen worden voldaan. De bijzondere noodzakelijke kosten moeten de draagkracht te boven gaan.

Artikel 6 Draagkracht en vermogen

Artikel 34, tweede en derde lid van de wet geldt expliciet voor algemene bijstand. Er is gemeentelijke beleidsvrijheid om het gestelde in artikel 34, tweede en derde lid voor de draagkrachtbepalingen voor bijzondere bijstand niet van toepassing te laten zijn. De gemeente Midden-Delfland heeft ervoor gekozen om artikel 34, tweede en derde lid ook voor de bijzondere bijstand van toepassing te laten zijn. Dat betekent dat bij het bepalen van de draagkracht uit vermogen alleen het vermogen boven de vrij te laten vermogensgrens wordt meegenomen en ook de overige vermogensbestanddelen zoals genoemd in artikel 34, tweede lid buiten beschouwing worden gelaten.

Artikel 7 Draagkracht en inkomen

Bij het verstrekken van bijzondere bijstand moet rekening worden gehouden met de draagkracht van de belanghebbende. Het college kan bepalen welk deel van het inkomen boven de bijstandsnorm bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen (artikel 35, eerste lid van de wet).

Uitgangspunt is, dat voor zover het inkomen meer bedraagt dan 110 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, 10% van de eerste € 1.500,00 die 110% van de bijstandsnorm overschrijdt moet worden aangewend voor de betaling van de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Van de volgende € 1.500,00 moet 35% worden aangewend voor de betaling van de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Van al het meerdere dient vervolgens 50% te worden aangewend voor de betaling van de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

Voor zover de genoemde kosten niet voldaan kunnen worden uit de aanwezige draagkracht, bestaat aanspraak op bijzondere bijstand. Bij bepaling van de draagkrachtruimte wordt rekening gehouden met de huurtoeslag, gezien deze inkomensafhankelijk is.

De Centrale Raad van Beroep heeft uitspraken gedaan over draagkracht in relatie tot beslag op de uitkering. Deze uitspraken komen er op neer, dat als op (een deel van) het inkomen van de belanghebbende executoriaal beslag is gelegd, waardoor hij over dat (deel van het) inkomen geen feitelijke bestedingmogelijkheid heeft of beschikkingsbevoegd is, noch een mogelijkheid heeft om het hem uit te laten betalen, het college bij de berekening van de draagkracht in het kader van de bijzondere bijstand met dat (deel van het) inkomen geen rekening mag houden. Dit betekent, dat als sprake is van executoriaal beslag op het inkomen, of als de klant is toegelaten tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp), hiermee rekening moet worden gehouden bij de berekening van de draagkracht. In dergelijke situaties dient dan ook te worden uitgegaan van het inkomen dat resteert na het beslag.

Bij personen die in een minnelijk traject van schuldhulpverlening op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) zitten, wordt hetzelfde beleid als bij beslag op de uitkering en toelating tot de Wsnp toegepast. Bij een minnelijke regeling is er eveneens sprake van een problematische schuldensituatie. Mensen die hun best doen om via het minnelijk traject van hun schulden af te komen, moeten niet nadeliger uit zijn dan mensen die (soms door eigen toedoen) in het wettelijk traject terecht zijn gekomen. Bij een aanvraag om bijzondere bijstand moet wel worden beoordeeld, of het traject goed verloopt en de belanghebbende zich aan de afspraken houdt.

Artikel 8 Vaststellen maandinkomen

In het belang van de rechtszekerheid en de uitvoeringspraktijk geldt als uitgangspunt dat de draagkracht binnen de vastgestelde draagkrachtperiode in beginsel voor die periode definitief is. Met andere woorden: een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt in principe niet meer aangepast. Indien zich echter in de loop van de vastgestelde draagkrachtperiode ontwikkelingen voordoen, die van dusdanig belangrijke aard zijn, dat hieraan niet kan worden voorbijgegaan (zoals het wegvallen of het ontstaan van inkomstenbronnen of het eindigen van een schuldregeling of beslaglegging) kan tussentijds herziening plaatsvinden voor het resterende deel van de draagkrachtperiode. De belanghebbende zal door het overleggen van bewijsstukken moeten aantonen in hoeverre de draagkracht zal verminderen of toenemen door de gewijzigde omstandigheden.

In ieder geval is een wijziging van de draagkracht aan de orde bij een inkomensdaling/stijging van 10% of meer alsmede bij een wijziging in de hoogte van de bijzondere noodzakelijke kosten waarvoor bijstand is toegekend.

Artikel 9 Draagkrachtperiode

Bij het vaststellen van de draagkracht ten behoeve van een aanvraag voor incidentele bijzondere bijstand wordt de draagkracht op basis van 12 maanden berekend. De berekende draagkracht wordt vervolgens in mindering gebracht op de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd. Bij het vaststellen van de draagkracht ten behoeve van een aanvraag voor periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht eveneens op basis van 12 maanden berekend en verdeeld over het aantal maanden waarop de verstrekking betrekking heeft, uiteraard met een maximum van 12 maanden. Deze ‘uitgesmeerde’ draagkracht wordt vervolgens maandelijks in mindering gebracht op de bijzondere noodzakelijke kosten.

HOOFDSTUK 3 MEDISCHE KOSTEN

Artikel 10 Medische kosten

De Wet langdurige zorg en Zorgverzekeringswet vergoeden in het algemeen alle noodzakelijke kosten die verband houden met medische of paramedische behandeling. Beide regelingen gelden samen in het kader van de Participatiewet als een voorliggende voorziening die passend en toereikend is.

Er is geen recht op bijzondere bijstand wanneer kosten op grond van de Zvw en Wlz niet noodzakelijk worden geacht. Voor overige kosten kan men zich aanvullend verzekeren. Een inwoner van de gemeente Midden-Delfland met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm kan bovendien gebruik maken van de CAV Midden-Delfland bij DSW.

2018 wordt gebruikt als een overgangsjaar. In dit jaar zullen inwoners geïnformeerd worden over het feit dat met ingang van 1 januari 2019 er geen bijzondere bijstand voor medische kosten mogelijk is. In 2018 is er daarom nog bijzondere bijstand voor deze kosten mogelijk overeenkomstig de maximale vergoedingen van de CAV.

Aan belanghebbenden die lopende het kalenderjaar van buiten de gemeente naar Midden-Delfland verhuizen en die dat kalenderjaar niet deel kunnen nemen aan de CAV, omdat hij niet bij DSW verzekerd is, kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor medische kosten overeenkomstig de maximale vergoedingen van de CAV. Als belanghebbenden er bewust voor kiezen om niet deel te nemen aan de CAV is bijzondere bijstand niet mogelijk

HOOFDSTUK 4 DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN, WONINGINRICHTING, BABYUITZET EN VERHUIZING

Artikel 11 Duurzame gebruiksgoederen

De aanschaf- en vervangingskosten van duurzame gebruiksgoederen behoren tot de algemene bestaanskosten. Onder duurzame gebruiksgoederen wordt voornamelijk verstaan: meubilair, vloerbedekking, huishoudelijke apparatuur en dergelijke. De aanschaf en vervanging van duurzame gebruiksgoederen moeten in principe betaald worden uit de beschikbare middelen (inkomen en vermogen). Toch zijn er situaties denkbaar dat er voor deze kosten bijzondere bijstand wordt aangevraagd en verstrekt.

Iedereen wordt geacht zelf te voorzien in de kosten van vervanging van kapotte of versleten gebruiksgoederen door middel van reservering (sparen) of door het afsluiten van een lening. Het maandelijkse bedrag dat men geacht wordt voor deze kosten te reserveren is gelijk aan het normbedrag voor aflossing, zoals het college dit heeft vastgesteld in de beleidsregels terugvordering en verhaal. Tevens dient 50% van de ontvangen individuele inkomenstoeslag aangewend te worden als reservering voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen. Bij een aanvraag bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt daarom rekening gehouden met de fictieve reservering: welk bedrag had de belanghebbende voor deze kosten moeten kunnen sparen. Indien toch tot verstrekking wordt overgegaan moet dit beargumenteerd worden. Bij de hoogte van de noodzakelijke kosten wordt gekeken naar het aantal personen binnen het gezin.

Wanneer er sprake is van een minnelijke schuldregeling of Wsnp waarbij geen nieuwe schulden gemaakt mogen worden, kan in de individuele situatie worden afgeweken van het genoemde in het vierde lid en kan de bijstand worden verstrekt als een lening met uitgestelde aflossing, die wordt omgezet in bijstand om niet als men het traject schuldhulpverlening positief heeft doorlopen

HOOFDSTUK 5 WOONKOSTEN

Artikel 12 Woonkostentoeslag

Woonkosten (huur of hypotheek) zijn algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten betaalt een belanghebbende uit zijn periodieke inkomen. Bij een lager inkomen kan voor een huurwoning een huurtoeslag voor het deels betalen van de huur worden verkregen via de Wet op de huurtoeslag. Deze wet wordt uitgevoerd door de afdeling Toeslagen van de Belastingdienst. Er zijn situaties waarbij (tijdelijk) geen (volledig) beroep op de huurtoeslag kan worden gedaan. Een (tijdelijke) woonkostentoeslag via de bijzondere bijstand is dan een oplossing voor belanghebbenden met een laag inkomen.

Belanghebbenden met een eigen woning kunnen geen huurtoeslag krijgen. Als zij (tijdelijk) hun woonkosten niet uit hun eigen middelen kunnen voldoen, biedt de bijzondere bijstand de mogelijkheid om een (tijdelijke) woonkostentoeslag te verstrekken.

Is er sprake van een huur of kosten voor de eigen woning (zonder rekening te houden met een voorlopige teruggaaf in verband met hypotheekrenteaftrek) die hoger liggen dan de maximale huurgrens dan kan de belanghebbende een verhuisverplichting opgelegd krijgen, tenzij er aantoonbare sociale en/of medische redenen aanwezig zijn, waardoor in redelijkheid niet van de belanghebbende kan worden verwacht dat hij verhuist. (bijvoorbeeld personen ouder dan 65 jaar, gehandicapten met een aangepaste woning of gezinnen die uit meer dan 8 personen bestaan).

Het college is op grond van artikel 55 van de wet bevoegd aan de toekenning van bijstand voorwaarden te verbinden. Die houden voor de woonkostentoeslag dan in dat een belanghebbende binnen een te stellen termijn de nodige inspanningen verricht om goedkopere woonruimte te zoeken en deze te aanvaarden. Het opleggen van een verhuisverplichting dient in de beschikking te worden opgenomen.

Wanneer de verhuisverplichting wordt opgelegd kan een woonkostentoeslag voor een maximale periode van zes maanden wordt toegekend. Deze periode kan steeds met maximaal zes maanden worden verlengd. Hierbij wordt beoordeeld of belanghebbende binnen de gestelde termijn de nodige inspanningen heeft verricht om goedkopere woonruimte te vinden en deze te aanvaarden.

Artikel 13 Doorbetaling vaste lasten

Personen die zijn opgenomen in een inrichting / ziekenhuis moeten hun woning ‘tijdelijk’ verlaten. Verblijft belanghebbende in een inrichting / zorginstelling dan kan het zo zijn dat het verstandig is de woning aan te houden. Van geval tot geval dient de noodzaak te worden vastgesteld.

Als richtlijn geldt dat het aanhouden van een woning als noodzakelijk kan worden beschouwd indien de periode van verblijf elders niet langer dan zes maanden bedraagt. Als er daarnaast geen meerderjarige medebewoners in de woning achterblijven kan voor de woonlasten bijzondere bijstand worden verstrekt. Dit kunnen de huurkosten zijn, maar ook hypotheekkosten van een eigen woning. Voor energiekosten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt. Dit betekent dat de energievoorziening moet worden afgesloten. Indien de energieleverancier bij heraansluiting kosten in rekening brengt, kan hiervoor wel bijzondere bijstand worden verstrekt.

HOOFDSTUK 6 BUDGETBEHEER

Artikel 14 Kosten budgetbeheer

Sommige personen zijn vanwege hun psychische en/of sociale problematiek niet in staat zelfstandig hun financiën te organiseren en te beheren en maken hiervoor gebruik van budgetbegeleiding en budgetbeheer. Voor de budgetbegeleiding worden kosten in rekening gebracht, bijvoorbeeld voor de intake en de begeleiding. Deze kosten zijn niet wettelijk vastgelegd zoals bij bewindvoering. Het college stelt daarom een maximumtarief en sluit daarbij aan bij de standaardbeloning voor bewindvoering exclusief btw. Voor deze kosten van budgetbeheer/budgetbegeleiding kan tot dit maximumtarief bijzondere bijstand worden verstrekt.

Wel dient, voorafgaand aan het verstrekken van de bijzondere bijstand, de noodzaak van de kosten vastgesteld te worden. De noodzaak kan bijvoorbeeld worden bepaald met een schriftelijke verklaring van een instantie / organisatie die de belanghebbende heeft verwezen naar de budgetbegeleiding. Ook zal altijd onderzocht moeten worden of er een goedkopere en adequate oplossing voor handen is, zoals het doorbetalen van vaste lasten vanuit een lopende uitkering Participatiewet.

HOOFDSTUK 7 ZELFSTANDIGEN

Artikel 15 Kosten boekhouding ex-ondernemer

Wanneer een (ex-)zelfstandige zich meldt voor schuldhulpverlening, is het van belang dat de boekhouding van de onderneming op orde is. Zonder boekhouding is het starten van een schuldhulpverleningstraject niet mogelijk. Geregeld is er sprake van een betaalachterstand bij de boekhouder en werkt deze niet meer mee om de boekhouding op orde te brengen, zonder de garantie dat hij voor het werk betaald wordt. In principe horen de kosten van de boekhouder tot de algemene kosten die een ondernemer moet maken en moeten deze uit het reguliere inkomen worden voldaan. Echter, wanneer dit om een of andere reden niet is gedaan en hierdoor schuldhulpverlening niet mogelijk is, komt iemand in een vicieuze cirkel terecht die moeilijk te doorbreken is. Schulden belemmeren de participatie en leiden er vaak toe dat iemand zich steeds meer terugtrekt achter de voordeur. Een onoplosbare schuldensituatie maakt het toekomstperspectief voor de belanghebbende uitzichtloos. Om deze vicieuze cirkel te voorkomen en/of te doorbreken, zijn deze kosten noodzakelijk. In voorkomende gevallen kan voor de kosten van de boekhouder bijzondere bijstand worden verstrekt.

Artikel 16 Vergoeding arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

De kosten die een zelfstandige moet maken voor een al afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering zijn noodzakelijk en komen in voorkomende gevallen voor vergoeding vanuit de bijzondere bijstand in aanmerking. De ervaring heeft geleerd, dat er in sommige gevallen sprake is van extreem hoge premies tot wel € 900,00 per maand.

Uit oogpunt van ‘noodzakelijkheid’ in het kader van de bijstandsverlening Bbz 2004 wordt daarom gedacht aan een limitering van de vergoeding. Goed uitgangspunt is een verzekerd bedrag tot een netto bedrag per maand ter hoogte van het voor de aanvrager van toepassing zijnde bijstandsniveau: de toepasselijke bijstandsnorm, verhoogd met de inkomensafhankelijke bijdrage ziektekosten plus een eventuele woonkostentoeslag.

Het gaat hier om een globale indicatie, in de praktijk zijn verschillen mogelijk. Echter, de kosten van een zeer hoge premie kunnen niet als bijzondere noodzakelijke kosten aangemerkt worden. Limitering is dan aan de orde. De limitering bedraagt € 400,00 per maand.

HOOFDSTUK 8 TOESLAGEN

Artikel 17 Compensatie alleenstaande ouders zonder ALO-kop

Vanaf 1 januari 2015 is de alleenstaande oudernorm in de Participatiewet vervangen door een combinatie van de alleenstaande norm en de alleenstaande ouder kop (onderdeel van het kindgebonden budget). Door een verschil in definiëring van het (fiscaal)partnerbegrip tussen de Participatiewet en de Awir ontvangt een kleine groep alleenstaande ouders geen ALO-kop, zonder dat zij hier zelf iets aan kunnen doen.

De staatssecretaris heeft gemeenten opgeroepen om in die gevallen dat er sprake is van schrijnende situaties, maatwerkondersteuning te bieden bijvoorbeeld via de bijzondere bijstand. Categoriale verstrekking aan een groep personen is niet toegestaan. Vandaar dat elke situatie individueel beoordeelt dient te worden alvorens tot verstrekking van een aanvullende periodieke uitkering kan worden overgegaan. Hierbij dient te worden beoordeeld in hoeverre:

1. Belanghebbende de mogelijkheden heeft benut om het Awir partnerschap te beëindigen danwel de leefsituatie aan te laten sluiten op de definitie partnerschap binnen de Awir;

2. De duur van de periode dat men gescheiden leeft en het Awir partnerschap niet beëindigd kan worden (Het dient in alle gevallen te gaan om schrijnende situaties. Een periode van enkele dagen detentie is dan ook geen aanleiding voor compensatie van de ALO-kop).

3. Mogelijkheid om de kosten van het bestaan te kunnen delen met anderen. Uit de memorie van toelichting volgt dat alleenstaande ouders die hun kosten kunnen delen met een andere volwassenen de gevolgen van de wet moeten kunnen opvangen.

De bijstand kan op aanvraag worden verstrekt. De hoogte van de bijdrage is gelijk aan de van toepassing zijnde ALO-kop. Aan de alleenstaande ouder wordt de aanvullende verplichting opgelegd in het kader van artikel 55 van de wet om alle mogelijke acties te ondernemen om het begrip toeslagpartner in het kader van de Awir ongedaan te maken dan wel de situatie aan te laten sluiten op de definitie toeslagpartner van de Awir.

Artikel 18 Aanvulling levensonderhoud jongeren 18 tot en met 20 jaar

Jongeren van 18 tot 21 jaar kunnen in aanmerking komen voor aanvullende bijzondere bijstand wanneer zij hogere noodzakelijke bestaanskosten hebben dan waarin de landelijke norm als bedoeld in artikel 20 van de wet voorziet en zij voor deze hogere kosten geen beroep kunnen doen op de ouderlijke onderhoudsplicht, zoals bedoelt in artikel 12 van de wet. Voor de hogere noodzakelijke bestaanskosten zal de jongere eerst een beroep moeten doen op de ouderlijke onderhoudsplicht. Er moet onderzocht worden of de middelen van de ouders ontoereikend zijn. Hiervoor wordt de draagkrachtberekening gehanteerd.

Bij een ernstig verstoorde relatie kan en mag van de jongere niet verwacht worden dat hij een beroep doet op de onderhoudsplicht van zijn ouders. Dit moet van geval tot geval beoordeeld te worden. Wanneer er bijzondere bijstand verstrekt wordt, dan wordt onderzocht of deze op de ouders verhaald kan worden.

De jongere heeft hogere noodzakelijke bestaanskosten, wanneer zelfstandig wonen voor hem noodzakelijk is. Hiervan is sowieso sprake als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

• de ouders van belanghebbende zijn overleden of wonen in het buitenland;

• belanghebbende is in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening buiten het gezinsverband van zijn ouders of ouder geplaatst;

• de onderlinge relatie van ouders en belanghebbende is dusdanig verstoord dat niet verwacht mag worden dat de jongere bij zijn ouder(s) blijft / gaat wonen. Indicatiestelling van instellingen als Jeugdhulpverlening, GGZ of andere erkende instellingen is vereist. Is die er niet, dan moet een eigen onderzoek ingesteld worden.

• belanghebbende heeft, voordat hij een beroep op een bijstandsuitkering doet, zelfstandig in zijn bestaan voorzien, dat wil zeggen hij is in financieel opzicht onafhankelijk van zijn ouder(s) geweest. Bij dit laatste is vastgesteld, dat hij in zijn bestaan kon voorzien op het moment, dat hij de ouderlijke woning verliet en dit ook al een jaar doet.

HOOFDSTUK 9 REISKOSTEN

Artikel 19 Reiskosten

De bijstandsnorm wordt voldoende geacht om de vervoerskosten te kunnen voldoen om in een aanvaardbare mate deel te kunnen nemen aan het leven van alledag en sociale contacten te onderhouden. Kosten die samenhangen met een als gevolg van bijzondere omstandigheden, tijdelijk optredende extra vervoersbehoefte vallen hier niet onder. Deze bijzondere omstandigheden kunnen met zich meebrengen dat reiskosten voor de verlening van bijzondere bijstand in aanmerking kunnen komen.

Vervoer per auto kan in sommige gevallen voor de belanghebbende(n) voordeliger zijn, bijvoorbeeld indien meerdere gezinsleden tegelijkertijd reizen. In dat geval kunnen de werkelijke kilometers worden vergoed (kortste route) uitgaande van een vaste kilometerprijs per gereden kilometer. Belanghebbenden zullen waar mogelijk aan moeten tonen dat de kosten werkelijk gemaakt zijn.

Artikel 20 Uitvaartkosten

Om een overledene te begraven of te cremeren, zal er een opdrachtgever moeten zijn die de opdracht tot lijkbezorging geeft. Normaal gesproken zal dat de echtgeno(o)t(e), het (de) kind(eren) of andere verwanten zijn. De opdrachtgever(s) moet(en) ook de kosten van de lijkbezorging voldoen. Er wordt in dit verband ook wel gesproken over ‘uitvaartkosten’.

De kosten van een begrafenis of crematie behoren tot de passiva (schulden) van de nalatenschap en komen voor rekening van de erfgenamen. Deze kunnen ieder voor zich en op persoonlijke titel bijzondere bijstand aanvragen, voor zover hun erfdeel niet toereikend is en het hen aan middelen ontbreekt om hun aandeel in deze kosten te kunnen voldoen.

Om voor vergoeding van (een deel van) de uitvaartkosten in aanmerking te komen, dient de begrafenis of crematie van de overledene plaats te vinden in Nederland. Indien de begrafenis plaatsvindt in het buitenland, kunnen alleen die kosten worden vergoed, die in Nederland worden gemaakt (bijvoorbeeld het transport klaarmaken van de overledene en de kosten vervoer tot aan Schiphol).

Hebben de erfgenamen niet voldoende middelen (aantonen) of weigeren de erfgenamen een deel van de kosten te betalen, dan kan voor dat deel bijzondere bijstand worden verstrekt. In het laatste geval zal de gemeente trachten de kosten op de erfgenamen te verhalen.

Er zijn echter ook wel eens situaties waarin er niemand is die de opdracht tot lijkbezorging kan (of wil) verstrekken. In die situaties is de Wet op de Lijkbezorging van toepassing. De gemeente waarin het lichaam van de overledene zich bevindt is dan verplicht zorg te dragen voor de begrafenis of crematie. De kosten die deze gemeente in verband met deze verplichting maakt, moeten worden voldaan uit de opbrengst van de bij de overledene gevonden gelden en goederen dan wel uit de nalatenschap van de overledene. Indien de nalatenschap ontoereikend is, heeft de gemeente een verhaalsrecht (artikel 22 Wet op de Lijkbezorging) op de bloed- en aanverwanten die krachtens titel 17 Boek1 BW tot het verstrekken van levensonderhoud aan de overledene verplicht zouden zijn geweest. Dit verhaalsrecht wordt begrensd door de van toepassing zijnde bepalingen van het erfrecht.

De Wet op de Lijkbezorging biedt dus in bijzondere gevallen de mogelijkheid om de uitvaart van een overledene te regelen. In het algemeen zal een beroep op deze wet echter pas mogelijk zijn als is gebleken dat er geen nabestaanden zijn die uitvaartkosten kunnen (met inbegrip van het vragen van bijstand voor deze kosten) of willen voldoen. Indien er een (niet-toereikende) uitvaartpolis is, wordt de vergoeding hieruit op de bijzondere bijstand in mindering gebracht.

Artikel 21 Sociale participatie

Wanneer men langere tijd is aangewezen op een inkomen op minimumniveau, dan bestaat het gevaar voor financiële armoede. Men maakt misschien schulden (huurschuld, betalingsachterstanden energiekosten en dergelijke) en/of men moet meer dan maatschappelijk aanvaard bezuinigen op primaire levensbehoeften (eten, drinken of kleding). Het gevolg kan zijn dat men niet meer kan deelnemen aan verenigingsactiviteiten, dat er geen bibliotheek meer kan worden bezocht etcetera. Om dit te voorkomen kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor sociale participatie.

De bijzondere bijstand strekt tot doel deelname aan sociale activiteiten te stimuleren en de belanghebbende ‘onder de mensen’ te brengen. Uit dit budget kunnen bijvoorbeeld de volgende kosten worden verstrekt: contributie sportverenigingen, cursussen op cultureel gebied, muziekles, kosten bibliotheek en dergelijke. De bijstand is niet bedoeld voor bijvoorbeeld een bezoek aan een pretpark,de aanschaf van een fitnessapparaat voor thuis of kleding.

Voor deelname aan sociaal-culturele activiteiten kan per (in de bijstand begrepen) gezinslid boven de 18 jaar een gemaximeerd bedrag worden verstrekt. Dit bedrag wordt verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget en vanuit dit budget kan op vertoon van nota’s of betaalbewijzen betalingen worden verricht. Het aan het einde van het toekenningsjaar onbenutte deel van het persoonsgebonden budget voor sociale participatie, komt automatisch te vervallen.

Artikel 22 Computer

Het bezit van een computer en het gebruik van internet zijn steeds meer een basale voorwaarde om aan het maatschappelijk verkeer te kunnen deelnemen. Veel instanties en overheden communiceren in sterk toenemende mate via internet. Daarnaast is het kunnen beschikken over een computer voor schoolgaande kinderen een randvoorwaarde om de lessen goed te kunnen volgen en opdrachten te kunnen uitvoeren. Voor de kosten van een computer kan bijzondere bijstand worden verstrekt. De bijzondere bijstand kan niet worden gebruikt voor de aanschaf van een tablet, smartphone, digitale camera en dergelijke.

Artikel 23 Fiets

Zowel de doelgroep statushouders als kinderen die voor het eerst naar de middelbare school gaan hebben te maken met frequente reizen naar hun (taal)school. Deze scholen zijn over het algemeen niet op loopafstand. Op verzoek kan daarom voor deze doelgroepen eenmalig een fiets worden verstrekt.

Artikel 24 Overblijfkosten

Het vrijwillig overblijven op school is slechts onder omstandigheden als bijzonder aan te merken. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij activering van een alleenstaande ouder, waarbij een trajectafspraak gericht op het verkrijgen of behouden van betaalde arbeid, het verrichten van werkervaring of vrijwilligerswerk dan wel het volgen van een noodzakelijke scholing, wordt belemmerd wanneer één of meer kinderen niet zouden kunnen overblijven op school. Onder deze omstandigheden is voor de dagen waarvoor het activeringstraject geldt, bijzondere bijstand aangewezen in deze kosten.

Artikel 25 Kinderopvang

De kosten van kinderopvang worden grotendeels vergoed door de Belastingdienst door middel van kinderopvangtoeslag. Er blijft echter altijd een eigen bijdrage over. Voor mensen met een inkomen rond bijstandsniveau bedraagt de eigen bijdrage 6% van het maximumuurtarief, zoals bedoeld in artikel 1.7, tweede lid van de WKO voor het eerste kind en 5% van het maximumuurtarief voor het tweede en volgende kind. Artikel 1:13 van de WKO biedt het college de mogelijkheid tot het verstrekken van een extra financiële tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang. Deze vergoeding kan verstrekt worden aan:

- Personen die een uitkering ontvangen op grond van de Participatiewet, Ioaw, Ioaz en Anw die gebruik maken van een voorziening, waaronder sociale activering gericht op arbeidsinschakeling die de noodzaak tot kinderopvang met zich meebrengt.

- Personen die nog geen 18 jaar oud zijn, die scholing en/of een opleiding volgen en met toepassing van artikel 16 of artikel 18, eerste en vierde lid Participatiewet algemene bijstand ontvangt of kan ontvangen.

- Personen die zijn ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.4 van de Wtos en de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wsf 2000.

Het hanteren van een eigen bijdrage is onder andere bedoeld om personen bewust te maken van de kosten van bepaalde voorzieningen. De eigen bijdrage kan echter ook belemmerend werken richting werk. Immers, als belanghebbenden gaan werken, maar minder verdienen dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm gaan ze er feitelijk op achteruit. Aan belanghebbenden die voldoen aan de vereisten van artikel 1.6, eerste lid, onderdelen c, e, j, k of l WKO kan daarom bijzondere bijstand worden verstrekt tot een bedrag van 4,5% van het maximumuurtarief voor het eerste kind en 3,5% voor het tweede en volgende kind.

Artikel 26 Zwemlessen

In een waterrijk gebied als Midden-Delfland is het van belang dat iedereen kan zwemmen. In het verleden is door de GGD geadviseerd dat in het kader van de veiligheid personen zwemvaardig moeten zijn tot in ieder geval het niveau van zwemdiploma B. De kosten van zwemlessen kunnen over het algemeen niet voldaan worden uit de bijstandsnorm. Er wordt daarom voor deze kosten bijzondere bijstand verstrekt.

De bijzondere bijstand kan incidenteel verlengd worden met 1 jaar als niet verwijtbaar het diploma B na twee jaar nog niet behaald is. Er is geen sprake van verwijtbaarheid wanneer buiten eigen toedoen het zwemdiploma niet is behaald. Te denken valt hierbij aan situaties waarbij iemand langdurig ziek is geweest of iemand weinig leervermogen heeft.

Artikel 27 Overbruggingsuitkering

De financiële overbrugging van de periode van het wegvallen van inkomsten tot de eerste betaling van de periodieke bijstandsuitkering behoort in principe tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager. Toch kunnen er situaties zijn, waarbij de aanvrager door het feit dat algemene bijstand maandelijks achteraf betaalbaar wordt gesteld, in liquiditeitsproblemen komt. In die uitzonderlijke gevallen kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt.

HOOFDSTUK 11 MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE TEN LASTE KOMENDE KINDEREN

Artikel 28 Jeugdsport- en cultuurfonds

Midden-Delfland is aangesloten bij het Jeugdsportfonds. Via het Jeugdsportfonds kunnen de ouders van kinderen uit gezinnen met een inkomen tot 110% van de toepassing zijnde bijstandsnorm, een vergoeding ontvangen voor sporten. Via de website www.allekinderendoenmee.nl kan door een intermediair een aanvraag worden ingediend voor een vergoeding vanuit het Jeugdsportfonds. Deze intermediairs zijn professionals en werken veelal in de volgende branches: jeugdzorg, gezondheidszorg, onderwijs, maatschappelijk werk, schuldhulpverlening en vluchtelingenwerk. Ouders en sportverenigingen kunnen geen aanvraag bij het Jeugdsportfonds indienen.

De intermediair toetst of het kind in aanmerking komt voor het fonds en dient vervolgens de aanvraag in. Zodra de aanvraag wordt goedgekeurd, wordt de factuur van de sportvereniging opgevraagd en direct aan deze vereniging betaald. De intermediair checkt twee maal per jaar of het kind daadwerkelijk actief is bij de sportvereniging. De vergoeding vanuit het Jeugdsportfonds kan worden besteed aan contributie en eventuele benodigde sportmaterialen.

Artikel 29 Schoolkosten

Indirecte of bijkomende studiekosten zijn kosten die gepaard gaan met een bezoek aan het basis en voortgezet onderwijs. Dit zijn kosten van bijvoorbeeld de aanschaf van een schooltas, voorgeschreven sportkleding, schoolreisjes, werkweken, internetabonnement, rekenmachine etc. Ook incidentele tussenschoolse opvang valt hieronder. Voor deze bijkomende studiekosten bestaat geen voorliggende voorziening. Voor de indirecte schoolkosten (kosten van schoolreisjes annex werkweken, schoolartikelen, sportkleding en dergelijke) kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Hierbij wordt een verschil gemaakt tussen kinderen op de basisschool en kinderen op het voortgezet onderwijs. Dit omdat de kosten op het voorgezet onderwijs doorgaans hoger zijn dan op het basisonderwijs: de schoolreisjes/werkweken zijn vaak duurder, zij hebben meer geavanceerde schoolartikelen zoals een rekenmachine nodig.

HOOFDSTUK 12 SLOTBEPALINGEN

De artikelen in dit hoofdstuk behoeven geen toelichting.

NORMENLIJST Bijzondere Bijstand gemeente Midden-Delfland 2018

Behorende bij de Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Midden-Delfland 2018

Bedragen staan vermeld in euro’s.

Kleding

Herenkleding

Jas 66,50

Broek 41,00

Overhemd 20,50

Trui 30,50

Slip 4,00

T-shirt/hemd/polo 10,00

Nachtkleding 15,50

Schoenen 51,00

Dameskleding

Jas 66,50

Jurk / positiekleding 46,00

Rok 25,50

Broek 41,00

Blouse 25,50

Trui 31,50

Damesslip 4,50

BH 10,00

T-shirt/hemd/topje 10,00

Nachtkleding 8,00

Kinderkleding De kosten van kinderkleding verschillen sterk, afhankelijk van de leeftijd van het kind. Daarom zijn hiervoor geen normen opgenomen. Deze kosten kunnen naar redelijkheid worden vergoed, maar nooit meer dan de bedragen voor volwassenen

Meubilair en verlichting

Woonkamer

Eettafel 148,50

4 stoelen 250,50

2 banken (zithoek) 731,50

Kast 67,50

Tafeltje 67,50

Lamp 17,00

Fauteuil 204,50

Gashaard 614,00

Kapstok 15,50

Spiegel 26,50

Plafondverlichting 10,00

Slaapkamer

1 persoons ledikant 174,00

2 persoons ledikant 401,50

1 persoons matras 102,50

2 persoons matras 174,00

Kledingkast 135,50

1 persoons dekbed 42,00

2 persoons dekbed 68,50

Hoofdkussen 16,50

1 persoons dekbedovertrek en sloop 21,48

2 persoons dekbedovertrek en sloop 31,50

1 persoons hoeslaken 10,50

2 persoons hoeslaken 14,00

Stoffering

Vloerbedekking woonkamer 8 m x € 42,00 336,00

Vloerbedekking slaapkamer 4 m x € 42,00 168,00

Vloerbedekking overige ruimten

2 m x € 42,00 84,00

Gordijnen woonkamer 194,50

Gordijnen slaapkamer 97,00

Gordijnen overige ruimten 32,50

Gordijnrails 36,00

Keukenartikelen

Keukenpakket 573,00

Apparatuur

Kookplaat 128,00

Koelkast 256,00

Wasmachine 399,00

Strijkijzer 25,50

Stofzuiger 87,00

TV 204,50

Volledige inrichting

Alleenstaande kamerbewoner 1.800,00

Alleenstaande zelfstandige 2.535,00

Gezin 2 personen 4000,00

Gezin 3 personen 4430,00

Gezin 4 personen 4860,00

Gezin 5 personen 5.280,00

Gezin 6 personen 5.720,00

Voor elke persoon meer 430,00

Opknappen woning

1-kamerwoning 220,00

2-kamerwoning 282,00

3-kamerwoning 343,00

4-kamerwoning 400,00

5-kamerwoning 465,00

Absoluut noodzakelijke niet-uitstelbare goederen

Vloerbedekking woonkamer 256,00

Vloerbedekking slaapkamer 87,00

Gordijnen slaapkamer met rails 100,00

Bed 174,00

Matras 116,50

Dekbed 42,00

Dekbedovertrek en sloop 21,50

Kussen 16,50

Stoel 42,00

Verlichting 37,00

Wasmachine 399,00

Stofzuiger 87,00

Kookplaat 126,00

Koelkast 266,00

Keukengerei voor 1 persoon 143,00

Keukengerei per extra persoon 37,00

Totaal 1.950,50

Babyuitzet

Babykamer

Klein ledikant 82,00

Matrasje 41,00

Box 123,00

Kinderstoel 51,00

Kinderwagen 296,50

Commode 153,50

Voeding

Warme maaltijd: totale dieet of maaltijdvergoeding is minus dit bedrag 2,50

Stookkosten

Categorie 1 (wintermaanden)

Woonkamer 163,50

Woonkamer en slaapkamer 199,50

Hele woning 358,00

Categorie 2 (hele jaar)

Woonkamer 291,50

Woonkamer en slaapkamer 491,00

Hele woning 532,00

Spoedaansluiting 41,00

Waskosten

4 tot 15 jaar

Incidentele incontinentie 179,00

Regelmatige incontinentie 343,00

Voortdurende incontinentie 481,00

Stoma 179,00

Speekselvloed 174,00

Ouder dan 15 jaar

Incidentele incontinentie 250,50

Regelmatige incontinentie 460,50

Voortdurende incontinentie 634,50

Stoma 250,50

Speekselvloed 250,50

Telefoon en computer

Teksttelefoon extra abonnementskosten 143,00

Computer incl. software 600,00

Kinderopvang

Overblijfkosten Aantoonbaar werkelijk gemaakte kosten

Peuterspeelzaal (2 dagdelen per week) Eigen bijdrage

Peuterspeelzaal VVE-plek Eigen bijdrage

Uitvaart

Begrafenis of crematie 4.706,50

Sociale participatie

In bijstand begrepen gezinsleden vanaf 18 jaar 225,00

Jeugdsportfonds 225,00

Jeugdcultuurfonds 450,00

Schoolkosten per kind per schooljaar

Basisschool 100,00

Voortgezet onderwijs (VMBO, HAVO, VWO, MBO) tot 18 jaar 250,00

Fiets

Fiets 250,00

Toebehoren (slot/verzekering) 50,00

Ondertekening