Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening van de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Midden-Delfland houdende regels omtrent de bezwaarschriftcommissie Verordening bezwaarschriftencommissie Midden-Delfland 2018

Geldend van 15-02-2019 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Midden-Delfland houdende regels omtrent de bezwaarschriftcommissie Verordening bezwaarschriftencommissie Midden-Delfland 2018

De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Midden-Delfland, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 december 2018;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

Vast te stellen de volgende Verordening bezwaarschriftencommissie Midden-Delfland 2018

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

  • b.

    commissie: vaste commissie van advies over de bezwaarschriften;

  • c.

    wet: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk II Behandeling van bezwaarschriften

Paragraaf 1 De commissie

Artikel 2 Inleidende bepaling

  • 1.

    Er is een commissie ter advisering over de beslissing op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester.

  • 2.

    De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van:

    • a.

      een wettelijk voorschrift inzake belastingen;

    • b.

      de Wet waardering onroerende zaken;

    • c.

      rechtspositie- en andere regelingen voor het gemeentelijk personeel.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

  • 1. De commissie bestaat uit ten minste drie leden.

  • 2. Alle leden worden tevens als voorzitter benoemd. Er is geen vaste voorzitter van de commissie. Per hoorzitting wordt een voorzitter aangewezen.

  • 3. De leden worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 4. Het college kan overeenkomstig het eerste lid plaatsvervangende leden benoemen.

  • 5. De leden van de commissie mogen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een gemeentelijk bestuursorgaan van de gemeente Midden-Delfland en mogen voorts niet woonachtig zijn in de gemeente Midden-Delfland.

Artikel 4 Secretaris

  • 1. De secretaris van de commissie is een door het college aangewezen ambtenaar.

  • 2. Het college wijst een of meer secretarissen aan.

Artikel 5 Zittingsduur

  • 1. De leden van de commissie treden af op de dag van het aftreden van de gemeenteraad. De leden van de commissie kunnen worden herbenoemd.

  • 2. De leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan het college.

  • 3. De aftredende leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Paragraaf 2 Procedure

Artikel 6 Ingediend bezwaarschrift

  • 1. Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2. Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt in handen van de commissie gesteld.

Artikel 7 Uitoefening bevoegdheden

  • 1. De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de wet worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de secretaris van de commissie namens de fungerend voorzitter:

    • artikel 2:1, tweede lid;

    • artikel 6:6, wat betreft het de indiener stellen van een termijn;

    • artikel 6:17, voor zover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling door de commissie;

    • artikel 7:4, tweede lid;

  • 2. De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de wet worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de fungerend voorzitter van de commissie:

    • artikel 7:6, tweede en vierde lid.

Artikel 8 Vooronderzoek

  • 1. De fungerend voorzitter van de commissie is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.

  • 2. De fungerend voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het college vereist.

Artikel 9 Hoorzitting

  • 1. De secretaris van de commissie bepaalt namens de fungerend voorzitter plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

  • 2. De fungerend voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de wet.

  • 3. Indien de fungerend voorzitter op grond van het tweede lid besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.

Artikel 10 Uitnodiging zitting

  • 1. De secretaris nodigt namens de fungerend voorzitter de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste twee weken voor de zitting schriftelijk uit.

  • 2. Binnen drie dagen na de uitnodiging kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 3. De beslissing van de fungerend voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld.

  • 4. De fungerend voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen die genoemd zijn in het eerste tot en met het derde lid.

Artikel 11 Quorum

Advisering vindt altijd plaats door ten minste drie leden, onder wie de fungerend voorzitter. Voor het houden van een zitting is vereist dat ten minste drie leden, onder wie in elk geval de fungerend voorzitter, aanwezig zijn. Onder bijzondere omstandigheden kan het horen gebeuren door twee leden, onder wie in elk geval de fungerend voorzitter, of kan de commissie dit opdragen aan de fungerend voorzitter.

Artikel 12 Niet-deelneming aan de behandeling

De leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 13 Openbaarheid zitting

  • 1. De zitting van de commissie is openbaar.

  • 2. De deuren kunnen worden gesloten indien de fungerend voorzitter van de commissie of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet.

  • 3. Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.

Artikel 14 Schriftelijke verslaglegging

  • 1. Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de wet vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

  • 2. Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

  • 3. Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 5. Het verslag wordt ondertekend door de fungerend voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 15 Nader onderzoek

  • 1. Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de fungerend voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek houden.

  • 2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.

  • 3. De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De fungerend voorzitter beslist op zo'n verzoek.

  • 4. Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Raadkamer en advies

  • 1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

  • 2. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de fungerend voorzitter. Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien die minderheid dat verlangt.

  • 3. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

  • 4. Het advies wordt door de fungerend voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 17 Uitbrengen advies en verdaging

  • 1. Het advies wordt, onder medezending van het verslag als bedoeld in artikel 14 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

  • 2. Indien naar het oordeel van de secretaris van de commissie de termijn van 12 weken, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, van de wet, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verdaagt hij - voor zover het bezwaarschrift nog in behandeling is bij de commissie - tijdig de termijn voor het nemen van de beslissing.

  • 3. Van een besluit tot verdaging ontvangt het verwerend orgaan en de eventuele derde-belanghebbende(n) een afschrift.

Hoofdstuk III Slotbepalingen

Artikel 18 Intrekken oude regeling

De Verordening bezwaarschriftencommissie Midden-Delfland 2005, vastgesteld op 31 mei 2005 door de raad, het college en de burgemeester van de gemeente Midden-Delfland, wordt ingetrokken.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de datum van bekendmaking.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bezwaarschriftencommissie Midden-Delfland 2018.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 22 januari 2019.

De griffier,

A. de Vos,

de voorzitter,

A.J. Rodenburg

Aldus besloten door het college op 4 december 2018.

De secretaris,

M.A.I. Born,

de burgemeester,

A.J. Rodenburg

Aldus besloten op 4 december 2018.

De burgemeester

A.J. Rodenburg

Artikelsgewijze toelichting op de Verordening bezwaarschriftencommissie Midden-Delfland 2018

In de aanhef van de regeling is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente; de raad, het college en de burgemeester, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordenende bevoegdheid heeft. Het college en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot instellen van de commissie bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 2 Inleidende bepalingen

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

Het eerste lid verwijst naar de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb.

Door de bepaling in het derde lid delegeert de raad de benoeming van commissieleden aan het college.

Artikel 4 Secretaris

Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een of meerdere secretarissen ter ondersteuning van de werkzaamheden.

Artikel 5 Zittingsduur

Een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het lid kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. De bepaling van het derde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.

Artikel 6 Ingediend bezwaarschrift

Dit artikel spreekt voor zich.

In de Awb wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de wijze waarop een bezwaarschrift ingediend moet worden en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidsvragen. Hieronder wordt beknopt aangegeven welke onderwerpen in de Awb aan de orde komen:

  • 1.

    Vereisten te stellen aan het bezwaarschrift (artikel 6:5).

  • 2.

    De indieningstermijn (artikel 6:7 tot en met 6:12):

    • a.

      De indieningstermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7).

    • b.

      De indieningstermijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (artikel 6:8).

    • c.

      De ontvangsttheorie (artikel 6:9, eerste lid) of een combinatie van de verzend- en ontvangsttheorie is van toepassing (artikel 6:9, tweede lid).

    • d.

      Regeling voor de ontvankelijkheid van te vroeg of te laat ingediende bezwaarschriften (artikel 6:10 en 6:11).

    • e.

      Bezwaar dat gericht is tegen het niet-tijdig nemen van een besluit, is niet aan een termijn gebonden (artikel 6:12).

  • 3.

    De procedure na ontvangst van een bezwaarschrift (artikel 6:14 tot en met 6:15):

    • a.

      Schriftelijk bevestigen van de ontvangst door het orgaan waarbij het bezwaarschrift is ingediend. Hierbij kan worden vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren (artikel 6:14).

    • b.

      Doorzendplicht (artikel 6:15).

Artikel 7 Uitoefening bevoegdheden

Ingevolge artikel 7:13 Awb beslist de commissie over onder andere de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, en 7:5, tweede lid. Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door de fungerend voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend. De hiervoor aangehaalde bepalingen zijn in dit artikel dan ook niet genoemd.

De in dit artikel aangehaalde artikelen of artikelleden van de Awb luiden als volgt:

Artikel 2:1, tweede lid

Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen. Deze bepaling is facultatief geformuleerd: de secretaris – namens de fungerend voorzitter - is dan ook vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken.

Artikel 6:6

Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

Toelichting:

De termijn waarbinnen het verzuim dient te worden hersteld, wordt vastgesteld door de secretaris namens de fungerend voorzitter. Er is van afgezien in de verordening een vaste termijn daarvoor op te nemen omdat het niet goed mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn (in de meeste gevallen kan met een termijn van twee weken na het einde van de bezwaartermijn worden volstaan). Enerzijds moet de indiener een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen; anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd. Ten slotte wordt hier gewezen op artikel 7:10 van de Awb waarin voorschriften zijn opgenomen voor de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaarschrift dient te worden beslist. De beslistermijn wordt namelijk opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 6:17

Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in elk geval aan de gemachtigde.

Toelichting:

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 7:4, tweede lid

Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.

Toelichting:

Het inzagerecht is als een van de fundamentele waarborgen voor een goed verlopende bezwaarschriftprocedure te beschouwen. Het maakt het principe van hoor en wederhoor mogelijk. Het is gekoppeld aan de hoorzitting: wordt er niet gehoord, dan is er ook geen sprake van een verplichte ter-inzage-legging.

Artikel 7:6, tweede lid

Ambtshalve of op verzoek kunnen belanghebbenden afzonderlijk worden gehoord, indien aannemelijk is dat gezamenlijk horen een zorgvuldige behandeling zal belemmeren of dat tijdens het horen feiten of omstandigheden bekend zullen worden waarvan geheimhouding om gewichtige redenen is geboden

Artikel 7:6, vierde lid

Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden [...].

Artikel 8 Vooronderzoek

Het spreekt voor zich dat de fungerend voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift genoegzaam voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern.

De activiteiten van de commissie bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de gemeentebegroting. Normaal gesproken is er in de begroting voorzien in de normale kosten van een commissie. Dat kan anders liggen als het om bijzondere kosten gaat.

Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat dat college de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in deze bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat het college door zo'n toetsing het werk van de commissie frustreert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast.

In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.

Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden.

Artikel 9 Hoorzitting

Voor het bepaalde in het eerste lid: zie de toelichting op artikel 10 van deze verordening.

Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien:

  • a.

    het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is;

  • b.

    het bezwaar kennelijk ongegrond is;

  • c.

    de belanghebbenden verklaard hebben geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of

  • d.

    aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

Artikel 10 Uitnodiging zitting

Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een adviescommissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken.

Artikel 11 Quorum

Advisering moet geschieden door de fungerend voorzitter en ten minste twee andere leden. Uitgangspunt is dat het horen ook door de fungerend voorzitter en ten minste twee andere leden, in dezelfde samenstelling, geschiedt. Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de fungerend voorzitter en één ander lid van de commissie, mits advisering door de fungerend voorzitter en ten minste twee andere leden van de commissie heeft plaatsgevonden. Dit moet echter beperkt blijven tot bijzondere gevallen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan verhindering van een lid om de hoorzitting bij te wonen wegens ziekte. Artikel 7:13, derde lid, van de wet bepaalt dat de commissie het horen kan opdragen aan de voorzitter. Uit een oogpunt van zorgvuldigheid moet daarvan echter zeer terughoudend gebruik worden gemaakt. Te denken valt daarbij aan een situatie waarin met spoed gehoord moet worden en geen andere leden beschikbaar zijn.

Artikel 12 Niet-deelneming aan de behandeling

Ook al zijn de leden formeel onafhankelijk, dan staat daarmee nog niet vast dat automatisch ook op inhoudelijk vlak van niet-vooringenomenheid sprake is.

Artikel 13 Openbaarheid zitting

Ingevolge artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend.

In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de hoorzitting in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld indien bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.

De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 16 van de verordening achter gesloten deuren plaatsheeft.

Artikel 14 Schriftelijke verslaglegging

Artikel 7:7 Awb vereist dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijk vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat in de verordening een vaste procedure wordt opgenomen.

Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.

Gezien de betekenis van de hoorzitting in het kader van de besluitvorming in de bezwaarfase, ligt het voor de hand (hoewel niet voorgeschreven in de Awb) dat het verslag van de zitting uiterlijk gelijktijdig met de beslissing op het bezwaar aan belanghebbende wordt toegezonden. Ook is het mogelijk het verslag van de hoorzitting vóór het nemen van het bestreden besluit aan de belanghebbenden te zenden. Hierdoor krijgen belanghebbenden de gelegenheid te reageren indien het verslag een onjuiste weergave bevat van de hoorzitting. Uit oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding heeft dit vaak de voorkeur.

Artikel 15 Nader onderzoek

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang of in het geval partijen daarmee instemmen, kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren.

Artikel 16 Raadkamer en advies

Zie ook de toelichting bij artikel 13. De hoorzitting is in principe openbaar; de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.

Het tweede lid, onder b, is opgenomen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is, maar de commissie door haar samenstelling tijdens de besluitvorming uit een even aantal personen bestaat.

Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige commissie (zie artikel 11 en de toelichting); de advisering dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a. Hoe het advies tot stand komt, is niet voorgeschreven.

Advisering door de fungerend voorzitter en één lid van de hoorcommissie is in strijd met artikel 7:13, eerste lid, onder a Awb (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 19-10-98, JB 1998/257). Uit het derde lid van dit artikel (mogelijkheid voor de commissie om het horen op te dragen aan de fungerend voorzitter of een lid) volgt niet dat de gehele advisering kan worden opgedragen aan de fungerend voorzitter en één lid.

Artikel 17 Uitbrengen advies en verdaging

Volgens artikel 7:13, zesde lid Awb maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.

De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb 12 weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de secretaris – namens de fungerend voorzitter van de commissie - dat indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen.

Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Gelet op artikel 7:10, vijfde lid Awb wordt aan het verwerend orgaan en de eventuele derde-belanghebbende(n) een afschrift van het verdagingsbesluit gezonden.

Artikel 18 Intrekken oude regeling

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 20 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.