Regeling vervallen per 18-02-2021

Bomenverordening 2016 Gemeente Midden-Drenthe

Geldend van 27-12-2016 t/m 17-02-2021

Intitulé

Bomenverordening 2016 Gemeente Midden-Drenthe

Bomenverordening 2016 Gemeente Midden-Drenthe

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    boom:

    houtachtige beplanting, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 40 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. Dit geldt voor beplanting zowel levend als afgestorven. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.

  • b.

    houtopstand:

    één of meer bomen, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 40 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. Dit kan een solitaire boom zijn, maar ook onderdeel uitmaken van een houtwal, lintbegroeiing of bosplantsoen.

  • c.

    vellen:

    rooien, kappen, verplanten of het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel. Ook kandelaberen is een vorm van vellen. Het vellen betreft alle handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand als gevolg kunnen hebben.

  • d.

    dunning:

    velling van een gedeelte van een houtopstand bestaande uit meerdere bomen, uitsluitend als verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand. Daarbij geldt dat de kroonsluiting van de houtopstand inclusief alle kleinere bomen, tot maximaal 60 % wordt teruggebracht. De kroonsluiting is de verticale projectie van de boomkronen.

  • e.

    boomwaarde:

    de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

  • f.

    Bomen Effect Analyse:

    een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor houtopstand, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.

  • g.

    bevoegd gezag:

    bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • h.

    Wabo:

    Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • h.

    omgevingsvergunning:

    als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

ARTIKEL 2: Kapverbod houtopstand

  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt ook voor:

    • a.

      beplanting die is aangelegd op basis van een herplant- en instandhoudingsplicht op grond van de artikelen 7 en 8 van deze verordening;

    • b.

      beplanting die is aangelegd op grond van een overeenkomst met een publiekrechtelijk bestuursorgaan.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstand die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze wordt geëxploiteerd als bedoeld in artikel 15 lid 2 en 3 van de Boswet.

  • 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het college van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 7 en 8 van deze verordening;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout of dunning ter uitvoering van het reguliere onderhoud, mits de doorsnede van de stam kleiner is dan 80 cm (op 1,30 m boven maaiveld gemeten);

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

ARTIKEL 3: Aanvraag

  • 1. De omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand moet gemotiveerd worden aangevraagd. Dit moet aangevraagd worden door of namens, dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken. Bij de aanvraag moet een overzicht worden overlegd van de overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van een project.

ARTIKEL 4: Beoordelingscriteria

  • 1. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften of beperkingen verlenen.

  • 2. Vergunning voor het vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 2 lid 1, wordt onder verwijzing naar beleid geweigerd indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand. Dit wordt beoordeeld op basis van één of meer van de volgende waarden:

    • 1.

      natuur- en milieuwaarde;

    • 2.

      beeldbepalende of landschappelijke waarde;

    • 3.

      waarde voor de groenstructuur;

    • 4.

      cultuurhistorische waarde;

    • 5.

      leefbaarheidswaarde.

    Op grond van deze waarden wordt een puntentelling gehanteerd, zoals vermeld in de bijlage Beoordelingscriteria houtopstand. Naast de waarden van de houtopstand worden daarbij ook de overlast en hinder gewaardeerd. Dit gebeurt aan de hand van de volgende punten:

    • 1.

      hinderlijke situering

    • 2.

      overlast

    • 3.

      fysieke schade

    • 4.

      veiligheid

ARTIKEL 5: Intrekking of wijziging

De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd op grond van de Wabo.

ARTIKEL 6: Beperking geldigheidsduur

  • 1. De omgevingsvergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt indien daarvan niet binnen maximaal drie jaar na het onherroepelijk zijn van de vergunning gebruik is gemaakt.

  • 2. In het geval het een omgevingsvergunning voor het vellen van meer dan één boom betreft, is de omgevingsvergunning voor alle bomen drie jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één boom of enkele bomen al geveld zijn.

ARTIKEL 7: Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Tot de aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door bevoegd gezag te geven aanwijzingen, moet worden herplant.

  • 2. Niet aangeslagen herplant moet worden vervangen. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 3. Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan een omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in een gemeentelijke reserve ten behoeve van de herplant van bomen. Dit betreft een bedrag van € 100,00 per vergunningplichtige boom.

  • 4. De verplichtingen en voorschriften van artikel 7.1, 7.2 en 7.3, kunnen gelden voor bomen met een doorsnee kleiner dan 40 cm op 1.30 m boven maaiveld (zie artikel 2.2).

  • 5. Tot aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere vergunningen, ontheffingen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

ARTIKEL 8: Vellen van houtopstanden zonder vergunning

  • 1. Indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, een bestuurlijke boete opleggen.

  • 2. De bestuurlijke boete zoals genoemd in artikel 8 lid 1 geldt ook voor bomen met een doorsnee kleiner dan 40 cm op 1.30 m boven maaiveld, indien de beplanting in het kader van herplantplicht is geplant.

  • 3. Indien een beplanting waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • a.

      overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen of;

    • b.

      een Bomen Effect Analyse op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.

ARTIKEL 9: Nadeelcompensatie

Het college van burgemeester en wethouders beslist op een verzoek om nadeelcompensatie bij weigering van een vergunning tot vellen op grond van artikel 17 van de Boswet.

ARTIKEL 10: Afstand van de erfgrenslijn

Met in achtneming van artikel 5:42 lid Burgerlijk Wetboek is de afstand van de erfgrenslijn voor bomen vastgesteld op 0,5 meter, en voor heesters en heggen op nihil.

ARTIKEL 11: Bestrijding van boomziekten

  • 1. Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      de houtopstand te vellen;

    • b.

      conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 3. Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het onder het tweede lid van dit artikel gestelde verbod.

ARTIKEL 12: Noodkap

De burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is vangevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang.

ARTIKEL 13: Bescherming gemeentelijke houtopstand

  • 1. Het is verboden om gemeentelijke houtopstanden:

    • a.

      te beschadigen, te bekladden of te beplakken of;

    • b.

      daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen boomverzorgende taken.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders één of meer voorwerpen in of aan een in lid 1 bedoelde houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen.

  • 3. Als er werkzaamheden worden uitgevoerd nabij gemeentelijke bomen, dienen er indien nodig beschermende maatregelen getroffen te worden voor het in stand houden van de boom.

ARTIKEL 14: Strafbepaling

  • 1. Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 11, eerste lid is gegeven, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

  • 2. Hij die handelt in strijd met het bij of krachtens artikel 11, tweede lid, artikel 13, eerste en tweede lid bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

ARTIKEL 15: Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college van burgemeester en wethouders of door burgemeester aangewezen personen.

ARTIKEL 16: Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening 2016 Gemeente Midden-Drenthe.

  • 2.

    Deze treedt in werking op 27 december 2016. Op dat moment vervalt de bomenverordening 27 mei 1999.

  • 3.

    De vergunningsaanvragen die zijn ingediend voor het in lid 2 van dit artikel genoemde tijdstip van inwerkingtreding, vallen onder de verordening die van kracht was voor de inwerkingtreding van artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 15 december 2016.
De griffier,
A. Middelkamp
De voorzitter
T. Baas

Bijlage bij bomenverordening 2016 gemeente Midden-Drenthe

Beoordelingscriteria

Bij de beoordeling van een kapaanvraag wordt gekeken naar een aantal aspecten die pleiten voor het behoud van de boom maar ook naar aspecten die aanleiding zijn om de boom te kappen.

Bij de beoordeling van een vergunningsaanvraag moet tussen deze aspecten c.q. belangen dus een afweging worden gemaakt. Om deze afweging zo objectief mogelijk te kunnen maken, is een berekeningsmethode ontwikkeld waarbij aan alle aspecten/belangen die een belangrijke rol kunnen spelen een puntenscore wordt toegekend.

Vervolgens wordt de score van de boomwaarde verminderd met de score van de aspecten c.q. belangen die aanleiding voor de gewenste velling van de boom kunnen zijn.

  • ·

    Als de boomwaarde 20 punten hoger ligt dan de overlastscore, dan wordt de vergunning zonder verdere afweging geweigerd.

  • ·

    Bij een overlastscore van meer dan 20 punten boven de boomwaarde wordt de vergunning verleend.

  • ·

    Als zowel op de boomwaarde als op de overlastscore meer dan 20 punten gescoord wordt, zal een nadere (uitgebreide) afweging plaatsvinden. In dat geval is immers sprake van een boom met een grote boomwaarde maar die wel ernstige overlast veroorzaakt.

  • ·

    Als beide scores minder dan 20 punten  bedragen is een nadere (beperkte) afweging nodig.

  • ·

    Is er volgens de scores niet of nauwelijks sprake van overlast en is er toch sprake van enige boomwaarde, dan zal de vergunning geweigerd worden. Is er daarentegen sprake van enige overlast maar weinig of geen boomwaarde, dan kan de vergunning zonder bezwaar verleend worden.

Let op:

De puntenwaardering is uitsluitend bedoeld als een hulpmiddel en advies hoe om te gaan met vergunningsaanvragen en mag niet gezien worden als een bindende uitslag, waaraan de aanvrager rechten kan ontlenen. Wel is een goede motivering nodig als er afgeweken wordt van het advies.

Voor de bepaling van de boomwaarde(n) wordt uitgegaan van de volgende beoordelingscriteria:

Belang van de boom

1. Natuur- en milieuwaarde

Dit criterium betreft in de eerste plaats de ecologische waarde van de boom d.w.z. de waarde van de boom in relatie tot zijn omgeving. Het kan zijn dat de boom van groot belang is als rust- en/of verblijfplaats van beschermde diersoorten zoals vleermuizen of van belang is voor de vliegroute van deze diersoorten. Ook kan de boom onderdeel uitmaken van de biotoop van zeldzame dier- of plantensoorten. Vaak zal dan de Flora- en Faunawet dan ook van toepassing zijn en is velling dan ook op grond van deze regelgeving niet toegestaan.

De volgende scores zijn van toepassing:

  • ·

    grote natuur- en milieuwaarde: 10 punten

  • ·

    beperkte natuur- en milieuwaarde: 5 punten

  • ·

    geringe natuur- en milieuwaarde: 0 punten

 

2. Beeldbepalende waarde /landschappelijke waarde

Bij dit criterium gaat het om de visuele en esthetische waarde van de boom in relatie tot zijn omgeving, kortom het belang van de boom voor het stads- of landschapsbeeld. Vanzelfsprekend zijn hierbij de zichtbaarheid, vorm en omvang van de boom van belang maar ook de vraag of de boom deel uitmaakt van bijv. een laan- of rijbeplanting die door de velling verstoord wordt. Ook kan meespelen dat er in de omgeving geen of weinig andere bomen staan .

Tenslotte kan de dendrologische waarde van de boom in dit kader een rol spelen. Het gaat dan om de waarde die de boom vanwege de zeldzame verschijning van deze bomensoort heeft.

De volgende scores zijn van toepassing:

  • ·

    grote beeldbepalende waarde: 10 punten

  • ·

    beperkte beeldbepalende waarde: 5 punten

  • ·

    geringe beeldbepalende waarde: 0 punten

3. Groenstructuur

Een boom scoort hierop als deze deel uitmaakt van de hoofdgroenstructuur van het groen in de gemeente. Binnen de bebouwde kom gaat het hierbij om de groenstructuur (vastgesteld in het Groenbeleidsplan) en buiten de bebouwde kom om het landschapsbeleidsplan. Onder hoofdstructuur vallen bomen die deel uit maken van groenstructuren die een belangrijke rol spelen op dorps- of wijkniveau.

De volgende scores zijn van toepassing:

  • ·

    maakt deel uit van hoofdstructuur: 10 punten

  • ·

    maakt deel uit van nevenstructuur: 5 punten

  • ·

    maakt geen deel uit van hoofd- of nevenstructuur: 0 punten

 

4. Cultuurhistorische waarde

Monumentale bomen volgens de landelijke of provinciale lijst zijn van grote cultuurhistorische waarde. Verder is een boom cultuurhistorisch waardevol als deze een rol speelt in de geschiedenis van zijn omgeving of is geplant volgens een bepaalde traditie of gebruik. Vaak gaat het hier om relatief oude bomen die bijna onlosmakelijk deel uitmaken van een monumentale omgeving en deze omgeving door hun (langdurige) aanwezigheid accentueren.

De volgende scores zijn van toepassing:

  • ·

    grote cultuurhistorische waarde: 10 punten

  • ·

    beperkte cultuurhistorische waarde: 5 punten

  • ·

    geringe cultuurhistorische waarde: 0 punten

5. Leefbaarheidswaarde

Bomen kunnen van een groot belang zijn voor de leefbaarheid van een wijk of straat, niet alleen visueel maar ook door het aantrekken van vogels en het verbeteren van het milieu.

Naarmate in een bebouwde omgeving minder groen voorkomt, neemt de leefbaarheidswaarde van het aanwezige groen, dus ook van aanwezige bomen, in relatie tot de omgeving toe.

De volgende scores zijn van toepassing:

  • ·

    grote leefbaarheidswaarde: 10 punten

  • ·

    beperkte leefbaarheidswaarde: 5 punten

  • ·

    geringe leefbaarheidswaarde: 0 punten

Overlast en hinderwaardering

Tegenover de waarden die voor het behoud van een houtopstand  van belang zijn, staan de belangen die de aanleiding tot de beoogde velling zijn.

Deze belangen kunnen worden onderverdeeld in 4 aspecten:

  • ·

    hinderlijke situering in verband met ruimtelijke plannen,

  • ·

    overlast,

  • ·

    fysieke schade, en

  • ·

    veiligheid.

1. Hinderlijke situering

Als het gaat om bouwplannen, aanleg van wegen/paden, herinrichting van een terrein of aanpassingen in de openbare ruimte spelen vaak meerdere en andere belangen dan hinder of overlast een rol.

In dat geval zal in een breder kader een afweging moeten worden gemaakt waarbij de score van de boomwaarde wel een rol kan spelen maar deze score niet afgezet kan worden tegen een overlastscore.

Het is daarbij van belang dat al in de planfase vanuit een integrale benadering een afweging over het al dan niet vellen van aanwezige houtopstanden wordt gemaakt en niet als sluitstuk van een vergunningsprocedure.

2. Overlast

Bomen kunnen verschillende vormen van overlast veroorzaken. Te denken valt aan:

  • ·

    schaduwwerking (hoeveel uren)

  • ·

    overlast ten gevolge van val van bladeren, bessen, zaden, pluizen, etc.

  • ·

    beperking uitzicht

  • ·

    insecten

  • ·

    invloed op gezondheid

Schaduwwerking

Afhankelijk van de omvang en de situering van een boom, kan de aanwezigheid van een boom van grote invloed op de lichtinval in een woning zijn. Deze schaduwwerking tast in meer of mindere mate het woongenot aan. Hetzelfde geldt voor een boom waarvan de kroonprojectie een belangrijk deel van de tuin bedekt.

De mate van overlast kan worden bepaald aan de hand van het aantal uren schaduwwerking die de boom ten opzichte van de woning of tuin veroorzaakt. Uiteraard zijn daarbij de omvang van de woning en de grootte van de tuin voor de bepaling van de ernst van de overlast van belang.

Ernstige schaduwoverlast is er als een boom meer dan 50 % van de hele tuin beslaat met zijn kroonprojectie. Ook als het hoofdwoonvertrek minder dan 2 uur zon per dag krijgt, is er ernstige schaduwoverlast.

Los van het vorenstaande kan de schaduwwerking van een boom ook van negatieve invloed zijn op het rendement van zonnepanelen. Bij het plaatsen van zonnepanelen zal dan ook met de schaduwwerking van bomen rekening moeten worden gehouden en deze schaduwwerking kan – in omgekeerde zin – geen reden zijn om een (waardevolle) boom te vellen. Voor schaduwoverlast voor te leggen zonnepanelen worden maximaal 5 punten toegekend.

De volgende scores zijn van toepassing:

  • ·

    ernstige schaduwoverlast: 10 punten

  • ·

    beperkte schaduwoverlast: 5 punten

  • ·

    geringe schaduwoverlast: 0 punten 

                             

Overlast bladval, bessen, zaden, pluizen, etc.

Val van bladeren, bessen, zaden, vruchten en pluizen hoort bij de natuurlijke jaarcyclus van bomen en is seizoensgebonden. Deze overlast beperkt zich meestal dan ook tot enkele weken en wordt daarom gekwalificeerd als geringe overlast.

Sommige boomsoorten veroorzaken gedurende een langere periode overlast in de vorm van bladval of pluizen. In dat geval kan gesproken worden van beperkte overlast.

De volgende scores zijn van toepassing:

  • ·

    beperkte overlast bladval e.d.: 5 punten

  • ·

    geringe overlast bladval e.d.: 0 punten

Beperking uitzicht

Naarmate een boom groter wordt, kan deze het uitzicht vanuit een woning beperken. Dit kan als hinderlijk worden ervaren.  Van wezenlijke hinder is echter alleen sprake indien het zicht vanuit de woonkamer of keuken sterk wordt beperkt; hiervan is pas sprake indien de boom op relatief korte afstand van de woning (< 10 meter) is gesitueerd. Uiteraard is dit ook sterk afhankelijk van de omvang van de boom. Veelal is er dan ook sprake van schaduwwerking . Vanwege deze mogelijke dubbele score is deze vorm van overlast als maximale score aangemerkt als beperkte hinder.

De volgende scores zijn van toepassing

  • ·

    beperkte hinder uitzichtbeperking: 5 punten

  • ·

    geringe hinder uitzichtbeperking: 0 punten

Insecten

Bomen trekken allerlei insecten aan, waaronder ook insecten die overlast kunnen veroorzaken als deze in grote hoeveelheden voorkomen. Wanneer deze overlast incidenteel voorkomt, wordt dit niet gezien als een vorm van overlast die aanleiding is om een boom te vellen. Gaat het echter om jaarlijks terugkerende overlast voor kortere of langere periode, dan is indeling in een categorie van overlast aan de orde.

In de praktijk gaat dan om overlast als gevolg van luisaantasting (honingdauw), eikenprocessierups of wespen. De periode en ernst van overlast in combinatie met ligging en gebruik van het aangrenzende terrein bepaalt de categorie van overlast.

Er is sprake van “ernstige overlast” als deze geldt voor een aaneengesloten periode van 3 weken, waarbij de mate en vorm van overlast van insecten het normale gebruik van aangrenzende terrein onmogelijk maakt en er geen aanvaardbare alternatieven zijn (hetzij bestrijding insecten, hetzij gebruik tijdelijk verplaatsen). Als voorbeeld kan gedacht worden aan een jaarlijks terugkerende wespenplaag bij een perenboom op een schoolplein of een zware luisaantasting van een aantal linden op het enige parkeerterrein bij een druk bezocht winkelcentrum. In alle andere gevallen is sprake van beperkte of geringe overlast, afhankelijk van de periode, ernst van overlast en mogelijke alternatieven.

De volgende scores zijn van toepassing:

  • ·

    ernstige overlast insecten: 10 punten

  • ·

    beperkte overlast insecten: 5 punten

  • ·

    geringe overlast insecten: 0 punten

Schade aan gezondheid

Bloemen, zaden of delen hiervan kunnen van invloed zijn op de lichamelijke gesteldheid van bewoners. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld allergie voor stuifmeel. Dit wordt ten hoogste ingeschaald als “beperkte hinder”, aangezien deze en gelijksoortige klachten veel voorkomen, maar niet gebonden zijn aan een specifieke boom (immers de lucht is in bepaalde perioden vol van stuifmeel, kap van die ene boom doet hier niets aan af). Schade aan gezondheid wordt alleen als “ernstige overlast” erkend als uit een doktersverklaring blijkt dat de betreffende boom of bomen de overlast veroorzaken voor een aaneengesloten periode van langer dan 3 weken, waarbij geen aanvaardbare alternatieven zijn om de schade aan gezondheid te beperken. Vanzelfsprekend is hierbij ook de afstand tussen de boom en de woning van de betreffende persoon van belang.

De volgende scores zijn van toepassing:

  • ·

    ernstige overlast gezondheid: 10 punten

  • ·

    beperkte overlast gezondheid: 5 punten

  • ·

    geringe overlast gezondheid: 0 punten

3. Fysieke schade

Bomen kunnen schade veroorzaken aan o.m. gebouwen, leidingen en bestrating. Deze score kan moeilijk in scores worden uitgedrukt. Wel kan fysieke schade als ernstige overlast aangemerkt worden, indien deze schade niet door maatregelen weggenomen kan worden en ernstige gevolgen kan hebben.

Indien de schade als ernstige overlast gekwalificeerd kan worden (zie hieronder), dan zijn er zwaarwegende redenen om een vergunning voor het vellen van de betreffende boom c.q. bomen te verlenen.

Schade aan bouwwerken

Hierbij gaat het om schade aan bouwwerken als gevolg van het opdrukken van de fundering of het beschadigend schuren van takken langs de gevel. Bij de beoordeling van de ernst van de schade moet meegewogen worden of:

  • 1.

    de schade beperkt kan worden door aanpassingen aan het bouwwerk of door het uitvoeren van extra onderhoud aan de boom;

  • 2.

    er sprake is van een aantoonbaar en onevenredig financieel nadeel. Dit houdt in dat het gaat om duidelijk zichtbare, substantiële schade aan het bouwwerk en de kosten van reparatie niet in evenredige verhouding staan tot de economische waarde van de boom.

Indien sprake is van een aantoonbaar en onevenredig financieel nadeel en de schade niet door maatregelen weggenomen of sterk beperkt kaan worden, dan kan de schade aan een bouwwerk worden aangemerkt als “ernstige overlast”.

Indien de schade door maatregelen kan worden weggenomen, is ten hoogste de categorie ‘beperkte overlast” van toepassing.

Schade aan leidingen

Schade aan riolering en andere ondergrondse leidingen door bomen komt regelmatig voor. Door defecten en zwakke plekken in rioolleidingen kunnen wortels het riool binnendringen. De afvoer kan belemmerd worden, waardoor verstoppingen ontstaan. In sommige gevallen komt het voor dat wortels (riool)leidingen op- en/of indrukken waardoor leidingen uiteindelijk scheuren. Soms kan het probleem door het verleggen van leidingen of het verwijderen van een enkele wortel worden opgelost.

Schade aan bestrating

Wortels kunnen de bestrating (klinkers, tegels, asfalt) opdrukken. Behalve dat dit schade veroorzaakt aan de verharding kan dit ook gevaarlijke situaties opleveren voor voetgangers en fietsers. In veel situaties kan de overlast door wijziging van het straatprofiel of door het verwijderen van enkele wortels sterk beperkt worden.  Lukt dat niet, dan is in de regel sprake van beperkte overlast. Indien de gevaarlijke situatie door maatregelen niet weggenomen kan worden en/of het slechte wegdek een belemmering voor de doorgang van minder validen gaat vormen, dan is sprake van ernstige overlast.

4. Veiligheid

Een boom kan in meer of mindere mate gevaar opleveren voor mensen, gebouwen of andere bezittingen als gevolg van gebreken aan stam, kroon of wortelgestel. Dit kan veroorzaakt worden door ziekte, ouderdom, beschadiging of slechte groeiomstandigheden.

Het risico hangt af van de stabiliteit van de boom, maar ook van de plek waar hij staat. Bij het afwegen van het risico van de boom moet dus altijd het verwachte gevaar in relatie tot de omgeving  worden ingeschat. Soms beperkt zich het gevaar tot enkele takken en kan het gevaar met het treffen van maatregelen worden weggenomen. Dreigt de boom om te vallen of dreigen meerdere takken af te knappen, dan is sprake van een ernstig acuut gevaar en moet de boom in principe direct gekapt worden. Er zal dan verder ook geen belangenafweging plaatsvinden.

 Verder is in de volgende gevallen sprake van gevaar voor de veiligheid:

  • ·

    de boom is instabiel of heeft hoge kans op takbreuk, waarbij deze gebreken niet te verhelpen zijn door ingrepen aan de boom of omgeving van de boom; de kosten van de ingreep moeten hierbij in redelijke verhouding staan tot de maatschappelijke waarde van de boom;

  • ·

    de boom vormt een besmettingshaard voor gezonde soortgenoten.

Ook kan het voorkomen dat een boom als gevolg van zijn standplaats gevaar op kan leveren voor het verkeer door beperking van het zicht, versmalling van de weg of plaatsing in een bocht. Ook deze situatie kan - afhankelijk van de ernst van de situatie – aanleiding zijn om zonder verdere belangenafweging vergunning voor de velling van een boom te verlenen.

Toelichting artikelsgewijs

Bomenverordening 2016 Gemeente Midden-Drenthe

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

a. boom.

Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van de bescherming.

Er wordt voor het kapverbod geen onderscheid gemaakt tussen levende en afgestorven houtopstand. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of `bij vergissing´ een gezonde boom kapt. Het kan ook wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.

b. houtopstand.

Het kernbegrip van deze verordening, waar het kapverbod en de vergunnings,- of ontheffingsplicht op van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen.

Boomvormer.Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.

Hakhout.Eén of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

Houtwal.Lijnvormige bosaanplant hoofdzakelijk bestaande uit inheemse heesters, struiken en boomvormers.

(Lint) begroeiing.Vanwege de grote ecologische waarde van dergelijke begroeiingen (bijv. een meidoorn- of mispelhaag) is bescherming hiervan een noodzaak. Er staat ’begroeiing" in plaats van beplanting om ook spontaan opgekomen groen bescherming te bieden.

Bosplantsoen.Aanplant van jong bos, bestaande uit hoofdzakelijk heesters,

struiken en boomvormers.

c. vellen.

Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het instandhouden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunnings,- of ontheffingsplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel vergunnings, - of ontheffingsplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Tevens worden deze handelingen onder het begrip vellen gebracht indien toegepast op dode houtopstand. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens vergunningsplichtig.

d. dunning.

Dunning betreft een beheer maatregel, met als doel om de houtopstand in stand te houden en om deze beter te kunnen laten groeien. Het gaat om het onderhoud aan een dicht beplante bomenrij, of dicht beplante bossage, waar door dunning een grotere plantafstand wordt beoogd.

e. boomwaarde.

De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend. Het spreekt overigens voor zich dat bomen ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.

De waarde van een boom volgens de rekenmethode van de NVTB kan al gauw enkele duizenden euro’s bedragen. In de berekening zitten onder meer de kosten die er zijn geweest om te planten en te onderhouden, maar ook de functie, leeftijd en restlevensduur verwerkt.

f. Bomen Effect Analyse.

Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De Bomen Effect Analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.

g. bevoegd gezag.

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geeft de term “bevoegd gezag” weer. De aanvraag tot vergunning of ontheffing tot het vellen van houtopstanden is een aanvraag tot een omgevingsvergunning. De Wabo schrijft voor dat de omgevingsvergunning wordt verleend door één bevoegd gezag en dat één procedure wordt doorlopen met één procedure van rechtsbescherming mogelijkerwijs in twee instanties. Niet altijd is het bevoegd gezag, om te oordelen over een omgevingsvergunningaanvraag, het college van Burgemeester en wethouders. Het kan voorkomen dat het College van gedeputeerde staten het bevoegd gezag is of de minister. De verantwoordelijkheid voor het besluit en de handhaving op grond van de verordening ligt bij hetzelfde bevoegd gezag. Ook wijziging of intrekking van de omgevingsvergunning ligt dan bij datzelfde bevoegd gezag.

ARTIKEL 2: Kapverbod houtopstand

lid 1. Bomen met een doorsnede van minder dan 40 cm zijn kapvergunningvrij. Dit wordt gemeten op 1,30 m boven maaiveld.

lid 3. De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de Boswet beperkt. Deze beperking heeft inhoudelijk betrekking op de in artikel 15 lid 2 Boswet genoemde houtopstanden

De zinsnede “die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd” bedoelt de alle hiervoor genoemde uitzonderingen conform de Memorie van Toelichting op de Boswet te beperken tot bomen met een aantoonbare economisch doel en te onderscheiden van sierbomen. Fruitbomen die gebruikt worden als sierbomen die vruchten dragen, zijn dus wel omgevingsvergunningplichtig. Onder het kapverbod valt het houden en de economische exploitatie van (vrucht)bomen niet.

lid 4b. Voor het dunnen van een houtopstand is er een uitzondering. Als het gaat om het verwijderen van een gedeelte van de beplanting, gelijkmatig verspreid over de oppervlakte, met als doel dat de beplanting als geheel zich beter kan ontwikkelen, dan is dit dunning. Voorwaarde voor het vergunningsvrij kappen onder het mom van dunning, is dat het maximaal 60% van de kroonprojectie betreft en er geen bomen dikker dan 80 cm worden geveld.

ARTIKEL 3: Aanvraag

De omgevingsvergunning kan schriftelijk of digitaal worden aangevraagd. Bij voorkeur wordt de vergunning digitaal aangevraagd via het omgevingsloket (www.omgevingsloket.nl).

De indieningsvereisten voor een omgevingsvergunning zijn in de Ministeriële regeling omgevingsrecht ( Mor) verplicht voorgeschreven. Buiten deze verplichte indieningsvereisten zijn in artikel 7 van deze verordening aanvullende indieningsvereisten gesteld. De indieningsvereisten tezamen maken dat alle informatie aanwezig is om een goede inschatting te maken ten aanzien van de omgevingsvergunningverlening.

Algemene indieningsvereisten staan in artikel 1.3 Mor:

Artikel 1.3 Indieningsvereisten bij iedere aanvraag (omgevingsvergunning red)

  • 1.

    In de aanvraag vermeldt de aanvrager;

    • a.

      de naam, het adres en de woonplaats van de aanvrager, alsmede het elektronische adres van de aanvrager, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend;

    • b.

      het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van het project;

    • c.

      een omschrijving van de aard en de omvang van het project;

    • d.

      een omschrijving van de aard en omvang van de gevolgen van het project voor de fysieke leefomgeving, voor zover die gevolgen relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag;

    • e.

      indien de aanvraag wordt ingediend door een gemachtigde: zijn naam, adres en woonplaats, alsmede het elektronisch adres van gemachtigde, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend;

    • f.

      indien het project wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager: zijn naam, adres en woonplaats.

  • 2.

    De aanvrager voorziet de aanvraag van een aanduiding van de locatie van de aangevraagde activiteit of activiteiten. deze aanduiding geschiedt met behulp van een situatietekening, kaart, foto’s of andere geschikte middelen.

  • 3.

    De aanvrager doet bij de aanvraag een gespecificeerde opgave van de kosten van de te verrichten werkzaamheden.

De omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden is in artikel 2.2 eerste lidonder g. van de Wabo aangewezen. Tezamen met een mogelijke vergunning, ontheffing of vrijstelling op grond van de Flora- en faunawet of de Natuurbeschermingswet- die kunnen aanhaken bij de omgevingsvergunning vellen- wordt één omgevingsvergunning verleend.

Specifieke indieningsvereisten staan inHoofdstuk 7 Regeling omgevingsrecht (Mor) vermeld. Deze bijzondere indieningsvereisten zijn van belang bij een aanvraag omgevingsvergunning tot het vellen van een houtopstand.

Artikel 7.5 Mor luidt als volgt:

  • 1.

    In of bij de aanvraag om een vergunning met betrekking tot het vellen van houtopstand, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder g. van de wet ( Wabo), identificeert de aanvrager op de aanduiding als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid (Mor), iedere houtopstand waarop de aanvraag betrekking heeft met een nummer.

  • 2.

    In of bij de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, vermeldt de aanvrager per genummerde houtopstand:

    • a.

      de soort houtopstand;

    • b.

      de locatie van de houtopstand op het voor-, zij- dan wel achtererf;

    • c.

      de diameter in centimeters, gemeten op 1,30 meter vanaf het maaiveld;

    • d.

      de mogelijkheid tot herbeplanten, alsmede het eventuele voornemen om op een daarbij te vermelden locatie tot herbeplanten van een daarbij te vermelden aantal soorten over te gaan.

Aanvragerskunnen slechts zijn: eigenaren van of zakelijk gerechtigden tot een houtopstand. Zakelijk gerechtigdenzijn in beginsel degenen die een notariële akte kunnen overleggen inzake een recht van erfpacht, pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of pootrecht betreffende de houtopstand.

Huurdershebben een persoonlijk en geen zakelijk recht. Zij moeten dus de schriftelijke toestemming voor kapaanvraag van de verhuurder, die eigenaar van de houtopstand is, overleggen. De eigenaar van een houtopstand kan bij (huur)overeenkomst of bij machtiging zijn huurders het recht tot omgevingsvergunningaanvraag verlenen. Na ontbinding van de huurovereenkomst is de zaaksgebonden omgevingsvergunning nog van toepassing op het project. Voorschriften van de omgevingsvergunning dienen dan door de eigenaar van het perceel nagekomen te worden.

ARTIKEL 4: Beoordelingscriteria

lid 2. Dit artikel bevat de criteria, op grond waarvan vergunning als bedoeld in artikel 5 tot het vellen van een houtopstand geweigerd wordt. Stilzwijgend wordt ervan uitgegaan dat (te) zieke of gevaarlijke bomen altijd voor vergunning in aanmerking zullen komen. Ervaring leert dat de algemene termen waarin hier genoemde weigeringsgronden gesteld zijn nadere uitwerking behoeven van criteria voor boombelang en verwijderingsbelang. Deze criteria kunnen in een afwegingsmodel worden geplaatst dat als instrument bij de beoordeling van de aanvraag wordt gehanteerd. De beslissing op de aanvraag moet waar mogelijk verwijzen naar beleidsbesluiten. Ook de door derdebelanghebbenden ingediende zienswijzen moeten meegewogen worden.

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikelen 3:46- 3:50 en 4:82 – 4:84) dient de motivering van het besluit van Burgemeester en wethouders te verwijzen naar gemeentelijk beleid zoals bestemmings-, groen-, bomen-, of landschapsplannen en bijbehorende (beschermings)categorieën en beleidskaarten.

Voor gemeente Midden-Drenthe zijn beoordelingscriteria vastgesteld. Deze staan vermeld in de bijlage bij deze verordening ‘Beoordelingscriteria bomenverordening’. Daarnaast kan verwezen worden naar het Groenbeleidsplan, bestemmingsplannen, groenplannen, beheerplannen, en het landschapsbeleid.

ARTIKEL 5: Intrekking of wijziging

In dit artikel zijn de gronden aangeven voor intrekking, wijziging van de vergunning die gelden voor vergunning van deze verordening ( art. 2.31 lid 2 en 2.33 Wabo).

De intrekking van de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand- indien sprake van sanctie- is geregeld in hoofdstuk 5 Wabo. Het gezag dat bevoegd is een omgevingsvergunning te verlenen kan deze geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • -

    de omgevingsvergunning is verleend op grond van onjuiste of onvolledige opgave;

  • -

    niet overeenkomstig de omgevingsvergunning is of wordt gehandeld;

  • -

    de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nageleefd;

  • -

    de houder van de omgevingsvergunning de voor hem geldende regels niet naleeft ( art. 5.19 lid 1 Wabo).

Tevens is het mogelijk op grond van artikel 2.33, eerste lid onder e Wabo de vergunning die van rechtswege is verleend in te trekken indien deze betrekking heeft op een activiteit die ontoelaatbaar ernstige nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving heeft of dreigt te hebben en het opleggen van voorschriften daar geen oplossing voor biedt (art. 2.31, eerste lid, aanhef en onder c, Wabo).

Bij wijziging of intrekking van de omgevingsvergunning dient wederom de reguliere of indien voorgeschreven de uitgebreide procedure te worden gevolgd.

ARTIKEL 6: Beperking geldigheidsduur

Dit artikel blijkt nodig te zijn om misbruik van oude omgevingsvergunningen tegen te gaan.

ARTIKEL 7: Herplant-/instandhoudingsplicht

lid 2. De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is.

De omgevingsvergunning heeft een zaakgebonden karakter ( art. 2.25 Wabo). Om die reden is de vergunninghouder niet degene aan wie de vergunning is verleend, maar degene die verantwoordelijk is voor uitvoering. De naleving van de voorschriften m.b.t. herplant, valt daarom tevens onder zijn verantwoording. Wanneer de vergunning gelding krijgt voor een ander dan de aanvrager of houder van de vergunning moet tenminste een maand tevoren dit aan het bevoegd gezag worden mee gedeeld (zie hiervoor het Besluit omgevingsrecht artikel 4.8 (Bor)). Dit onder vermelding van:

  • a.

    naam en adres vergunninghouder- of aanvrager

  • b.

    de omgevingsvergunning of omgevingsvergunningen krachtens welke de activiteiten worden verricht;

  • c.

    de naam, het adres en het telefoonnummer van degene voor wie de omgevingsvergunning zal gaan gelden;

  • d.

    de contactpersoon van degene voor wie de omgevingsvergunning zal gaan gelden;

  • e.

    het beoogde tijdstip dat de omgevingsvergunning zal gaan gelden voor de onder c bedoelde persoon.

Herplantvoorschriften zijn concreet en eenduidig en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven mits dit in het gangbare beleid past.

ARTIKEL 8: Vellen van houtopstanden zonder vergunning

Het vellen van een houtopstand zonder vergunning, terwijl de houtopstand wel vergunningplichtig is, is op grond van artikel 2.3 van de Wabo strafbaar als economisch delict (artikel 6 Wet economische delicten).

Factoren die een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van een herplant.

Burgemeester en wethouders bepalen de hoogte van de financiële bijdrage of verplichting tot herplant. Indien sprake is van herplant dan zal dit zo nabij mogelijk worden uitgevoerd.

Artikel 5:18 Wabo biedt de mogelijkheid- indien sprake is van een herstel,- of instandhoudingsanctie van het velverbod, onder oplegging van last onder bestuursdwang of onder oplegging dwangsom, bij het besluit tot herplantverplichting tevens te bepalen dat de uitvoering van het besluit tevens geldt voor de rechtsopvolger.

ARTIKEL 9: Nadeelcompensatie

De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten.

ARTIKEL 10: Afstand van de erfgrenslijn

Lid 1 en lid 2 van artikel 42 Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek geeft het bekende verwijderingrecht voor bomen binnen twee meter en heesters en hagen binnen een halve meter van de erfgrenslijn. Maar in artikel 5:42 lid 2 is in afwijking van het oude B.W. toegevoegd: "tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten". Daarom is in deze verordening dit artikel toegevoegd dat de erfgrensafstand aanzienlijk verkleint. Met "nihil" voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen en tot de normale standaard te maken. Vele bomen en heesters zullen door deze afstandverkleining beter beschermd, misschien wel gespaard worden. De juridische grondslag tot het ontstaan van burenruzies is hiermee enigszins verminderd.

ARTIKEL 11: Bestrijding van boomziekten

Dit artikel is bedoeld om besmettelijke boomziekten zoals de iepziekte adequaat te kunnen bestrijden. Belangrijk is dat verspreiding van potentieel broedhout en de besmetting wordt voorkomen. In het derde lid is een bijzondere bestuursdwang bevoegdheid in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuursdwang bevoegdheid opgenomen, vanwege de ernst van de zaak en noodzaak snel te kunnen handelen met name voor een afdeling "Groen".

ARTIKEL 12: Noodkap

Ondanks de regelmatige veiligheidsinspecties kan het voorkomen dat er een gemeentelijke of particuliere boom wordt aangetroffen die zodanig is aangetast dat hij elk moment kan omvallen. De boom vormt dan een direct gevaar voor de omgeving. In dat geval mag een boom worden geveld zonder de vergunningprocedure te doorlopen. Dit heet een noodkap. Bijvoorbeeld in het geval van een scheefgewaaide boom. Maar ook in een situatie van spoedeisend belang waarbij het niet verantwoord is om de gehele vergunningsprocedure te doorlopen.

ARTIKEL 13: Bescherming gemeentelijke houtopstand

Lid 3: Te denken valt aan het beschermen van de stam, en niet machinaal graven binnen 4 meter van de stam.

ARTIKEL 14: Strafbepaling

De Wabo verbiedt in artikel 2.3 het handelen in strijd met een voorschrift uit een omgevingsvergunning. Door artikel 5.4 Invoeringswet Wabo is het handelen zonder omgevingsvergunning of het handelen in strijd met een omgevingsvergunning strafbaar gesteld in de Wet economische delicten. Om die reden zijn de strafbepalingen van artikel 14 van deze verordening niet van toepassing op dergelijk handelen.

Overtreding van artikel 2, en overtreding van voorschriften op grond van artikel 11 van de verordening heeft als strafmaat een hechtenis van maximaal 6 maanden, taakstraf en/of een geldboete tot maximaal €18.500 (artikel 6 Wed). De boomwaarde kan verhogend op de geldboete werken. Indien de boomwaarde hoger is dan een vierde gedeelte van € 18.500, kan een geldboete worden opgelegd van maximaal € 74.000.

De op grond van artikel 14 ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen door Burgemeester en wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen of houtopstand.

ARTIKEL 15: Toezichthouders

Ter toezicht op de naleving en het toezicht op de uitvoering en handhaving van het verbod een houtopstand te vellen of te doen vellen zonder omgevingsvergunning (art. 5.13 Wabo) zijn de aangewezen toezichthouders bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner. Hierbij dienen toezichthouders tevens te beschikken over een machtiging met toestemming tot betreden verstrekt door het college van burgemeester en wethouders.