Regeling vervallen per 03-08-2023

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2018

Geldend van 23-12-2020 t/m 02-08-2023

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2018

De raad van de gemeente Midden-Drenthe;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 november 2017;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2018

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik': gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet Milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 5 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

  • 1. De belastingen bedoeld in hoofdstuk 1 en in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De aanslagen afvalstoffenheffing, onroerendezaakbelastingen, rioolheffing, forensen-belasting en BIZ-bijdrage kunnen, voor zover van toepassing, gecombineerd worden opgelegd op één aanslagbiljet.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 3.1.1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van gedagtekende kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 3.1.2 van de tarieventabel worden geheven door middel van een kennisgeving bij het gebruik van de gemeentelijke milieustraat.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

Afvalstoffenheffing:

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid is niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

Extra GFT-container voor grof huishoudelijk tuinafval:

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Overige tarieven voor particulieren (niet zijnde bedrijven):

De belasting bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990, moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarbij:

    • a.

      de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand, vermeld in de dagtekening van de aanslag;

    • b.

      de tweede termijn vervalt op de laatste dag van de derde maand volgend op de maand, vermeld in de dagtekening van de aanslag.

  • 2. In afwijking van het eerste lid moeten de aanslagen die binnen het van toepassing zijnde belastingjaar worden opgelegd met een dagtekening tot en met 31 augustus, worden betaald in twee gelijke termijnen waarbij:

    • a.

      de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand, vermeld in de dagtekening van de aanslag;

    • b.

      de tweede termijn vervalt op de laatste dag van de vierde maand volgend op de maand, vermeld in de dagtekening van de aanslag.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid moeten aanslagen, zolang en voor zover de totaal verschuldigde bedragen daarvan door middel van automatische incasso kunnen worden geïnd, worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand vermeld in de dagtekening van de aanslag maanden zijn, met dien verstande dat:

    • a.

      het aantal termijnen tenminste drie en ten hoogste acht bedraagt indien de aanslag binnen het van toepassing zijnde belastingjaar wordt geïnd;

    • b.

      het aantal termijnen drie bedraagt voor aanslagen die met een dagtekening na 1 september van het van toepassing zijnde belastingjaar worden opgelegd;

    • c.

      de eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede en volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. Indien de automatische betalingsincasso als bedoeld in het derde lid gedurende drie opeenvolgende maanden niet mogelijk is, vervalt de mogelijkheid tot automatische betalingsincasso en gelden de termijnen als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 5. De kennisgevingen bedoeld in artikel 6, derde lid, moeten worden betaald ingeval de kennisgeving:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 6. De kennisgeving bedoeld in artikel 6, vierde lid, moet worden betaald door middel van directe betaling bij de toegang van de gemeentelijke milieustraat.

  • 7. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Kwijtschelding

  • 1. In aanvulling op de gronden in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 is het mogelijk onder de onderstaande voorwaarden kwijtschelding te verlenen.

  • 2. Met betrekking tot een verzoek om kwijtschelding van gemeentelijke belastingen verschuldigd door een natuurlijk persoon die een bedrijf of een zelfstandig beroep uitoefent, zijn de afdelingen 1,2 en 5 van Hoofdstuk II van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 van overeenkomstige toepassing indien de belastingen geen verband houden met de uitoefening met van dat bedrijf of beroep.

  • 3. Bij de berekening van het bedrag van de kwijtschelding worden de kosten van het bestaan gesteld op 100% van de genormeerde bijstandsuitkering.

  • 4. Door het college van burgemeester en wethouders kunnen nadere regels gesteld worden over de uitvoering van dit artikel.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reinigingsheffingen.

Artikel 11 Intrekking / overgangsrecht

De ‘Verordening Reinigingsheffingen' van 7 november 2013, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 3 november 2016, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2018, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerst dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening afvalstoffenheffing 2018.

Ondertekening

Besloten in de openbare vergadering van de raad,
gehouden op 4 december 2017.
de griffier, de voorzitter,
C.Vos T. Baas

Tarieventabel behorende bij de Tweede wijziging Verordening afvalstoffenheffing 2018 / tarieven per 1-1-2021.

Hoofdstuk 1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing

1.1.1

De belasting bedraagt per perceel per jaar

65,25

1.1.2

De belasting als bedoeld in onderdeel 1.1.1. wordt:

 
 

1.1.2.1

indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of,

indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon, vermeerderd met

97,00

1.1.2.2

indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of,

indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door twee personen, vermeerderd met

119,00

1.1.2.3

indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of,

indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door drie of meer personen, vermeerderd met

142,00

1.1.3

in afwijking van onderdeel 1.1.2. wordt de belasting als bedoeld in onderdeel 1.1.1., indien het perceel niet permanent mag worden bewoond, vermeerderd met

142,00

Hoofdstuk 2 Maatstaf jaarlijks tarief extra GFT-container voor grof huishoudelijk tuinafval

2.1

Het tarief bedraagt voor het op verzoek inzamelen van grof tuinafval

middels maximaal één extra groene minicontainer

91,10

Hoofdstuk 3 Maatstaven en overige tarieven voor particulieren (niet zijnde bedrijven)

3.1

Het tarief bedraagt voor:

 
 

3.1.1

het op verzoek inzamelen van grof huishoudelijk afval en grof tuinafval per m³

30,00

3.1.2

het brengen van grof huishoudelijk afval, grof tuinafval, hout, puin, bouw- en sloopafval, dakbedekking, gips, hard plastic, matrassen, rubberafval en tuinmeubilair bij de daarvoor door de gemeente aangewezen locaties als volgt:

 
 

3.1.2.1

+/- 0,5 m³ (kofferbak)

5,00

3.1.2.2

+/- 1 m³ (enkelasser)

10,00

3.1.2.3

+/- 2 m³ (tandemasser)

20,00

3.1.2.4

Per extra m3 boven de 2 m³

10,00

3.1.3

Vrachtwagenbanden per stuk

5,00

3.1.4

Tractorbanden per stuk

10,00

3.1.5

Voor het brengen van wit- en bruingoed, metaal, oud ijzer, autobanden, asbest (tot 35 m2 en verpakt in folie), chemisch afval, tempex en vlakglas worden geen tarieven in rekening gebracht.

 
 

Behorende bij het raadsbesluit van 12 november 2020;

de griffier