Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Midden-Drenthe 2019

Geldend van 30-08-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Midden-Drenthe 2019

De Raad van Midden-Drenthe

gelet op:

  • -

    de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 97, 98, 99 van de Gemeentewet

  • -

    de artikelen 3.1.1, vijfde lid, 3.1.3, eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid, 3.4.1, eerste lid en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

gezien:

het advies van het seniorenconvent 26 februari 2019 en 23 april 2019;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Midden-Drenthe 2019

Artikel 1 Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

b. griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

c. raadslid: lid van de gemeenteraad.

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

  • 1. Indien een raadslid een raadsvergadering niet bijwoont, wordt de vergoeding voor de werkzaamheden voor een raadslid, bedoeld in artikel 3.1.1,eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers verminderd naar 80% van de vergoeding zoals deze op grond van het Rechtspositiebesluit is bepaald.

  • 2. Deze afwijkende vergoeding wordt, zo mogelijk, uitbetaald op de eerstvolgende betaaldatum na de betreffende raadsvergadering.

  • 3. Het eerste lid wordt toegepast met ingang van de maand dat het raadslid meer dan drie raadsvergaderingen achtereenvolgens niet heeft bijgewoond. Eenmaal toegepast blijft het eerste lid gelden tot het einde van de raadstermijn.

  • 4. Onder het bijwonen van een vergadering wordt in dit artikel verstaan: Het minimaal 90% van de duur van de vergadering deelnemen aan de vergadering.

  • 5. De griffier draagt zorg voor het vermelden op de presentielijst van de tijdstippen waarop raadsleden later in de raadsvergadering aansluiten of eerder de vergadering verlaten. Deze tijdstippen worden ook vermeld in de besluitenlijst van de vergadering.

  • 6. Dit artikel heeft geen gevolg in het geval aan een raadslid tijdelijk ontslag is verleend op grond van het bepaalde in de Kieswet.

  • 7. Na overleg in het seniorenconvent kan de burgemeester van het bepaalde in dit artikel afwijken.

Artikel 3. Toelage raadslid onderzoekscommissie

Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend van €120 per maand.

Artikel 4. Overige commissies

Indien bij het instellingsbesluit van een commissie door de raad, het college of de burgemeester geen, of een van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers duidelijk afwijkende, vergoeding is bepaald, gelden de bepalingen op grond van deze verordening niet.

Artikel 5. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

  • 1. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een raads- of commissielid vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt .

  • 2. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raadslid of commissielid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed;

  • 3. Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4. Als een raadslid of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5. De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden vergoed.

Artikel 6. Reiskostenvergoeding voor reizen binnen de gemeentegrenzen.

  • 1. De reiskostenvergoeding voor reizen binnen de gemeentegrenzen voor het bijwonen van raads- en commissievergaderingen en reizen gemaakt voor de uitoefening van de functie als bedoeld in artikel 3.1.7. van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers bedraagt zonder declaratie een vast bedrag per maand.

  • 2. Dit vaste bedrag bedraagt vijf maal de retour reisafstand van het huis van het raadslid tot het gemeentehuis, maal het bedrag aan reiskostenvergoeding dat onbelast hiervoor kan worden verstrekt.

  • 3. Dit bedrag wordt maandelijks gelijktijdig met de raadsvergoeding uitbetaald.

Artikel 7. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

  • 1. Een raads- of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie, zoals bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3. In de begroting wordt een post opgenomen voor deze vorm van scholing.

  • 4. De griffier beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken indien dat past binnen het op de begroting daarvoor opgenomen budget.

  • 5. Het seniorenconvent besluit op de aanvragen indien deze het budget overstijgen en er een keuze gemaakt moet worden tussen de aanvragen.

Artikel 8. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

  • 1. Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 2. Een raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

Artikel 9. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 10. Betaling vaste vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van raadsleden maandelijks plaats, en die van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, twee keer per jaar, met – zo van toepassing - inachtneming van een vergoeding per bijgewoonde vergadering.

Artikel 11. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente door het raadslid ondertekende factuur toegezonden factuur of

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen.

  • 2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen twee maanden na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden ingediend bij de griffier.

  • 4. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raads- of commissieleden binnen 2 maanden na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

Artikel 11. Wijzigingen in andere verordeningen

  • 1. Hoofdstuk II van de Verordening rechtspositie wethouders en raadsleden 2011 vervalt.

  • 2. Hoofdstuk 1 van de Verordening geldelijke voorzieningen voor commissieleden en fractievergoedingen Midden-Drenthe 2018 vervalt.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Midden-Drenthe 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Midden- Drenthe van 28 mei 2019,
De voorzitter,
De griffier,

Toelichting Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Midden-Drenthe 2019

ALGEMEEN DEEL

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang.

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

De hoogte van de raadsvergoeding is verplichtend bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse. Vanaf de dag van beëdiging hebben de raadsleden recht op de vergoedingen die verbonden zijn aan hun functie. Wat betreft de vergoeding voor de werkzaamheden is dit geregeld in artikel 3.1.1, eerste lid. De gemeenteraad kan op grond van het vierde lid van artikel 3.1.1 bij verordening bepalen dat een deel van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt uitbetaald als presentiegeld. Het gaat om maximaal 20% van de vergoeding. In een dergelijke verordening mag geen onderscheid worden gemaakt tussen de raadsleden: een presentievergoeding geldt dan voor alle raadsleden. Deze bepaling kan bijvoorbeeld worden benut bij spookleden. Spookleden zijn volksvertegenwoordigers die wel zijn gekozen, maar die niet of nauwelijks aanwezig zijn bij de vergaderingen of activiteiten van de desbetreffende gemeenteraad.

Aanwezigheid bij raadsvergaderingen van groot belang. In de raad worden immers besluiten genomen en inwoners mogen van raadsleden verwachten dat zij deze vergaderingen bijwonen. De korting geldt pas als meer dan drie vergaderingen achtereenvolgens worden gemist. Ook het simpelweg plaatsen van een handtekening op de presentielijst is niet voldoende. Het raadslid moet minimaal 90 procent van de duur van de vergadering aanwezig zijn. Dat geldt ook als een vergadering aan het einde van de avond wordt geschorst en op een ander tijdstip weer doorgaat. De griffie zorgt ervoor dat op de presentielijst bij de raadsleden die eerder vertrekken wordt aangegeven op welk tijdstip zij de vergadering hebben verlaten. De begin- en de eindtijd van de vergadering worden opgenomen in de besluitenlijst van de vergadering.

Tot slot wordt aangegeven hoe de vergoeding daadwerkelijk wordt ingehouden, namelijk door verrekening achteraf. Dat betekent dat ieder raadslid de volledige vergoeding krijgt uitbetaald. Mocht blijken dat een raadslid meer dan drie vergaderingen heeft verzuimd te komen, dan wordt de korting van twintig procent met de raadsvergoeding en de onkostenvergoeding verrekend in de volgende maand. Een uitzondering wordt gemaakt voor een raadslid dat tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap, bevalling of ziekte. Tenslotte is een hardheidsclausule opgenomen, zodat ingespeeld kan worden op bijzondere omstandigheden.

Het raadslid kan de vergoeding niet weigeren en de gemeente is verplicht de raadsvergoeding aan het raadslid over te maken op zijn of haar bankrekeningnummer.

Het raadslid mag zelf (een deel) van de raadsvergoeding afdragen aan de politieke partij, maar is in beginsel juridisch niet verplicht mee te werken aan een overdracht van (een deel) van zijn of haar raadsvergoeding. Een akte van cessie waarbij de raadsvergoeding direct aan een politieke groepering wordt overgemaakt is juridisch niet toegestaan. De reden hiervoor is dat het raadslid een onafhankelijke positie heeft en niet financieel afhankelijk mag zijn van de politieke groepering.

Artikel 3. Toelage lid onderzoekscommissie van raadsleden

Deze artikelen betreffen de toelagen voor de raadsleden die lid zijn van zogenaamde ‘zware commissies’. Hiermee wordt gedoeld op de vertrouwenscommissie, de rekenkamerfunctie en de onderzoekscommissie, zoals deze in de Gemeentewet specifiek zijn omschreven. De vaststelling dat er sprake is van een dergelijke bijzondere commissie, met deze financiële gevolgen, moet bij verordening plaatsvinden. Daarbij moet gemotiveerd worden dat het lidmaatschap van deze commissies duidelijk meerwerk is naast het reguliere lidmaatschap van de gemeenteraad. Voor de hoogte van de toelage voor het werk in de eerdergenoemde drie zware commissies wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie, en anderzijds de onderzoekscommissie.

Wat betreft de hoogte van de toelagen voor het lidmaatschap van de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie geldt een vast (belast) bedrag van € 120 per maand. Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegepast. Zolang een commissie «slapend» is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten.

In het seniorenconvent is gesproken of er in Midden-Drenthe sprake zou moeten zijn van dergelijke bijzondere commissies. Er is voor gekozen om op dit moment vanuit dat perspectief bij verordening geen bijzondere commissie aan te wijzen.

Artikel 4.

Overige commissies

In een aantal instellingsbesluiten van commissies is in het verleden bewust een afwijkende betalingssystematiek aangehouden. Deze wordt gerespecteerd. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de commissie voor bezwaar en beroep in Midden-Drenthe en de Adviescommissie Cultuur Midden-Drenthe.

Artikel 5. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

Ingevolge artikel 96, in samenhang met artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raads- en commissieleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente. Omdat in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, kan aansluiting worden gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

Artikel 6. Reiskosten vergoeding voor reizen binnen de gemeentegrenzen.

Het rechtspositiebesluit biedt de grondslag dat raadsleden de reiskosten, die gemaakt worden in het kader van de uitoefening van de functie en afgelegd worden binnen de gemeentegrenzen vergoed krijgen. Om te voorkomen dat elke (relatief korte) afstand op declaratiebasis moet worden vergoed is in het seniorenconvent afgesproken dat uitgegaan wordt van een gemiddeld aantal vergaderingen per maand. In omliggende gemeenten wordt ook met deze methodiek gewerkt.

Elk raadslid (deze regeling geldt alleen voor raadsleden) ontvangt gelijktijdig met de maandelijkse raadsvergoeding een vergoeding van de reiskosten binnen de gemeentegrenzen die gebaseerd is op de reisafstand van huis naar het gemeentehuis (en vice versa) voor 5 vergaderingen per maand.

Hiermee wordt dan geen rekening gehouden met het op locatie vergaderen, maar daar staat tegenover dat in maanden waarin er niet / nauwelijks vergaderd wordt deze zelfde vergoeding ook wordt uitbetaald. Het seniorenconvent is daarmee van mening dat deze afspraak recht doet aan de feitelijke kosten zonder hoge administratieve lasten.

Artikel 7. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.

In de begroting van het jaar 2020 zal een post opgenomen worden met een richtbedrag.

Er is ruimte voor lokale accenten. Op grond van het tweede lid kan de raad nadere regels stellen voor de scholing van zijn leden. Deze nadere regels kunnen bijvoorbeeld in een scholingsplan komen te staan. In dit plan kunnen procedureregels voor individuele scholingsverzoeken worden opgenomen als ook regels over de hoogte van de tegemoetkoming. Dit plan kan vervolgens als handvat dienen bij toetsing van individuele scholingsaanvragen. Het beoordelen van en/of fiatteren van scholingsaanvragen kan worden gemandateerd aan de griffier. Daarvoor is in het seniorenconvent gekozen. Over de stand van het budget wordt het seniorenconvent door de griffier geïnformeerd. Indien er veel aanvragen zijn die de limiet van het budget overstijgen, zal het seniorenconvent een keuze maken tussen de aanvragen.

Artikel 8. Informatie- en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid, wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts een één computer verstrekt worden. Geadviseerd wordt te verstrekken op basis van een bruikleenovereenkomst. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer.

Artikel 9. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 10. Betaling vaste vergoedingen

Artikel 11. Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Het verdient aanbeveling dat het college een formulier vaststelt waarmee raads- en commissieleden gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Raads- en commissieleden declareren in beginsel hun kosten bij de griffier.