Verordening op het gebruik van woningen als tweede woning

Geldend van 18-11-1999 t/m heden

Intitulé

Verordening op het gebruik van woningen als tweede woning

Artikel 1

Het bepaalde in deze verordening is van toepassing op alle woonruimte in de gemeente Middenveld.

Artikel 2

  • 1. Het is de zakelijk gerechtigde van een woonruimte verboden deze woonruimte te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken als tweede of als recreatiewoning.

  • 2. Onder het gebruiken, het in gebruik geven of het laten gebruiken van een woonruimte als tweede of als recreatiewoning wordt in elk geval verstaan het beschikbaar hebben of houden van een tot bewoning bestemd en daarvoor geschikt gebouw ten behoeve van zichzelf of een ander, zonder dat hij of die ander zijn hoofdverblijf in dat gebouw heeft en er een redelijke termijn is verstreken, na welke het beschikbaar hebben of houden niet meer geacht kan worden te geschieden met het doel het gebouw te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken als hoofdverblijf.

  • 3. Als criterium voor de vaststelling of iemand zijn hoofdverblijf in een gebouw heeft geldt, dat hij is opgenomen in het bevolkingsregister van de gemeente.

Artikel 3

  • 1. Het verbod, vervat in artikel 2, geldt niet ten aanzien van iemand die een woonruimte als tweede of als recreatiewoning in gebruik heeft op het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening.

  • 2. Het gestelde in lid 1 heeft een persoonlijk karakter en geldt uitsluitend ten aanzien van degene, die op genoemd tijdstip gerechtigde van de daar bedoelde woonruimte is of, bij overlijden na het in werking treden van deze verordening, diens echtgeno(o)t(e) en diens erfgenamen in de eerste graad, diens pleeg- en stiefkinderen of diens partner met wie de gerechtigde ten tijde van zijn overlijden (en blijkende uit een notarieel vastgelegd sarnenlevingscontract) een gemeenschappelijke huishouding voerde.

  • 3. Voor opvolgende bewoners anders dan bedoeld in lid 2 geldt het verbod, vervat in artikel 2, onverkort.

Artikel 4

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen van het verbod, vervat in artikel 2, ontheffing verlenen middels verlening van een zogenaamde onttrekkingsvergunning en aan een zodanige ontheffing voorschriften verbinden.

  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing indien naar hun oordeel de betreffende woonruimte, gelet op de kwaliteit, inrichting en ligging niet geschikt is voor permanente bewoning en niet tegen lonende kosten voor permanente bewoning geschikt kan worden ge-maakt.

  • 3. De ontheffing heeft een persoonlijk karakter; voor een opvolgende bewoner geldt het verbod onverkort.

Artikel 5

Bij overtreding van het verbod, vervat in artikel 2, eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders de woonruimte verzegelen. Deze verzegeling wordt opgeheven op het moment dat de woonruimte in gebruik genomen wordt voor permanente bewoning of dat de woonruimte door verhuur of verkoop opnieuw voor permanente bewoning wordt bestemd of indien alsnog een ontheffing wordt verleend.

Artikel 6

Hij, die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste4 maanden of geldboete van de derde categorie. Het genoemde strafbare feit is een overtreding.

Artikel 7

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2. Met de opsporing van het bij artikel 7 strafbaar gestelde feit zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artike175 van de Huisvestingswet aangewezen ambtenaren, belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren voorzover zij door de minister van Justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3. De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 77 van de Huisvestingswet.

Artikel 8

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op belangen, het woonklimaat en/of de leefbaarheid in de gemeente betreffende.

Artikel 9

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: "Verordening op het gebruik van woningen als tweede woning".

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

  • 3.

    Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening vervalt de bij raadsbesluit van 22 januari 1998 voor de gemeente Middenveld van toepassing verklaarde "Verordening op het gebruik van woningen als tweede woning" .

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad,
gehouden op 4 november 1999,
de griffier
de voorzitter,
R.Timmer
R.W. ter Avest

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Het werkingsgebied is ter voorkoming van rechtsongelijkheid en ongewenste ontwikkelingen in uit- gesloten gedeelten van de gemeente bepaald, voor alle woonruimte in de gemeente.

Artikel 2

Het antwoord op de vraag of iemand zijn hoofdverblijf in een woning heeft, wordt gegeven door het persoonsregister van de gemeente. De bewoner zal bij inschrijving moeten aantonen, dat sprake is van hoofdverblijf.

Artikel 3

Op grond van dit artikel is er een overgangsrecht geschapen voor de zakelijk gerechtigden, die op dit moment eigenaar zijn van een tweede woning. Door dit overgangsrecht als een persoonlijk recht te bestempelen wordt op termijn bereikt, dat bij eigendomswisseling de woning weer permanent bewoond gaat worden. Dit persoonlijke recht geldt ook voor erfgenamen in de eerste graad van degenen, die op het moment van het in werking treden van de verordening gerechtigde zijn.

Artikel 4

Uitgangspunt van de regeling is de handhaving van woningen voor permanente bewoning. Om afwijking van deze regel toe te kunnen staan wordt de ontheffingsfiguur de aangewezen rechtsvorm geacht.

Artikel 5

Wanneer niet afdoende is aangetoond dat er sprake is van permanente bewoning dan wel indien er geen ontheffing kan worden overgelegd, kunnen burgemeester en wethouders, behalve het opleggen van een boete, de woonruimte (doe) verzegelen. Deze verzegeling wordt opgeheven als de woonruimte wordt verkocht of verhuurd aan iemand die de woonruimte als permanent hoofdverblijf gaat gebruiken, de eigenaar/gebruiker er alsnog permanent gaat wonen of indien er alsnog ontheffing wordt verleend.

Artikel 6

Hier is aansluiting gezocht bij de strafbepalingen in andere zogenoemde strafverordeningen. Een en ander Iaat uiteraard onverlet de eerder genoemde mogelijkheid van verzegeling.

Artikel 7

Verwezen wordt naar verschillende bepalingen van de Huisvestingswet. Voor de volledigheid worden deze hierna vermeld.

De tekst van artikel 75 van de Huisvestingswet luidt:

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn tevens belast:

    • a.

      de inspecteur-generaal van de volkshuisvesting, bedoeld in artikel 94 van de Woningwet;

    • b.

      de inspecteurs van de volkshuisvesting, bedoeld in artikel 94 van de Woningwet, en aan dezen toegevoegde ambtenaren.

  • 3.

    Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

De tekst van artikel 77 van de Huisvestingswet luidt:

De toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner .

Artikel 8

Wanneer zich in het kader van de toepassing van de verordening situaties voordoen waarin de verordening niet voorziet, dan nemen burgemeester en wethouders een beslissing die gebaseerd is op de doelstellingen van deze verordening. Met deze bepaling wordt beoogd om eventuele mazen in de ze verordening bij voorbaat reeds te herstellen.