Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Clientenparticipatie 2012 gemeente Midden-Drenthe

Geldend van 08-07-2012 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2012

Intitulé

Verordening Clientenparticipatie 2012 gemeente Midden-Drenthe

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviesraad: De Stichting Adviesraad Minimabeleid Midden-Drenthe die in de gemeente Midden-Drenthe de belangen behartigt van cliënten met een WWB of andere gemeentelijke uitkering voor levensonderhoud en van cliënten waarvoor de gemeente een reïntegratie-instrument inzet alsmede van overige minima in deze gemeente.

  • b.

    Cliënten: personen die een gemeentelijke uitkering voor levensonderhoud ontvangen alsmede personen waarvoor door de gemeente een reïntegratie-instrument wordt of is ingezet.

  • c.

    College: het college van de gemeente Midden-Drenthe.

  • d.

    De wet: de Wet werk en bijstand.

  • e.

    Minima: personen van 21 jaar of ouder die beschikken over een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm die voor betrokkene van toepassing is of zou zijn, met een vermogen tot de geldende grenzen genoemd in artikel 34, derde lid van de Wet werk en bijstand.

  • f.

    Reïntegratie-instrument: voorziening gericht op arbeidsinschakeling of zelfstandige maatschappelijke participatie.

  • g.

    Uitkeringsgerechtigden: degenen die een gemeentelijke uitkering voor levensonderhoud ontvangen.

Artikel 2. Verantwoordelijkheid college

  • 1. Het college stelt op grond van de Wet werk en bijstand een Cliëntenraad in, verder de Adviesraad genoemd, wiens taak het is de gemeenteraad en het College van Burgemeester en Wethouders gevraagd en ongevraagd van advies te dienen over beleid en uitvoering in het kader van de Wet Werk en Bijstand en daarmee samenhangende regelingen, inclusief het Armoedebeleid.

  • 2. Het college streeft naar een samenstelling van de Adviesraad, die een redelijke afspiegeling vormt van de uitkeringsgerechtigden of hun vertegenwoordigers.

Artikel 3. De samenstelling van de Adviesraad

  • 1 De Adviesraad bestaat uit tenminste drie leden. De leden treden op als vertegenwoordiger van en gesprekspartner namens cliënten van de gemeentelijke sociale dienst en minima in de gemeente Midden-Drenthe.

  • 2 De leden van het bestuur van de Adviesraad worden op voordracht van de Stichting Adviesraad Minimabeleid Midden-Drenthe benoemd door het college voor de in artikel 3, lid 1 bedoelde vertegenwoordiging. De samenstelling van de voordracht dient een zo breed mogelijke vertegenwoordiging van cliënten van de gemeentelijke sociale dienst en minima in de gemeente tot uitdrukking te brengen.

  • 3 Benoeming geschiedt voor een termijn van vier jaar, vanaf het tijdstip van benoeming. Herbenoeming is mogelijk.

  • 4 Het lidmaatschap van de Adviesraad is onverenigbaar met:

    • ·

      het lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap van de gemeenteraad, de raadscommissies en/of de commissies van bezwaar;

    • ·

      de functie van fractieassistent;

    • ·

      het werknemerschap van de gemeente.

Artikel 4. Periodiek bestuurlijk overleg

  • 1. Er vindt tenminste viermaal en ten hoogste zes maal per jaar periodiek overleg plaats met het bestuur van de Adviesraad. Bij dit overleg is minimaal één lid van het college en één of meerdere ambtenaren aanwezig. Verder kan de Adviesraad naar eigen inzicht zelfstandig vergaderen.

  • 2. In het periodiek bestuurlijk overleg worden geen individuele vraagstukken besproken, noch vindt daar individuele belangenbehartiging plaats.

  • 3. De agenda van de Adviesraad van het periodiek bestuurlijk overleg wordt ambtelijk voorbereid. Ieder lid van de Adviesraad heeft het recht om een onderwerp op de agenda te plaatsen. De definitieve agenda wordt bij aanvang van de vergadering vastgesteld.

  • 4. Van elk periodiek bestuurlijk overleg wordt een ambtelijk verslag gemaakt. Het verslag wordt tijdens het eerstvolgende periodiek bestuurlijk overleg vastgesteld door de Adviesraad.

  • 5. Tenminste éénmaal per jaar vergadert de Adviesraad met de raadscommissie welzijn. Voorbereiding en verslag van dit overleg worden door de griffie verzorgd.

  • 6. Naast genoemde overleggen, kan op verzoek van de Adviesraad of van een ambtenaar een ambtelijk overleg plaatsvinden.

Artikel 5. Verplichtingen college

  • 1. Het college is verplicht de Adviesraad:

    • a.

      vooraf om advies te vragen inzake algemene beleidsvisies, verordeningen en/of beleidsregels, die betrekking hebben op de Wet werk en bijstand en daarmee samenhangende regelingen, inclusief het Armoedebeleid;

    • b.

      te informeren inzake wijzigingen van de wet en/of landelijk geldende uitvoeringsregels.

  • 2. Het college kan om dringende redenen afwijken van het gestelde in artikel 5, eerste lid onder a. In dat geval is het college verplicht:

    • a.

      in de eerstvolgende vergadering van de Adviesraad het (vraag)stuk ter advisering voor te leggen;

    • b.

      schriftelijk de redenen aan te geven op grond waarvan een verzoek om advisering vooraf achterwege is gebleven;

    • c.

      het uitgebrachte advies alsnog mee te wegen bij (een nadere) besluitvorming ter zake, indien sprake is van een nieuw element in de overwegingen die door de Adviesraad zijn aangevoerd.

  • 3. Verzoeken om advies dienen tijdig en met de nodige informatie, tenminste twee weken voor de datum van het periodiek overleg, in bezit te zijn van de leden van de Adviesraad. Het gaat daarbij om informatie die voldoende is om beleid en uitvoering te begrijpen en ontwikkelingen te kunnen volgen.

  • 4. Het college betrekt de adviezen in de besluitvorming en advisering aan de gemeenteraad.

  • 5. Het college kan afwijken van het verstrekte advies. In dat geval verstrekt zij een schriftelijke motivering aan de Adviesraad.

  • 6. De Adviesraad kan de aan hen voorgelegde stukken van een gemotiveerd advies voorzien. Adviezen dienen binnen twee weken na de datum van de vergadering in bezit te zijn van het college.

  • 7. Het college is verplicht om binnen drie weken gehoor te geven aan een verzoek van de Adviesraad om toelichting te geven op ter advisering overgelegde stukken, respectievelijk op aan de Adviesraad verstrekte informatie. Het college kan zich laten vertegenwoordigen door één lid van het college, of door één van hun ambtenaren.

Artikel 6. Faciliteiten

  • 1. Het college verleent de Adviesraad, voor zover op de begroting hiervoor de benodigde gelden zijn uitgetrokken, jaarlijks, aan de hand van een door de Adviesraad ingediende begroting, een subsidie voor administratieve en educatieve doeleinden, teneinde de Adviesraad in staat te stellen haar taak op effectieve wijze te vervullen.

  • 2. Op de in het eerste lid genoemde gelden zijn de vigerende regels van de algemene subsidieverordening en van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 7. Externe adviseurs

  • 1. De Adviesraad kan het advies van externe adviseurs inwinnen en/of externe adviseurs betrekken in haar vergadering.

  • 2. Externe adviseurs van de Adviesraad nemen geen deel aan het periodiek bestuurlijk overleg met het collegelid.

  • 3. Tenzij het college in daartoe voorkomende gevallen uitdrukkelijk anders besluit, komen de kosten van de externe deskundigen als bedoeld in het eerste lid, niet voor een vergoeding in aanmerking.

Artikel 8. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Verordening Cliëntenparticipatie 2012 - gemeente Midden-Drenthe”.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2012 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Cliëntenparticipatie die werd vastgesteld op 25 februari 2010.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad,
gehouden op 28 juni 2012,
de griffier,
C.J. Onderwater
de voorzitter,
J.Broertjes

Toelichting bij de Verordening Cliëntenparticipatie 2012

Algemene toelichting

De verordening uit 2010 is gewijzigd in verband met wijzigingen in de WWB en het intrekken van de Wet Investeren in Jongeren per 1 januari 2012 en komt te vervallen op de dag dat deze verordening in werking treedt.

De Wet Werk en Bijstand schrijft in artikel 47 voor, dat cliëntenparticipatie dient plaats te vinden en dat, in het verlengde van die verplichting, een verordening dient te worden opgesteld en goedgekeurd door de raad. Ingevolge die bepaling is de Verordening Cliëntenparticipatie gemeente Midden-Drenthe tot stand gekomen. Het ligt voor de hand dat we, daar waar dat toepasbaar was, rekening hebben gehouden met het op 15 september 1999 afgesloten convenant tussen de Stichting adviesraad Midden-Drenthe en het college van burgemeester en wethouders van onze gemeente. Dit convenant is tot op heden leidraad geweest in de vormgeving van cliëntenparticipatie en heeft naar tevredenheid gefunctioneerd.

Hoewel het voor de hand ligt, hebben wij er behoefte aan uitdrukkelijk te vermelden, dat de Adviesraad een zelfstandige taak heeft en niet een verlengstuk is van het gemeentebestuur. Naar onze mening is dat in deze verordening voldoende gewaarborgd: niet alleen doordat het college degenen benoemt die door de Stichting Adviesraad Minimabeleid Midden-Drenthe zijn voorgedragen, maar ook door de verschillende verplichtingen die de gemeenteraad en het college hebben ten opzichte van de Adviesraad.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

De term Adviesraad wordt gebruikt om aan te geven dat het hier gaat om de cliëntenraad die de belangen behartigt van de doelgroepen zoals die in de WWB genoemd worden, alsmede van andere minima in onze gemeente. Hieronder vallen ook mensen met een andere gemeentelijke uitkering (als IOAW, IOAZ en BBZ voor levensonderhoud), maar ook mensen met een laag inkomen uit arbeid of uit andere uitkeringen die in aanmerking komen voor gemeentelijke Armoedebeleid.

Om aan te geven dat alle cliënten van de gemeentelijke sociale dienst onder deze verordening vallen, is de omschrijving van het begrip cliënt zodanig gekozen dat het niet alleen gaat om mensen met een gemeentelijke uitkering, maar ook om Nuggers en Anw’ers die op grond van de WWB een beroep doen op hulp van de gemeente bij arbeidsinschakeling.

Artikel 2. Verantwoordelijkheid college

In dit artikel wordt de verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders geregeld. Deze verantwoordelijkheid omvat het instellen van een Adviesraad en het afleggen van verantwoording aan de gemeenteraad, alsmede het erop toezien dat de Adviesraad een afspiegeling vormt van het cliëntenbestand van de gemeentelijke sociale dienst of hun vertegenwoordigers.

In het eerste lid wordt aangegeven dat de cliëntenraad voor bijstandsgerechtigden in deze gemeente Adviesraad wordt genoemd, in aansluiting bij de benaming die reeds gebruikt werd in 1995 toen de gemeente een convenant sloot met de Stichting Adviesraad Minimabeleid Midden-Drenthe. In verband met de vele adviesraden die er thans (2012) zijn, wordt in plaats van Adviesraad of Cliëntenraad ook vaak de term Minimaraad gebezigd voor dit adviesorgaan.

In het eerste lid wordt herhaald wat reeds eerder in een convenant was vastgelegd, nl. dat de Adviesraad tot taak heeft om gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen aan de gemeente over het beleid en de uitvoering van het beleid ten aanzien van minima. In verband met de huidige wet- en regelgeving waarin cliëntenparticipatie wordt geregeld, wordt hier verwezen naar de WWB.

In het tweede lid wordt aangegeven dat in de Adviesraad cliënten van de gemeentelijke sociale dienst, danwel hun vertegenwoordigers zitting hebben. Gelet op hetgeen de wet hierover zegt, betekent dit dat de Adviesraad er naar streeft dat uitkeringsgerechtigden en minima deel uit maken van de Adviesraad en dat de Adviesraad niet uitsluitend bestaat uit vertegenwoordigers van maatschappelijke instellingen die de belangen van de doelgroep behartigen.

Artikel 3. De samenstelling van de Adviesraad

In het eerste lid wordt aangegeven dat er omwille van de werkbaarheid voor is gekozen om een minimum aantal vast te stellen van drie leden. De Stichting Adviesraad Minimabeleid Midden-Drenthe is vertegenwoordiger van en gesprekpartner namens cliënten van de sociale dienst en minima in onze gemeente.

In het tweede lid wordt bepaald dat de Adviesraad leden voordraagt om door het College benoemd te worden tot vertegenwoordigers als bedoeld in het eerste lid. De gekozen formulering van het tweede lid, impliceert dat het college in de regel die mensen zal benoemen die voorgedragen zijn door de Adviesraad, mits voldaan wordt aan de bepaling dat de voorgedragen mensen een zo breed mogelijke afspiegeling van de vertegenwoordiging van cliënten en minima dienen te zijn.

In het derde lid wordt bepaald dat benoeming geschiedt voor een termijn van vier jaar, met de mogelijkheid tot herbenoeming. De gekozen formulering impliceert dat er geen maximum termijn is bepaald.

In het vierde lid van dit artikel wordt voorts de onverenigbaarheid van functies aangeduid. Hierdoor wordt geborgd dat de leden van de Adviesraad geen verlengstuk vormen van de ambtelijke, politieke of bestuurlijke organisatie van de gemeente.

Artikel 4. Periodiek bestuurlijk overleg

In dit artikel worden de regels beschreven met betrekking tot het agenderen van onderwerpen voor en de frequentie van het periodieke overleg met de gemeente. In het volgende artikel komt aan bod op welke wijze het college de Adviesraad van informatie voorziet. In deze beide artikelen wordt voldaan aan hetgeen de wetgever heeft gesteld dat minimaal in de Verordening Cliëntenparticipatie moet worden opgenomen.

In het eerste lid wordt aangegeven dat de aanwezigheid van een collegelid bij iedere vergadering vereist is. Het is dan ook goed gebruik om een bestuurlijk overleg zo nodig op verzoek van het collegelid of de Adviesraad te verschuiven als de het collegelid of de voorzitter van de Adviesraad verhinderd is.

Het tweede lid bepaalt dat het bestuurlijk overleg niet benut wordt voor een gesprek over individuele gevallen. Hiervoor staan andere mogelijkheden open: telefonisch of schriftelijk informatie inwinnen bij ambtenaren; brieven, emails, bezwaarprocedures, klachtenprocedures enz. Het bestuurlijk overleg is bestemd voor zaken die van algemeen belang zijn voor de achterban van de Adviesraad, zoals beleid en uitvoering van het beleid.

In het derde lid wordt geregeld dat het periodiek bestuurlijk overleg met de Adviesraad ambtelijk wordt voorbereid en dat leden van de Adviesraad het recht hebben om onderwerpen op de agenda te plaatsen. De ambtelijke voorbereiding bestaat onder meer uit het versturen van een bericht met het verzoek aan alle deelnemers van het periodiek bestuurlijk overleg om agendapunten aan te leveren. Bij aanvang van de vergadering wordt nogmaals de gelegenheid geboden om agendapunten aan te leveren, waarna de agenda definitief wordt vastgesteld door de voorzitter van het overleg.

In het vierde lid wordt geregeld hoe de verslaglegging van het periodiek bestuurlijk overleg plaatsvindt.

In het vijfde lid wordt geregeld dat de Adviesraad minimaal één keer per jaar overleg heeft met de leden van de commissie welzijn. Dit kan zijn naar aanleiding van een (schriftelijk) advies dat de Minimaraad heeft uitgebracht of op verzoek van de commissie welzijn, dan wel de Adviesraad.

Artikel 5. Verplichtingen college

In dit artikel worden de verplichtingen van zowel het college van burgemeester en wethouders als dat van de Adviesraad geregeld.

In het eerste lid van dit artikel wordt aangegeven dat het college verplicht is advies in te winnen bij de Adviesraad voorafgaand aan het vaststellen van beleidsvisies, verordeningen en beleidsregels die van belang zijn voor de achterban van de Adviesraad.

In het tweede lid wordt aangegeven hoe het college dient te handelen indien niet vooraf advies is ingewonnen bij de Adviesraad. Hoewel dat zo veel mogelijk voorkomen moet worden, zijn er situaties denkbaar dat de Adviesraad achteraf wordt gehoord. Zo kan het voorkomen dat, als het gaat om reïntegratie, de (arbeidsmarkt)situatie vraagt om een snelle beslissing van het college van burgemeester en wethouders omdat anders de belangen van uitkeringgerechtigden worden geschaad. Er kan dan sprake zijn van een wijziging van beleid, zonder dat advies is gevraagd van de Adviesraad. In die situatie zal de visie van de Adviesraad achteraf worden gevraagd.

Het derde lid volgt uit de wet (artikel 47 WWB) en regelt de wijze waarop het college de Adviesraad zodanig van informatie voorziet, dat de Adviesraad adequaat kan deelnemen aan het periodieke overleg.

In het vierde lid wordt aangegeven dat het college verplicht is om het advies van de Adviesraad te betrekken bij de besluitvorming. Dit kan op verschillende manieren plaatsvinden, bijvoorbeeld door (onderdelen van) het advies te verwerken in de stukken die ter besluitvorming aan de raad worden voorgelegd. Een mogelijkheid is om het advies van de Adviesraad integraal als bijlage op te nemen in een beleidsnota of om de raadsleden per brief te informeren over het advies van de Adviesraad, tezamen met een reactie van het college op dat advies.

Lid 5 en 6 spreken voor zich.

In het zevende lid wordt aangegeven dat het college binnen drie weken reageert op een verzoek van de Adviesraad om een toelichting op de stukken. In de praktijk blijkt dat veel telefonische vragen direct ambtelijk kunnen worden afgehandeld en dat dit daarom de voorkeur verdient boven een schriftelijk verzoek per post.

Artikel 6. Faciliteiten

De Adviesraad kan niet functioneren als zij niet beschikt over vergaderfaciliteiten, secretariële ondersteuning e.d. Daarom zal dan ook, aan de hand van een begroting, subsidie beschikbaar gesteld worden opdat de Adviesraad de haar toebedeelde taken kan uitvoeren. De hoogte van de subsidie bepaalt de raad jaarlijks bij de vaststelling van de gemeentebegroting.

In het tweede lid wordt bepaald dat niet alleen de Algemene Subsidieverordening van toepassing is, maar ook de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 7. Externe adviseurs

In het eerste lid wordt bepaald dat het de Adviesraad vrij staat om deskundigen te raadplegen bij het bepalen van hun standpunt. Dit kunnen zowel deskundigen zijn die uit hoofde van hun professie de Adviesraad van informatie voorzien (zoals een sociaal raadsvrouw), maar ook ervaringsdeskundigen die aan den lijve ondervinden hoe het is om in deze gemeente tot de minima te behoren.

In het tweede lid wordt aangegeven dat het niet de bedoeling is dat externe adviseurs deelnemen aan het periodiek bestuurlijk overleg met de verantwoordelijk wethouder. De reden hiervoor is dat deze externe adviseurs adviseren aan de Adviesraad en niet aan het college. Het staat de Adviesraad vrij om het extern ingewonnen advies al dan niet een rol te laten spelen bij het advies dat de Adviesraad aan het college geeft.

In het derde lid wordt aangegeven dat de kosten van een externe deskundige niet voor een vergoeding van het college in aanmerking komen. De essentie van cliëntenparticipatie is namelijk dat de gemeente door het instellen van de cliëntenraad de mening van de cliënten van de gemeentelijke sociale dienst en de minima zelf verneemt en betrekt bij de besluitvorming.

Artikel 8. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.