Verordening Cliëntenparticipatie 2015 gemeente Midden-Drenthe

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Verordening cliëntenparticipatie 2015 gemeente Midden-Drenthe

De raad van de gemeente Midden-Drenthe;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014;

gelet op artikel 47 Participatiewet;

gezien het advies van de commissie Zorg en Welzijn;

besluit

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening cliëntenparticipatie 2015 gemeente Midden-Drenthe

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    adviesraad Minimabeleid: De Adviesraad Minimabeleid Midden-Drenthe die in de gemeente Midden-Drenthe de belangen behartigt van cliënten met een uitkering op grond van de Participatiewet of andere gemeentelijke uitkering voor levensonderhoud en van cliënten waarvoor de gemeente een reïntegratie-instrument inzet alsmede van overige minima in deze gemeente;

  • b.

    cliënten: personen die een gemeentelijke uitkering voor levensonderhoud ontvangen alsmede personen waarvoor door de gemeente een reïntegratie-instrument wordt of is ingezet;

  • c.

    college: het college van de gemeente Midden-Drenthe;

  • d.

    de wet: de Participatiewet;

  • e.

    minima: personen van 21 jaar of ouder die beschikken over een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm die voor betrokkene van toepassing is of zou zijn, met een vermogen tot de geldende grenzen genoemd in artikel 34, derde lid van de Participatiewet;

  • f.

    reïntegratie-instrument: voorziening gericht op arbeidsinschakeling of zelfstandige maatschappelijke participatie;

  • g.

    uitkeringsgerechtigden: degenen die een gemeentelijke uitkering voor levensonderhoud ontvangen.

Artikel 2 Verantwoordelijkheid college

  • 1. Het college stelt op grond van de Participatiewet een Cliëntenraad in, verder de Adviesraad Minimabeleid genoemd, wiens taak het is de gemeenteraad en het College van Burgemeester en Wethouders gevraagd en ongevraagd van advies te dienen over beleid en uitvoering in het kader van de Participatiewet en daarmee samenhangende regelingen, inclusief het Armoedebeleid.

  • 2. Het college streeft naar een samenstelling van de Adviesraad Minimabeleid, die een redelijke afspiegeling vormt van de uitkeringsgerechtigden of hun vertegenwoordigers.

Artikel 3 De samenstelling van de Adviesraad Minimabeleid

  • 1. De Adviesraad Minimabeleid bestaat uit tenminste drie leden. De leden treden op als vertegenwoordiger van en gesprekspartner namens cliënten van de gemeentelijke sociale dienst en minima in de gemeente Midden-Drenthe.

  • 2. De leden van het bestuur van de Adviesraad Minimabeleid worden op voordracht van de Stichting Adviesraad Minimabeleid Midden-Drenthe benoemd door het college voor de in artikel 3, lid 1 bedoelde vertegenwoordiging. De samenstelling van de voordracht dient een zo breed mogelijke vertegenwoordiging van cliënten van de gemeentelijke sociale dienst en minima in de gemeente tot uitdrukking te brengen.

  • 3. Benoeming geschiedt voor een termijn van vier jaar, vanaf het tijdstip van benoeming. Herbenoeming is mogelijk.

  • 4. Het lidmaatschap van de Adviesraad Minimabeleid is onverenigbaar met:

    • a.

      het lidmaatschap van de gemeenteraad, de raadscommissies en/of de commissies van bezwaar;

    • b.

      de functie van fractieassistent;

    • c.

      het werknemerschap van de gemeente.

Artikel 4 Periodiek bestuurlijk overleg

  • 1. Er vindt tenminste viermaal en ten hoogste zes maal per jaar periodiek overleg plaats met het bestuur van de Adviesraad Minimabeleid. Bij dit overleg is minimaal één lid van het college en één of meerdere ambtenaren aanwezig. Verder kan de Adviesraad Minimabeleid naar eigen inzicht zelfstandig vergaderen.

  • 2. In het periodiek bestuurlijk overleg worden geen individuele vraagstukken besproken, noch vindt daar individuele belangenbehartiging plaats.

  • 3. De agenda van de Adviesraad Minimabeleid van het periodiek bestuurlijk overleg wordt ambtelijk voorbereid. Ieder lid van de Adviesraad Minimabeleid heeft het recht om een onderwerp op de agenda te plaatsen. De definitieve agenda wordt bij aanvang van de vergadering vastgesteld.

  • 4. Van elk periodiek bestuurlijk overleg wordt een ambtelijk verslag gemaakt. Het verslag wordt tijdens het eerstvolgende periodiek bestuurlijk overleg vastgesteld door de Adviesraad Minimabeleid.

  • 5. Tenminste éénmaal per jaar vergadert de Adviesraad Minimabeleid met de raadscommissie welzijn. Voorbereiding en verslag van dit overleg worden door de griffie verzorgd.

  • 6. Naast genoemde overleggen, kan op verzoek van de Adviesraad Minimabeleid of van een ambtenaar een ambtelijk overleg plaatsvinden.

Artikel 5 Verplichtingen college

  • 1. Het college is verplicht de Adviesraad Minimabeleid:

    • a.

      vooraf om advies te vragen inzake algemene beleidsvisies, verordeningen en/of beleidsregels, die betrekking hebben op de Participatiewet en daarmee samenhangende regelingen, inclusief het Armoedebeleid;

    • b.

      te informeren inzake wijzigingen van de wet en/of landelijk geldende uitvoeringsregels.

  • 2. Het college kan om dringende redenen afwijken van het gestelde in artikel 5, eerste lid onder a. In dat geval is het college verplicht:

    • a.

      in de eerstvolgende vergadering van de Adviesraad Minimabeleid het (vraag)stuk ter advisering voor te leggen;

    • b.

      schriftelijk de redenen aan te geven op grond waarvan een verzoek om advisering vooraf achterwege is gebleven;

    • c.

      het uitgebrachte advies alsnog mee te wegen bij (een nadere) besluitvorming ter zake, indien sprake is van een nieuw element in de overwegingen die door de Adviesraad Minimabeleid zijn aangevoerd.

  • 3. Verzoeken om advies dienen tijdig en met de nodige informatie, tenminste twee weken voor de datum van het periodiek overleg, in bezit te zijn van de leden van de Adviesraad Minimabeleid. Het gaat daarbij om informatie die voldoende is om beleid en uitvoering te begrijpen en ontwikkelingen te kunnen volgen.

  • 4. Het college betrekt de adviezen in de besluitvorming en advisering aan de gemeenteraad.

  • 5. Het college kan afwijken van het verstrekte advies. In dat geval verstrekt zij een schriftelijke motivering aan de Adviesraad Minimabeleid.

  • 6. De Adviesraad Minimabeleid kan de aan hen voorgelegde stukken van een gemotiveerd advies voorzien. Adviezen dienen binnen twee weken na de datum van de vergadering in bezit te zijn van het college.

  • 7. Het college is verplicht om binnen drie weken gehoor te geven aan een verzoek van de Adviesraad Minimabeleid om toelichting te geven op ter advisering overgelegde stukken, respectievelijk op aan de Adviesraad Minimabeleid verstrekte informatie. Het college kan zich laten vertegenwoordigen door één lid van het college, of door één van hun ambtenaren.

Artikel 6 Faciliteiten

  • 1. Het college verleent de Adviesraad Minimabeleid, voor zover op de begroting hiervoor de benodigde gelden zijn uitgetrokken, jaarlijks, aan de hand van een door de Adviesraad Minimabeleid ingediende begroting, een subsidie voor administratieve en educatieve doeleinden, teneinde de Adviesraad Minimabeleid in staat te stellen haar taak op effectieve wijze te vervullen.

  • 2. Op de in het eerste lid genoemde gelden zijn de vigerende regels van de algemene subsidieverordening en van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 7 Externe adviseurs

  • 1. De Adviesraad Minimabeleid kan het advies van externe adviseurs inwinnen en/of externe adviseurs betrekken in haar vergadering.

  • 2. Externe adviseurs van de Adviesraad Minimabeleid nemen geen deel aan het periodiek bestuurlijk overleg met het collegelid.

  • 3. Tenzij het college in daartoe voorkomende gevallen uitdrukkelijk anders besluit, komen de kosten van de externe deskundigen als bedoeld in het eerste lid, niet voor een vergoeding in aanmerking.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Verordening Cliëntenparticipatie 2015 gemeente Midden-Drenthe”.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Cliëntenparticipatie die werd vastgesteld op 1 juli 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 11 december 2014.
de griffier, de voorzitter,
C.J. Onderwater T. Baas

Toelichting

Algemeen

De verordening uit 2012 is gewijzigd in verband met wijzigingen in de WWB als gevolg van de invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015 en komt te vervallen op de dag dat deze verordening in werking treedt.

De Participatiewet schrijft in artikel 47 voor, dat cliëntenparticipatie dient plaats te vinden en dat, in het verlengde van die verplichting, een verordening dient te worden opgesteld en goedgekeurd door de raad. Ingevolge die bepaling is de Verordening Cliëntenparticipatie gemeente Midden-Drenthe tot stand gekomen.

Hoewel het voor de hand ligt, hebben wij er behoefte aan uitdrukkelijk te vermelden, dat de Adviesraad Minimabeleid een zelfstandige taak heeft en niet een verlengstuk is van het gemeentebestuur. Naar onze mening is dat in deze verordening voldoende gewaarborgd: niet alleen doordat het college degenen benoemt die door de Stichting Adviesraad Minimabeleid Midden-Drenthe zijn voorgedragen, maar ook door de verschillende verplichtingen die de gemeenteraad en het college hebben ten opzichte van de Adviesraad Minimabeleid.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De term Adviesraad Minimabeleid wordt gebruikt om aan te geven dat het hier gaat om de cliëntenraad die de belangen behartigt van de doelgroepen zoals die in de Participatiewet genoemd worden, alsmede van andere minima in onze gemeente. Hieronder vallen ook mensen met een andere gemeentelijke uitkering (als IOAW, IOAZ en BBZ voor levensonderhoud), maar ook mensen met een laag inkomen uit arbeid of uit andere uitkeringen die in aanmerking komen voor het gemeentelijke Armoedebeleid.

Om aan te geven dat alle cliënten van de gemeentelijke sociale dienst onder deze verordening vallen, is de omschrijving van het begrip cliënt zodanig gekozen dat het niet alleen gaat om mensen met een gemeentelijke uitkering, maar ook om Nuggers en Anw’ers die op grond van de Participatiewet een beroep doen op hulp van de gemeente bij arbeidsinschakeling.

Nu de wet met ingang van 1 januari 2015 geen verbod meer kent op regelingen voor minima met een inkomen hoger dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, wordt in de verordening Minimaregelingen 2015 geregeld dat minima met een inkomen tot 120% - net als voor 2012 - gebruik kunnen maken van de uitkering voor activiteiten en de PC-regeling als zij aan alle voorwaarden voor die regelingen voldoen. Deze inkomensgrens van 120% sluit aan bij onze bijzondere bijstandsregeling voor duurzame gebruiksgoederen, waarvoor dezelfde inkomensgrens gehanteerd wordt. In de Verordening Cliëntenparticipatie is de inkomensgrens bij het begrip minima opgetrokken van 110 naar 120%.

Artikel 2 Verantwoordelijkheid college

In dit artikel wordt de verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders geregeld. Deze verantwoordelijkheid omvat het instellen van een Adviesraad Minimabeleid en het afleggen van verantwoording aan de gemeenteraad, alsmede het erop toezien dat de Adviesraad Minimabeleid een afspiegeling vormt van het cliëntenbestand van de gemeentelijke sociale dienst of hun vertegenwoordigers.

In het eerste lid wordt aangegeven dat de cliëntenraad voor bijstandsgerechtigden in deze gemeente Adviesraad Minimabeleid wordt genoemd, in aansluiting bij de benaming die reeds gebruikt werd in 1995 toen de gemeente een convenant sloot met de Stichting Adviesraad Minimabeleid Midden-Drenthe.

In het eerste lid wordt herhaald wat reeds eerder in een convenant was vastgelegd, nl. dat de Adviesraad Minimabeleid tot taak heeft om gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen aan de gemeente over het beleid en de uitvoering van het beleid ten aanzien van minima. In verband met de huidige wet- en regelgeving waarin cliëntenparticipatie wordt geregeld, wordt hier verwezen naar de Participatiewet.

In het tweede lid wordt aangegeven dat in de Adviesraad Minimabeleid cliënten van de gemeentelijke sociale dienst, dan wel hun vertegenwoordigers zitting hebben. Gelet op hetgeen de wet hierover zegt, betekent dit dat de Adviesraad Minimabeleid er naar streeft dat uitkeringsgerechtigden en minima deel uit maken van de Adviesraad Minimabeleid en dat de Adviesraad Minimabeleid niet uitsluitend bestaat uit vertegenwoordigers van maatschappelijke instellingen die de belangen van de doelgroep behartigen.

Artikel 3 De samenstelling van de Adviesraad Minimabeleid

In het eerste lid wordt aangegeven dat er omwille van de werkbaarheid voor is gekozen om een minimum aantal vast te stellen van drie leden. De Stichting Adviesraad Minimabeleid Midden-Drenthe is vertegenwoordiger van en gesprekpartner namens cliënten van de sociale dienst en minima in onze gemeente.

In het tweede lid wordt bepaald dat de Adviesraad Minimabeleid leden voordraagt om door het College benoemd te worden tot vertegenwoordigers als bedoeld in het eerste lid. De gekozen formulering van het tweede lid, impliceert dat het college in de regel die mensen zal benoemen die voorgedragen zijn door de Adviesraad Minimabeleid, mits voldaan wordt aan de bepaling dat de voorgedragen mensen een zo breed mogelijke afspiegeling van de vertegenwoordiging van cliënten en minima dienen te zijn.

In het derde lid wordt bepaald dat benoeming geschiedt voor een termijn van vier jaar, met de mogelijkheid tot herbenoeming. De gekozen formulering impliceert dat er geen maximum termijn is bepaald.

In het vierde lid van dit artikel wordt voorts de onverenigbaarheid van functies aangeduid. Hierdoor wordt geborgd dat de leden van de Adviesraad Minimabeleid geen verlengstuk vormen van de ambtelijke, politieke of bestuurlijke organisatie van de gemeente.

Artikel 4 Periodiek bestuurlijk overleg

In dit artikel worden de regels beschreven met betrekking tot het agenderen van onderwerpen voor en de frequentie van het periodieke overleg met de gemeente.

In het eerste lid wordt aangegeven dat de aanwezigheid van een collegelid bij iedere vergadering vereist is. Het is dan ook goed gebruik om een bestuurlijk overleg zo nodig op verzoek van het collegelid of de Adviesraad Minimabeleid te verschuiven als de het collegelid of de voorzitter van de Adviesraad Minimabeleid verhinderd is.

Het tweede lid bepaalt dat het bestuurlijk overleg niet benut wordt voor een gesprek over individuele gevallen. Hiervoor staan andere mogelijkheden open: telefonisch of schriftelijk informatie inwinnen bij ambtenaren; brieven, emails, bezwaarprocedures, klachtenprocedures enz.

Het bestuurlijk overleg is bestemd voor zaken die van algemeen belang zijn voor de achterban van de Adviesraad Minimabeleid, zoals beleid en uitvoering van het beleid.

In het derde lid wordt geregeld dat het periodiek bestuurlijk overleg met de Adviesraad Minimabeleid ambtelijk wordt voorbereid en dat leden van de Adviesraad Minimabeleid het recht hebben om onderwerpen op de agenda te plaatsen. De ambtelijke voorbereiding bestaat onder meer uit het versturen van een bericht met het verzoek aan alle deelnemers van het periodiek bestuurlijk overleg om agendapunten aan te leveren. Bij aanvang van de vergadering wordt nogmaals de gelegenheid geboden om agendapunten aan te leveren, waarna de agenda definitief wordt vastgesteld door de voorzitter van het overleg.

In het vierde lid wordt geregeld hoe de verslaglegging van het periodiek bestuurlijk overleg plaatsvindt.

In het vijfde lid wordt geregeld dat de Adviesraad Minimabeleid minimaal één keer per jaar overleg heeft met de leden van de commissie welzijn. Dit kan zijn naar aanleiding van een (schriftelijk) advies dat de Minimaraad heeft uitgebracht of op verzoek van de commissie welzijn, dan wel de Adviesraad Minimabeleid.

Artikel 5 Verplichtingen college

In dit artikel worden de verplichtingen van zowel het college van burgemeester en wethouders als dat van de Adviesraad Minimabeleid geregeld.

In het eerste lid van dit artikel wordt aangegeven dat het college verplicht is advies in te winnen bij de Adviesraad Minimabeleid voorafgaand aan het vaststellen van beleidsvisies, verordeningen en beleidsregels die van belang zijn voor de achterban van de Adviesraad Minimabeleid.

In het tweede lid wordt aangegeven hoe het college dient te handelen indien niet vooraf advies is ingewonnen bij de Adviesraad Minimabeleid. Hoewel dat zo veel mogelijk voorkomen moet worden, zijn er situaties denkbaar dat de Adviesraad Minimabeleid achteraf wordt gehoord. Zo kan het voorkomen dat, als het gaat om reïntegratie, de (arbeidsmarkt)situatie vraagt om een snelle beslissing van het college van burgemeester en wethouders omdat anders de belangen van uitkeringsgerechtigden worden geschaad. Er kan dan sprake zijn van een wijziging van beleid, zonder dat advies is gevraagd van de Adviesraad Minimabeleid. In die situatie zal de visie van de Adviesraad Minimabeleid achteraf worden gevraagd.

Het derde lid volgt uit de wet (artikel 47 Participatiewet) en regelt de wijze waarop het college de Adviesraad Minimabeleid zodanig van informatie voorziet, dat de Adviesraad Minimabeleid adequaat kan deelnemen aan het periodieke overleg.

In het vierde lid wordt aangegeven dat het college verplicht is om het advies van de Adviesraad Minimabeleid te betrekken bij de besluitvorming. Dit kan op verschillende manieren plaatsvinden, bijvoorbeeld door (onderdelen van) het advies te verwerken in de stukken die ter besluitvorming aan de raad worden voorgelegd. Een mogelijkheid is om het advies van de Adviesraad Minimabeleid integraal als bijlage op te nemen in een beleidsnota of om de raadsleden per brief te informeren over het advies van de Adviesraad Minimabeleid, tezamen met een reactie van het college op dat advies.

Lid 5 en 6 spreken voor zich.

In het zevende lid wordt aangegeven dat het college binnen drie weken reageert op een verzoek van de Adviesraad Minimabeleid om een toelichting op de stukken. In de praktijk blijkt dat veel telefonische vragen of vragen per email direct ambtelijk kunnen worden afgehandeld en dat dit daarom de voorkeur verdient boven een schriftelijk verzoek per post.

Artikel 6 Faciliteiten

De Adviesraad Minimabeleid kan niet functioneren als zij niet beschikt over vergaderfaciliteiten, secretariële ondersteuning e.d. Daarom zal dan ook, aan de hand van een begroting, subsidie beschikbaar gesteld worden opdat de Adviesraad Minimabeleid de haar toebedeelde taken kan uitvoeren. De hoogte van de subsidie bepaalt de raad jaarlijks bij de vaststelling van de gemeentebegroting.

In het tweede lid wordt bepaald dat niet alleen de Algemene Subsidieverordening van toepassing is, maar ook de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 7 Externe adviseurs

In het eerste lid wordt bepaald dat het de Adviesraad Minimabeleid vrij staat om deskundigen te raadplegen bij het bepalen van hun standpunt. Dit kunnen zowel deskundigen zijn die uit hoofde van hun professie de Adviesraad Minimabeleid van informatie voorzien (zoals een sociaal raadsvrouw), maar ook ervaringsdeskundigen die aan den lijve ondervinden hoe het is om in deze gemeente tot de minima te behoren.

In het tweede lid wordt aangegeven dat het niet de bedoeling is dat externe adviseurs deelnemen aan het periodiek bestuurlijk overleg met de verantwoordelijk wethouder. De reden hiervoor is dat deze externe adviseurs adviseren aan de Adviesraad Minimabeleid en niet aan het college. Het staat de Adviesraad Minimabeleid vrij om het extern ingewonnen advies al dan niet een rol te laten spelen bij het advies dat de Adviesraad Minimabeleid aan het college geeft.

In het derde lid wordt aangegeven dat de kosten van een externe deskundige niet voor een vergoeding van het college in aanmerking komen. De essentie van cliëntenparticipatie is namelijk dat de gemeente door het instellen van de cliëntenraad de mening van de cliënten van de gemeentelijke sociale dienst en de minima zelf verneemt en betrekt bij de besluitvorming.

Artikel 8 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.