Regeling vervallen per 03-08-2023

Verordening BI-zone Centrum Beilen 2017

Geldend van 23-12-2020 t/m 02-08-2023

Intitulé

Verordening BI-zone Centrum Beilen 2017

De raad van de gemeente Midden-Drenthe,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 december 2016,

gelet op:

  • -

    de artikelen 1, eerste, derde en vierde lid, 2, eerste en tweede lid en artikel 7, eerste en vierde lid, van de Wet op de bedrijveninvesteringszones;

  • -

    de tussen de gemeente Midden-Drenthe en de Stichting Ondernemersfonds Centrum Beilen gesloten Uitvoeringsovereenkomst Bedrijveninvesteringszone Centrum Beilen 2017 t/m 2021;

overwegende:

  • -

    dat de Stichting een verzoek heeft neergelegd om te komen tot een bedrijveninvesteringszone in Beilen voor de periode 2017 t/m/ 2021.

  • -

    dat met de Stichting een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht is gesloten, waarin is bepaald dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt verplicht moeten worden verricht;

  • -

    dat bij de genoemde uitvoeringsovereenkomst is gevoegd een begroting en een activiteitenplan van de activiteiten die de Stichting Ondernemersfonds Centrum Beilen;

  • -

    dat de activiteiten welke de Stichting blijkens het activiteitenplan voornemens is uit te voeren met de BIZ-gelden gericht zijn op het bevorderen van de leefbaarheid en de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone en tevens op het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit boven het normale door de gemeente gehanteerde niveau van dienstverlening;

  • -

    dat de in het activiteitenplan opgenomen evenementen naar het oordeel van de raad zijn gericht op de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesterings-zone als geheel, en dat deze daarmee ook de aantrekkelijkheid van Beilen als woongemeenschap en als toeristisch centrum bevorderen,

besluit:

vast te stellen de navolgende verordening:

Verordening BI-zone Centrum Beilen 2017

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    BI-zone: het gebied zoals vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart (bijlage 1);

  • b.

    de wet: de Wet op de bedrijveninvesteringszones;

  • c.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Drenthe;

  • d.

    uitvoeringsovereenkomst: de tussen de gemeente Midden-Drenthe en de Stichting Ondernemersfonds Centrum Beilen gesloten Uitvoeringsovereenkomst Bedrijveninvesteringszone Centrum Beilen 2017 t/m 2021.

Artikel 2 Aanwijzing stichting

De Stichting Ondernemersfonds Centrum Beilen is de stichting als bedoeld in artikel 7 lid 1 van de wet.

Hoofdstuk 2 Belastingbepalingen

Artikel 3 Aard van de belasting

Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten in de openbare ruimte en op internet die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de BI-zone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de BI-zone.

Artikel 4 Belastingobject

Belastingobject is de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 5 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De BIZ-bijdrage wordt jaarlijks geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die op grond van artikel 220a van de Gemeentewet niet in hoofdzaak tot woning dienen.

  • 2. De BIZ-bijdrage wordt geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar het in de BI-zone gelegen belastingobject al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een belastingobject in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een belastingobject voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat belastingobject ter beschikking heeft gesteld.

  • 4. Degene die, in de gevallen beschreven in het derde lid, het belastingobject in gebruik heeft gegeven dan wel ter beschikking heeft gesteld, is bevoegd de BIZ-bijdrage te verhalen op degene aan wie die zaak in gebruik is gegeven dan wel ter beschikking is gesteld.

  • 5. Indien een belastingobject bij het begin van het kalenderjaar niet in gebruik is, wordt de BIZ bijdrage geheven van degene die van die zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 6 Maatstaf van heffing

De BIZ-bijdrage wordt geheven naar een vast bedrag per belastingobject.

Artikel 7 Vrijstellingen

  • 1. In afwijking in zoverre van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dat al niet is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel genoemde waarde, de waarde van:

    • a.

      openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

    • b.

      waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • c.

      werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen;

    • d.

      werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

    • e.

      straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanig gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen – welke zijn geplaatst ten voor het belang van het publiek ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;

    • f.

      plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht;

    • g.

      onroerende zaken die in hoofdzaak een woonfunctie hebben en voor de verzorging van personen dienen;

    • h.

      belastingobjecten die worden beheerd door een vereniging of stichting die geen onderneming drijft, voor zover die objecten bestemd en in gebruik zijn voor het geven van onderwijs, voor club- en buurthuiswerk, voor de beoefening van sport, kunst of cultuur, of voor andere activiteiten van sociale of culturele aard;

    • i.

      belastingobjecten die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard;

    • j.

      belastingobjecten die in gebruik zijn bij verenigingen of stichtingen met een ideële doelstelling;

    • k.

      belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de publieke dienst van de gemeente, dan wel ter zake van brandweerzorg, rampenbeheersing, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening in de regio en de handhaving van de openbare orde en veiligheid;

    • l.

      belastingobjecten zonder een publieksfunctie;

    • m.

      belastingobjecten die bestemd zijn te worden gebruikt voor niet-commerciële activiteiten, dan wel als zodanig in gebruik zijn.

  • 2 In afwijking in zoverre van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de BIZ-bijdrage buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van het belastingobject die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 8 Belastingtarief

  • 1. Het tarief van de BIZ-bijdrage bedraagt in het vijfde jaar € 390,-.

  • 2. Het tarief wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de voor hetzelfde belastingjaar toegepaste index voor de heffing van de onroerende-zaakbelastingen (OZB). Het tarief wordt rekenkundig afgerond op hele euro’s.

Artikel 9 Wijze van heffing

  • 1. De BIZ-bijdrage wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. De aanslagen BIZ-bijdrage, onroerendezaakbelastingen, de reinigingsheffingen en rioolheffing kunnen, voor zover van toepassing, gecombineerd worden opgelegd op één aanslagbiljet.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990, moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarbij:

    • a.

      de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand, vermeld in de dagtekening van de aanslag;

    • b.

      de tweede termijn vervalt op de laatste dag van de derde maand volgend op de maand, vermeld in de dagtekening van de aanslag.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid moeten de aanslagen die binnen het van toepassing zijnde belastingjaar worden opgelegd met een dagtekening tot en met 31 augustus, worden betaald in twee gelijke termijnen waarbij:

    • a.

      de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand, vermeld in de dagtekening van de aanslag;

    • b.

      de tweede termijn vervalt op de laatste dag van de vierde maand volgend op de maand, vermeld in de dagtekening van de aanslag.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid moeten aanslagen, zolang en voor zover de totaal verschuldigde bedragen daarvan door middel van automatische incasso kunnen worden geïnd, worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand vermeld in de dagtekening van de aanslag maanden zijn, met dien verstande dat:

    • a.

      het aantal termijnen tenminste drie en ten hoogste acht bedraagt indien de aanslag binnen het van toepassing zijnde belastingjaar wordt geïnd;

    • b.

      het aantal termijnen drie bedraagt voor aanslagen die met een dagtekening na 1 september van het van toepassing zijnde belastingjaar worden opgelegd;

    • c.

      de eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede en volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    Indien de automatische betalingsincasso als bedoeld in het derde lid gedurende drie opeenvolgende maanden niet mogelijk is, vervalt de mogelijkheid tot automatische betalingsincasso en gelden de termijnen als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Looptijd belastingheffing

De BIZ-bijdrage wordt geheven gedurende een periode van 5 jaar.

Artikel 12 Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

Hoofdstuk 3 Subsidiebepalingen

Artikel 13 Algemeen

  • 1. Op de subsidie op grond van deze verordening is de ‘Algemene subsidieverordening gemeente Midden-Drenthe’ niet van toepassing.

  • 2. Op de subsidie op grond van deze verordening is afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 14 Subsidieverlening

  • 1. De subsidie wordt jaarlijks door het college verleend aan de Stichting Ondernemersfonds Centrum Beilen voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst.

  • 2. De Stichting is verplicht de activiteiten als bedoeld in het eerste lid te verrichten.

  • 3. De hoogte van de aan de Stichting te verlenen subsidie is gebaseerd op de voor het subsidiejaar geraamde opbrengst van de BIZ-bijdragen.

  • 4. Uiterlijk 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar, stelt het college de Stichting op de hoogte van de raming van de inkomsten uit de BIZ-heffing voor het subsidiejaar.

  • 5. De Stichting past de begroting en het activiteitenplan voor dat jaar aan deze raming aan.

  • 6. Uiterlijk 1 november van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar dient de Stichting een aanvraag tot subsidieverlening in. De begroting en het activiteitenplan worden daarbij overgelegd.

  • 7. Voor het eerste subsidiejaar wordt de raming aangehouden van de vijf-jarenbegroting.

  • 8. De hoogte van het bedrag als bedoeld in het derde lid kan worden verlaagd met de op grond van een vaststelling over een eerder jaar te veel betaalde subsidiegelden.

Artikel 15 Bevoorschotting subsidie

Uiterlijk 1 februari van het subsidiejaar wordt 50 % van het verleende subsidiebedrag als voorschot betaalbaar gesteld. Uiterlijk 1 juli van hetzelfde jaar wordt 40% van het verleende subsidiebedrag betaalbaar gesteld. Uiterlijk 1 oktober van hetzelfde jaar wordt de resterende 10 % of zoveel als meer of minder aan BIZ-bijdragen voor dat jaar is ontvangen, als voorschot betaalbaar gesteld.

Artikel 16 Jaarstukken

  • 1 De Stichting houdt van de vermogenstoestand van de Stichting zodanige aantekeningen, dat daaruit te allen tijde haar verplichtingen en rechten kunnen worden gekend door het College.

  • 2 De Stichting stelt de aantekeningen bedoeld in lid 1 op eerste vordering aan de Gemeente beschikbaar.

  • 3 Het boekjaar van de Stichting is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 4 Het jaarverslag bevat een gedetailleerd financieel en inhoudelijk verslag van de activiteiten.

Artikel 17 Aanvraag subsidievaststelling

  • 1 Binnen vier maanden na afloop van het subsidiejaar dient de Stichting een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college.

  • 2 Met de aanvraag wordt de vastgestelde jaarrekening en het jaarverslag overgelegd.

  • 3 De Stichting voorziet de jaarrekening van een accountantsverklaring als het college dit noodzakelijk oordeelt.

  • 4 De Stichting overlegt ook andere dan de in dit artikel gevraagde stukken, indien het college dat voor de vaststelling van de subsidie noodzakelijk acht.

Artikel 18 Subsidievaststelling

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal het bedrag van de jaarlijks te ontvangen BIZ-bijdragen.

  • 2 De subsidie wordt op een hoger bedrag vastgesteld dan het bedrag van de verlening indien het bedrag van de feitelijke BIZ-bijdragen hoger is uitgevallen.

  • 3 De subsidie wordt op een lager bedrag vastgesteld dan het bedrag van de verlening indien en voor zover:

    • a.

      het feitelijke ontvangen bedrag van de BIZ-bijdragen lager is dan waarmee bij de verlening van de subsidie rekening is gehouden (bijvoorbeeld naar aanleiding van oninbaarverklaringen);

    • b.

      de Stichting zich niet houdt aan de verplichtingen uit de Uitvoeringsovereenkomst;

    • c.

      de activiteiten waarvoor de subsidie gelet op de begroting en het activiteitenplan is verleend, niet zijn uitgevoerd, dan wel;

    • d.

      de gelden niet zijn gebruikt voor de activiteiten zoals die zijn vastgelegd in de begroting en het activiteitenplan van het betreffende jaar.

  • 4 Indien sprake is van de situatie bedoeld in lid 2, vindt er een nabetaling plaats, nadat de Stichting heeft laten weten aan welke activiteiten het bedrag van de nabetaling wordt besteed, waarbij het bepaalde in artikel 3 onverkort geldt.

  • 5 Indien sprake is van de situatie bedoeld in lid 3, vordert het college het verleende bedrag terug. Alvorens de terugvorderingsbeschikking te nemen, overleggen partijen over het activiteitenplan van het lopende jaar.

  • 6 Het college beslist op een aanvraag tot vaststelling van de subsidie binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn wordt opgeschort ingeval noodzakelijke stukken bij de aanvraag ontbreken.

Artikel 19 Melding van relevante wijzigingen

De Stichting Ondernemersfonds Centrum Beilen stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van:

  • a.

    meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie,

  • b.

    een wijziging van de statuten, dan wel

  • c.

    van verandering of beëindiging van activiteiten.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 20 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De verordening BI-zone centrum Beilen 2011 wordt ingetrokken op de datum van de ingang van de heffing, als bedoeld in artikel 21, tweede lid, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan en op de vaststelling, terugvordering en verrekening van de voor de activiteiten in de periode 2011 tot met 2015 verleende subsidies. De verordening BI-zone centrum Beilen 2016 (niet in werking getreden) wordt ingetrokken.

Artikel 21 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking de dag nadat het college heeft bekendgemaakt dat van voldoende steun, als bedoeld in artikel 4 van de wet, is gebleken.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening BI-zone Centrum Beilen 2017.

Ondertekening

Besloten in de openbare vergadering van de raad,
gehouden op 15 december 2016.
de griffier,
mr. I. Middelkamp
de voorzitter,
T. Baas

Bijlage 1

Verordening BI-zone centrum Beilen 2017

Bijlage 2

Uitvoeringsovereenkomst BI-zone 2017