Regeling vervallen per 10-05-2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Drenthe 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 09-05-2015

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Drenthe 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Drenthe;

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening WMO 2015 Midden-Drenthe;

dat de raad in de hiervoor genoemde verordening heeft bepaald dat het college ter uitwerking van die verordening nadere regels kan stellen in een gemeentelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning;

besluit vast te stellen het

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Drenthe 2015

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • a. Budgethouder: een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem en/of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen;

  • b. Dienst: maatwerkvoorziening in de vorm van een dienst zoals thuishulp, begeleiding of respijtzorg;

  • c. Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een algemene voorziening, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van dit Besluit van toepassing zijn;

  • d. Overige voorziening: een maatwerkwerkvoorziening die geen dienst is zoals hulpmiddelen, woningaanpassingen, rolstoelen of vervoersmiddelen;

  • e. Peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend;

  • f. Pgb: persoonsgebonden budget;

  • g. Professionele organisatie: een organisatie die ingeschreven staat bij de kamer van koophandel als thuiszorg- of schoonmaakbedrijf en waarbij de zorgverlener daadwerkelijk in dienst is; er is dus geen sprake van een ZZP, alpha-hulp of vergelijkbare constructie.

  • h. Verordening: de Verordening WMO 2015 Midden-Drenthe;

  • i. Voorziening: een woonvoorziening, een vervoersvoorziening, een rolstoelvoorziening of een voorziening in de vorm van huishoudelijke verzorging;

Hoofdstuk 2. Regels over het persoonsgebonden budget.

Artikel 2.1. Hoogte persoonsgebonden budget.

  • 1. De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt, als het gaat om begeleiding, respijtzorg, dagbesteding, logeren of Hulp bij het huishouden in combinatie met begeleiding en/of respijtzorg, bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.

  • 2. De hoogte van een pgb voor:

    • a.

      een hulpmiddel of woningaanpassing wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de voorziening die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening zou kunnen betreffen, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering;

    • b.

      hulp bij het huishouden bedraagt per uur:

      • 1.

        voor hulp bij het huishouden 1 (HH1) € 13,23 per uur;

      • 2.

        voor hulp bij het huishouden 2 (HH2) € 21,13 per uur;

    • c.

      individuele begeleiding bedraagt maximaal € 5,85 per uur. Dit bedrag komt overeen met het laagste tarief van gecontracteerde aanbieders. Als individuele begeleiding wordt ingekocht bij een persoon of een zelfstandige zonder personeel dan bedraagt het tarief voor logeren maximaal € 4,39 per uur. Dit bedrag komt overeen met het 75% laagste tarief van gecontracteerde aanbieders;

    • d.

      begeleiding groep of dagbesteding bedraagt maximaal € 19,55 per dagdeel. Dit bedrag komt overeen met het laagste tarief van gecontracteerde aanbieders. Als de ondersteuning wordt ingekocht bij een persoon of een zelfstandige zonder personeel dan bedraagt het tarief begeleiding groep of dagbesteding maximaal € 14,66 per dagdeel. Dit bedrag komt overeen met het 75% laagste tarief van gecontracteerde aanbieders;

    • e.

      logeren, ook wel genoemd kortdurend verblijf- en respijtzorg bedraagt maximaal € 10,55 per etmaal. Dit bedrag komt overeen met het laagste tarief van gecontracteerde aanbieders. Als logeren wordt ingekocht bij een persoon of een zelfstandige zonder personeel dan bedraagt het tarief voor logeren maximaal € 7,91 per etmaal. Dit bedrag komt overeen met het 75% laagste tarief van gecontracteerde aanbieders.

    • f.

      vervoer van en naar de dagbesteding bedraagt:

      • 1.

        voor vervoer € 6,16 per dag;

      • 2.

        voor rolstoelvervoer € 16,32 per dag.

    • g.

      een vervoersvoorziening, waaronder een rolstoel, wordt vastgesteld op basis van 75% van de tegenwaarde van de huurprijs van 7 jaar van de adequaat-goedkoopste voorziening, inclusief onderhoud en reparatie, zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald.

    • h.

      een sportrolstoelvoorziening bedraagt € 4.163,30, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar; indien na drie jaar de voorziening nog bruikbaar is, bedraagt de jaarlijkse financiële tegemoetkoming voor de kosten van onderhoud € 229,25.

    • i.

      individuele taxikosten, individuele rolstoeltaxikosten, gebruik van een bruikleenauto of eigen auto bedraagt:

      • 1.

        voor taxikosten € 1.129,63 per jaar;

      • 2.

        voor rolstoelvervoer € 1.694,97 per jaar.

      • 3.

        voor gebruik van een bruikleenauto € 729,66 per jaar;

      • 4.

        voor gebruik van een (eigen) auto € 834,53, indien beide echtgenoten/partners voor vergoeding in aanmerking komen, wordt de vergoeding voor elk verminderd met 25%.

    • j.

      een open electrische buitenwagen, een voorziening in natura of de aanschaf van een ander verplaatsingsmiddel bedraagt maximaal € 1.129,63 per jaar.

    • k.

      een woonvoorziening wordt vastgesteld op het bedrag, zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, tenzij in dit besluit anders aangegeven.

    • l.

      een verhuiskostenvergoeding voor verhuis- en herinrichtingskosten bedraagt € 2.975,40.

    • m.

      het bezoekbaar maken van één woonruimte bedraagt € 2.537,40.

    • n.

      de kosten van tijdelijke huisvesting bedraagt:

      • 1.

        de werkelijke kosten met een maximum van € 507,47 per maand als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

      • 2.

        de werkelijke kosten met een maximum van € 253,75 per maand als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte.

    • o.

      de kosten van huurderving zijn afhankelijk van de kale huur van de woonruimte, doch niet meer dan de helft van de werkelijke kosten.

Artikel 2.2. Regels rond verstrekking en verantwoording.

  • 1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

  • a. op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget; deze problemen worden in elk geval aanwezig geacht als: eerder misbruik is gemaakt van een Pgb, het een verslaafde betreft zonder formele zaakwaarnemer, het een wilsonbekwame betreft zonder formele zaakwaarnemer;

  • b. een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget in de verordening is uitgesloten dan wel uitsluitend in de vorm van een algemene voorziening of voorziening in natura wordt aangeboden;

  • c. de tijdsduur dat een woonvoorziening, vervoersvoorziening of rolstoelvoorziening gebruikt kan worden dusdanig kort is dat er overwegende bezwaren zijn om een persoonsgebonden budget te verstrekken. Deze tijdsduur wordt in ieder geval aanwezig geacht als een voorziening korter dan 12 maanden nodig is. Bij kinderen zal een afweging moeten plaatsvinden tussen de mogelijke aanpassingen aan de voorziening in verband met de groei van het kind en de doeltreffenheid van het benodigde budget. Deze tijdsduur wordt, bij kinderen, in ieder geval aanwezig geacht als een voorziening binnen 48 maanden moet worden aangepast of nodig is;

  • d. de tijdsduur dat een voorziening in de vorm van hulp bij het huishouden gebruikt kan worden dusdanig kort is dat er overwegende bezwaren zijn om een persoonsgebonden budget te verstrekken. Deze tijdsduur wordt in ieder geval aanwezig geacht als een voorziening korter dan 3 maanden nodig is;

  • e. de kosten voor een voorziening minder dan € 60,00 per jaar bedragen.

  • 3. .

  • a. Woonvoorzieningen die uitsluitend in natura kunnen worden verstrekt zijn: mobiele tilliften, trapliften, losse douchestoelen, douchebrancards, douchewagens, badplanken en toiletstoelen of daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

  • b. Een vervoersvoorziening die uitsluitend in natura kan worden verstrek is: de collectieve vervoersvoorziening.

  • 4.

  • a. Het persoonsgebonden budget mag alleen worden aangewend voor de voorziening waarvoor het bestemd is en is derhalve niet vrij besteedbaar. Het budget dient te worden besteed aan directe zorgkosten en eventueel aan een onkostenvergoeding. Van het budget mag maximaal 1,5% vrij worden besteed, met een maximum van € 1.250,00 per jaar;

  • b. Het persoonsgebonden budget dat niet aan de voorziening wordt besteed moet worden terugbetaald aan de gemeente.

  • 5. Het persoonsgebonden budget wordt, afhankelijk van de omvang, per maand, per kwartaal, per half jaar of per jaar betaalbaar gesteld.

  • 6. Een voorziening aangeschaft met een persoonsgebonden budget kan, zodra deze voorziening niet meer gebruikt wordt, onder verrekening naar rato van eventueel ingebrachte eigen middelen, door het college worden ingenomen en voor herverstrekking beschikbaar worden gesteld.

  • 7. Het deel van een persoonsgebonden budget wordt, voorzover de gemaakte kosten lager zijn dan het vastgestelde budget, voor het niet gebruikte deel teruggevorderd. Niet teruggevorderd wordt dat deel van het budget dat is bestemd voor onderhoud, reparatie en eventueel verzekering.

  • 8.

  • a. Bij de bestedingen uit het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden dient de Pgb-houder in ieder geval de volgende gegevens te verantwoorden:

  • · Het bedrag dat per uur is betaald;

  • · Het aantal betaalde werkuren;

  • · Naam, adres, sofi-nummer van de hulpverlener;

  • · Of de rekeningen van de instellingen waarbij de zorg is ingekocht;

  • · Een zorgovereenkomst;

  • b. Bij de besteding uit het persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel of een voorziening dient de Pgb-houder in ieder geval de volgende gegevens te verantwoorden:

  • · De originele factuur van het aangeschafte hulpmiddel of voorziening;

  • · Een kopie van het betalingsbewijs waaruit blijkt dat de factuur is betaald door of namens de Pgb-houder;

  • · Een kopie van een onderhouds- en servicecontract en/of verzekering, indien van toepassing, dan wel de betalingsbewijzen waaruit blijkt dat kosten zijn gemaakt;

  • c. Verantwoording vindt plaats met daarvoor beschikbaar gestelde formulieren en dient minimaal te worden ondersteund met de verantwoordingsbewijzen uit het eerste en tweede lid.

  • 9. Het pgb wordt beheerd door de sociale verzekeringsbank (SVB). De budgethouder dient zich te houden aan de regels die de SVB stelt.

Hoofdstuk 3. Regels voor bijdragen in de kosten van maatwerkvoorzieningen of pgb’s

Artikel 3. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen of pgb’s

  • 1. De bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de bijdrage in de kosten zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 2. De bijdrage in de kosten kan nooit meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening.

  • 3. De hoogte van de eigen bijdrage wordt gerelateerd aan de duur van het voorziene gebruik.

  • 4. De eigen bijdrage wordt gevraagd gedurende de looptijd van de voorziening.

  • 5. De bijdrage wordt opgelegd en geïnd door het CAK.

  • 6. In afwijking van lid 1, 2, 3, 4 en 5 wordt de bijdrage voor het collectief vervoer jaarlijks vastgesteld door de gezamenlijke opdrachtgevers in vervoersovereenkomst in het kader van de gezamenlijke aanbesteding van kleinschalig openbaar vervoer en doelgroepenvervoer in Zuidwest-Drenthe. De hoogte van de bijdrage per rit wordt vastgesteld en geïnd door de vervoerder.

Hoofdstuk 4. Hulp bij het huishouden.

Artikel 7. Vaststelling omvang hulp bij het huishouden.

De vaststelling van de omvang van de huishoudelijk hulp vindt plaats met behulp van het “protocol gebruikelijke zorg” en het “protocol huishoudelijke zorg” van het CIZ. Met dien verstande dat als uitgangspunt geldt dat geen uren, of delen van uren, worden geïndiceerd voor het doen van boodschappen. De omvang van hulp bij het huishouden wordt met ingang van 1 maart 2015 vastgesteld op 85% voor hulp bij het huishouden 1 (HH1) en op 95% voor hulp bij het huishouden 2 (HH2). Deze percentages gelden als percentage van de op grond van het protocol berekende indicatie.

Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen.

Artikel 8. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget bij woonvoorzieningen of financiële tegemoetkoming

Vervallen.

Artikel 9. Vormen van woonvoorzieningen

De te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    verhuizing en herinrichting;

  • b.

    woningaanpassing;

  • c.

    woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard;

  • d.

    uitraasruimte;

  • e.

    onderhoud, keuring en reparatie;

  • f.

    tijdelijke huisvesting;

  • g.

    huurderving;

  • h.

    verwijderen van voorzieningen.

Artikel 10. Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling

  • 1.

  • a. Na de voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening als bedoeld in artikel 9, onder b (woningaanpassing), maar uiterlijk binnen 15 maanden na het verzenden van de beschikking verklaart de woningeigenaar dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid;

  • b. De gereedmelding als bedoeld onder a gaat vergezeld van een schriftelijke verklaring, dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden uit de beschikking.

  • 2. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling.

  • 3.

  • a. De woonvoorziening genoemd in artikel 9, onder b,d, e, g en h (woningaanpassing, uitraasruimte, onderhoud keuring en reparatie, huurderving, verwijderen van voorzieningen), wordt uitbetaald aan de leverancier;

  • b. Degene, voor wie de woonvoorziening, genoemd in artikel 9, onder b (woningaanpassing) is bestemd, dient gedurende een periode van 5 jaren alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

  • 4. De tegemoetkoming in de kosten, genoemd in artikel 9, onder a, c en f (verhuizing en herinrichting, woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard, tijdelijke huisvesting), worden uitbetaald aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

Artikel 11. Afschrijvingsduur

De eigenaar-bewoner, een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 5 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De investering aan de woning dient volgens het afschrijvingsschema te worden terugbetaald. Voor de afschrijving van een woonvoorziening geldt het volgende afschrijvingsschema: Afschrijving in 5 jaar, waarbij de terugbetaling bedraagt: voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde; voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde; voor het derde jaar 60% van de meerwaarde; voor het vierde jaar 40% van de meerwaarde; voor het vijfde jaar 20% van de meerwaarde, in alle gevallen minus de eigen bijdrage die voor de woningaanpassing is geleverd.

Artikel 12. Hoogte van financiële tegemoetkomingen

Vervallen.

Artikel 13. Het primaat van de verhuizing

  • 1. Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening {verhuis- en herinrichtingskosten, (niet) bouwkundige of (niet) woontechnische woonvoorziening} in aanmerking komen:

  • a. indien de wachttijd, waarbij de wachttijd ingaat op het moment dat er een indicatie-advies beschikbaar is, korter is dan zes maanden en:

    • 1.

      de aanpassingskosten lager zijn dan € 2.975,40 dan heeft de gehandicapte een keuze tussen de woonvoorzieningen zoals in de kop van dit artikel genoemd;

    • 2.

      de aanpassingskosten hoger zijn dan € 2.975,40 dan wordt een vergoeding voor verhuis- en herinrichtingskosten toegepast. De gehandicapte dient in deze situatie te verhuizen;

  • b. indien de wachttijd, waarbij de wachttijd ingaat op het moment dat er een indicatie-advies beschikbaar is, langer is dan zes maanden en:

    • 1.

      de aanpassingskosten lager zijn dan € 2.975,40 wordt de woonruimte aangepast;

    • 2.

      de aanpassingskosten hoger zijn dan € 2.975,40 dan kan de woonruimte na overleg met en toestemming van burgemeester en wethouders worden aangepast;

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, in afwijking van het gestelde in lid 1 bepalen dat, indien de geraamde kosten van een noodzakelijke woningaanpassing lager zijn dan € 2.975,40 aan aanpassingskosten verhuizing naar een aangepaste woning toch als meest adequate voorziening geldt indien de verwachte ontwikkeling van de handicap, op grond van een verkregen advies, progressief moet worden genoemd waardoor de aanpassingskosten binnen afzienbare tijd het vastgestelde bedrag zullen overstijgen.

  • 3. Indien de gehandicapte op grond van het gestelde in artikel 1 en 2 moet verhuizen maar dit weigert, zullen de vastgestelde verhuis- en herinrichtingskosten vermeerderd met het gemeentelijk aandeel van de aanpassingskosten, die in de beschikbare woning zouden moeten worden gepleegd, worden vergoed, onder voorwaarde dat de huidige woning overeenkomstig het advies wordt aangepast.

Artikel 14. Kleine woningaanpassingen

Vervallen.

Artikel 15. Aanvang werkzaamheden en inzicht in de woning

Een woonvoorziening wordt verstrekt, indien:

  • a.

    niet reeds een begin met de werkzaamheden is gemaakt zonder schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders;

  • b.

    de door burgemeester en wethouders aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte, waar de woningaanpassing wordt verricht;

  • c.

    aan de onder b genoemde personen inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de woningaanpassing;

  • d.

    de onder b genoemde personen de gelegenheid wordt geboden tot het controleren van de woningaanpassing.

Artikel 16. Financiering van niet-gesubsidieerde deel van de voorziening

Een woonvoorziening in de kosten als bedoeld in artikel 9, lid 1, onder b en c (woningaanpassing, woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard), wordt uitsluitend verleend indien in de financiering van het niet door subsidie gedekte deel van de voorziening is voorzien.

Artikel 17. Verwerven van grond

Voor zover het treffen van voorzieningen, in de vorm van een woningaanpassing, betreft het uitbreiden van bestaande woningen dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kunnen burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning. Het aantal m2 wat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt staat vermeld in bijlage 1 van dit Besluit.

Artikel 18. Trapliften

De woonvoorziening in de vorm van een traplift, wordt in natura verstrekt; de gehandicapte sluit hiertoe een gebruikersovereenkomst voor onbepaalde tijd met een aangewezen leverancier. De kosten van deze voorziening, inclusief onderhoud en reparatie, worden door de gemeente rechtstreeks aan de leverancier betaald.

Artikel 19. Vergoeding in de aanpassingskosten van woonwagens

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een vergoeding in de vorm van een pgb in de aanpassingskosten van een woonwagen, indien:

  • a.

    de technische levensduur van de woonwagen, na indiening van de aanvraag, nog minimaal 5 jaar is;

  • b.

    de standplaats niet, na indiening van de aanvraag, binnen 5 jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • c.

    de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond;

  • d.

    de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woonwagenwet.

Artikel 20. Vergoeding in de aanpassingskosten van woonschepen

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een vergoeding in de vorm van een pgb in de aanpassingskosten van een woonschip, indien:

  • a.

    de technische levensduur van het woonschip, na indiening van de aanvraag, nog minimaal 5 jaar is;

  • b.

    het woonschip, na indiening van de aanvraag, nog minimaal 5 jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

Artikel 21. Levensduur van woonwagens en woonschepen

Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip, na indiening van de aanvraag, minder dan 5 jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen 5 jaar voor opheffing in aanmerking komt, of het woonschip niet tenminste nog 5 jaar op de ligplaats mag liggen, stellen burgemeester en wethouders de maximale aanpassingskosten vast.

Artikel 22. Vergoeding in de aanpassingskosten van binnenschepen

Burgemeester en wethouders verlenen een vergoeding in de vorm van een pgb in de aanpassingskosten van een binnenschip, indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987, 466), van een binnenschip, dat:

  • a.

    in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel te boek gestelde schepen 1992;

  • b.

    bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingsbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van tenminste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde.

Artikel 23. Verwijderen van voorzieningen

De op grond van de Verordening aangebrachte woonvoorzieningen mogen niet zonder schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders worden verwijderd.

Artikel 24. Afhandelingstermijn

In afwijking van de in de Algemene wet bestuursrecht gestelde termijnen geldt voor afhandeling van complexe woningaanpassingen een termijn van 12 weken.

Hoofdstuk 6. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 25. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Vervallen.

Artikel 26. Vormen van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

De te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een vervoerspas waarmee gebruik kan worden gemaakt van het collectief systeem van aanvullend vervoer;

  • b.

    een voorziening in natura in de vorm van:

    • 1.

      een al dan niet aangepaste bruikleen-auto;

    • 2.

      een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

    • 3.

      een open elektrische buitenwagen;

    • 4.

      een ander verplaatsingsmiddel;

  • c.

    een tegemoetkoming of een vergoeding in de kosten van:

    • 1.

      aanpassing van een eigen auto;

    • 2.

      gebruik van een bruikleen-auto;

    • 3.

      gebruik van een taxi of een eigen auto;

    • 4.

      gebruik van een rolstoel-taxi;

    • 5.

      aanschaf van een ander verplaatsingsmiddel.

Artikel 27. Inkomensgrenzen/algemeen gebruikelijk

Vervallen.

Artikel 28. Vervoersvoorzieningen in natura in huur

De voorzieningen bedoeld in artikel 26, onder b, sub 3 en 4 worden in huur verstrekt; de gehandicapte sluit hiertoe een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd met een door burgemeester en wethouders aangewezen leverancier van hulpmiddelen. De maandelijkse huurbedragen die met de huur van deze voorzieningen zijn gemoeid, worden door de gemeente, nadat de gehandicapte daartoe een machtiging heeft verstrekt, rechtstreeks aan de leverancier van deze hulpmiddelen uitbetaald. Het onderhoud aan en de reparatie van deze voorziening maakt deel uit van de huurovereenkomst, met uitzondering van schootkleden en anti-decubitus materialen, welke in eigendom worden verstrekt. Reparatiekosten aan in eigendom verstrekte schootkleden en antidecubitusmaterialen, niet zijnde het gevolg van nalatigheid van de gehandicapte zelf, komen voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 29. Vervoerspas

  • 1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen. De te verstrekken vervoersvoorziening zal lokale verplaatsingen tot een omvang per jaar van maximaal 1500 kilometer mogelijk maken.

  • 2. Pashouders kunnen voor gezinsleden een meereispas aanvragen.

  • 3. De begeleider van een gehandicapte, voor zover begeleiding voor het gebruik van het aanvullend vervoer medisch noodzakelijk is, kan gratis gebruik maken van de voorziening als bedoeld in artikel 26, onder a.

Artikel 30. Maximale termijn van verstrekking

De tegemoetkomingen in de kosten bedoeld in artikel 26 onder b, sub 1 tot en met 4 en onder c, sub 1 en 5 worden bij ongewijzigde omstandigheden maximaal eens in de zeven jaar verstrekt; een tegemoetkoming wordt na zeven jaar alleen verstrekt indien de voorziening naar het oordeel van burgemeester en wethouders in redelijkheid niet meer bruikbaar is.

Artikel 31. Inkomensgrenzen/algemeen gebruikelijk

Vervallen.

Artikel 32. Hoogte van financiële tegemoetkomingen

Vervallen.

Artikel 33. Overgangsrecht forfaitair bedrag vervoerspas

De gehandicapte die op 1 januari 2005 op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten recht had op een vervoersvoorziening in de vorm van een forfaitair bedrag van € 300,-- behoudt dit recht zolang hij voldoet aan de bepalingen

Hoofdstuk 7. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 34. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget verplaatsen in en rond de woning.

Vervallen.

Artikel 35. Vormen van rolstoelvoorzieningen

Een te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoel voor verplaatsing binnen dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte dan wel een aanpassing daaraan;

  • b.

    een sportrolstoel;

  • c.

    onderhoud, gebruik en reparatie;

  • d.

    accessoires.

Artikel 36. Rolstoelvoorziening in natura in huur

  • 1. Een rolstoel met de eventueel benodigde accessoires wordt bij een rolstoelvoorziening in natura in huur verstrekt. De gehandicapte sluit hiertoe een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd met een door burgemeester en wethouders aangewezen leverancier van rolstoelen.

  • 2. De maandelijkse huurbedragen die met de huur van rolstoelen zijn gemoeid, worden door de gemeente rechtstreeks aan de leverancier van de rolstoelen vergoed, nadat de gehandicapte de gemeente hiertoe heeft gemachtigd.

  • 3. Het onderhoud aan en de reparatie van de rolstoel en de accessoires bedoeld in artikel 35., onder c en d, maakt deel uit van de huurovereenkomst zoals in het eerste lid is aangegeven, met uitzondering van schootkleden voor rolstoelen en anti-decubitus materialen, welke in eigendom worden verstrekt. Reparatiekosten aan in eigendom verstrekte schootkleden voor rolstoelen en antidecubitusmaterialen, niet zijnde het gevolg van nalatigheid van de gehandicapte zelf, komen voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 37. Sportrolstoelvoorziening in de vorm van financiële tegemoetkoming

Vervallen.

Hoofdstuk 8. Advisering en terugvordering

Artikel 38. Verplicht advies.

Het college vraagt een daartoe door hen aangewezen adviesinstantie om advies, indien het handelt om een aanvraag van iemand, die nog niet eerder een aanvraag heeft ingediend en het een voorziening betreft waarvan de kosten naar verwachting het bedrag van € 22.210,-. te boven gaan.

Artikel 40. Bijzondere bepalingen.

  • 1. Indien een vergoeding wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de vergoeding betrekking heeft.

  • 2. Indien een vergoeding wordt verleend, worden in de beschikking tevens vermeld de geldigheidsduur en de uitkeringsmaatstaf alsmede de voorschriften, waaraan de rechthebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de vergoeding zal worden overgegaan.

  • 3. Een vergoeding kan worden verleend in de noodzakelijke kosten van vervoer, die de aanvrager van een voorziening moet maken voor het ondergaan van onderzoek, welke noodzakelijk wordt geacht voor het nemen van een beslissing op de aanvraag.

  • 4. Nadere regels en richtlijnen kunnen worden gesteld met betrekking tot de wijze, waarop de verstrekkingen dan wel de betalingen worden verricht.

Artikel 41. Samenhangende afstemming.

Vervallen.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 42. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Drenthe wordt ingetrokken.

  • 2. Aanvragen die zijn ingediend onder het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Drenthe en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van dit besluit, worden afgehandeld krachtens het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Drenthe.

  • 3. Voorzieningen in de vorm van een financiële tegemoetkoming op jaar- of declaratiebasis die toegekend zijn met toepassing van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Drenthe of een eerder besluit lopen door tot einde van de indicatie.

  • 4. De tarieven genoemd in artikel 2.1 het tweede lid onder d, e, en f bij indicaties voor individuele begeleiding, begeleiding groep, respijtzorg en vervoer van en naar dagbesteding gelden bij het vervallen van het overgangsrecht Wmo 2015 doch uiterlijk op 1 januari 2016.

Artikel 43. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Drenthe 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 16 december 2014
de secretaris, de burgemeester,
A.Pruntel T. Baas

Bijlage 1 -

bij besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Drenthe

Aantal m2 waarvoor een vergoeding kan worden gegeven ten behoeve van het verwerven van grond.

Ingevolge dit Besluit is het mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 wat voor een vergoeding in aanmerking komt is per vertrek (zie onderstaande tabel) gemaximaliseerd.

1.a. Aantal m2 waarvoor ten hoogste een vergoeding kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning

Soort vertrek

Aantal m2 waarvoor ten hoogste een vergoeding wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek

Aantal m2 waarvoor ten hoogste een vergoeding wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek

woonkamer

30

6

Keuken

10

4

Eenpersoons slaapkamer

10

4

Tweepersoons slaapkamer

18

4

Toiletruimte

2

1

Badkamer

Wastafelruimte

2

1

Doucheruimte

3

2

Bad

4

2

Entree/gang/hal

5

2

Berging

6

4

1.b. Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor een vergoeding in aanmerking komt bedraagt 20 m2.