Regeling vervallen per 18-02-2021

Landschapsverordening

Geldend van 05-01-2012 t/m 17-02-2021 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-1994

Intitulé

Landschapsverordening

Opslagplaatsen en ontsierende voorwerpen

Artikel 1

  • 1. Het is de eigenaar of gebruiker van enige onroerende zaak verboden op deze zaak anders dan binnenshuis te hebben of de aanwezigheid toe te laten van:

    • a.

      een stort-, berg-, bewaar-, opslag-, of verzamelplaats van oud metaal, glas, afbraak, puin, afval, lompen en restproducten;

    • b.

      één of meer voer-, vaar-, werk- of vliegtuigen en onderdelen daarvan, die aan hun normale bestemming zijn onttrokken of voor hun normale bestemming onbruikbaar zijn, dan wel in onvoldoende staat van onderhoud en in kennelijk verwaarloosde toestand verkeren.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is met van toepassing op:

    • a.

      opslag- of verzamelplaatsen van afbraak, puin en andere oude bouwmaterialen op een onroerende zaak, waarop of waaraan onderhouds-, herstel-, bouw- of sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd, mits deze materialen voor de uitvoering van de genoemde werkzaamheden aan bouwwerken nodig zijn, of van het bouwwerk waaraan de werkzaamheden worden verricht, afkomstig zijn, en de opslag- of verzamelplaats met langer wordt gebruikt dan voor de uitvoering van genoemde werkzaamheden strikt noodzakelijk is.

    • b.

      asbakken, vuilnisemmers en afvalcontainers op onroerende zaken, waarin van deze zaken afkomstig huisvuil en ander afval is verzameld.

Artikel 2

  • 1. Het is de eigenaar of gebruiker van enige onroerende zaak verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op deze zaak, anders dan binnenshuis, niet onder het verbod gesteld in artikel 1 vallende voer-, vaar- en werktuigen en onderdelen daarvan kennelijk ten verkoop in voorraad te hebben of met het oog op die verkoop ten toon te stellen, dan wel toe te laten dat de onroerende zaak daarvoor wordt gebezigd.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op de bebouwde kom van Beilen zoals deze door Gedeputeerde Staten krachtens artikel 8 van de Wegenverkeerswet is of wordt vastgesteld.

Artikel 3

De verboden gesteld in de artikelen 1 en 2 zijn niet van toepassing:

  • a.

    indien de in die artikelen genoemde zaken en/of de geheel of gedeeltelijk daaromheen of daarlangs aangebrachte afscheidingen of afschermingen niet zichtbaar zijn vanaf een openbare weg, een openbaar vaarwater of een andere openbare toegankelijke plaats, spoorwegen daaronder begrepen;

  • b.

    ten aanzien van onroerende zaken indien en voorzover deze op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zijn aangewezen voor doeleinden waaronder die als bedoeld in de artikelen 1 en 2 zijn begrepen;

  • c.

    indien en voorzover daarin bij of krachtens de Afvalstoffenwet, de Wet milieubeheer of de Kampeerwet is voorzien.

Artikel 4

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het verbod gesteld in artikel 1 indien naar hun oordeel de in dat artikel genoemde zaken of de geheel of gedeeltelijk daaromheen of daarlangs aangebrachte afscheidingen of afschermingen geen ontoelaatbare schade toebrengen aan de schoonheid van het dorpsbeeld of van het landschap.

  • 2. Onder schade in dit artikel bedoeld wordt mede begrepen de schade aan de schoonheid van het dorpsbeeld of van het landschap, die is ontstaan of waarvan het ontstaan redelijkerwijs te verwachten is tengevolge van verontreiniging van de bodem die verband houdt met de aanwezigheid van de in artikel 1 genoemde zaken.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen aan de ontheffing bedoeld in het eerste lid, ook nadat deze is verleend, voorschriften verbinden ter voorkoming van schade aan de schoonheid van het dorpsbeeld of van het landschap.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen aan de ontheffing bedoeld in het eerste lid intrekken indien:

    • a.

      de daaraan verbonden voorschriften niet worden nageleefd;

    • b.

      dit anderszins met het oog op de bescherming van de schoonheid van het dorpsbeeld of van het landschap naar hun oordeel nodig is.

Artikel 5

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, slechts weigeren, indien naar hun oordeel de in dat artikel genoemde zaken of de geheel of gedeeltelijk daaromheen of daarlangs aangebrachte afscheidingen of afschermingen ontoelaatbare schade toebrengen aan de schoonheid van het dorpsbeeld of van het landschap.

  • 2. Ten aanzien van de in het vorige lid bedoelde vergunning zijn het tweede, derde en vierde lid van artikel 4 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, indien zulks naar hun oordeel in het belang van de schoonheid van het dorpsbeeld of van het landschap nodig is, de eigenaar of gebruiker van een onroerende zaak bij aanschrijving gelasten binnen een daarbij te stellen termijn:

    • a.

      ten aanzien van op het goed aanwezige stort-, berg- bewaar-, opslag- of verzamelplaatsen, uitstallingen daaronder begrepen, waarop geen verbodsbepalingen van deze verordening, Afvalstoffenwet, Wet milieubeheer of Kampeerwet van toepassing is, de bij de aanschrijving aangegeven voorzieningen te treffen;

    • b.

      op de zaak aanwezige hekken, muren, afrasteringen, schuttingen en heggen op de bij de aanschrijving aangegeven wijze te vervangen of te veranderen;

    • c.

      de zaak op de bij de aanschrijving aangegeven wijze in voldoende staat van onderhoud te brengen.

  • 2. Alvorens een lastgeving, als bedoeld in het eerste lid, te verstrekken stellen burgemeester en wethouders de eigenaar of gebruiker van de onroerende zaak in de gelegenheid zijn zienswijze mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.

Opschriften; aankondigingen en afbeeldingen

Artikel 7

  • 1. Het is de eigenaar of gebruiker van enige onroerende zaak verboden op of aan deze zaak dan wel achter de vensters daarvan, al dan niet door middel van een roerende zaak, op enigerlei wijze zichtbaar vanaf een openbare weg, een openbaar vaarwater of een andere openbare toegankelijke plaats, spoorwegen daaronder begrepen, opschriften, aankondigingen of afbeeldingen te hebben of de aanwezigheid daarvan toe te laten.

  • 2. Onder afbeeldingen worden mede begrepen voorwerpen van welke aard ook, bestemd of gebezigd tot reclame.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt op overeenkomstige wijze voor de eigenaar of gebruiker van een voer- of vaartuig dat op, aan of in een openbare weg of een openbaar vaarwater staan- of ligplaats heeft ingenomen.

Artikel 8

  • 1. Het verbod gesteld in artikel 7 is niet van toepassing op:

    • a.

      opschriften, uitsluitend vermeldend de naam van de bewoner van een gebouw of van het gebouw zelve, mits de oppervlakte van het opschrift niet meer bedraagt dan 1 m2.

    • b.

      afbeeldingen, welke kennelijk tot de stoffering van een gebouw behoren;

    • c.

      opschriften en aankondigingen, welke zijn aangebracht ter voldoening aan enig wettelijk voorschrift, mits de in dit voorschrift genoemde maten niet worden overschreden; worden geen maximummaten vermeld, dan zal de oppervlakte ten hoogste 0,50 m2 en de grootste afmeting ten hoogste 1 m. mogen bedragen;

    • d.

      opschriften en aankondigingen, betrekking hebbende op de dienst, het beroep of het bedrijf, welke of hetwelk in of op de onroerende zaak is aangelegd of op de bewoning daarvan, mits de gezamenlijke oppervlakte van de opschriften en aankondigingen niet meer bedraagt dan 1 m2;

    • e.

      opschriften, aankondigingen en afbeeldingen van kennelijk tijdelijke aard gedurende de termijn, dat deze feitelijke betekenis hebben, doch niet langer dan gedurende vier weken mits deze verband houden met een activiteit binnen de gemeente of een aangrenzende gemeente.;

    • f.

      opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, die aanwezig zijn bij in uitvoering zijnde werken en op deze werken betrekking hebben, gedurende de termijn dat de werken in uitvoering zijn;

    • g.

      opschriften, aankondigingen en afbeeldingen in een gebouw of een deel van een gebouw, hetwelk als winkel en/of als bioscoop, schouwburg, hotel of café-restaurant wordt gebruikt, mits zij betrekking hebben op het bedrijf, dat daarin wordt uitgeoefend;

    • h.

      opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, houdende mededelingen, aanwijzingen of waarschuwingen niet kennelijk uit commerciële overwegingen beogende de aandacht te vestigen op personen, zaken of diensten;

    • i.

      opschriften, aankondigingen en afbeeldingen welke dienen tot het openbaren van gedachten of gevoelens, als bedoeld in artikel 7 van de Grondwet.

  • 2. De afmetingen van een opschrift, aankondiging of afbeelding worden gemeten langs de buitenomtrek. De onder- of achtergrond, welke kennelijk tot het opschrift, de aankondiging of de afbeelding behoort, wordt hierin begrepen.

Artikel 9

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen van het verbod vervat in artikel 7 ontheffing verlenen indien daartegen naar hun oordeel uit een oogpunt van bescherming van de schoonheid van het dorpsbeeld of van het landschap geen overwegende bezwaren bestaan.

  • 2. Het derde en vierde lid van artikel 4 zijn ten aanzien van deze ontheffing van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10

Indien een verkoopgelegenheid van motorbrandstof of een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in artikel 8, in zodanige staat verkeert, dat naar het oordeel van burgemeester en wethouders daardoor de schoonheid van het dorpsbeeld of van het landschap wordt geschaad, kunnen zij de eigenaar of gebruiker van de verkoopgelegenheid of van de onroerende zaak, waarop of waaraan het opschrift, de aankondiging of de afbeelding aanwezig is, bij aanschrijving gelasten in deze staat binnen een daarbij te stellen termijn en op de daarbij aangegeven wijze verbetering te brengen. Degene, tot wie de aanschrijving is gericht, is verplicht aan de lastgeving te voldoen, tenzij hij de gewraakte voorwerpen binnen de in de aanschrijving genoemde termijn heeft verwijderd.

Vergunnings- en ontheffingsaanvragen

Artikel 11

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen voorschriften geven omtrent de wijze waarop een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening behoort te worden aangevraagd en welke gegevens daarbij moeten worden verstrekt.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen omtrent aanvragen om ontheffing of vergunning binnen twaalf weken. Indien binnen deze termijn geen beslissing is genomen, wordt de aanvrage geacht te zijn ingewilligd.

Overtredingen

Artikel 12

Overtreding van de verbodsbepalingen van deze verordening, waaronder begrepen het niet binnen de daarbij gestelde termijn voldoen aan een lastgeving als bedoeld in de artikelen 6 en 10 en niet-naleving van één of meer aan een vergunning of ontheffing verbonden voorschriften, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Artikel 13

  • 1. Met het toezicht op en de zorg voor de naleving van de bepalingen van deze verordening zijn, behalve de bij artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen, belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

  • 2. Alle in het eerste lid bedoelde personen hebben daartoe tussen zonsopgang en zonsondergang het recht van vrije toegang tot onroerende zaken, woningen uitgezonderd.

Schadevergoeding

Artikel 14

  • 1. Indien burgemeester en wethouders een vergunning als bedoeld in artikel 2 voor het handhaven op een onroerende zaak van in dat artikel genoemde zaken, die reeds ten tijde van het inwerkingtreden van deze verordening daarop aanwezig waren, weigeren en de aanvrager van de vergunning dientengevolge schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende op andere wijze is verzekerd, kennen burgemeester en wethouders hem een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming in de schade toe.

  • 2. De tegemoetkoming kan worden toegekend hetzij bij de beslissing tot weigering van de vergunning, hetzij bij afzonderlijke beslissing.

  • 3. Indien bij de beslissing tot weigering van de vergunning geen tegemoetkoming is toegekend kan deze worden aangevraagd binnen twaalf weken nadat de termijn van bezwaar tegen de beslissing tot weigering van de vergunning is verstreken of, in geval van bezwaar, daarop is beslist.

  • 4. Indien daartoe bijzondere redenen aanwezig zijn kan de gemeenteraad in andere gevallen dan in het eerste lid bedoeld belanghebbenden een tegemoetkoming verstrekken in de schade die uit de toepassing van deze verordening voortvloeit.

Slotbepalingen

Artikel 15

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: "Landschapsverordening" .

  • 2.

    Zij treedt in werking met ingang van 1 januari 1994 of zoveel later de Algemene wet bestuursrecht in werking treedt.

  • 3.

    Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening wordt de "Verordening tot wering van inbreuk op de schoonheid van de dorpen en landelijke gebieden in de gemeente Beilen " , vastgesteld bij raadsbesluit van 31 mei 1979 en sedertdien gewijzigd, ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad,
gehouden op 16 december 1993,
De secretaris
R.Timmer
de voorzitter,
B.de Vries, l.b.