Regeling vervallen per 24-02-2022

Verordening commissie bezwaarschriften gemeente Midden-Groningen 2018

Geldend van 02-02-2021 t/m 23-02-2022

Intitulé

Verordening commissie bezwaarschriften gemeente Midden-Groningen 2018

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Midden-Groningen;

ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

gelezen het voorstel van de gezamenlijke colleges van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde d.d. 22 augustus 2017;

gezien het advies van de klankbordgroep d.d. 31 oktober 2017;

gelet op artikel 84 Gemeentewet, 149 Gemeentewet en artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

besluit de Verordening commissie bezwaarschriften gemeente Midden-Groningen 2018 vast te stellen.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. wet: Algemene wet bestuursrecht

b. college: college van burgemeester en wethouders Midden-Groningen;

c. commissie: vaste commissie - ex artikel 84 Gemeentewet - van advies voor de bezwaarschriften;

d. kamer: de commissie is ingedeeld in kamers

e. raad: de Gemeenteraad Midden-Groningen;

f. verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

Artikel 2. Inleidende bepaling commissie

1. Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester.

2. De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van:

a. een wettelijk voorschrift inzake belastingen of

b. de Wet waardering onroerende zaken.

c. de Tijdelijke Wet Maatregelen COVID-19 of een hierbij horende ministeriële regeling, tenzij er naar het oordeel van de secretaris van de commissie sprake is van een niet-ontvankelijk bezwaarschrift op grond van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht.

3. De Adviescommissie bezwaarschriften van de gemeente Groningen wordt aangewezen om te adviseren inzake de bezwaarschriften genoemd in artikel 2, tweede lid, onder c.

Artikel 3. Samenstelling van de commissie

1. De commissie bestaat uit drie kamers namelijk:

a. de Sociale kamer: deze kamer stelt adviezen op met betrekking tot bezwaren tegen besluiten op grond van wet- en regelgeving in het kader van het sociaal domein;

b. de Personele kamer: deze kamer stelt adviezen op met betrekking tot bezwaren tegen besluiten op het terrein van de rechtspositie van ambtenaren en de rechtspositie van de SW-medewerkers;

c. de Algemene kamer: deze kamer stelt adviezen op met betrekking tot alle bezwaren die niet tot de bevoegdheid van de Sociale kamer dan wel de Personele kamer behoren.

2. Elke kamer bestaat overeenkomstig artikel 7:13 Awb uit ten minste één voorzitter en ten minste twee leden.

3. De voorzitters, plaatsvervangend voorzitters en de leden worden per kamer door het college benoemd, geschorst en ontslagen, met dien verstande dat de benoeming van de voorzitter(s), plaatsvervangend voorzitters en de leden ten eerste male en wel per 1 januari 2018 geschiedt door de raad.

4. De voorzitters, plaatsvervangend voorzitters en de leden maken geen deel uit van of zijn werkzaam onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan van de gemeente Midden-Groningen noch anderszins betrokken bij de gemeentelijke organisatie van de gemeente Midden-Groningen.

Artikel 4. Secretaris

1. De secretaris van de commissie is een door het college aangewezen medewerker.

2. Het college kan één of meerdere secretarissen en tevens één of meer plaatsvervangers aanwijzen.

3. De secretaris maakt geen deel uit van de commissie.

Artikel 5. Zittingsduur

1. De voorzitters en de leden van de Algemene kamer en de Sociale kamer worden benoemd voor een termijn van vier jaar. Aftredende voorzitters en leden kunnen maximaal één keer herbenoemd worden voor een periode van vier jaar. De voorzitter en de leden van de Personele kamer worden benoemd voor een periode van 2 jaren en kunnen worden herbenoemd voor maximaal 4 jaren.

2. De voorzitters en de leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan het college.

3. De aftredende of ontslag nemende voorzitters of leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

4. Indien sprake is van herbenoeming van minimaal twee derde van de voorzitters en leden, geldt dat het college in overleg met de commissie een rooster van aftreden opstelt teneinde de continuïteit van de commissie te borgen. Dit rooster is zodanig ingericht dat de leden niet gelijktijdig aftreden.

Artikel 6. Minnelijke schikking en pre-mediation

1. De secretaris van de commissie kan in overleg met de voorzitter, na ontvangst van een bezwaarschrift dat behandeling in de commissie behoeft, onderzoeken of het bezwaar in de minne, middels pre-mediation, kan worden bijgelegd. De secretaris en de medewerker(s) van de behandelende afdeling verrichten daartoe de nodige handelingen.

2. Indien alle partijen te kennen geven dat zij de zaak graag in de minne wensen te schikken, wordt dit schriftelijk bevestigd door de secretaris. Partijen worden hierbij gewezen op het bepaalde in artikel 7:10 van de wet.

3. Indien de voorzitter en de leden van een kamer tijdens de zitting vaststellen dat partijen wensen te onderzoeken of het bezwaar in de minne kan worden bijgelegd, is het bepaalde in het eerste en tweede lid, voor zover mogelijk, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7. Uitoefening bevoegdheden

1. De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de wet worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de secretaris van de commissie:

a. artikel 2:1, tweede lid Awb; het overleggen van een schriftelijk bewijs van machtiging;

b. artikel 6:6, wat betreft het de indiener stellen van een termijn waarbinnen het verzuim in de zin van niet voldoen aan de vereisten als gesteld in artikel 6:5 Awb, kan worden hersteld;

c. Artikel 6:14, eerste lid Awb, betreffende het bevestigen van de ontvangst van het bezwaarschrift;

d. artikel 6:17, voor zover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling door de commissie;

e. artikel 7:4, tweede lid Awb, wat betreft het ter inzage leggen van stukken voorafgaand aan de hoorzitting.

2. De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:6, vierde lid van de wet.

3. De secretaris is bevoegd de aan hem of haar opgedragen bevoegdheden te mandateren.

Artikel 8. Vooronderzoek

1. De voorzitter van de kamer is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.

2. De Algemene kamer of de Sociale kamer laat zo nodig ter plaatse een bezichtiging houden ten overstaan van belanghebbenden.

3. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de kamer bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen.

4. Indien kosten zijn verbonden aan het vermelde in lid 1 tot en met 3, is vooraf machtiging van het college vereist.

Artikel 9. Hoorzitting

1. De secretaris bepaalt, eventueel in overleg met de voorzitter, plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

2. De kamer van de commissie vergadert zo vaak de secretaris of de voorzitter haar bijeen roept.

3. De voorzitter beslist, eventueel in overleg met de secretaris, over de toepassing van artikel 7:3 van de wet.

Artikel 10. Uitnodiging zitting

1. De belanghebbenden en het verwerend orgaan worden ten minste tien dagen voor de zitting schriftelijk uitgenodigd door de secretaris.

2. Binnen vier dagen na verzending van de uitnodiging kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan onder opgaaf van redenen de secretaris verzoeken de dag en/of het tijdstip van de zitting te wijzigen.

3. De beslissing van de secretaris, eventueel in overleg met de voorzitter, op het verzoek als bedoeld in het tweede lid, wordt uiterlijk drie dagen voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld. Het verzoek wordt alleen dan gehonoreerd indien er sprake is van bijzondere en/of zwaarwegende omstandigheden op grond waarvan de secretaris en de voorzitter van oordeel zijn dat deze aanleiding zijn voor verplaatsing van de hoorzitting.

4. De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen als genoemd in het eerste, tweede en derde lid.

5. De secretaris is bevoegd de aan hem of haar opgedragen taken als bedoeld in het eerste en het derde lid van dit artikel te mandateren.

Artikel 11. Quorum

Voor het houden van een zitting is vereist dat in elk geval de voorzitter, of zijn plaatsvervanger, en ten minste één lid aanwezig is.

Artikel 12. Niet-deelneming aan de behandeling

De voorzitters en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 13. Openbaarheid zitting

1. De zittingen van de Sociale kamer en de Personele kamer zijn niet openbaar.

2. De zitting van de Algemene kamer is openbaar.

3. Bij openbare zittingen kunnen de deuren worden gesloten indien de voorzitter van de kamer of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet en de kamer daarmee instemt. De kamer kan hiertoe oordelen dan wel hier mee instemmen indien er gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten.

Artikel 14. Verslaglegging

  • 1.

    Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 Awb bestaat in de regel uit een digitale geluidsopname, die op verzoek aan belanghebbende(n) ter beschikking kan worden gesteld.

  • 2.

    De secretaris maakt op basis van de geluidsopname als bedoeld in het eerste lid van dit artikel een schriftelijk verslag van het besprokene, wanneer het bestuursorgaan dat nodig acht voor zijn besluitvorming of wanneer een belanghebbende daar om verzoekt dan wel dat een gerechtelijke instantie daar om verzoekt in geval van een (hoger) beroepsprocedure.

  • 3.

    In aanvulling op hetgeen bepaald is in het eerste lid van dit artikel, komt het verslag als bedoeld in artikel 7:7 Awb eveneens tot uitdrukking in het advies van de commissie dat wordt gevoegd bij de beslissing op bezwaar.

  • 4.

    Indien de zitting geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag of het advies van de commissie hiervan melding.

  • 5.

    Het verslag of het advies van de commissie verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag of aan het advies van de commissie kunnen worden gehecht.

6. Het advies wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de kamer.

Artikel 15. Nader onderzoek

1. Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek houden.

2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de kamer, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.

3. De leden van de kamer, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter van de kamer een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op een dergelijk verzoek.

4. Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16. Raadkamer en advies

1. De kamer beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

2. De kamer beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

3. Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

4. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

5. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de kamer ondertekend.

Artikel 17. Uitbrengen advies en verdaging

1. Het advies wordt, onder medezending van het verslag, bedoeld in artikel 14 en eventueel door de kamer ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

2. Indien op grond van artikel 8 vooronderzoek of op grond van artikel 15 nader onderzoek wordt verricht is uitstel mogelijk voor zover de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad of ermee instemmen.

3. Van een besluit tot verdaging op grond van voorgaand lid ontvangen de kamer en de belanghebbenden een afschrift.

Artikel 18. Jaarverslag

1. De commissie brengt jaarlijks vóór 1 mei aan de bestuursorganen van de gemeente verslag uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

2. Tezamen met het jaarverslag stuurt de commissie eventueel een brief met aanbevelingen aan het college, ter verhoging van de juridische kwaliteit van het gemeentelijk handelen op de terreinen waar de commissie mee in aanraking komt.

Artikel 19. Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmakingen werkt terug tot en met 1 januari 2018.

2. Deze verordening is ook van toepassing op bezwaren die voor 1 januari 2018 bij de gemeente Hoogezand-Sappemeer, Slochteren of Menterwolde zijn ingediend en die nog in behandeling zijn.

Artikel 20. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening commissie bezwaarschriften gemeente Midden-Groningen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 2 januari 2018.

De voorzitter, De griffier,

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 2 januari 2018,

De burgemeester, De secretaris,

Aldus vastgesteld door de burgemeester op 2 januari 2018,

De burgemeester,