Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning

Geldend van 01-01-2008 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning

Verordening Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrisbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

a. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

b. Compensatieplicht: de algemene verplichting van het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;

c. Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;

d. Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

e. Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet.;

f. Zelfredzaamheid: het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke of financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

g. Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

h. Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

i.Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

j.Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

k. Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn;

l.Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

m. Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

n. Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

o. Huisgenoot: iedere persoon met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

p. Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het College verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

q. College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Mili en St. Hu bert

r. Aanvrager: De persoon als bedoeld in artikel 1, lid 1 onder g, onderdeel 5 en 6 van de Wet

s. Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning: Het door het college op grond van deze verordening vastgestelde besluit, waarin het geheel van verstrekkingen en bedragen is opgenomen, welke in het kader van de Wet kunnen worden verstrekt

t. Eigen aandeel: een financieel aandeel in de kosten, dat bij de verlening van een financiële tegemoetkoming voor rekening van de aanvrager komt en waarop de regels in deze verordening en in het Financieel Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn

u. Eigen bijdrage: een bijdrage die bij de verlening van een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget (PGB) voor rekening van de aanvrager komt respectievelijk blijft en waarop de regels in deze verordening en in het Financieel Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn

v. Participatieorgaan WMO: Een orgaan bestaande uit ingezetenen van de gemeente MilI en St. Hubert en uit gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 2 Toekennings- en weiqerinçsqronden

  • 1. Toekenningsgronden Een voorziening kan slechts worden toegekend voorzover:

    a. deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het normale gebruik van de woning, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;

    b. deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt; c. deze in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2. Weigeringsgronden Geen voorziening wordt toegekend:

    a. indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    b. indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente MilI en St. Hubert

    c. voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    d. voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

    e. voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van

    aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    f. voorzover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt;

    g. indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

    h. Op grond van enige andere wettelijke regeling of verbintenis aanspraak op de voorziening bestaat

Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.

Artikel 3. Keuzevrijheid.

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de keuze tussen deze voorzieningen wordt geboden aan de hand van de in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Miii en St. Hubert neergelegde criteria.

Artikel 4. Voorziening in natura

Een voorziening die in natura wordt verleend, kan worden verstrekt in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van een persoonlijke dienstverlening. Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de aanvrager van toepassing.

Artikel 5. Financiële tegemoetkoming.

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden in de beschikking opgenomen.

Artikel 6. Persoonsgebonden budget.

1. Op het persoonsgebonden budget zoais genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

a. een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

b. de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten, zoals vastgelegd in het Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Miii en St. Hubert;

c. de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente MilI en St. Hubert;

2. De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.

3. Bij de beschikking wordt een program van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

4. Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager.

5. Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Mill en St. Hubert, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken. 6. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 7. Eigen biidragen en eigen aandeel.

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. Het college legt in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente MilI en St. Hubert de omvang hiervan vast.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden.

Artikel 8. Vormen van hulp bij het huishouden.

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit: a. een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden; b. hulp bij het huishouden in natura; c. een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 9 Recht op hulp bij het huishouden.

1. De aanvrager kan voor de in artikel 8 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien a. aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek of b. problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen. 2. De aanvrager kan voor de in artikel 8 onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als a. de in het eerste lid genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt of b. niet beschikbaar is.

Artikel 10. Gebruikeliike zorg.

Bij de bepaling van de omvang van de hulp bij het huishouden wordt rekening gehouden met de gebruikelijke zorg van inwonende huisgenoten.

Artikel 11 Omvang van de hulp bij het huishouden.

De omvang van de voorziening huishoudelijke verzorging wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:

Klasse 1, 0 tot en met 1,9 uur per week;

Klasse 2, 2 tot en met 3,9 uur per week;

Klasse 3, 4 tot en met 6,9 uur per week;

Klasse 4, 7 tot en met 9,9 uur per week;

Klasse 5, 10 tot en met 12,9 uur per week;

Klasse 6, 13 tot en met 15,9 uur per week.

Artikel 12 Omvang van het persoonsgebonden budget.

De bedragen die in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden door het college vastgesteld en vastgelegd in het Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Mill en St. Hubert.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 13 Vormen van woonvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, of bij het normale gebruik van de woning, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit: a. een algemene woonvoorziening; b. een woonvoorziening in natura; c. een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening; d. een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 14 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen.

1. De aanvrager kan voor de in artikel 13, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen. 2. De aanvrager kan voor de in artikel 13, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.

Artikel 15 Soorten individuele woonvoorzieningen.

De in artikel 13 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit: a. een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten; b. een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting of dubbele woonlasten; c. een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening; d. een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening; e. een uitraasruimte.

Artikel 16 Primaat van de verhuizing.

1. De aanvrager kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren. 2. De aanvrager kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder b tlm d in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is. 3. De aanvrager kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder e. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen. 7 9. WMO verordening LvC

Artikel 17 Primaat van de losse woonunit.

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die het eigendom is van een verhuurder, die niet bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 18 Uitsluitingen.

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 19 Hoofdverblijf.

1. Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen. 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling. 3. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat. 4. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente vast te leggen maximumbedrag. 5. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 20 Weigeringsronden.

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien: a. de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was; b. de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college; c. deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen; d. de woonvoorziening als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd omdat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak; e. De aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruime die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden. 8 9. WMO verordening LvC

Artikel 21 Terugbetaling bij verkoop.

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijid aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente MilI en St. Hubert door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 22 Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit: a. een algemene voorziening; b. een collectieve vervoersvoorziening c. een vervoersvoorziening in natura; d. een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening e. een financiële tegemoetkoming voor de kosten van een vervoersvoorziening.

Artikel 23 Het recht op een collectieve vervoersvoorziening

Een aanvrager kan voor de in artikel 22 onder b. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien een algemene voorziening niet beschikbaar is, dan wel geen adequate oplossing biedt en aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek a. het gebruik van het openbaar vervoer of b. het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

Artikel 24 Het recht op een individuele vervoersvoorziening

Een aanvrager kan voor de in artikel 22, onder c tlm e vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer a. aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief vervoerssysteem als bedoeld in artikel 22, onder b., onmogelijk maken dan wel b. een collectief vervoerssysteem als bedoeld in artikel 22, onder b., niet aanwezig is, dan wel c. het verstrekken van een voorziening als bedoeld in artikel 22, onder b niet toereikend is voor de vervoers behoefte die de persoon heeft.

Artikel 25 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijke inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan de in het Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Mill en St. Hubert voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt de deelname aan een collectieve vervoersvoorziening en het bezit van een eigen auto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding. 9 9. WMO verordening LvC

Artikel 26 Omvang in gebied en in kilometers.

1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen. 2. De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2000 kilometer mogelijk maken.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 27 Vormen van rolstoelvoorzienincjen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit: a. een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening; b. een rolstoelvoorziening in natura; c. een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening; d. een persoonsgebonden budget te besteden aan een sportrolstoel.

Artikel 28 Primaat algemene rolstoelvoorziening bii incidenteel rolstoelgebruik en sortrolstoel.

1. Een aanvrager kan voor de in artikel 27, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden. 2. Een aanvrager kan voor de in artikel 27, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien een algemene voorziening niet beschikbaar is, dan wel geen adequate oplossing biedt en aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden. 3. Een aanvrager kan voor de in artikel 27, onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 29 Aanspraak op rolstoelvoorzienincjen voor AWBZ-bewoners.

In uitzondering op het gestelde in artikel 28, lid 2 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen en motiveren van besluiten

Artikel 30. Gebruik aanvraagformulier.

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

Artikel 31 Relatie met de Algemene Wet Biizondere Ziektekosten.

De aanvraag dient te worden ingediend bij het (naam plaats of naam loket), in welk loket / op welke plaats zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragen zorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend

Artikel 32 Inlichtingen, onderzoek, advies.

1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend: a. op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen; b. op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken. 2. Het college vraagt een door hen daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien: a. de interne deskundigheid niet toereikend is om op de aanvraag te besluiten b. de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen; c. het college dat overigens gewenst vindt. 3. Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag. 4. Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde lOF classificatie.

Artikel 33 Samenhangende afstemming.

Het college legt in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente MilI en St. Hubert regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager.

Artikel 34 Wijzigingen in de situatie.

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 35 Intrekking van een voorziening

Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien: a. niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening; b. op grond van gegevens beschikt is en daarna gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen. 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 36 Terugvordering

1. Ingeval een voorziening is ingetrokken kan een op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd. 2. In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens

Artikel 37

Hardheidsclausule.

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 38

lndexering.

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Financieel Besluit Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente MilI en St. Hubert geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 39

Deze Verordening zal na een periode van twee jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt de Verordening aangepast. Bij de evaluatie zal het Participatieorgaan WMO om advies worden gevraagd.

Artikel 40

Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2008

Artikel 41

Deze verordening wordt aangehaald: Verordening Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente MilI en St. Hubert 2008

Aldus besloten door de raad van de gemeente Mill en St. Hubert in zijn openbare vergadering van 6 september 2007