Regeling vervallen per 01-01-2023

Verordening Toeristenbelasting 2011

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2022

Intitulé

Verordening Toeristenbelasting 2011

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting (Verordening toeristenbelasting 2011).

Besluit behorende bij het voorstel tot invoering van toeristenbelasting met ingang van het belastingjaar 2011.

De raad van de gemeente Mill en Sint Hubert;

gezien de voorstellen van het college van burgemeester en wethouders d.d. 10 en 24 november 2009;

gehoord de commissie Samenlevingszaken en Bestuur van 24 november 2009;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet:

BESLUIT

vast te stellen de:

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam “toeristenbelasting” wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene zijn opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1.

  • 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

  • 3. Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

Artikel 3 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1.

    van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van deze verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

  • 3.

    van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf forensenbelasting is verschuldigd;

  • 4.

    op vaartuigen voor welk verblijf watertoeristenbelasting is verschuldigd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. De belasting wordt berekend over de vergoeding die ter zake van het verblijf met overnachten in rekening wordt gebracht, de toeristenbelasting daaronder niet begrepen.

  • 2. Indien de belastingplichtige ondernemer is in de zin van de Wet op de omzetbelasting wordt als vergoeding aangemerkt het bedrag dat als verschuldigd wegens logies aan de heffing aan omzetbelasting is onderworpen.

Artikel 5 Tarief

De belasting bedraagt 3,5 procent.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Aanslaggrens

Belastingaanslagen van minder dan € 25,-- worden niet opgelegd.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in vier gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Voor deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van toeristenbelasting.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de “Verordening toeristenbelasting 2011”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Mill en Sint Hubert op 10 december 2009.
De raad voornoemd,
De Griffier, De Voorzitter,
Mw. S de Best-Boere mr. J.Th.C.M. Verheijen

Toelichting op de ‘Verordening toeristenbelasting Mill en Sint Hubert 2011’.

Algemeen

Artikel 224 Gemeentewet maakt het mogelijk om een toeristenbelasting te heffen voor het houden van verblijf door niet-ingezetenen. Het gaat hier om een algemene belasting waarvan de opbrengsten toevloeien aan de algemene middelen van de gemeente. Dat laat onverlet dat tegenover de opbrengsten ook aanzienlijke investeringen staan die direct of indirect ten goede komen aan de recreatief-toeristische sector. Te denken valt aan extra uitgaven voor openbare orde en veiligheid, voor verkeer en vervoer (zoals recreatieve fietspaden en bewegwijzering), voor evenementen, promotie en VVV en voor investeringen in recreatievoorzieningen en musea.

Hoewel de Gemeentewet daartoe niet verplicht, beperkt de verordening het belastbaar feit tot een verblijf met betaalde overnachting. Deze beperking is aangebracht uit een oogpunt van uitvoerbaarheid. Zonder deze nadere beperking zou bijvoorbeeld ook de logeerpartij bij familie tot belastingheffing moeten leiden. Dit is in de praktijk niet te controleren en te handhaven.

Met de keuze voor overnachtingen tegen een vergoeding in welke vorm ook, sluit de verordening aan bij een in de praktijk bestaand afrekenmoment. Degene die gelegenheid biedt tot overnachting zal immers ervoor zorg dragen dat hij de afgesproken vergoeding ontvangt. Daarnaast zal de ontvangen vergoeding in de (financiële) administratie worden verantwoord. De heffing van de toeristenbelasting sluit daarmee aan bij een al bestaande wettelijke plicht tot het voeren van een administratie. Dit maakt de controle en handhaving uitvoerbaar.

Hoewel niet verplicht voorgeschreven, is de naam ‘toeristenbelasting’ ontleend aan artikel 224 Gemeentewet. Opgemerkt wordt dat de naam de lading van de belastingheffing op grond van deze verordening niet volledig dekt. In navolging van de Gemeentewet stelt deze verordening aan de overnachting geen eisen van toeristische of recreatieve aard. Ook in de jurisprudentie is al meermalen bevestigd dat ook betaald verblijf met overnachting zonder toeristische of recreatieve aanleiding, tot belastingplicht leidt.

De redactie vloeit voort uit de onlangs door de Verenging van Nederlandse Gemeenten (VNG) gepresenteerde herziene modelverordening Toeristenbelasting. Bij de opstelling daarvan is mede gekeken naar een breder draagvlak voor de belastingheffing en een terugdringing van de administratieve lasten. Voor een goede spreiding van lasten is het wenselijk dat het belastbaar feit niet onnodig wordt ingeperkt. Doel is alle overnachtingen waarvoor de verblijfhouder een vergoeding in welke vorm dan ook verschuldigd is, in de heffing te betrekken. Alleen dan kan het tarief zo laag mogelijk worden gehouden. Gelet op het voorgaande is het belastbaar feit in de nieuwe verordening neutraal geformuleerd.

Om de ondernemers een redelijke termijn te geven om zich op de heffing van toeristenbelasting voor te bereiden, wordt de deze belasting ingevoerd met ingang van 1 januari 2011.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 - Belastbaar feit

Ter voorkoming van discussies is het belastbaar feit neutraal geformuleerd.

Artikel 2 – Belastingplicht

Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot nachtverblijf. De betreffende ondernemer mag de belasting verhalen op degene die verblijf houdt.

Artikel 3 - Vrijstellingen

De Gemeentewet schrijft geen verplichte vrijstellingen voor. Desondanks is ervoor gekozen enkele bijzondere verblijfsvormen vrij te stellen. Het gaat hierbij om verblijfsvormen waarbij de verblijfhouder doorgaans geen vrije keuze heeft. Naast verzorgden en verpleegden in verzorgings-, verpleeg- en ziekenhuizen is daarbij in een vrijstelling voorzien voor asielzoekers die door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers zijn gehuisvest.

In de praktijk komt het voor dat mensen meer dan 90 dagen een gemeubileerde woonruimte huren (bijvoorbeeld bij een stacaravan of een standplaats). In dat geval doet zich niet alleen het belastbaar feit van de toeristenbelasting voor (overnachten tegen vergoeding) maar ook dat van de forensenbelasting (90 dagen of meer beschikken over een gemeubileerde woonruimte). In de oude verordening was ter zake een gelijkluidende vrijstellingsbepaling opgenomen. Onze gemeente kent overigens (nog) geen forensenbelasting. Dit artikellid hoeft dan ook (nog) niet te worden toegepast. Dat geldt eveneens voor de passage over de watertoeristenbelasting.

Artikel 4 - Maatstaf van heffing

Als maatstaf van heffing is gekozen voor de ‘vergoeding die ter zake van het verblijf met overnachten in rekening wordt gebracht’ als heffingsmaatstaf gehanteerd, waarbij - zoveel mogelijk - aansluiting wordt gezocht bij de heffing van de BTW. De ervaringen met deze wijze van heffing zijn uitstekend. Voor ondernemers en gemeente zijn de administratieve lasten laag. De controle en handhaving is voor de gemeente erg praktisch uitvoerbaar.

Artikel 5 - Tarief

De te betalen belasting is gebaseerd op een percentage van de omzet.

Het tariefpercentage is 3,5 %. Als ondernemers hun prijzen verhogen, stijgen de toeristenbelastingopbrengsten automatisch mee. Jaarlijkse indexering van het toeristenbelastingtarief is dus niet nodig.

Artikel 6 - Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Hieraan doet niet af dat het onderkomen waar wordt overnacht, maar een gedeelte van het jaar is opengesteld. Deze beperkte openstelling komt tot uitdrukking in de omzet in die periode.

Artikel 7 - Wijze van heffing

De toeristenbelasting wordt bij aanslag geheven. Doordat de belastingschuld pas aan het einde van het jaar kan worden vastgesteld, vindt de aanslagregeling in het volgende kalenderjaar plaats. Daarop vooruitlopend legt de gemeente in de loop van het belastingjaar voorlopige aanslagen toeristenbelasting op.

Artikel 8 – Aanslaggrens

Om praktische redenen geldt een aanslaggrens.

Artikel 9 - Termijnen van betaling

Deze artikelen geven enkele aanwijzingen voor de aanslagregeling.

Artikel 10 – Kwijtschelding

Het zakelijk karakter van toeristenbelasting leent zich niet voor kwijtschelding

Artikel 11 - Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

De heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen is mede geregeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet. Op grond van deze wetten kan het college nadere regels stellen. Dit artikel legt dit ook voor de toeristenbelasting vast. De nadere regels zijn vastgelegd in de Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen.

Artikel 12 - Inwerkingtreding

Dit artikel regelt op welk moment de verordening in werking treedt en vanaf welk moment de belasting volgens de nieuwe verordening wordt geheven. Dat is 1 januari 2011. De ondernemers wordt hiermee een redelijke termijn gegeven om zich op de nieuwe heffing voor te bereiden.

Artikel 13 - Citeertitel

Dit artikel geeft aan met welke verkorte naam de verordening kan worden aangehaald.

Burgemeester en wethouders van Mill en Sint Hubert,

Mr R.P. Hoffmann mr. J.Th.C.M. Verheijen

secretaris burgemeester