Regeling vervallen per 31-12-2021

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Mill en Sint Hubert houdende regels omtrent de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrecht (Verordening reinigingsheffingen Mill en Sint Hubert 2021)

Geldend van 17-12-2020 t/m 30-12-2021

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Mill en Sint Hubert houdende regels omtrent de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrecht (Verordening reinigingsheffingen Mill en Sint Hubert 2021)

De raad van de gemeente Mill en Sint Hubert

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 november 2020.

gehoord het advies van de Commissie Samenleving en Bestuur van 1 december 2020;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet

milieubeheer;

gelet op het amendement over de aanpassing van de tarieven reinigingsheffingen van 5 november 2020;

besluit:

vast te stellen de:

“VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING EN REINIGINGSRECHT 2021” (VERORDENING REINIGINGSHEFFINGEN MILL EN SINT HUBERT 2021).

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • 1.

    een afvalstoffenheffing;

  • 2.

    een reinigingsrecht.

Artikel 2 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    “gebruik maken” in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet Milieubeheer

  • -

    bedrijfspand: een gebouwde onroerende zaak – of een zelfstandig gebruikt gedeelte ervan – geen perceel zijnde.

  • -

    bedrijfsafval: afvalstoffen afkomstig van bedrijven, kantoren en instellingen, welke door geringe omvang of hoeveelheid gelijk te stellen zijn met huishoudelijk afval en als zodanig mede in aanmerking komen voor het periodieke inzamelen.

  • -

    Brabant Water N.V.: de naamloze vennootschap Brabant Water gevestigd te ‘s Hertogenbosch

  • -

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het Brabant Water N.V. betrekking heeft;

HOOFDSTUK II Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam “afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt per perceel per maand van het belastingtijdvak € 12,95;

  • 2. De belasting als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt indien het perceel wordt gebruikt door meer dan één persoon per maand van het belastingtijdvak vermeerderd met € 4,35.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid bedraagt de belasting voor het ter beschikking stellen van een als afvalzak bestemde betaalde opdrukzak

    • a.

      per 10 opdrukzakken met een volume van 30 liter per zak € 7,50.

    • b.

      per 10 opdrukzakken met een volume van 60 liter per zak € 15,00.

HOOFSTUK III Reinigingsrecht

Artikel 6 Aard van de heffing en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam “reinigingsrecht” wordt een recht geheven voor het genot van door of vanwege de gemeente verstrekte diensten als omschreven in het tweede lid.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde genot van diensten bestaat uit het periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang en hoeveelheid, voor zover dit wordt aangeboden overeenkomstig de daartoe door de Bestuurscommissie Afvalinzameling Land van Cuijk en Boekel te stellen regelen.

Artikel 7 Belastingplicht

Belastingplichtig voor het reinigingsrecht is degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 8 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. Het recht bedraagt voor het periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang en hoeveelheid per maand van het belastingtijdvak € 17,30.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid bedraagt de belasting voor het ter beschikking stellen van een als afvalzak bestemde betaalde opdrukzak

    • a.

      per 10 opdrukzakken met een volume van 30 liter per zak € 7,50.

    • b.

      per 10 opdrukzakken met een volume van 60 liter per zak € 15,00.

  • 3. Indien een bedrijfspand tezamen met een woning, ter zake waarvan afvalstoffenheffing is verschuldigd als bedoeld in artikel 4 één perceel vormt, wordt overeenkomstig het recht als bedoeld in het eerste lid 6 niet geheven.

HOOFDSTUK IV Aanvullende bepalingen

Artikel 9 Wijze van heffing

  • 1. De belasting, bedoeld in artikel 5, eerste lid, en het recht, bedoeld in artikel 8, eerste lid, worden geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Deze kan worden gesteld op de afrekening van Brabant Water N.V.. Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening. Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen wordt aangemerkt de voorschotnota van Brabant Water N.V .of de kennisgeving op andere wijze van betaling van voorschotbedragen.

  • 2. De voorlopig gevorderde bedragen worden met het definitief gevorderde bedrag verrekend.

  • 3. Indien de belasting als bedoeld in artikel 5 eerste lid of het recht, bedoeld in artikel 8, eerste lid niet kan worden geheven door middel van de kennisgeving als bedoeld in het eerste lid wordt de belasting geheven door middel van een aanslag.

  • 4. In afwijking in zoverre van het in het eerste en het derde lid bepaalde worden de belasting, bedoeld in artikel 5, tweede lid, en het recht, bedoeld in artikel 8, tweede lid, geheven bij wege van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel nota of andere schriftuur.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. Ingeval het belastingtijdvak de verbruiksperiode is, moet het voorlopig gevorderde bedrag, alsmede het definitief gevorderde bedrag worden betaald met en op dezelfde wijze als die waarop het voorschotbedrag, onderscheidenlijk het definitieve bedrag van de afrekening van Brabant Water N.V. moet worden betaald;

  • 2. De aanslagen als bedoeld in artikel 9, derde lid, moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagte¬kening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 3. In afwijking in zoverre van het in de vorige leden bepaalde moet de belasting, bedoeld in artikel 5, tweede lid, en het recht, bedoeld in artikel 8, tweede lid, worden betaald op het moment van het doen van de kennisgeving;

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Belastingjaar/belastingtijdvak

  • 1. Het belastingtijdvak is in de gevallen waarin de heffing door middel van afrekeningen van Brabant Water N.V. plaatsvindt de verbruiksperiode zoals die voor de betrokken belastingplichtige voor het desbetreffende perceel geldt.

  • 2. In andere gevallen dan in het eerste lid bedoeld is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 12 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde belasting en rechten

  • 1. De belasting, bedoeld in artikel 5, eerste lid, en het recht bedoeld in artikel 8, eerste lid is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, wordt de heffing, bedoeld in artikel 5, eerste lid, en het recht bedoeld in artikel 8, eerste lid, geheven over zoveel twaalfde gedeelten als na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden in het belastingjaar overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de ingevolge de artikelen 5, eerste lid, en 8, eerste lid, berekende bedragen, als na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.

Artikel 13 Geen kwijtschelding betaalde opdrukzakken

Bij de invordering van de belasting dan wel het recht als bedoeld in artikel 5, tweede lid respectievelijk artikel 8, tweede lid van deze verordening wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14 Overgangsrecht

De “Verordening reinigingsheffingen Mill en Sint Hubert 2020” vastgesteld bij raadsbesluit van 12 december 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15 genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de “Verordening reinigingsheffingen Mill en Sint Hubert 2021”.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Mill en Sint Hubert in zijn openbare vergadering

van 10 december 2020.

De raad voornoemd,

Dr. S. Wannet

griffier

ing. A.A.M.J. Walraven

voorzitter