Regeling vervallen per 12-03-2009

Reïntegratieverordening wet werk en bijstand gemeente Moerdijk 2007 (INGETROKKEN)

Geldend van 29-08-2007 t/m 11-03-2009

Intitulé

Reïntegratieverordening wet werk en bijstand gemeente Moerdijk 2007

De raad van de gemeente Moerdijk, in zijn vergadering van 29 maart 2007;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 februari 2007;

gelet op artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet, artikel 8 van de Wet werk en bijstand, artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werknemers en artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

BESLUIT

vast te stellen de volgende verordening:

REÏNTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE MOERDIJK 2007

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.)

    ouderen: uitkeringsgerechtigden vanaf 57,5 jaar,

  • b.)

    jongeren: niet uitkeringsgerechtigden 15 tot 18 jarige;

  • c.)

    jongeren, uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers vanaf 18 tot 23 jaar;

  • d.)

    voorziening: een voorziening als bedoelt in artikel 7 eerste lid onder a van de wet en beschreven in deze verordening;

  • e.)

    WIA: Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen;

  • f.)

    algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van arbeid die algemeen maatschappelijk aanvaard is en die niet in strijd is te achten met de wet of met iemands persoonlijke integriteit, inclusief de uitoefening van een zelfstandig beroep;

  • g.)

    reïntegratietraject: een voorziening, gebaseerd op SUWI wetgeving, uitgevoerd door derden en/of gemeente met het doel het laten aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid door de in lid b tot en met g genoemde personen;

  • h.)

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk;

  • i.)

    de raad: de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk;

  • j.)

    werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet;

  • k.

    direct werk: een voorziening van tenminste 24 uur per week gericht op instroom in

    algemeen geaccepteerde arbeid binnen 6 maanden;

  • l.)

    leer/werkervaringsplaats: een voorziening, gericht op instroom in algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij in het bijzonder aandacht wordt gegeven aan het verwerven van structuur, sociale vaardigheden, arbeidsritme en werkervaring. Afhankelijk tot de beoordeelde afstand tot de arbeidsmarkt kan de duur van de plaatsing na drie maanden verlengd worden, indien dit noodzakelijk wordt bevonden met betrekking tot de arbeidsinschakeling op de arbeidsmarkt;

  • m.)

    wettelijk minimumloon: het minimumloon, bedoeld in artikel 8 van de Wet minimumloon en mininumvakantiebijslag;

  • n.)

    uitvoeringsbesluit: een besluit van het College van Burgemeester en wethouders, waarin nadere regels worden gesteld voor de uitvoering van een bepaalde voorziening of regeling;

  • o.)

    sociale activering: nuttige activiteiten gericht op het voorkomen of doorbreken van sociaal isolement, zo mogelijk gericht op arbeidsinschakeling;

  • p.)

    zorgtraject: Activiteiten gericht op het wegnemen van sociale en/of medische beperkingen die reïntegratie in de weg staan;

  • q.)

    gemeentelijk werkgelegenheidsproject: Organisatie die er op toegerust is om zorg-/activerings- en reïntegratie /arbeidsinschakeling gerichte trajecten uit te voeren;

  • r.)

    de wet, Wet werk en bijstand.

Hoofdstuk 2 BELEID EN FINANCIËN

Artikel 2 Opdracht college

  • 1. Het college biedt aan bijstandsgerechtigden tot 65 jaar, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering, niet-uitkeringsgerechtigden alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing. Het college draagt hierbij zorg voor een evenwichtige aanpak met betrekking tot leden van de doelgroep.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, zoals bedoeld in deze verordening in artikel, onder b tot en met d, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3. Jaarlijks stelt het college de omvang van het in lid 2 bedoelde aanbod vast op basis van het beschikbare budget en de samenstelling van het uitkeringsbestand. Hierbij wordt rekening gehouden met het gestelde in artikel 7 van deze verordening.

    In verband met de Europese aanbestedingsregels vindt deze vaststelling uiterlijk 1 augustus van elk jaar plaats.

  • 4. Het college kan bij het bepalen van het aanbod aan reïntegratie-instrumenten prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 5. Het college bevordert de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen tot 12 jaar voor leden van de doelgroep, voor zover die opvang noodzakelijk is voor het volgen van een traject of toetreding tot de arbeidsmarkt.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

Uitkeringsgerechtigden, ANW-ers, Nuggers, alsmede personen als bedoeld in artikel 10 WWB (waaronder jongeren), tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Deze personen vormen de doelgroep van het reïntegratiebeleid.

Geen aanspraak maakt de persoon, die geen uitkeringsgerechtigde is en die onderwijs of een beroepsopleiding volgt niet zijnde partieel leerplichtig als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 of in hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Deze personen behoren dus ook niet tot de doelgroep van het reïntegratiebeleid.

Artikel 4 Rechten en Verplichtingen van de cliënt

  • 1. Een bijstandsgerechtigde, IOAW-er en IOAZ-er die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken. Een niet uitkeringsgerechtigde heeft niet de verplichting een aangeboden voorziening te aanvaarden.

  • 2. De bijstandsgerechtigde, IOAW-er en IOAZ-er die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden. De overige, tot de doelgroep behorende belanghebbende, die deelnemen aan een voorziening zijn gehouden aan de verplichtingen die zijn opgenomen in door beide partijen te ondertekenen overeenkomst.

  • 3. Naast de verplichting als genoemd in het tweede lid kan het college verplichtingen opleggen die strekken tot instroom in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 4. Naast de verplichting, zoals genoemd in artikel 9, eerste lid van de wet, kan het college op grond van artikel 55 WWB bij uitvoeringsbesluit nadere regels stellen inzake deze verplichting.

  • 5. De in het eerste lid bedoelde persoon is verplicht datgene na te laten dat de realisatie van het doel van het traject of van de reïntegratie-instrumenten belemmert.

  • 6. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde 3 in het eerste tot en met vierde lid, kan het college de uitkering verlagen overeenkomstig hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening.

  • 7. Het niet of onjuist verstrekken van relevante informatie van personen leidt tot het weigeren, intrekken of beëindigen van de in lid 1 en 2 bedoelde voorzieningen.

  • 8. Indien de bijstandsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede tot en met zevende lid, als gevolg waarvan het reïntegratietraject wordt beëindigd, wordt de bijstand afgestemd overeenkomstig de Afstemmingsverordening WWB. Indien belanghebbende een uitkering ingevolge de IOAW of IOAZ ontvangt wordt er een maatregel opgelegd overeenkomstig het maatregelenbesluit IOAW / IOAZ. Indien de niet uitkeringsgerechtigde behorende tot de gemeentelijke reïntegratiedoelgroep, niet voldoet aan het gestelde in de gesloten overeenkomst, als gevolg waarvan het reïntegratietraject wordt beëindigd is de belanghebbende gehouden aan de in de overeenkomst opgenomen boeteclausule.

Artikel 5 Vrijstelling

Het college kan in individuele gevallen tijdelijk (gedeeltelijke) vrijstelling verlenen van sollicitatieverplichtingen:

  • a)

    –indien is komen vast te staan, dat de persoon zorgtaken niet (volledig) kan combineren met arbeid. Aard en omvang van zorgtaken worden vastgelegd in het uitvoeringsbesluit.

  • b)

    –aan personen die op grond van psychische of medische omstandigheden geheel of gedeeltelijk structureel functioneel beperkt zijn;

  • c)

    –aan personen van 57½ jaar en ouder, indien in samenspraak met het CWI is komen vast te staan dat voor deze personen geen arbeidsperspectief aanwezig is, gelet op de situatie op de arbeidsmarkt;

  • d)

    –gedurende maximaal 10 dagen per kalenderjaar in verband met de noodzakelijke verzorging van een ziek kind, een zieke partner of ouder

Artikel 6 Budgetplafonds

Het college kan bij uitvoeringsbesluit een of meer budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld budgetplafond vormt een weigeringgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening

Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 VOORZIENINGEN

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 2. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • -

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikel 17 van de wet en artikel 4 van deze verordening niet nakomt;

    • -

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • -

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • -

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

    • -

      indien een persoon neveninkomsten heeft, waardoor naar het oordeel van het college de betrokkene in staat is zonder voorziening een plaats te vinden of te behouden op de arbeidsmarkt.

    • -

      Beëindiging van de voorziening kan tevens inhouden het opzeggen van een dienstbetrekking of het beëindigen van de subsidie zoals bedoeld in artikel 20, paragraaf 4, Overgangsbepalingen van deze verordening.

  • 3. Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 8 tot en met 18 van deze verordening nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • -

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • -

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • -

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of – vaststelling;

    • -

      de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • -

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • -

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Artikel 8 Reïntegratietrajecten

Reïntegratietrajecten zijn primair gericht op uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid.

Voor personen die nieuw instromen in de uitkering, zij die al in het WWB bestand voorkomen en jongeren is Direct Werk een primaire voorziening;

Bij de inzet van reïntegratietrajecten wordt een zorgvuldige afweging gemaakt over de combinatie met zorgtaken.

Artikel 9 Direct werk

  • 1. Elke uitkeringsgerechtigde werkzoekende en elke jongere krijgt binnen 1 maand na inschrijving bij het CWI een verplichting voor een “Direct Werk” voorziening als bedoeld in artikel 1, onder r, opgelegd, gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op personen ten aanzien van wie het college heeft bepaald dat een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt.

  • 3. Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste lid.

  • 4. Indien de Direct Werk voorziening, ook na een noodzakelijk geachte verlenging niet heeft geleid tot instroom in algemeen geaccepteerde arbeid, wordt een ander reïntegratietraject ingezet waarvan onderstaande voorzieningen onderdeel kunnen uitmaken.

Artikel 10 Leerwerkervaringsplaatsen

  • 1. Het college kan aan personen, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, een Leerwerkervaringsplaats aanbieden, als onderdeel van een reïntegratietraject, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De Leerwerkervaringsplaats heeft tot doel belanghebbende, met behoud van uitkering, werkervaring op te laten doen, dan wel te leren functioneren in een arbeidsrelatie. Een Leerwerkervaringsplaats kan geen einddoel zijn.

  • 3. Een Leerwerkervaringsplaats kent een maximale duur van drie maanden, waarbij deze termijn kan worden verlengd tot maximaal zes maanden.

  • 4. Het college kan bij uitvoeringsbesluit nadere regels stellen met betrekking tot de Leerwerkervaringsplaats.

Artikel 11 Sociale activering

Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een reïntegratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activeringen zorgtraject, zoals bedoeld in artikel 1, lid V en W van deze verordening.

Artikel 12 Scholing

Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten.

Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

Artikel 13 Loonkostensubsidies voor werkgevers gericht op reïntegratie

  • 1. Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een persoon bedoeld in artikel 1 onder b, c en d een arbeidsovereenkomst sluiten ten behoeve van een onder artikel 10 genoemde leerwerkervaringsplaats en onder de in artikel 1, lid r genoemde “ Direct Werk” voorziening.

  • 2. Bij uitvoeringsbesluit stelt het college regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen, die aan de subsidie worden verbonden.

  • 3. Het niet mee werken door de werkgever aan het behalen van de in het trajectplan opgenomen doelstellingen en de uitvoering van de daaraan gekoppelde activiteiten, kan leiden tot het weigeren, intrekken of beëindigen van beschikbaar gestelde loonkostensubsidie.

  • 4. Bij het beschikbaar stellen van gesubsidieerde arbeid zal door spreiding van gesubsidieerde werknemers over diverse bedrijven of organisaties worden voorkomen dat oneerlijke concurrentie ontstaat. Hiermee worden de uitgangspunten van EC verordening 2204/2002 nageleefd.

Artikel 14 Inkomstenvrijlating

  • a).

    de uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd heeft of aanvaard, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, krijgt vrijlating van inkomsten uit arbeid gedurende maximaal zes aaneengesloten maanden;

  • b)

    zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder o van de wet, waarbij het percentage wordt bepaald op 25% van het inkomen en het maximumbedrag zoals genoemd in artikel 31;

  • c)

    zoals bedoeld in artikel 2 onder d van het Inkomensbesluit IOAW, waarbij het percentage wordt 5 bepaald op 25% van het inkomen en het maximumbedrag zoals genoemd in artikel 2;

  • d)

    zoals bedoelt in artikel 4 lid 1 onder a van het Inkomensbesluit IOAZ, waarbij het percentage wordt bepaald op 25% van het inkomen en het maximumbedrag zoals genoemd in artikel 4;

en dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling.

Artikel 15 Premies aan werknemers

  • 1. Het college kan conform artikel 31 van de wet een premie toekennen aan mensen die vanuit een reïntegratietraject algemeen geaccepteerde arbeid aanvaarden, waardoor aanspraak op de uitkering of op de subsidie genoemd in artikel 13 van deze verordening komt te vervallen.

  • 2. Het college kent een premie toe aan ouderen en structureel functioneel beperkten voor het blijven verrichten van arbeid, waarbij de inkomsten lager zijn dan de bijstandsnorm en waarbij geen recht bestaat op vrijlating op grond van artikel 15;

  • 3. Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels over de hoogte en aard van de premies.

Artikel 16 Overige vergoedingen

  • 1. Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling en wel voor:

    • a)

      reiskosten

    • b)

      kosten voor kinderopvang

    • c)

      kosten voor een vervangende voorziening van mantelzorg, voor zover deze kosten niet door voorliggende voorzieningen kunnen worden bekostigd.

  • 2. Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van doelgroep, de noodzaak en de hoogte van de vergoedingen

Artikel 17 Overige voorzieningen

Het college kan aanvullend op de in deze verordening genoemde voorzieningen, in experimentele zin een nieuwe, door de reïntegratiemarkt ontwikkelde voorziening aanbieden, mits dit gericht is op instroom in algemeen geaccepteerde arbeid.

Hoofdstuk 4 OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 18 Subsidieduur voor bestaande dienstverbanden op grond van artikel 4 en 5 van de (voormalige) Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw)

  • a)

    De subsidie die op 31 december 2003 op grond van artikel 4 en 5 van de Wiw van toepassing was blijft gehandhaafd tot uiterlijk 1 januari 2006 onder de voorwaarden die op grond van de Wiw en de andere toepasselijke regelgeving golden op 31 december 2003.

  • b)

    In afwijking van het vorige lid blijft de subsidie voor personen die op 31 december 2003 een dienstbetrekking hadden voor onbepaalde tijd op grond van artikel 4 Wiw, gehandhaafd tot aan het einde van het dienstverband.

  • c)

    Bestaande tijdelijke dienstverbanden op grond van artikel 4 Wiw die voor 1 januari 2006 aflopen worden niet verlengd. De subsidie eindigt vanaf het moment dat het bestaande dienstverband afloopt.

  • d)

    De subsidie kan op een eerder moment worden beëindigd als niet langer aan de voorwaarden zoals die golden op 31 december 2003 wordt voldaan.

Artikel 19 Subsidieduur voor bestaande dienstverbanden op grond van de (voormalige) Regeling In- en Doorstroombanen (I/D regeling)

  • a)

    Voor werkgevers die op 31 december 2003 personen in dienst hadden op grond van de I/D regeling bedraagt de subsidie voor de directe loonkosten de subsidie die op deze datum van toepassing was voor de duur van de nog lopende arbeidsovereenkomst.

  • b)

    Bij volledige of gedeeltelijke kwalitatieve vervulling van de I/D baan tegen de loonwaarde van de onderhavige functie zal deze in overleg met de werkgever naar rato in mindering gebracht worden op de toe te kennen subsidie.

Artikel 20 Premies

Personen die vóór inwerkingtreding van deze verordening recht hadden op premies op grond van de ‘ Verordening premiebeleid en onkostenvergoedingen gemeente Moerdijk’ kunnen het recht op deze premies die hen op grond van die premieverordening is toegekend voor de afgesproken duur behouden, voor zover dit niet in strijd is te achten met de bedoeling van de WWB.

Hoofdstuk 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 21 Verantwoording

Het college zal twee maal per jaar aan de gemeenteraad verantwoording afleggen over de inzet van de voorzieningen

  • -

    voor 1 april met betrekking tot het laatste halfjaar van het voorafgaande kalenderjaar

  • -

    voor 1 oktober met betrekking tot het eerste halfjaar van het lopende kalenderjaar.

Artikel 22 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening daartoe aanleiding geeft.

Artikel 23 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking na haar eerste dag van bekendmaking.

  • 2. De reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand 2006, vastgesteld op 11 mei 2006, wordt gelijktijdig ingetrokken.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Moerdijk 2007”.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van de raad d.d. 29 maart 2007,

De griffier

J.A.M. Hereijgers

De voorzitter

H.W. den Duijn

TOELICHTING OP DE REÏNTEGRATIEVERORDENING

Algemeen

Aanleiding voor deze verordening ligt in artikel 8 van de Wet werk en bijstand.

Artikel 8. Opdracht gemeenteraad

  • 1.

    De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot:

    het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a;

    het verlagen van de bijstand, bedoeld in artikel 18, tweede lid;

    het verhogen en verlagen van de norm, bedoeld in artikel 30.

  • 2.

    De regels, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, hebben in ieder geval betrekking op de evenwichtige aandacht voor de in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, genoemde groepen, alsmede voor verschillende doelgroepen daarbinnen, en op de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken.

In dit artikel wordt verwezen naar ondersteuning en voorzieningen volgens artikel 7 van de wet:

Artikel 7. Opdracht college

  • 1.

    Het college is verantwoordelijk voor:

    • a.

      het ondersteunen van personen die algemene bijstand ontvangen, personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden bij arbeidsinschakeling en, indien het college daarbij het aanbieden van een voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling noodzakelijk acht, voor het bepalen en aanbieden van deze voorziening.

Artikelgewijs

Artikel 1

De definities behoeven geen nadere toelichting met uitzondering van algemeen geaccepteerde arbeid. Er mag van een persoon onder andere niet verwacht worden dat deze werk verricht dat in strijd is met de wet (criminele activiteiten), of dat werk in strijd is met de persoonlijke integriteit. Hier wordt bedoeld: arbeid die niet algemeen geaccepteerd is, zoals prostitutie en arbeid die tegen de integriteit als gewetensbezwaren indruisen, zoals bijvoorbeeld defensie en vleesverwerkende industrie.

Artikel 2

Alle voorzieningen die het college inzet zijn primair gericht op de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het wegnemen van belemmeringen daartoe.

De doelmatigheid van de voorzieningen wordt in de praktijk beoordeeld door de reïntegratieadviseur en de klantmanagers. Zij plaatsen personen uit de doelgroep op trajecten waarvan zij verwachten dat deze het meest bijdragen aan de arbeidsinschakeling.

De diversiteit in doelgroepen en in het aanbod komt tot uitdrukking in de variatie aan inkoopovereenkomsten, waaronder Direct-werk trajecten voor nieuwe aanvragers van een uitkering, trajecten voor personen die reeds een uitkering hebben of zonder uitkering werkzoekend zijn, trajecten voor jongeren en voor allochtonen, trajecten sociale activering en vrijwilligerswerk als opstap naar arbeidsinschakeling, losse producten als directe bemiddeling.

De verwijzing naar artikel 40, lid 1 WWB betreft de groep daklozen. De WWB geeft aan dat de voorzieningen ook aan deze groep kunnen worden aangeboden.

Artikel 3

Personen uit de doelgroep hebben aanspraak op voorzieningen. Dat wil niet zeggen dat zij bepaalde voorzieningen kunnen afdwingen. B&W bepalen in overleg met de klant welke voorziening het best kan worden ingezet om de klant zo efficiënt mogelijk naar algemeen geaccepteerde arbeid te laten instromen.

Artikel 4

Tegenover de inzet van voorzieningen staat de verplichting hiervan gebruik te maken. Dat geldt voor alle voorzieningen die aan de persoon beschikbaar worden gesteld en die zijn opgenomen in het reïntegratieplan.

Daarnaast kan het College andere verplichtingen opleggen, bedoeld in het derde lid. Een medisch onderzoek, behandeling van een verslaving of begeleiding bij schuldenproblematiek zijn hiervan voorbeelden.

Ten aanzien van het vierde lid is in het uitvoeringsbesluit aangegeven welke criteria worden gehanteerd buiten het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid en het gebruik van de aangeboden voorzieningen. Deze laatste twee verplichtingen zijn vastgelegd in artikel 9, eerste lid van de wet.

De voorwaarden waaronder een reïntegratievoorziening wordt ingetrokken, herzien en teruggevorderd zijn, wanneer aantoonbaar niet of niet in voldoende mate wordt meegewerkt aan de met cliënt overeengekomen reïntegratieactiviteiten zoals is weergegeven in zijn of haar reïntegratie plan en wederzijds goedgekeurde wijzigingen op dit plan.

Artikel 5

De categoriale vrijstelling, zoals die onder de Abw nog mogelijk was, kan onder de WWB niet meer worden gehanteerd. Elke vorm van vrijstelling moet worden gemotiveerd op basis van persoonlijke omstandigheden van de cliënt. Hetgeen genoemd staat in lid 1 t/m 4 wordt geacht te vallen onder zwaarwegende persoonlijke omstandigheden, waarop vrijstelling van toepassing is.

Het betreft hier nadrukkelijk vrijstelling van sollicitatieverplichtingen en niet van arbeidsverplichtingen. Arbeidsverplichtingen zijn ruimer en bevatten naast de sollicitatieverplichting ook verplichtingen als inschrijving bij het CWI, het volgen van een traject sociale activering of scholing.

De in lid 4 genoemde vrijstelling is gebaseerd op het kortdurend zorgverlof, zoals genoemd in de wet Zorg en Arbeid. De toekenning en registratie van kortdurend zorgverlof wordt opgenomen in de inkoopovereenkomsten met reïntegratiebedrijven.

Artikel 6

Het instellen van subsidieplafonds dient twee doelen: a) Het voorkomt dat (posten in) de begroting worden overschreden en b) het vormt een juridische weigeringgrond voor het beschikbaar stellen van een specifieke voorziening. Als het budget voor een specifieke voorziening is uitgeput, dan kan deze voorziening niet meer worden aangeboden. In dat geval wordt zo mogelijk een andere voorziening ingezet.

De wettelijke basis voor het instellen van subsidieplafonds is geregeld in artikel 4.22 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 7

In artikel 4.21 van de Algemene wet bestuursrecht is de aanspraak op bepaalde voorzieningen geregeld. De voorzieningen worden beschikbaar gesteld met bepaalde doeleinden. De gebruiker wordt geacht medewerking te geven aan de doeleinden van de voorzieningen. De aanspraak geldt dus onder die voorwaarde en voor zover aangenomen mag worden dat uitkeringsgerechtigde aangewezen is op deze voorziening. Waar in dit artikel sprake is van nadere bepalingen in een uitvoeringsbesluit, worden die bepalingen ook opgenomen in het uitvoeringsbesluit.

Artikel 17 van de WWB bepaalt dat personen op wie een voorziening van toepassing is verplicht zijn mee te werken aan het verstrekken van gevraagde informatie.

Artikel 8

Dit artikel regelt onder andere de sluitende aanpak voor jongeren en nieuwe aanvragers van een uitkering. Jongeren van 15 tot 18 vallen nu ook onder de sluitende aanpak als de individuele situatie daar om vraagt. Partiele leerplicht behoeft dit niet in de weg te staan als de actie is gericht op het verkrijgen van een bij de persoon passende startkwalificatie en/of plaats op de arbeidsmarkt. Voorliggende voorzieningen dienen eerst te worden aangewend. Deze sluitende aanpak, was tot de inwerkingtreding van de WWB geregeld in de Wiw en in de afspraken onder de Agenda voor de Toekomst.

Gedeeltelijke vrijstelling als gevolg van zorgtaken vraagt om een zorgvuldige afweging van de persoonlijke omstandigheden van de cliënt. Zorgtaken zullen te allen tijde noodzakelijk en onvermijdbaar moeten zijn.

Artikel 9 van de wet betreft de verplichting algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden en gebruik te maken van de aangeboden voorzieningen.

Artikel 9,10, 11 en 12

In artikel 7, eerste lid van de wet wordt melding gemaakt van voorzieningen, zonder dat deze concreet worden genoemd. Dat kan ook niet, omdat gemeenten daaraan hun eigen invulling kunnen geven. In artikel 9 t/m 12 worden een aantal specifieke voorzieningen genoemd die door het College kunnen worden ingezet. In artikel 18 is geregeld dat het college ook nieuwe door de "reïntegratiemarkt ontwikkelde voorzieningen, kan inzetten.

Artikel 13

Er wordt bewust afgezien van een detacheringconstructie waarbij de gemeente zelf als werkgever fungeert. Bij detachering door de gemeente is deze zowel opdrachtnemer als opdrachtgever. Ook arbeidsrechtelijke aspecten spelen hierin een belemmerende rol.

Voor een private detacheringconstructie is niet duidelijk of de partijen daartoe voldoende zijn toegerust. Indien later blijkt dat een private constructie voldoende zekerheid en mogelijkheden biedt, kan hierop worden ingespeeld op grond van artikel 19.

Met de loonkostensubsidie worden mogelijkheden geboden voor gesubsidieerde arbeid als vervanging van subsidie op basis van Wiw en de I/D regeling.

Gesubsidieerde arbeid kan worden ingezet als voortraject naar reguliere arbeid (opstapbaan). Deze voorziening heeft per definitie een tijdelijk karakter.

Voor sommige personen is gesubsidieerde arbeid echter het hoogst haalbare (vangnetbaan).

Ondanks dat mag wettelijk geen structurele gesubsidieerde arbeid als voorziening worden aangeboden, zoals blijkt uit de toelichting op artikel 9 van de wet. Daarnaast bepaalt de Flexwet, dat aansluitend op een tijdelijke arbeidsovereenkomst van maximaal 36 maanden een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd moet worden aangeboden. Daarmee wordt een grens gesteld aan de inzetbaarheid van een vangnetbaan.

Regels voor de subsidiëring zijn opgenomen in het uitvoeringsbesluit.

Artikel 14

Uitkeringsgerechtigden mogen naast hun uitkering bescheiden inkomsten ontvangen, zoals dat ook onder de Abw het geval was. Artikel 15 regelt de criteria waaronder dat is toegestaan. Deze regeling is in de verordening zelf opgenomen en niet in het uitvoeringsbesluit, omdat de genoemde criteria langdurig toepasbaar zijn. Bij de WWB worden de inkomsten netto gekort, bij de IOAW/Z bruto. Dit verklaart het verschil tussen de bedragen.

Artikel 15

Deze premieregeling vervangt de premieregeling zoals die onder de Abw van toepassing was. De in dit artikel genoemde premies zijn beloningen, uitsluitend bestemd voor uitkeringsgerechtigde werkzoekenden.

Deze premieregeling breekt voor nieuwe werknemers met het verlenen van premies voor het verrichten van vrijwilligerswerk of het deelnemen aan scholing. (Personen die al een premie ontvangen blijven deze ontvangen. Artikel 22 biedt daarvoor de mogelijkheid).

Artikel 16

De in dit artikel genoemde voorzieningen zijn noodzakelijk om een persoon in staat te stellen werk te aanvaarden.

Het betreft vergoedingen voor kosten die niet als inkomen worden aangemerkt en die over het algemeen in elke CAO als zodanig zijn opgenomen.

Artikel 17

Met dit artikel wordt de mogelijkheid opengehouden om in de toekomst voorzieningen in te zetten die nu nog niet bekend of ontwikkeld zijn. Dit artikel is vergelijkbaar experimenteerartikel 144 uit de Abw.

Artikel 18 t/m 20

Met de invoering van de WWB vervallen alle landelijke regelingen voor gesubsidieerde arbeid. Het is beleidsmatig en arbeidsrechtelijk niet wenselijk en mogelijk om arbeidsovereenkomsten op gesubsidieerde arbeid af te breken als gevolg van het wegvallen van landelijke regelgeving. Vooral omdat het kwetsbare mensen betreft die al geruime tijd gesubsidieerd, vaak maatschappelijk nuttig werk verrichten.

Deze artikelen betreffen regelingen voor personen die bij de inwerkingtreding van de WWB reeds een gesubsidieerde arbeidsovereenkomst hadden als gevolg van de Wiw of de I/D regeling of personen die een premie ontvingen op grond van premieverordening. Budgettaire redenen kunnen voldoende grond zijn voor het beëindigen van de subsidie voor I/D en WIW banen. Als individuen en I/D en WIW werkgevers verwijtbaar niet meewerken aan de terugkeer naar de arbeidsmarkt is dit voldoende reden om de subsidie voor die specifieke I/D banen te beëindigen dan wel v.w.b. de WIW dienstverbanden dit dienstverband te beëindigen. Verwijtbaar handelen is bijvoorbeeld als de werkgever niet of onvoldoende mee werkt om de werknemer in staat te stellen om te groeien in het werk en de kansen in –en buiten de betreffende organisatie te benutten. Voor de werknemer is er van verwijtbaar handelen sprake als niet of onvoldoende wordt mee gewerkt aan sollicitatie activiteiten en men aanbiedingen van andere werkgevers voor een reguliere baan afwijst en/of men zich zodanig opstelt dat men wordt afgewezen.

Artikel 20 regelt een afbouw van de subsidie van maximaal 120% naar 100%. Het derde lid van artikel 20 voorziet er in dat na de afbouwperiode (tot 1-1-2007) voor personen met een gesubsidieerde baan nog 3 jaar een gesubsidieerde baan beschikbaar is. Ook hier geldt de Flexwet (zie ook toelichting artikel 13), waarin is bepaald dat, aansluitend op een tijdelijke arbeidsovereenkomst van maximaal 36 maanden, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd moet worden aangeboden. De periode van afbouw, gevolgd door toepassing van de Flexwet, maakt het tot 2010 mogelijk voor dezelfde persoon aansluitende arbeidsovereenkomsten voor gesubsidieerde arbeid aan te gaan.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 21

Met de invoering van de WWB is de Raad volledig verantwoordelijk voor de betrokken budgetten

Artikel 22

Dit artikel betreft handelingsvrijheid voor het college om in bepaalde gevallen af te wijken van de bepalingen in deze verordening

Artikel 23

Deze verordening treedt in werking na haar eerste dag van bekendmaking. Gelijktijdig met het in werking treden van deze verordening, de reïntegratieverordening Wet werk en bijstand 2006, vastgesteld op 11 mei 2006, intrekken.

Artikel 24

Deze verordening kan worden aangehaald als “Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Moerdijk 2007”.