Regeling vervallen per 26-01-2012

HANDHAVINGSVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND (WWB) EN WET INVESTEREN IN JONGEREN (WIJ) GEMEENTE MOERDIJK

Geldend van 01-10-2009 t/m 25-01-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2009

Intitulé

De raad van de gemeente Moerdijk, in zijn vergadering van 8 oktober 2009;gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 augustus 2009;gelet op artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en overwegende dat de gemeenteraad op grond van het bepaalde in artikel 8a van de Wet Werk en Bijstand (WWB) en artikel 12, lid 1, onderdeel c Wet investeren in jongeren (WIJ) verplicht is bij verordening regels te stellen over de wijze waarop de handhaving is geregeld;BESLUIT:vast te stellen de volgende verordening: HANDHAVINGSVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND (WWB) EN WET INVESTEREN IN JONGEREN (WIJ) GEMEENTE MOERDIJK

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

    1. De wet: de Wet werk en bijstand;

    2. Het College: het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk;

    3. Bijstand: de uitkering als bedoeld in hoofdstuk 3 van de wet;

    4. Belanghebbende: persoon die bijstand heeft aangevraagd dan wel ontvangt of heeft ontvangen; indien het een gehuwde betreft, wordt onder belanghebbende elk van de echtgenoten verstaan; In deze verordening wordt onder belanghebbende mede verstaan: de jongere als bedoeld in artikel 2 van de WIJ;

    5. Hoogwaardige Handhaving: een stelsel van preventieve en repressieve maatregelen gericht op het voorkomen of ontmoedigen van misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand;

    6. Risicoprofielen: het vaststellen van kenmerken van plegers van misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand in objectieve profielen om risico's van misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand vroegtijdig te herkennen;

    7. Risicosturing: het gericht inzetten van dienstcapaciteit bij het handhavingsbeleid op basis van risicoprofielen;

    8. Voorzover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wetten;

    9. In deze verordening wordt onder WWB mede verstaan de Wet WIJ.

Hoofdstuk 2 Fraudepreventie

Artikel 2 Handhavingsbeleid

  • Het College stelt 4-jaarlijks het WWB-beleidsplan en jaarlijks het beleidsverslag vast. Een onderdeel hiervan is het handhavingsbeleid van het team werk & inkomen en zorg. Afhankelijk van de evaluatiecriteria van het voorgaande jaar c.q. de noodzakelijkheid kunnen de volgende zaken opgenomen worden: maatregelen gericht op voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, bestrijding misbruik van leeraanbod, regels over de voorlichting betreffende rechten en plichten van belanghebbenden en over de consequenties bij misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. Verder kan de wijze van controle bij de aanvraag en de voortzetting van de bijstand en het gebruik van risicoprofielen en risicosturing als bedoeld in artikel 5 beschreven worden.

Artikel 3 Dienstverlening

  • Het College stelt zich tot doel de dienstverlening, waaronder begrepen communicatie envoorlichting, aan belanghebbenden op een duidelijke, deskundige en efficiënte wijze teorganiseren.

Artikel 4 Validering van gegevens en inlichtingenplicht

  • 1. Het College voert bij de aanvraag van bijstand en inkomensvoorziening in kader van de WIJ bestandsvergelijkingen uit waarbij actuele gegevens worden gecontroleerd. Bijstandsuitkeringen kunnen op basis hiervan na verificatie aan veranderde omstandigheden worden aangepast;

    2. De belanghebbende die geen, onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekt of handelingen verricht dan wel nalaat met als doel het verkrijgen of behouden van bijstand maakt zich schuldig aan misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand op grond van artikel 17 van de wet en de artikelen 28, tweede lid en 29,eerste lid Suwi.

Artikel 5 Risicoprofielen en risicogestuurd werken

  • 1. Het College stelt risicoprofielen vast en bevordert bij het team werk & inkomen en zorg en het Centrum van Werk en Inkomen te Etten-Leur op basis van deze risicoprofielen een risicogestuurde werkwijze;

    2. Risicoprofielen bevatten geen stigmatiserende of discriminerende kenmerken voor een of meerdere bevolkingsgroepen;

    3. Het College toetst jaarlijks of de gehanteerde risicoprofielen en het daarop gebaseerde risicogestuurd werken voldoen aan eisen van zorgvuldigheid en effectiviteit.

Hoofdstuk 3 Controle

Artikel 6 (Her-)onderzoek

  • 1. Het College voert regelmatige (her-)onderzoeken uit om de rechtmatigheid van de uitkering/inkomensvoorziening te controleren;

    2. In een onderzoeksplan beschrijft het College de toe te passen onderzoekmethoden, inclusief huisbezoeken en specifieke op thema's gerichte controles, en de onderzoeksfrequentie hiervan.

Artikel 7 Fraudesignalen

  • 1. Het College draagt zorg voor het op efficiënte wijze verkrijgen en onderzoeken van relevanteinformatie van de belanghebbende en derden met betrekking tot de bijstandsaanvraag of devoortzetting van de bijstandsverlening;

    2. Alle informatie over vermoedelijke misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet, waaronderbegrepen informatie van dienstmedewerkers en tips, wordt centraal binnen de dienstgeregistreerd en onderhouden.

Hoofdstuk 4 Opsporing

Artikel 8 Opsporing en regionale samenwerking

  • 1. Indien daartoe concrete aanleiding bestaat krijgt de sociale recherche van het hoofd van het team werk & inkomen en zorg opdracht tot het starten van een onderzoek naar misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand/inkomensvoorziening;

    2. Het College zal de regionale samenwerking bij handhaving en opsporing verstevigen.

Artikel 9 Aangifte misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet

  • 1. Bij vastgesteld misbruik of oneigenlijk gebruik van de bijstand doet het College aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten;

    2. Bij recidive van misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand binnen vijf jaar doet het College altijd aangifte bij het Openbaar Ministerie conform de in lid 1 genoemde uitgangspunten.

Artikel 10 Terugvordering en maatregelen

  • 1. Bij misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand vordert het College de ten onrechte ontvangen bijstand terug op grond van de gemeentelijke beleidsregels over terugvordering. Tevens past het College op de eventueel verder te verstrekken bijstandsuitkering een verlaging toe op grond van de Afstemmingsverordening;

    2. Het College draagt zorg voor toepassing van het in vorig lid bepaalde op het kortst mogelijke tijdstip na de vaststelling van de misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand, onverkort het gestelde in artikelen 58, 59 en 60 van de wet.

Hoofdstuk 5 Communicatie en handhavingsbeleid

Artikel 11 Communicatie

  • Het College stelt zich tot doel een effectieve communicatie met en over belanghebbenden terealiseren, waaronder benutting van de locale media, om daarmee een zo groot mogelijkepreventieve werking te bevorderen.

Artikel 12 Evaluatie handhavingsbeleid

  • Het College evalueert in het WWB-beleidsverslag jaarlijks de fraudedoelstellingen en de daarbij gehanteerde methoden en risicoprofielen. Indien nodig worden wijzigingen hierin in het in artikel 2 bedoelde beleidsplan opgenomen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 13 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het College;

    2. Het College kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie van de vaststelling en werkt terug tot en met 1 oktober 2009;

    2. De verordening wordt met inachtneming van de bepalingen in de Gemeentewet bekendgemaakt in huis aan huis blad de Moerdijkse Bode en de gemeentelijke website.

    3. De ‘handhavingsverordening wet werk en bijstand gemeente Moerdijk’ vastgesteld d.d. 12 maart 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 15 Citeertitel

  • Deze verordening wordt aangehaald als ‘Handhavingsverordening Wet werk en bijstand (WWB) en Wet investeren in jongeren (WIJ) gemeente Moerdijk’.

Toelichting Handhavingsverordening WWB en WIJ gemeente Moerdijk

Algemeen

Op 1 oktober 2009 treedt de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking. Doelstelling van deze wet is de duurzame arbeidsparticipatie in regulier werk van jongeren tot 27 jaar. Om dit te bereiken is in de wet een recht op een zogenaamd werkleeraanbod vastgelegd. Het werkleerrecht berust op de uitgangspunt dat jongeren die goed geschoold zijn en over voldoende kwalificaties beschikken gemakkelijker aan het werk zullen komen en daardoor zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien.

De WIJ verplicht gemeenten om te investeren in de arbeidsinschakeling van alle jongeren, ook bij een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Daartoe moeten gemeenten jongeren in beginsel een werkleeraanbod doen. Afgeleide van het werkleeraanbod is een inkomensvoorziening voor jongeren vanaf 18 jaar als de jongere onvoldoende inkomsten heeft. Deze inkomensvoorziening is alleen beschikbaar als het werkleeraanbod wegens in de persoon van de jongere gelegen of niet verwijtbare omstandigheden zijnerzijds geen optie is, dit aanbod onvoldoende inkomsten genereert of er nog geen werkleeraanbod kan worden gedaan. De samenhang tussen het werkleeraanbod enerzijds en de inkomensvoorziening anderzijds is een bepalend element in de WIJ.

De relatie tussen werken/leren en een uitkering is fundamenteel anders dan de WWB, waarbij het recht op bijstand vooropstaat met als afgeleide de plicht tot arbeidsparticipatie. Met de WIJ wordt een 'paradigmawisseling' beoogd: is het uitgangspunt in de WWB 'een uitkering, mits' in de WIJ is dit omgedraaid en geldt als uitgangpunt 'geen uitkering, tenzij'.

Waar het college de opdracht heeft gekregen om de WIJ uit te voeren, is het de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad om een vijftal verordeningen vast te stellen. De Handhavingsverordening is één van die verordeningen.

Met deze verordening wordt invulling gegeven aan de in artikel 12 van de Wet investeren in jongeren (WIJ) gegeven opdracht om regels te stellen met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet investeren in jongeren. Het behoort tot de gemeentelijke beleidsvrijheid om daarin eigen beleidskeuzes te maken. Het gemeentelijk beleid over misbruik en oneigenlijk gebruik in het kader van de WWB is reeds in de Handhavingsverordening vastgelegd. Vastgesteld is dat dit beleidskader ook toepasbaar is op de uitvoering van de WIJ. Mede gelet op de grote verwantschap tussen beide wetten wordt voorgesteld om het handhavingsbeleid voor de WIJ op te nemen in de Handhavingsverordening WWB. Deze krijgt daardoor ook een andere naam en zal voortaan 'Handhavingsverordening WWB en WIJ gemeente Moerdijk' heten.

Artikelgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 2 Fraudepreventie

Artikel 2 Handhavingsbeleid

Het handhavingsbeleid maakt onderdeel uit van het WWB-beleidsplan. Afhankelijk van de evaluatiecriteria van de voorgaande jaren c.q. de noodzakelijkheid kunnen onder andere de volgende zaken opgenomen worden: opstellen van preventief beleid,maatregelen gericht op voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, regels over de voorlichting betreffende rechten en plichten van belanghebbenden en risicoprofielen c.q. risicosturing. Het concept 'Hoogwaardige Handhaving' en de gemeentelijke visie op Handhaving zijn daarbij het richtinggevende fraudebestrijdingbeleid. De maatregelen en doelen in het plan zullen waar mogelijk meetbaar gemaakt zijn. Voorlichting is nodig om de preventieve kant van het handhavingsbeleid optimaal te benutten. Een cliënt die vanaf de aanvang van een bijstandverstrekking weet wat er van hem verlangd wordt en waar hij zich aan moet houden, maar ook waar hij recht op heeft en wat hij mag verwachten, houdt zich mogelijk vanzelfsprekender aan de regels. De consequenties bij fraude moeten daarbij glashelder zijn. Om een zo effectief mogelijk voorlichtingsbeleid te kunnen realiseren is jaarlijkse evaluatie en bijstelling noodzakelijk. Bij risicosturing op basis van geformuleerde risicoprofielen zal de controle op de rechtmatigheid van (voortzetting van) een bijstandsuitkering niet voor iedere bijstandsgerechtigde gelijk zijn, maar zich richten op het frauderisico dat deze vertegenwoordigt. Het team werk & inkomen en zorg zal haar werkwijzen niet uitsluitend baseren op risicosturing en risicoprofielen. Ook specifieke, thematische controles zullen worden ontwikkeld en toegepast. In het plan zullen de jaarlijkse doelen ten aanzien van het verkrijgen en onderhouden van relevante klantinformatie worden betrokken.

Artikel 3 Dienstverlening

Dit artikel legt vast dat de gemeente ook verplichtingen heeft naar de klant. Dit betreft vooral de kwaliteit van de dienstverlening. Inkomstenverrekeningen moeten snel, efficiënt en op een transparante wijze verrekend worden. Daar heeft een klant recht op en het werkt vooral ook fraudevoorkomend. Als de dienst vertragingen veroorzaakt of fouten maakt bij verrekeningen zou de klant in een voorkomende situatie kunnen besluiten geen inkomsten meer op te geven vanwege de last die hij heeft ondervonden. Waar mogelijk zal de informatievoorziening maatwerk moeten worden, dus op het individu gericht omdat ook hier een sterk preventieve werking van uit gaat. De gemeentelijke verplichtingen zijn niet vrijblijvend. De cliëntenraad binnen de WWB/WIJ zal hierin een duidelijke signalerende en adviserende rol hebben.

Artikel 4 Validering van gegevens en inlichtingenplicht

Lid 1

Met dit lid wordt aangegeven dat de controle van gegevens in een zo vroeg mogelijk stadium van het bijstandsproces moet plaatsvinden op een zo betrouwbaar mogelijke wijze. Daarmee wordt voorkomen dat er ten onrechte teveel bijstandsgeld wordt uitgekeerd, zodat er geen vorderingen ontstaan.

Lid 2

Door in dit lid ook artikel 29.1 Suwi bij de inlichtingenverplichting op grond van de WWB te betrekken, is het voor belanghebbenden duidelijk vanaf welk moment misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand kan ontstaan.

Artikel 5 Risicoprofielen en risicogestuurd werken

Lid 1

Bij Hoogwaardige Handhaving hoort een werkwijze die in ieder geval uitgaat van risicosturing. Dit kan alleen als er risicoprofielen zijn. Het geeft voorts aan dat de gemeente hier niet vrijblijvend mee om zal gaan, maar dat het onderdeel uit moet maken van de bedrijfsvoering van het team werk & inkomen en zorg.

Lid 2

Door dit vereiste in de verordening op te nemen wordt onderstreept dat risicoprofielen zorgvuldig tot stand moeten komen en geformuleerd zijn om ongewenste situaties te voorkomen.

Lid 3

De werking van bestaande risicoprofielen is tijdgebonden. Telkens moet nagegaan worden of de gebruikte risicoprofielen nog voldoen aan de gewenste effectiviteit van de handhaving. Daarbij worden onder meer bereikte resultaten en landelijke ontwikkelingen betrokken. Voorkomen moet worden dat bestaande risicoprofielen onbedoeld uiteindelijk toch een stigmatiserende of discriminerende uitwerking kunnen gaan krijgen.

Hoofdstuk 3 Controle

Artikel 6 (Her-)onderzoek

Lid 1 Met de komst van de WWB moet de gemeente eigen onderzoeksregels stellen. De controle op de rechtmatigheid van te verstrekken en verstrekte bijstand zal periodiek plaatsvinden. Daarbij wordt een flexibele (her-)onderzoeksmethodiek geïntroduceerd, gebaseerd op risicogestuurd werken (zie ook artikel 5).

Lid 2 In het plan (zie artikel 2.1) worden de wijze en methoden van bijstandscontrole beschreven. In dit lid gaat het meer om de vaststelling van de frequentie van de (her-)onderzoeken voor bepaalde doelgroepen en risicogroepen. Voorts wordt hierin vastgesteld welke heronderzoeksmethoden daarbij worden toegepast. Dit kunnen, naast de bekende methoden, ook specifieke onderzoeken en eventuele experimenten zijn. Het onderzoeksplan kan zowel apart als geïntegreerd in het handhavingsplan staan opgenomen.

Artikel 7 Fraudesignalen

Lid 1

Dit lid ziet toe op de organisatie en vergaring van informatie over bijstandgerechtigden. Het betreft onder meer informatie van vorige bijstandssituaties, bestaande (oude) fraudesignalen, regionale bijstandsinformatie, informatie van het inlichtingenbureau over werk, inkomen, de GBA, wegendienst e.a.. Deze informatie moet voor daartoe gemachtigde werknemers van de dienst gemakkelijk georganiseerd, inventariseerbaar en opvraagbaar zijn. De bedoelde informatie kan in bepaalde situaties ook aan met name de in artikel 66 en 67 van de wet bedoelde derden verstrekt worden indien de relevantie hiervan vaststaat.

Lid 2 Met de term 'informatie' worden, naast informatie uit officiële en officieuze bronnen,ook klikbrieven, eigen waarnemingen of waarnemingen van derden bedoeld. Deze informatie omvat zowel bewijsstukken als vermoedens van fraude. Het beheer vindt plaats op een centraal punt binnen de dienst bij een eenduidige verantwoordelijkheid. Daar wordt beslist welke onderzoeksacties worden ondernomen. Dit zal vooral in overleg plaatsvinden met de medewerker die het primaire contact met de bijstandsgerechtigde onderhoudt. Met betrekking tot de bescherming van persoonlijke gegevens worden protocollen opgesteld met inachtneming van het gestelde in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).

Hoofdstuk 4 Opsporing

Artikel 8 Opsporing en regionale samenwerking

Lid 1

Vage fraudesignalen zijn doorgaans ongeschikt om een sociale rechercheonderzoek te rechtvaardigen. Een rechercheonderzoek betekent meestal een grote ingreep in iemands' privacy. Het besluit tot een dergelijk onderzoek moet daarom op reële gronden worden genomen. Daar hoort bij dat de sociale recherche zo effectief mogelijk ingezet moet worden vanwege de beschikbare capaciteit. Bij het risicogestuurd werken zal de sociale recherche sneller worden ingeschakeld als het gaat om personen behorend tot risicoprofielen. In principe wordt daarbij geen ondergrens ten aanzien van het (vermoedelijke) schadebedrag gehanteerd. In dit lid is expliciet de bevoegdheid van het hoofd van het team werk & inkomen en zorg aangegeven voor het starten van onderzoeken.

Lid 2

De samenwerking van de sociale recherche binnen de regio is voor een effectief handhavingsbeleid heel belangrijk. Het College wil aan deze samenwerking helder gestalte te geven, zodat fraudesignalen sneller worden opgepakt en capaciteit gerichter wordt ingezet.

Artikel 9 Aangifte misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand

Lid 1

De hier bedoelde uitgangspunten betreffen in ieder geval de minimale hoogte van het bruto schadebedrag alvorens het Openbaar Ministerie tot strafvervolging overgaat. Dit bedrag is vanaf 1januari 2009 gesteld op €10.000,00.

Lid 2

Bij een herhaling van misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand door dezelfde persoon geldt volgens de richtlijnen van het OM thans een ondergrens van € 3000,00. Het College zal in deze situaties ook altijd overgaan tot het doen van aangifte. Als het onterecht verkregen bedrag lager ligt, kan er niet worden overgegaan tot aangifte. De termijn waarbij recidive nog als zodanig wordt beschouwd is gesteld op vijf jaar, ongeacht of de bijstandsverlening heeft voortgeduurd.

Artikel 10 Terugvordering en maatregelen

Lid 1

Om een preventieve werking te bewerkstelligen zal het plegen van misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand in ieder geval niet het gevoel bij de pleger moeten opleveren dat het lonend is. Vandaar dat naast terugvordering van het schadebedrag ook altijd een maatregel aan de orde is op de lopende bijstandsuitkering. De hoogte van de verlaging wordt bepaald door het gestelde in de Afstemmingsverordening. Een verlaging kan slechts worden toegepast als de bijstandsuitkering wordt gecontinueerd of binnen 1 maand na vaststelling van de misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand wordt hervat.

Lid 2

Om uitdrukking te geven aan het 'lik-op-stuk' aspect van het Hoogwaardig Handhavingsbeleid zal er zo snel als mogelijk uitvoering moeten worden gegeven aan zowel het terugvorderen van de ten onrechte genoten bijstand als het toepassen van een maatregel. Voor de betrokken bijstandgerechtigde kan dit als hard overkomen, het primaire doel is echter het bevorderen van de nalevingsbereidheid door bijstandsgerechtigden en zodoende de preventieve werking van het beleid te stimuleren. De terugvordering van bijstand vindt in alle gevallen plaats en bij iedereen op wie op grond van de artikelen 58, 59 en 60 van de wet terugvordering mogelijk is.

Hoofdstuk 5 Communicatie en handhavingsbeleid

Artikel 11 Communicatie

Er wordt een communicatiebeleid gerealiseerd met als doel misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand te ontmoedigen. Als de pakkans bij misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand als 'zeer hoog' ervaren wordt door potentiële plegers, is de verwachting dat zij minder geneigd zullen zijn hiertoe over te gaan. Ook interviews over (mislukt) misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand zullen moeten bijdragen aan het bereiken van dit doel.

Artikel 12 Evaluatie handhavingsbeleid

Door jaarlijkse evaluaties op de genoemde handhavingsprocessen, de communicatie over en naar klanten, de werking van de risicoprofielen en (her-) onderzoeken, kan de effectiviteit van handhaving verder worden versterkt. De evaluatie van het handhavingsbeleid is verplicht en de daaruit voortkomende aanbevelingen zijn niet vrijblijvend.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 13 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

Behoeft geen toelichting.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Behoeft geen toelichting.

Artikel 15 Citeertitel

Behoeft geen toelichting.