Regeling vervallen per 01-10-2012

REÏNTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE MOERDIJK

Geldend van 15-12-2009 t/m 30-09-2012

Intitulé

REÏNTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE MOERDIJK

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

    1. Ouderen: uitkeringsgerechtigden vanaf 57,5 jaar;

    2. Jongeren: niet uitkeringsgerechtigden 15 tot 18 jarige;

    3. Jongeren, uitkeringsgerechtigden, Anw-ers (Algemene Nabestaandenwet) en Nuggers (niet uitkeringsgerechtigden) vanaf 18 tot 65 jaar;

    4. Voorziening: een voorziening als bedoelt in artikel 7 eerste lid onder a van de wet en beschreven in deze verordening;

    5. Structureel functioneel beperkten: uitkeringsgerechtigde die behoren tot de doelgroep van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA);

    6. Algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van arbeid die algemeen maatschappelijk aanvaard is en die niet in strijd is te achten met de wet of met iemands persoonlijke integriteit, inclusief de uitoefening van een zelfstandig beroep;

    7. Reïntegratietraject: een voorziening, gebaseerd op SUWI wetgeving, uitgevoerd door derden en/of gemeente met het doel het laten aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid door de in lid a tot en met g genoemde personen;

    8. Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk;

    9. De raad: de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk;

    10. Werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet;

    11. Direct werk: een voorziening, al of niet in de vorm van een tijdelijk dienstverband, van tenminste 20 uur per week gericht op instroom in algemeen geaccepteerde arbeid binnen 3 maanden met een mogelijkheid tot verlenging met hetzelfde termijn;

    12. Leer/werkervaringsplaats: een voorziening, gericht op instroom in algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij in het bijzonder aandacht wordt gegeven aan het verwerven van structuur, sociale vaardigheden, arbeidsritme en werkervaring. Afhankelijk tot de beoordeelde afstand tot de arbeidsmarkt kan de duur van de plaatsing na drie maanden verlengd worden, indien dit noodzakelijk wordt bevonden met betrekking tot de arbeidsinschakeling op de arbeidsmarkt;

    13. Participatieplaats: het doel van de participatieplaats is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie, gericht op toeleiding naar de arbeidsmarkt;

    14. Wettelijk minimumloon: het minimumloon, bedoeld in artikel 8 van de Wet minimumloon en mininumvakantiebijslag;

    15. Uitvoeringsbesluit: een besluit van het College van Burgemeester en wethouders, waarin nadere regels worden gesteld voor de uitvoering van een bepaalde voorziening of regeling;

    16. Sociale activering: nuttige activiteiten gericht op het voorkomen of doorbreken van sociaal isolement, zo mogelijk gericht op arbeidsinschakeling;

    17. BVG: bedrijfsverzamelgebouw te Etten-Leur, van waaruit mede de reïntegratie voor de gemeentelijke doelgroepen gestalte krijgt in samenwerking met regionale werkgevers, UWV Werkbedrijf (CWI, beroepsonderwijs, UWV en regio gemeenten);

    18. WVS: werkvoorzieningschap te Roosendaal. Werkvoorzieningschap waarin negen gemeenten waaronder de gemeente Moerdijk zijn aangesloten en die de sociale werkvoorziening voor de aangesloten gemeente uitvoert;

    19. Zorgtraject: Activiteiten gericht op het wegnemen van sociale en/of medische beperkingen die reïntegratie in de weg staan;

    20. Gemeentelijk werkgelegenheidsproject: Organisatie die er op toegerust is om zorg-/activerings- en reïntegratie / arbeidsinschakeling gerichte trajecten uit te voeren;

    21. De wet: Wet werk en bijstand.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht aan raad en college

  • 1. De raad en het college bieden aan bijstandsgerechtigden tot 65 jaar, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering, niet-uitkeringsgerechtigden, alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, alsmede de in artikel 3 van deze verordening genoemde reïntegratie doelgroepen, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing. Het college draagt hierbij zorg voor een evenwichtige aanpak met betrekking tot leden van de doelgroep;

    2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, zoals bedoeld in deze verordening in artikel 1, onder b tot en met d, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid;

    3. Jaarlijks stelt het college de omvang van het in lid 2 bedoelde aanbod vast op basis van het beschikbare budget en de samenstelling van het uitkeringsbestand. Hierbij wordt rekening gehouden met het gestelde in artikel 7 van deze verordening. In verband met de Europese aanbestedingsregels vindt deze vaststelling uiterlijk 1 augustus van elk jaar plaats;

    4. Het college kan bij het bepalen van het aanbod aan reïntegratie-instrumenten prioriteiten stellen in relatie tot de financiële mogelijkheden en met maatschappelijk economische en conjuncturele ontwikkelingen;

    5. Het college bevordert de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen tot 12 jaar voor leden van de doelgroep, voor zover die opvang noodzakelijk is voor het volgen van een traject of toetreding tot de arbeidsmarkt.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

  • De volgende personen kunnen aanspraak maken op ondersteuning bij arbeidsinschakeling:

    1. Uitkeringsgerechtigden;

    2. ANW-ers;

    3. Nuggers.

    Al deze personen als bedoeld in artikel 10 WWB, tweede lid van de wet hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Deze personen vormen de doelgroep van het reïntegratiebeleid.

    Tot deze doelgroep behoort eveneens.

    4. De geïndiceerde voor de sociale werkvoorziening (Sw), al dan niet reeds werkzaam in een SW dienstverband.

    Tot de reïntegratiedoelgroepen behoren eveneens:

    1. Inburgeringoplichtingen en vrijwillige inburgeraars;

    2. Laaggeletterden;

    3. Hoogopgeleiden allochtonen met beperkte taalvaardigheid;

    4. Jongeren tussen 15 en 18 jaar die buiten het onderwijs zijn gevallen;

    5. Jongeren zonder diploma voortgezet onderwijs of startkwalificatie;

    6. Inwoners die een achterstand hebben ten aanzien van maatschappelijke participatie.

    Deze doelgroepen zijn gerelateerd aan het participatiebudget.

    Geen aanspraak maakt de persoon die geen uitkeringsgerechtigde is en die onderwijs of een beroepsopleiding volgt niet zijnde partieel leerplichtig als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 of in hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Deze personen behoren dus ook niet tot de doelgroep van het reïntegratiebeleid.

Artikel 4 Rechten en verplichtingen van de cliënt

  • 1. Een bijstandsgerechtigde, IOAW-er en IOAZ-er die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken. Een niet uitkeringsgerechtigde heeft niet de verplichting een aangeboden voorziening te aanvaarden;

    2. De bijstandsgerechtigde, IOAW-er en IOAZ-er die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden. De overige, tot de doelgroep behorende belanghebbenden, die deelnemen aan een voorziening zijn gehouden aan de verplichtingen die zijn opgenomen in een door beide partijen te ondertekenen overeenkomst;

    3. Naast de verplichting als genoemd in het tweede lid kan het college verplichtingen opleggen die strekken tot instroom in algemeen geaccepteerde arbeid;

    4. Naast de verplichting, zoals genoemd in artikel 9, eerste lid van de wet, kan het college op grond van artikel 55 WWB bij uitvoeringsbesluit nadere regels stellen inzake deze verplichting;

    5. De in het eerste lid bedoelde persoon is verplicht datgene na te laten dat de realisatie van het doel van het traject of van de reïntegratie-instrumenten belemmert;

    6. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het eerste tot en met vierde lid, kan het college de uitkering verlagen overeenkomstig hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening;

    7. Het niet of onjuist verstrekken van relevante informatie van personen leidt tot het weigeren, intrekken of beëindigen van de in lid 1 en 2 bedoelde voorzieningen;

    8. Indien de bijstandsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede tot en met zevende lid, als gevolg waarvan het reïntegratietraject wordt beëindigd, wordt de bijstand afgestemd overeenkomstig de Afstemmingsverordening WWB. Indien belanghebbende een uitkering ingevolge de IOAW of IOAZ ontvangt wordt er een maatregel opgelegd overeenkomstig de Wet Boete en Maatregelen. Indien de niet uitkeringsgerechtigde behorende tot de gemeentelijke reïntegratiedoelgroep, niet voldoet aan het gestelde in de gesloten overeenkomst, als gevolg waarvan het reïntegratietraject wordt beëindigd is de belanghebbende gehouden aan de in de overeenkomst opgenomen boeteclausule.

Artikel 5 Vrijstelling

  • Het college kan in individuele gevallen tijdelijk (gedeeltelijke) vrijstelling verlenen van sollicitatieverplichtingen:

    1. Indien is komen vast te staan, dat de persoon zorgtaken niet (volledig) kan combineren met arbeid. Aard en omvang van zorgtaken worden vastgelegd in het uitvoeringsbesluit;

    2. Aan personen die op grond van psychische of medische omstandigheden geheel of gedeeltelijk structureel functioneel beperkt zijn;

    3. Aan personen van 57½ jaar en ouder, indien in samenspraak met het Werkbedrijf is komen vast te staan dat voor deze personen geen arbeidsperspectief aanwezig is, gelet op de situatie op de arbeidsmarkt;

    4. Gedurende maximaal 14 dagen per kalenderjaar in verband met de noodzakelijke verzorging van een ziek kind, een zieke partner of ouder.

Artikel 6 Budgetplafonds

  • Het college kan bij uitvoeringsbesluit een of meer budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld budgetplafond vormt een weigeringgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden;

    2. Het college kan een voorziening beëindigen:

    a. Indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikel 17 van de wet en artikel 4 van deze verordening niet nakomt;

    b. Indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    c. Indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    d. Indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle en duurzame arbeidsinschakeling;

    e. Indien een persoon neveninkomsten heeft, waardoor naar het oordeel van het college de betrokkene in staat is zonder voorziening een plaats te vinden of te behouden op de arbeidsmarkt;

    21, paragraaf 4, “Overgangsbepalingen” van deze verordening.f. Beëindiging van de voorziening kan tevens inhouden het opzeggen van een dienstbetrekking of het beëindigen van de subsidie zoals bedoeld in artikel

    19 van deze verordening nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:3. Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 8 tot en met

    a. De voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    b. De weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    c. De intrekking of wijziging van de subsidieverlening of – vaststelling;

    d. De aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    e. De betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    f. Overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Artikel 8 Reïntegratietrajecten

  • Reïntegratietrajecten zijn primair gericht op uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid.Voor personen die nieuw instromen in de uitkering, zij die al in het WWB bestand voorkomen en jongeren is Direct Werk een primaire voorziening.

    Bij de inzet van reïntegratietrajecten wordt een zorgvuldige afweging gemaakt over de combinatie met zorgtaken.

Artikel 9 Direct werk

  • 1. Aanvragers van een WWB-uitkering aan wie de arbeidsvoorwaarden kunnen worden opgelegd, krijgen een tijdelijk dienstverband aangeboden via een door de gemeente te selecteren verloningsorganisatie;

    2. Elke uitkeringsgerechtigde werkzoekende en elke jongere krijgt binnen 1 maand na inschrijving bij het UWV Werkbedrijf een verplichting voor een “Direct Werk” voorziening als bedoeld in artikel 1, onder k opgelegd, gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid;

    3. Het eerste en tweede lid is niet van toepassing op personen ten aanzien van wie het college heeft bepaald dat een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt;

    4. Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste lid;

    5. Indien de Direct Werk voorziening, ook na een noodzakelijk geachte verlenging niet heeft geleid tot instroom in algemeen geaccepteerde arbeid, wordt een ander reïntegratietraject ingezet waarvan onderstaande voorzieningen onderdeel kunnen uitmaken.

Artikel 10 Participatieplaats

  • 1. Het college kan aan personen, bedoeld in artikel 1 van deze verordening alsmede aan personen die een uitkering Wet Werkloosheidvoorziening (WW) van het UWV Werkbedrijf ontvangen, een participatieplaats aanbieden voor het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie;

    2. Deze participatieplaats duurt maximaal 2 jaar en het handelt om het verrichten van onbeloonde additionele werkzaamheden;

    3. In een schriftelijke overeenkomst met de inlenende werkgever en in het trajectplan van cliënt wordt tenminste vastgelegd het doel van de participatieplaats, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt;

    4. De organisatie waar personen op een participatieplaats worden geplaatst draagt er zorg voor, dat de geplaatste personen gedurende de duur van de participatieplaats verzekerd zijn tegen wettelijke aansprakelijkheid.

Artikel 11 Leerwerkervaringsplaatsen

  • 1. Het college kan aan personen, bedoeld in artikel 1, onderdeel l, een Leerwerkervaringsplaats aanbieden, als onderdeel van een reïntegratietraject, gericht op arbeidsinschakeling;

    2. De Leerwerkervaringsplaats heeft tot doel belanghebbende, met behoud van uitkering, werkervaring op te laten doen, dan wel te leren functioneren in een arbeidsrelatie. Een Leerwerkervaringsplaats kan geen einddoel zijn;

    3. Een Leerwerkervaringsplaats kent een maximale duur van drie maanden, waarbij deze termijn kan worden verlengd tot maximaal zes maanden;

    4. Het college kan bij uitvoeringsbesluit nadere regels stellen met betrekking tot de Leerwerkervaringsplaats.

Artikel 12 Sociale activering

  • Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een reïntegratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering/zorgtraject, zoals bedoeld in artikel 1, lid o en r van deze verordening.

Artikel 13 Scholing

  • Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten.

    Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

    Inzake de participatieplaats geldt dat voor zover de belanghebbende niet beschikt over een startkwalificatie er binnen 6 maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden door het college wordt bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

Artikel 14 Loonkostensubsidies voor werkgevers gericht op reïntegratie

  • 11en artikel 10 lid 1dan wel “participatieplaats” genoemde leerwerkervaringsplaats en onder de in artikel 1, lid k, artikel 9 lid 1 genoemde “Direct Werk” voorziening ;1. Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een persoon bedoeld in artikel 1 onder a, b, c en e een arbeidsovereenkomst sluiten ten behoeve van een onder artikel

    2. Bij uitvoeringsbesluit stelt het college regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen, die aan de subsidie worden verbonden;

    3. Het niet mee werken door de werkgever aan het behalen van de in het trajectplan opgenomen doelstellingen en de uitvoering van de daaraan gekoppelde activiteiten, kan leiden tot het weigeren, intrekken of beëindigen van beschikbaar gestelde loonkostensubsidie;

    4. Bij het beschikbaar stellen van gesubsidieerde arbeid zal door spreiding van gesubsidieerde werknemers over diverse bedrijven of organisaties worden voorkomen dat oneerlijke concurrentie ontstaat. Hiermee worden de uitgangspunten van EC verordening 2204/2002 nageleefd.

Artikel 15 Inkomstenvrijlating

  • 1. De uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd heeft of aanvaardt, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, krijgt vrijlating van inkomsten uit arbeid gedurende maximaal zes aaneengesloten maanden;

    2. Zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder o van de wet, waarbij het percentage wordt bepaald op 25% van het inkomen en het maximumbedrag zoals genoemd in artikel 31;

    3. Zoals bedoeld in artikel 2 onder d van het Inkomensbesluit IOAW, waarbij het percentage wordt bepaald op 25% van het inkomen en het maximumbedrag zoals genoemd in artikel 2;

    4. Zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 onder a van het Inkomensbesluit IOAZ, waarbij het percentage wordt bepaald op 25% van het inkomen en het maximumbedrag zoals genoemd in artikel 4; en dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling.

Artikel 16 Premies aan werknemers

  • 1. Het college kan conform artikel 31 van de wet een premie toekennen aan mensen die vanuit een reïntegratietraject algemeen geaccepteerde arbeid aanvaarden, waardoor aanspraak op de uitkering of op de subsidie genoemd in artikel 13 van deze verordening komt te vervallen;

    2. Het college kent een premie toe aan ouderen en structureel functioneel beperkten voor het blijven verrichten van arbeid, waarbij de inkomsten lager zijn dan de bijstandsnorm en waarbij geen recht bestaat op vrijlating op grond van artikel 15;

    3. Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels over de hoogte en aard van de premies.

Artikel 17 Participatieplaats premies

  • 1. Het college verstrekt aan uitkeringsgerechtige die onbeloonde additionele werkzaamheden verrichten conform artikel 10a zesde lid van de wet een premie;

    2. Het recht op een premie als bedoeld in het eerste lid wordt elke zes maanden beoordeeld;

    3. De premie wordt geweigerd indien bij de beoordeling blijkt dat de belanghebbende de aan de onbeloonde additionele werkzaamheden verbonden verplichtingen in de voorafgaande zes maanden heeft geschonden;

    4. Onverminderd het eerste lid komen ook personen als bedoeld in artikel 7, derde lid van de wet voor een premie in aanmerking indien zij aan alle voorwaarden voldoen.

Artikel 18 Overige vergoedingen

  • 1. Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling en wel voor:

    a. Reiskosten;

    b. Kosten voor kinderopvang;

    c. Kosten voor een vervangende voorziening van mantelzorg, voor zover deze kosten niet door voorliggende voorzieningen kunnen worden bekostigd.

    2. Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van doelgroep, de noodzaak en de hoogte van de vergoedingen.

Artikel 19 Overige voorzieningen

  • Het college kan aanvullend op de in deze verordening genoemde voorzieningen, in experimentele zin een nieuwe, door de reïntegratiemarkt ontwikkelde voorziening aanbieden, mits dit gericht is op instroom in algemeen geaccepteerde arbeid.

Hoofdstuk 4 Overgangsbepalingen

Artikel 20 Subsidieduur voor bestaande dienstverbanden op grond van artikel 4 en 5 van de (voormalige) Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw)

  • 1. De subsidie die op 31 december 2003 op grond van artikel 4 en 5 van de Wiw van toepassing was blijft gehandhaafd tot uiterlijk 1 januari 2010 onder de voorwaarden die op grond van de Wiw en de andere toepasselijke regelgeving golden op 31 december 2003;

    2. In afwijking van het vorige lid blijft de subsidie voor personen die op 31 december 2003 een dienstbetrekking hadden voor onbepaalde tijd op grond van artikel 4 Wiw, gehandhaafd tot aan het einde van het dienstverband;

    3. De subsidie kan op een eerder moment worden beëindigd als niet langer aan de voorwaarden zoals die golden op 31 december 2003 wordt voldaan.

Artikel 21 Subsidieduur voor bestaande dienstverbanden op grond van de (voormalige) Regeling In- en Doorstroombanen (I/D regeling)

  • 1. Voor werkgevers die op 31 december 2003 personen in dienst hadden op grond van de I/D regeling bedraagt de subsidie voor de directe loonkosten de subsidie die op deze datum van toepassing was voor de duur van de nog lopende arbeidsovereenkomst;

    2. Bij volledige of gedeeltelijke kwalitatieve vervulling van de I/D baan tegen de loonwaarde van de onderhavige functie zal deze in overleg met de werkgever naar rato in mindering gebracht worden op de toe te kennen subsidie;

Artikel 22 Premies

  • Personen die vóór inwerkingtreding van deze verordening recht hadden op premies op grond van de ‘Verordening premiebeleid en onkostenvergoedingen gemeente Moerdijk’ kunnen het recht op deze premies die hen op grond van die premieverordening is toegekend voor de afgesproken duur behouden, voor zover dit niet in strijd is te achten met de bedoeling van de WWB.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 23 Verantwoording

  • Het college zal twee maal per jaar aan de gemeenteraad verantwoording afleggen over de inzet van de voorzieningen:

    - voor 1 april met betrekking tot het laatste halfjaar van het voorafgaande kalenderjaar;

    - voor 1 oktober met betrekking tot het eerste halfjaar van het lopende kalenderjaar.

Artikel 24 Hardheidsclausule

  • Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening daartoe aanleiding geeft.

Artikel 25 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na publicatie van de vaststelling en werkt terug tot 1juli 2009;

    2. De verordening wordt met inachtneming van de bepalingen in de Gemeentewet bekendgemaakt in huis aan huis blad de Moerdijkse Bode en de gemeentelijke website.

    3. De ‘reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand’ vastgesteld d.d. 12 maart 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 26 Citeertitel

  • Deze verordening wordt aangehaald als ‘Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Moerdijk’.

Nota-toelichting

Algemeen

Aanleiding voor deze verordening ligt in artikel 8 van de Wet werk en bijstand.

Hoofdstuk 1

§ 1.2. Opdracht gemeente

Art. 8. Opdracht gemeenteraad [Kamerstukken: VvW; MvT; A; A; A; A; A; 2eNvW; A; gVvW | Geschiedenis: versie 9 oktober 2003; Stb. 2003, 544; Stb. 2008, 590 + bis; Stb. 2008, 592] • [Jurisprudentie: LJN AA4623; AT0233]

1. De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot:

a. het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a;

b. het verlagen van de bijstand, bedoeld in artikel 18, tweede lid;

c. het verhogen en verlagen van de norm, bedoeld in artikel 30;

d. het verlenen van een langdurigheidstoeslag als bedoeld in artikel 36;

e. de scholing of opleiding, bedoeld in artikel 10a, vijfde lid;

f. de premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid.

2. De regels, bedoeld in het eerste lid, hebben:

a. voor zover het gaat om het eerste lid, onderdeel a, in ieder geval betrekking op de evenwichtige aandacht voor de in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, genoemde groepen, alsmede voor verschillende doelgroepen daarbinnen, en op de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken;

b. voor zover het gaat om het eerste lid, onderdeel d, in ieder geval betrekking op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen;

c. voor zover het gaat om het eerste lid, onderdeel f, in ieder geval betrekking op de hoogte van de premie in relatie tot de armoedeval

In dit artikel wordt verwezen naar ondersteuning en voorzieningen volgens artikel 7 van de wet:

Art. 7. Opdracht college [Kamerstukken: VvW; MvT; V; NvW; A; A; A; A; A; gVvW | Geschiedenis: versie 9 oktober 2003; Stb. 2005, 625; Stb. 2008, 284 + bis; Stb. 2008, 600; Stb. 2009, 318] • [Jurisprudentie: LJN AA3763; AA6725; AB2256]

1. Het college is verantwoordelijk voor:

a. het ondersteunen van personen die algemene bijstand ontvangen, personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden bij arbeidsinschakeling en, indien het college daarbij het aanbieden van een voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling noodzakelijk acht, voor het bepalen en aanbieden van deze voorziening; en

b. het verlenen van bijstand aan personen hier te lande die in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat zij niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.

2. Het college werkt bij de uitvoering van het eerste lid, onderdeel a, samen met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

3. Het eerste lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing op personen aan wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt. Het college en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kunnen overeenkomen dat het eerste lid, aanhef en onder a, van toepassing is op voornoemde personen. Daarnaast kunnen het college en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen overeenkomen dat het college aan voornoemde personen een voorziening aanbiedt als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

4. Het college kan de uitvoering van deze wet, behoudens de vaststelling van de rechten en plichten van de belanghebbende en de daarvoor noodzakelijke beoordeling van zijn omstandigheden, door derden laten verrichten. Het college kan de in de eerste volzin bedoelde vaststelling en beoordeling mandateren aan bestuursorganen. [BbSumW]

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het tweede tot en met vierde lid. [BS]

Artikelgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

De definities behoeven geen nadere toelichting met uitzondering van algemeen geaccepteerde arbeid. Er mag van een persoon onder andere niet verwacht worden dat er werk wordt verricht, dat in strijd is met de wet (criminele activiteiten), of dat werk in strijd is met de persoonlijke integriteit. Hier wordt bedoeld: arbeid die niet algemeen geaccepteerd is, zoals prostitutie en arbeid die tegen de integriteit als gewetensbezwaren indruisen, zoals bijvoorbeeld defensie en vleesverwerkende industrie.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht aan raad en college

Alle voorzieningen die het college inzet zijn primair gericht op de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het wegnemen van belemmeringen daartoe.

De doelmatigheid van de voorzieningen wordt in de praktijk beoordeeld door de reïntegratieadviseur en de klantmanagers. Zij plaatsen personen uit de doelgroep op trajecten waarvan zij verwachten dat deze het meest bijdragen aan de arbeidsinschakeling.

De diversiteit in doelgroepen en in het aanbod komt tot uitdrukking in de variatie van de activering/reïntegratie aanpak, waaronder Direct-werk trajecten voor nieuwe aanvragers van een uitkering, trajecten voor personen die reeds een uitkering hebben of zonder uitkering werkzoekend zijn, trajecten voor jongeren, allochtonen, geïndiceerde voor de sociale werkvoorziening al dan niet werkzaam in een Sw dienstverband, trajecten sociale activering en vrijwilligerswerk als opstap naar arbeidsinschakeling, losse producten als directe bemiddeling.

De verwijzing naar artikel 40, lid 1 WWB betreft de groep daklozen. De WWB geeft aan dat de voorzieningen ook aan deze groep kunnen worden aangeboden.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

Personen uit de doelgroep hebben aanspraak op voorzieningen. Dat wil niet zeggen dat zij bepaalde voorzieningen kunnen afdwingen. B&W bepalen in overleg met de klant welke voorziening het best kan worden ingezet om de klant zo efficiënt mogelijk naar algemeen geaccepteerde arbeid te laten instromen.

Ten aanzien van de reïntegratiedoelgroepen die voortkomen uit het participatiebudget, geldt dat eveneens de verordening wet inburgering 2007 en de wet participatiebudget van toepassing is.

Artikel 4 Rechten en verplichtingen van de cliënt

Tegenover de inzet van voorzieningen staat de verplichting hiervan gebruik te maken. Dat geldt voor alle voorzieningen die aan de persoon beschikbaar worden gesteld en die zijn opgenomen in het reïntegratieplan.

Daarnaast kan het College andere verplichtingen opleggen, bedoeld in het derde lid. Een medisch onderzoek, behandeling van een verslaving of begeleiding bij schuldenproblematiek zijn hiervan voorbeelden.

Ten aanzien van het vierde lid is in het uitvoeringsbesluit aangegeven welke criteria worden gehanteerd buiten het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid en het gebruik van de aangeboden voorzieningen. Deze laatste twee verplichtingen zijn vastgelegd in artikel 9, eerste lid van de wet.

De voorwaarden waaronder een reïntegratievoorziening wordt ingetrokken, herzien en teruggevorderd zijn, wanneer aantoonbaar niet of niet in voldoende mate wordt meegewerkt aan de met cliënt overeengekomen reïntegratieactiviteiten zoals is weergegeven in zijn of haar reïntegratie plan en wederzijds goedgekeurde wijzigingen op dit plan.

Artikel 5 Vrijstelling

De categoriale vrijstelling, zoals die onder de Abw nog mogelijk was, kan onder de WWB niet meer worden gehanteerd. Elke vorm van vrijstelling moet worden gemotiveerd op basis van persoonlijke omstandigheden van de cliënt (maatwerk). Hetgeen genoemd staat in lid a t/m d wordt geacht te vallen onder zwaarwegende persoonlijke omstandigheden, waarop vrijstelling van toepassing is.Het betreft hier nadrukkelijk vrijstelling van sollicitatieverplichtingen en niet van arbeidsverplichtingen. Arbeidsverplichtingen zijn ruimer en bevatten naast de sollicitatieverplichting ook verplichtingen als inschrijving bij het UWV Werkbedrijf, het volgen van een traject sociale activering of scholing.

De in lid d genoemde vrijstelling is gebaseerd op het kortdurend zorgverlof, zoals genoemd in de wet Zorg en Arbeid. De toekenning en registratie van kortdurend zorgverlof wordt opgenomen in de inkoopovereenkomsten met reïntegratiebedrijven. Maatwerk op basis van individuele en/of gezinsomstandigheden en eventuele toepassing van klaarblijkelijke hardheid is hier het devies.

Artikel 6 Budgetplafonds

Het instellen van subsidieplafonds dient twee doelen: a) Het voorkomt dat (posten in) de begroting worden overschreden en b) het vormt een juridische weigeringgrond voor het beschikbaar stellen van een specifieke voorziening. Als het budget voor een specifieke voorziening is uitgeput, dan kan deze voorziening niet meer worden aangeboden. In dat geval wordt zo mogelijk een andere voorziening ingezet.

De wettelijke basis voor het instellen van subsidieplafonds is geregeld in artikel 4.22 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

In artikel 4.21 van de Algemene wet bestuursrecht is de aanspraak op bepaalde voorzieningen geregeld. De voorzieningen worden beschikbaar gesteld met bepaalde doeleinden. De gebruiker wordt geacht medewerking te geven aan de doeleinden van de voorzieningen. De aanspraak geldt dus onder die voorwaarde en voor zover aangenomen mag worden dat uitkeringsgerechtigde aangewezen is op deze voorziening. Waarin dit artikel sprake is van nadere bepalingen in een uitvoeringsbesluit, worden die bepalingen ook opgenomen in het uitvoeringsbesluit.

Artikel 17 van de WWB bepaalt dat personen op wie een voorziening van toepassing is verplicht zijn mee te werken aan het verstrekken van gevraagde informatie.

Artikel 8 Reïntegratietrajecten

Dit artikel regelt onder andere de sluitende aanpak voor jongeren en nieuwe aanvragers van een uitkering. Jongeren van 15 tot 18 vallen nu ook onder de sluitende aanpak als de individuele situatie daar om vraagt. Partiele leerplicht behoeft dit niet in de weg te staan als de actie is gericht op het verkrijgen van een bij de persoon passende startkwalificatie en/of plaats op de arbeidsmarkt. Voorliggende voorzieningen dienen eerst te worden aangewend. Deze sluitende aanpak, was tot de inwerkingtreding van de WWB geregeld in de Wiw en in de afspraken onder de Agenda voor de Toekomst.

Gedeeltelijke vrijstelling als gevolg van zorgtaken vraagt om een zorgvuldige afweging van de persoonlijke omstandigheden van de cliënt. Zorgtaken zullen te allen tijde noodzakelijk en onvermijdbaar moeten zijn.

Artikel 9 van de wet betreft de verplichting algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden en gebruik te maken van de aangeboden voorzieningen.

Artikel 9, 10, 11, 12 en 13

T.a.v. de participatieplaats bepalingen (art. 10 en 13)

Via een participatieplaats kan een langdurig werkloze met behoud van uitkering tijdelijk werkervaring op doen bij een werkgever. De toenadering tot de arbeidsmarkt staat hierbij voorop. Het moet ook gaan om additionele arbeid. Door het opdoen van werkervaring vermindert de afstand van de werkloze tot de arbeidsmarkt en nemen zijn of haar kansen op de arbeidsmarkt toe.

Onder additionele arbeid wordt verstaan een speciaal gecreëerde functie of een al bestaande functie, bovenformatief, die de uitkeringsgerechtigde alleen met begeleiding kan verrichten. In de wet Stimulering Arbeidsparticipatie (Stap), die op 1 januari 2009 is ingegaan, is een bepaling opgenomen die betrekking heeft op participatieplaatsen:

Na 6 maanden krijgen werklozen op een participatieplaats scholing of een opleiding aangeboden;-

Na 6 maanden krijgen werklozen op een participatieplaats een premie aangeboden. De premie is maximaal 2200 euro per jaar. Na een jaar betaalt de werkgever de premie;-

Ook WW’ers die meer dan een jaar werkloos zijn kunnen ingezet worden op een participatieplaats.-

Begeleiding van de mensen is een belangrijk aspect van de participatieplaatsen. De invulling hiervan is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Het ligt in de rede dat regelmatig wordt gekeken naar het functioneren van de betrokkene en bezien wordt of de desbetreffende participatieplaaats nog steeds de juiste weg naar werk is. Daarnaast is het belangrijk dat er goede begeleiding plaatsvindt bij het uitvoeren van de werkzaamheden. Dit is de verantwoordelijkheid van de werkgever. Het maken van afspraken tussen gemeente en uitkeringsgerechtigde over de uitwerking van de participatieplaats zorgt ervoor dat alle partijen optimaal worden betrokken.

Negen maanden na aanvang van de werkzaamheden op de participatieplaats moet de gemeente beoordelen of de werkzaamheden de kans op werk van betrokkene hebben vergroot. Als dat niet het geval is, wordt de participatieplaats na 12 maanden beëindigd. Wanneer dat wel het geval is kan de participatieplaats worden verlengd. Na twee jaar kan maximaal nog twee maal met een jaar worden verlengd.

T.a.v. bepalingen uit de WWB (art. 9, 11, 22 en 16)

18 19worden een aantal specifieke voorzieningen genoemd die door het College kunnen worden ingezet. In artikel is geregeld dat het college ook nieuwe door de "reïntegratiemarkt ontwikkelde voorzieningen, kan inzetten. Vanuit het BVG kan mede de reïntegratie voor de gemeentelijke doelgroepen gestalte krijgen, zulks in samenwerking met regionale werkgevers, en het UWV Werkbedrijf.In artikel 7, eerste lid van de wet wordt melding gemaakt van voorzieningen, zonder dat deze concreet worden genoemd. Dat kan ook niet, omdat gemeenten daaraan hun eigen invulling kunnen geven. In artikel 9 t/m

Deze premieregeling vervangt de premieregeling zoals die onder de Abw van toepassing was. De in dit artikel genoemde premies zijn beloningen, uitsluitend bestemd voor uitkeringsgerechtigde werkzoekenden. Deze premieregeling breekt voor nieuwe werknemers met het verlenen van premies voor het verrichten van vrijwilligerswerk of het deelnemen aan scholing. (Personen die al een premie ontvangen blijven deze ontvangen. Artikel 22 biedt daarvoor de mogelijkheid).

Artikel 14 Loonkostensubsidies voor werkgevers gericht op reïntegratie

Er wordt bewust afgezien van een detacheringconstructie waarbij de gemeente zelf als werkgever fungeert. Bij detachering door de gemeente is deze zowel opdrachtnemer als opdrachtgever. Ook arbeidsrechtelijke aspecten spelen hierin een belemmerende rol.

19.Voor een private detacheringconstructie is niet duidelijk of de partijen daartoe voldoende zijn toegerust. Indien later blijkt dat een private constructie voldoende zekerheid en mogelijkheden biedt, kan hierop worden ingespeeld op grond van artikel

Met de loonkostensubsidie worden mogelijkheden geboden voor gesubsidieerde arbeid als vervanging van subsidie op basis van Wiw en de I/D regeling. Gesubsidieerde arbeid kan worden ingezet als voortraject naar reguliere arbeid (opstapbaan). Deze voorziening heeft per definitie een tijdelijk karakter.

Voor sommige personen is gesubsidieerde arbeid echter het hoogst haalbare (vangnetbaan). Ondanks dat mag wettelijk geen structurele gesubsidieerde arbeid als voorziening worden aangeboden, zoals blijkt uit de toelichting op artikel 9 van de wet. Daarnaast bepaalt de Flexwet, dat aansluitend op een tijdelijke arbeidsovereenkomst van maximaal 36 maanden een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd moet worden aangeboden. Daarmee wordt een grens gesteld aan de inzetbaarheid van een vangnetbaan.

Regels voor de subsidiëring zijn opgenomen in het uitvoeringsbesluit.

Artikel 15 Inkomstenvrijlating

15 regelt de criteria waaronder dat is toegestaan. Deze regeling is in de verordening zelf opgenomen en niet in het uitvoeringsbesluit, omdat de genoemde criteria langdurig toepasbaar zijn. Bij de WWB worden de inkomsten netto gekort, bij de IOAW/Z bruto. Dit verklaart het verschil tussen de bedragen.Uitkeringsgerechtigden mogen naast hun uitkering bescheiden inkomsten ontvangen, zoals dat ook onder de Abw het geval was. Artikel

Artikel 16 Premies aan werknemers

Deze premieregeling vervangt de premieregeling zoals die onder de Abw van toepassing was. De in dit artikel genoemde premies zijn beloningen, uitsluitend bestemd voor uitkeringsgerechtigde werkzoekenden.

Deze premieregeling breekt voor nieuwe werknemers met het verlenen van premies voor het verrichten van vrijwilligerswerk of het deelnemen aan scholing. (Personen die al een premie ontvangen blijven deze ontvangen. Artikel 22 biedt daarvoor de mogelijkheid).

Artikel 17 Participatieplaats premies

De hoogte van de premie is van dien aard dat geen risico wordt gelopen met betrekking tot de armoedeval. De hoogte van de premie beïnvloedt derhalve niet in negatieve zin de bereidheid om uit te stromen. Het loont dus ook in geldelijke zin om na de participatieplaats de stap te zetten naar de arbeidsmarkt.

Artikel 18 Overige vergoedingen

De in dit artikel genoemde voorzieningen zijn noodzakelijk om een persoon in staat te stellen werk te aanvaarden.

Het betreft vergoedingen voor kosten die niet als inkomen worden aangemerkt en die over het algemeen in elke CAO als zodanig zijn opgenomen.

Artikel 19 Overige voorzieningen

Met dit artikel wordt de mogelijkheid opengehouden om in de toekomst voorzieningen in te zetten die nu nog niet bekend of ontwikkeld zijn. Dit artikel is vergelijkbaar met het experimenteerartikel 144 uit de Abw.

Hoofdstuk 4 Overgangsbepalingen

Artikel 20 t/m 22

Met de invoering van de WWB vervallen alle landelijke regelingen voor gesubsidieerde arbeid. Het is beleidsmatig en arbeidsrechtelijk niet wenselijk en mogelijk om arbeidsovereenkomsten op gesubsidieerde arbeid af te breken als gevolg van het wegvallen van landelijke regelgeving. Vooral omdat het kwetsbare mensen betreft die al geruime tijd gesubsidieerd, vaak maatschappelijk nuttig werk verrichten.

Deze artikelen betreffen regelingen voor personen die bij de inwerkingtreding van de WWB reeds een gesubsidieerde arbeidsovereenkomst hadden als gevolg van de Wiw of de I/D regeling of personen die een premie ontvingen op grond van premieverordening. Budgettaire redenen kunnen voldoende grond zijn voor het beëindigen van de subsidie voor I/D en WIW banen. Als individuen en I/D en WIW werkgevers verwijtbaar niet meewerken aan de terugkeer naar de arbeidsmarkt is dit voldoende reden om de subsidie voor die specifieke I/D banen te beëindigen dan wel v.w.b. de WIW dienstverbanden dit dienstverband te beëindigen. Verwijtbaar handelen is bijvoorbeeld als de werkgever niet of onvoldoende mee werkt om de werknemer in staat te stellen om te groeien in het werk en de kansen in –en buiten de betreffende organisatie te benutten. Voor de werknemer is er van verwijtbaar handelen sprake als niet of onvoldoende wordt mee gewerkt aan sollicitatie activiteiten en men aanbiedingen van andere werkgevers voor een reguliere baan afwijst en/of men zich zodanig opstelt dat men wordt afgewezen.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 23 Verantwoording

Met de invoering van de WWB is de Raad volledig verantwoordelijk voor de betrokken budgetten

Artikel 24 Hardheidsclausule

Dit artikel betreft handelingsvrijheid voor het college om in bepaalde gevallen af te wijken van de bepalingen in deze verordening

Artikel 25 Inwerkingtreding

Behoeft geen toelichting.

Artikel 26 Citeertitel

Behoeft geen toelichting.