Regeling vervallen per 01-01-2015

Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Moerdijk

Geldend van 04-04-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Moerdijk

Het college van burgemeester en wethouders, in zijn vergadering van 26 maart 2013,

gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht en gelet op de bepalingen in de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Moerdijk

BESLUIT

vast te stellen de volgende beleidsregel:

Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning GEMEENTE MOERDIJK

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning en aanverwante regelingen en de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Moerdijk.

  • 2. In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Verordening: de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Moerdijk.

    • b.

      Persoonsgebonden budget (PGB): een geldbedrag als genoemd in artikel 1 onder w, van de Verordening.

    • c.

      Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 1 onder x, van de Verordening.

    • d.

      Besluit maatschappelijke ondersteuning: de landelijke Algemene Maatregel van Bestuur zoals bedoeld in artikel 15, lid 3, Wmo, waarin regels worden gesteld met betrekking tot de eigen bijdrage.

    • e.

      Bijdrageplichtig inkomen: het bijdrageplichtig inkomen, bedoeld in artikel 4.1 eerste lid Besluit maatschappelijke ondersteuning, bedraagt het inkomen over het peiljaar, vermeerderd met 8% van de grondslag sparen en beleggen over het peiljaar van de ongehuwde verzekerde dan wel 8% van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2 , tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, over het peiljaar van de gehuwde verzekerden.

    • f.

      Peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin aan belanghebbende maatschappelijke ondersteuning is verleend.

    • g.

      Erkende zorginstelling:

    • ·

      Een instelling die is toegelaten tot de Wet toelating zorginstellingen (WTZi). Dit betekent dat er afspraken zijn gemaakt met de zorgkantoren en dat de thuiszorginstelling geregistreerd is als instelling in het kader van de AWBZ en/of de Zvw (Zorgverzekeringswet). Deze erkenning staat op de sites van de betreffende zorginstelling, of

    • ·

      Een instelling met een HKZ-keurmerk (stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector) of een daarmee vergelijkbaar keurmerk.

Hoofdstuk 2 Eigen bijdragen

Artikel 2 De omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel

  • 1.

    Voor de berekening van de door de belanghebbende per periode van vier weken verschuldigde maximale eigen bijdrage/ eigen aandeel wordt aangesloten bij artikel 4.1 Besluit maatschappelijke ondersteuning:

  • a.

    voor de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt € 18,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 23.208,-- het bedrag van € 18,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 23.208,--;

  • b.

    voor de ongehuwde die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt € 18,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 16.257,-- het bedrag van € 18,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 16.257,--;

  • c.

    voor de gehuwde personen indien een van beide de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt € 26,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 28.733,-- het bedrag van € 26,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 28.733,--;

  • d.

    voor de gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt € 26,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 22.676,-- het bedrag van € 26,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 22.676,--.

Het bovenstaande is voor individuele Wmo-voorzieningen v ertaald naar de onderstaande tabel

Groepen

Maximale eigen bijdrage per 4 weken voor personen beneden de inkomensgrens

Inkomensgrens waarboven 1/13 van 15% van het meerinkomen bovenop de eigen bijdrage van kolom 2 wordt geheven

Groep A

ongehuwd en de pensioengerechtigde leeftijd nog niet bereikt

€ 18,60

€ 23.208,--

Groep B

ongehuwd en de pensioengerechtigde leeftijd bereikt

€ 18,60

€ 16.257,--

Groep C

Gehuwd en de pensioengerechtigde leeftijd nog niet bereikt

€ 26,60

€ 28.733,--

Groep D

Gehuwd en de pensioengerechtigde leeftijd bereikt

€ 26,60

€ 22.676,--

  • 2.

    De bedragen genoemd in het eerste lid worden jaarlijks gewijzigd conform artikel 4.5 Besluit maatschappelijke ondersteuning.

  • 3.

    De hoogte en de duur van de maximale eigen bijdrage/ het eigen aandeel is bij:

  • a.

    Hulp bij het huishouden: de werkelijke kostprijs per uur in natura dan wel het uitgekeerde PGB, voor de gehele duur van de verstrekking.

  • b.

    Voor voorzieningen verstrekt in de vorm van een PGB niet zijnde hulp bij het huishouden het bedrag van het verstrekte PGB gedurende maximaal 65 perioden van 4 weken

  • c.

    Bij een in eigendom verstrekte roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die in eigendom is van de belanghebbende: het bedrag van de verstrekking dan wel aanpassing, gedurende maximaal 39 perioden van 4 weken.

  • d.

    Bij voorzieningen voor het wonen in een geschikt huis die in bruikleen zijn verstrekt: het bedrag van de verstrekking gedurende maximaal 65 perioden van 4 weken.

  • e.

    Bij vervoersmiddelen die niet in eigendom zijn verstrekt en voorzieningen voor het wonen in een geschikt huis die in huur zijn verstrekt: de (huur) kosten van de voorziening voor de totale duur dat de belanghebbende over de voorziening beschikt.

  • f.

    Een aanpassing van een in eigendom zijnde auto: het bedrag van de aanpassing, gedurende maximaal 39 perioden van 4 weken.

  • g.

    Voor gemaximeerde en forfaitaire financiële tegemoetkomingen is geen eigen bijdrage verschuldigd.

  • 4.

    Bij een PGB wordt de eigen bijdrage niet ingehouden op het uit te keren PGB-bedrag. Dit betekent dat belanghebbende, evenals bij voorzieningen in natura, uit eigen middelen geld moet reserveren om de eigen bijdrage te betalen. Het PGB is niet bedoeld om de eigen bijdrage te betalen.

Hoofdstuk 3 Persoonsgebonden budget

Artikel 3 Verstrekking van een PGB

  • 1. Een PGB wordt alleen verstrekt voor individuele Wmo-voorzieningen.

  • 2. Het PGB kan alleen worden besteed aan het bereiken van het resultaat zoals dat door het College bij beschikking is aangegeven aan de belanghebbende.

  • 3. Na verzending van de beschikking en na het overleggen van de ondertekende zorgovereenkomst of de originele factuur wordt het PGB, eventueel in delen, ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de belanghebbende.

  • 4. Het PGB voor hulp bij het huishouden wordt per vier weken uitbetaald.

  • 5. Het PGB voor de aanschaf van hulpmiddelen wordt geacht toereikend te zijn voor een periode van minimaal vijf jaar en maximaal de technische levensduur van de voorziening.

Artikel 4 Uitzonderingen verstrekking PGB

In navolging van artikel 14, lid 1, van de Verordening verstrekt het College geen persoonsgebonden budget (PGB) als er sprake is van de volgende overwegende bezwaren:

  • a.

    Als er op grond van aanwijzingen die tijdens het gesprek en (eventueel) onderzoek aan het licht zijn gekomen, de overtuiging bestaat dat belanghebbende problemen zal hebben bij het omgaan met het persoonsgebonden budget tenzij belanghebbende beschikt over een toegewezen bewindvoerder, een toegewezen mentor of aangewezen mantelzorger die zorg kan dragen voor het financiële beheer.

  • b.

    Als belanghebbende deelneemt aan een schuldsaneringstraject.

  • c.

    Als belanghebbende zodanige schulden heeft dat de overtuiging bestaat dat het PGB niet besteed wordt aan het doel waarvoor het is verstrekt.

  • d.

    Als aan belanghebbende eerder een PGB is verleend op grond van de Verordening en belanghebbende zich niet gehouden heeft aan de bij de verlening van dat eerdere PGB opgelegde verplichting(en).

  • e.

    Als aannemelijk is dat als gevolg van een progressief ziektebeeld van belanghebbende een voorziening in natura doeltreffender is en de beperkingen beter kan compenseren bij veranderende omstandigheden.

Artikel 5 Verplichtingen PGB

  • 1. Het College kan de belanghebbende verzoeken bewijsstukken te overleggen inzake de besteding van zijn of haar persoonsgebonden budget.

  • 2. Belanghebbende bewaart de rekening(en) dan wel het betalingsbewijs (betalingsbewijzen) en indien van toepassing het onderhoudscontract van de met het PGB gerealiseerde voorziening tot één jaar na de aanschaf van de voorziening.

  • 3. Bij een PGB voor hulp bij het huishouden bewaart de belanghebbende de urenoverzichten en de overzichten van de salarisbetalingen aan te tonen middels bank-giro overzichten, gedurende 5 jaar.

  • 4. De voorziening die belanghebbende met het PGB inkoopt om het door het College in de beschikking aangegeven resultaat te bereiken dient compenserend, veilig, op belanghebbende gericht en kwalitatief verantwoord te zijn.

  • 5. Belanghebbende dient een particuliere aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten voor schade die door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan.

Artikel 6 Hoogte PGB voor hulp bij het huishouden

  • 1. Belanghebbende kan kiezen voor de inzet van een particuliere hulp bij het huishouden of hulp bij het huishouden via een erkende zorginstelling (HbH regulier).

  • 2. De hoogte van een persoongebonden budget voor hulp bij het huishouden is gebaseerd op het gemiddelde van de natura-tarieven voor gecontracteerde zorgaanbieders. Indien met het PGB een particuliere hulp wordt ingezet bedraagt het PGB uurtarief 75% van het gemiddelde van de natura-tarieven van de gecontracteerde zorgaanbieders. Indien met het PGB een erkende zorginstelling wordt ingezet bedraagt het PGB uurtarief 100% van het gemiddelde van de natura-tarieven van de gecontracteerde zorgaanbieders.

  • 3. Voor de inzet van een particuliere hulp als bedoeld in het eerste lid wordt voor hulp bij het huishouden 1 een bedrag van € 16,80 per uur en voor hulp bij het huishouden 2 een bedrag van € 20,00 per uur beschikbaar gesteld om hulp bij het huishouden in te kopen.

  • 4. Voor de inzet van een erkende thuiszorginstelling als bedoeld in het eerste lid wordt voor hulp bij het huishouden 1 een bedrag van € 22,37 per uur en voor hulp bij het huishouden 2 een bedrag van € 26,70 per uur beschikbaar gesteld om hulp bij het huishouden in te kopen.

  • 5. In geval nieuwe overeenkomsten voor hulp bij het huishouden in natura worden gesloten wordt vanaf de ingangsdatum van deze overeenkomsten het natura-tarief van deze overeenkomsten voor nieuwe PGB- toekenningen voor hulp bij het huishouden als uitgangspunt gebruikt voor het vaststellen van de hoogte van het PGB conform het bepaalde in het tweede lid.

Artikel 7 Ondersteuning PGB houder hulp bij het huishouden

Het College biedt belanghebbende die gebruik maakt van een PGB voor hulp bij het huishouden kosteloos ondersteuning door de Sociale Verzekeringsbank aan bij de verplichtingen die het PGB voor hulp bij het huishouden met zich meebrengt.

Artikel 8 Hoogte PGB voor hulpmiddelen

  • 1. Het PGB voor rolstoelvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en woonvoorzieningen wordt bepaald op basis van het bedrag voor de goedkoopst compenserende voorziening in natura. Dit betreft de aanschafprijs en kosten voor onderhoud-en reparatie en indien van toepassing verzekeringskosten gedurende de minimale toekenningsduur van het PGB zoals bepaald in artikel 3 lid 5.

  • 2. Op basis van onderzoek naar marktconforme tarieven wordt de hoogte van het PGB voor de aanschaf van rolstoelvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en woonvoorzieningen vastgesteld.

  • 3. Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering voor rolstoelvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en woonvoorzieningen wordt op basis van onderzoek naar marktconforme tarieven vastgesteld.

  • 4. Als een voorziening na de minimale termijn zoals bedoeld in artikel 3 lid 5 nog adequaat is wordt geen nieuw PGB voor de aanschafkosten toegekend. Wel wordt jaarlijks een PGB toegekend voor de instandhoudingskosten conform hetgeen bepaald is in het derde lid.

Hoofdstuk 4 Financiële tegemoetkomingen

Artikel 9 Financiële tegemoetkoming

Een financiële tegemoetkoming wordt alleen verstrekt voor de in hoofdstuk 4 van dit besluit genoemde zaken.

Artikel 10 Financiële tegemoetkoming voor keuring, onderhoud en reparatie

  • 1. Een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt voor keuring, onderhoud van de hieronder opgesomde woonvoorzieningen:

  • a. rolstoel-of sta-plateauliften

  • b. woonhuisliften

  • c. Hefplateauliften

  • d. Balansliften

  • e. de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel.

  • f. Elektromechanische openings-en sluitingsmechanismen van deuren.

  • 2. De omvang van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in lid 1, wordt na overleg van de prijsopgave bepaald en na overleg van de factuur betaald.

  • 3. Voor stoelliften die in bruikleen worden verstrekt worden de kosten van keuring, onderhoud en reparatie rechtstreeks aan de leverancier betaald.

Artikel 11 Financiële tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting

  • 1. Voor tijdelijke huisvesting kan het College een financiële tegemoetkoming verlenen.

  • 2. De hoogte van de gemaximeerde financiële tegemoetkoming bedraagt de werkelijke kosten met een maximum van het bedrag van de maximale subsidiabele huur op grond van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 12 Financiële tegemoetkoming voor huurderving

  • 1. In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 7.500,- is aangepast, kan het College een gemaximeerde financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden na de eerste maand huurderving die niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

  • 2. De hoogte van de gemaximeerde financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op de werkelijke kosten per maand met een maximum van het bedrag van de maximale subsidiabele huur op grond van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 13 Financiële tegemoetkoming voor woningsanering

De gemaximeerde financiële tegemoetkoming voor woningsanering in verband met COPD betreft uitsluitend vloerbedekking en gordijnen. De gemaximeerde financiële tegemoetkomingen bedragen de werkelijke kosten met een maximum voor vloerbedekking van € 58,35 per strekkende meter en met een maximum voor gordijnen van € 16,50 per strekkende meter.

Artikel 14 Financiële tegemoetkoming voor verhuiskosten

  • 1. De forfaitaire financiële tegemoetkoming voor verhuizing naar een aangepaste woning bedraagt € 3.193,00

  • 2. De forfaitaire financiële tegemoetkoming voor verhuiskosten voor degene die voor belanghebbende een aangepaste woning vrijmaakt bedraagt € 4.222,00.

Artikel 15 Hoogte financiële tegemoetkoming voor woningaanpassingen

  • 1. Voor standaard woningaanpassingen, zoals genoemd in bijlage 1 van dit Besluit, wordt op basis van onderzoek naar marktconforme tarieven de hoogte van de financiële tegemoetkoming vastgesteld.

  • 2. Voor niet –standaard woningaanpassingen wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming vastgesteld aan de hand van door de eigenaar van de woning opgevraagde offertes.

  • 3. In navolging van het in het tweede lid gestelde dienen minimaal twee offertes overlegd te worden. Het College kan een tegenofferte opvragen.

Artikel 16 Kosten van woningaanpassingen

De volgende kosten in het kader van een woningaanpassing kunnen in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de financiële tegemoetkoming:

  • -

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

  • -

    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

  • -

    Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in Standaardvoorwaarden en Rechtsverhouding Opdrachtgever-Architect 1997 (SR 1997) van de Bond Nederlandse Architecten (BNA). Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen;

  • -

    De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

  • -

    De leges voorzover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

  • -

    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

  • -

    Renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

  • -

    De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk als niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden;

  • -

    De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

  • -

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

  • -

    De kosten van aansluiting op een openbare nutsvoorziening;

  • -

    De administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de aanvrager, voor zover de kosten die in artikel 16 van dit besluit genoemd worden meer dan € 1000,-- bedragen, 10% van die kosten, met een maximum van € 350,--.

Artikel 17 Financiële tegemoetkoming voor het lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1.

    1.De financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten voor het zich lokaal verplaatsen bedraagt voor:

    a. de kosten voor het gebruik van een (eigen) auto een forfaitaire financiële tegemoetkoming van € 1.301,00 per jaar;

    b. de kosten voor het gebruik van een taxi een gemaximeerde financiële tegemoetkoming van maximaal € 3.962,00 per jaar, op basis van declaraties;

    b. de kosten voor het gebruik van een rolstoeltaxi een gemaximeerde financiële tegemoetkoming van maximaal € 4.478,00 per jaar, op basis van declaraties.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid krijgen partners met een gezamenlijke huishouding per persoon maximaal 75% van het normbedrag vergoed als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    De financiële tegemoetkoming voor aanpassing van de eigen auto wordt bepaald aan de hand van door de belanghebbende opgevraagde offertes. De belanghebbende moet hiertoe minimaal twee offertes overleggen.

Artikel 18 Collectief vervoer

  • 1. Om het in artikel 10 van de verordening genoemde resultaat van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel te bereiken kan het College een individuele Wmo voorziening die collectief georganiseerd is inzetten in de vorm van een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer, het zogenaamde deeltaxi systeem.

  • 2. Aan de belanghebbende die in aanmerking komt voor het deeltaxisysteem wordt een deeltaxipas verstrekt op vertoon waarvan belanghebbende gebruik kan maken van de deeltaxi tegen betaling van de voor de betreffende rit benodigde strippen.

  • 3. Voor de tarifering van het deeltaxisysteem wordt dezelfde zone-indeling en strippensysteem gehanteerd als bij het openbaar vervoer.

  • 4. Het collectief vervoer kent een binnengebied en een buitengebied. Het binnengebied is het grondgebied van de 18 deelnemende gemeenten van de regio West Brabant. In dit gebied kan naar elk willekeurig adres gereisd worden. Het buitengebied is de strook rondom het binnengebied. Met de deeltaxi kan gereisd worden van het binnengebied naar het buitengebied en omgekeerd. Het is niet mogelijk om tussen twee plaatsen in het buitengebied te reizen.

  • 5. In het binnengebied is voor elke rit tot en met de vijfde openbaar vervoerszone, ongeacht het vertrek- of aankomstadres, het Wmo-tarief verschuldigd. Dit is een bijdrage gebaseerd op een basistarief van één strip vermeerderd met een strip per zone. Het basistarief per strip wordt vastgesteld door de bestuurscommissie Kleinschalig Collectief Vervoer (tarief 2013 is €0,60 per strip).

  • 6. Daarnaast is het hele grondgebied van de gemeente Moerdijk bereisbaar tegen het Wmo-tarief en kan naar de kernen van Breda en Roosendaal alsmede naar het Amphia ziekenhuis in Oosterhout vanuit elk adres in de gemeente Moerdijk tegen het Wmo-tarief gereisd worden.

  • 7. Ingaande het 6e openbare vervoerszone is het tarief van € 4,75 (tarief 2013) per zone verschuldigd door alle reizigers;

  • 8. Een belanghebbende kan zich door één begeleider laten vergezellen. Voor de begeleider gelden de tarieven zoals genoemd in het vijfde en zevende lid. Als begeleiding om medische redenen naar het oordeel van het College noodzakelijk is dan is het vervoer van deze begeleider om medische redenen gratis.

  • 9. De betaling door de belanghebbende wordt door de vervoerder in ontvangst genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt.

Artikel 19 Financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening

  • 1. De gemaximeerde financiële tegemoetkoming voor de aanschaf en het onderhoud inclusief reparaties voor een sportvoorziening bedraagt maximaal € 3.175,00.

  • 2. De hoogte van de in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming wordt vastgesteld aan de hand van door de belanghebbende opgevraagde offertes,

  • 3. Belanghebbende dient minimaal twee offertes te overleggen.

  • 4. De gemaximeerde financiële tegemoetkoming wordt na overleg van de factuur achteraf bepaald en betaald.

  • 5. De in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming wordt verstrekt voor de duur van minstens drie jaar en maximaal de technische levensduur van de voorziening.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na publicatie.

Artikel 21 Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als ‘Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Moerdijk’.

Vastgesteld in de vergadering van het college d.d.26 maart 2013,

de gemeentesecretaris, de burgemeester,

Drs. A.E.B. Kandel J.P.M. Klijs

Bijlage 1 Standaard woningaanpassingen

Douchezitting

Douchezitting met rugleuning

Douchezitting met rugleuning en armleggers

Extra hulppoten voor douchezitje

Set contraplaten voor douchezitje

Douchezitting met rugleuning en armleggers op statief

Wandbeugel 200-800 mm

Wandbeugel 900-1.400mm

Contraplaten wandbeugels

Vaste wastafelbeugel

Vaste toiletbeugel

Opklapbare toiletbeugel

Contraplaat opklapbare toiletbeugel

Extra hulppoot voor toiletbeugel

Extra vloerstatief voor toiletbeugel

Trapspilbeugel

Verplaatsen beugel

Antislipcoating badkamer

Verwijderen betegelde doucheopstand

Verwijderen bad en maken douchehoek

Verwijderen douchebak en maken douchehoek

Ophanghaakje handdouche

Handdouche met ophanghaakje

Nieuwe douchemengkraan

Meerprijs thermosstatische kraan

Verplaatsen radiator

Wegnemen douchewand

Verplaatsen douchewand

Aanpassen en verwijderen onderdorpel binnendeur

Ophogen paden / terrassen