Regeling vervallen per 19-07-2012

Erfgoedverordening gemeente Moerdijk

Geldend van 01-10-2010 t/m 18-07-2012

Intitulé

Erfgoedverordening gemeente Moerdijk

De raad van de gemeente Moerdijk, in zijn vergadering van 3 juni 2010,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 april 2010,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 12, 14, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,

BESLUIT

vast te stellen de volgende verordening:

ERFGOEDVERORDENING GEMEENTE MOERDIJK 2010

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

a.Beschermd rijksmonument:

onroerend monument die is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

b.Monumentencommissie:

de op basis van art.15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het monumentenbeleid;

c.Eigenaren en zakelijk gerechtigden:

degenen die in het kadastrale register als eigenaren en zakelijke gerechtigden van een monument zijn ingeschreven;

d.Bouwhistorisch onderzoek:

in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument (pand, object, bouwwerk) in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, een bouwhistorische verkenning, een bouwhistorische opname en/of een bouwhistorische ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek;

e.Landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden:

landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans;

f.Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant:

topografische kaart van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische gebieden zijn aangegeven;

g.Archeologisch verwachtingsgebied:

gebied, aangegeven op de archeologische waardekaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

h.Hoge verwachtingswaarde:

grote kans op archeologische vondsten of informatie;

i.Middelhoge verwachtingswaarde:

gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

j.Lage verwachtingswaarde:

kleine kans op archeologische vondsten of informatie;

k.Programma van eisen:

programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek. Inclusief een plan van aanpak dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

l.Bevoegd gezag:

Bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • m.

    Archeologisch monument: terrein dat van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde.

  • n.

    Beschermd stads- en dorpsgezicht:

Is een gebied dat van algemeen belang is door de cultuurhistorische waarde. Hiermee vallen zij onder artikel 20 van de Monumentenwet van 1988.

Hoofdstuk 2 Rijksmonumenten

Artikel 2 De schriftelijke aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht (Bor) voor een vergunning en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in 4-voud ingediend.

Artikel 3 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de monumentencommissie;

  • 2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen 8 weken na de datum van verzending van het afschrift.

Artikel 4 Monumentencommissie

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders wijst de leden van de monumentencommissie aan;

  • 2. Binnen de commissie zijn minimaal 2 leden deskundig op het gebied van de monumentenzorg;

  • 3. De commissie bestaat uit maximaal 5 leden.

Artikel 5 Procedure

  • 1.

    Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning met de naar voren gebrachte zienswijzen aan de monumentencommissie;

  • 2.

    De monumentencommissie brengt haar advies uit aan het bevoegd gezag;

Artikel 6 Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 7 Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

Hoofdstuk 3 beschermd stads- en dorpsgezicht

Artikel 8 Procedure

  • 1.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over iedere aanvraag om vergunning die betrekking heeft op een locatie die valt binnen een aangewezen beschermd stads- en dorpsgezicht, als bedoeld in artikel 1 lid n;

  • 2.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 5 weken na de datum van verzending van het afschrift.

Hoofdstuk 4 Instandhouding van archeologische terreinen

Artikel 9 Instandhoudingbepaling

  • 1.

    Het is verboden om in een archeologisch monument, bedoeld in artikel 1, onder m een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder g, de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren.

  • 2.

    Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien;

    • a.

      het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, en waarbij die verstoring plaatsvindt:

      • ·

        in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 90 m2, of;

      • ·

        in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 50 m2, of;

      • ·

        in een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 50 m2.

    • b.

      in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

    • c.

      sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hierin voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

    • d.

      het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke archeologische waardenkaart of de gemeentelijke beleidsadvieskaart, dan wel bij het ontbreken daarvan,de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden;

    • e.

      een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

      • ·

        het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of

      • ·

        de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of

      • ·

        in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 10 Opgravingen en begeleiding

  • 1.

    Indien binnen het grondgebied van de gemeente Moerdijk onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:

    • a.

      het college een programma van eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1 onder k, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.

    • b.

      de verstoorder een programma van eisen, bedoeld in artikel 1 onder k van deze verordening, ter goedkeuring aan het bevoegd gezag dient te overleggen.

  • 2.

    In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het programma van eisen. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen.

  • 3.

    Om te kunnen beoordelen of het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het bevoegd gezag advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische monumentenzorg.

Artikel 11 Procedure

De bepalingen uit artikel 2, 3, 4 en 5 van overeenkomstige toepassing op de bepalingen uit artikel 9, tweede lid, onder e, en artikel 10, eerste lid, onder b van deze verordening.

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

Artikel 12 Tegemoetkoming in schade

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:

  • a.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder d;

  • b.

    een aanwijzing als bedoeld in artikel 10, tweede lid, tweede volzin.

Artikel 13 Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met artikel 9 met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, onder e, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 14 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de personen die zijn aangesteld als Buitengewoon Opsporingsambtenaar van de gemeente Moerdijk. Voorts zijn met toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt;

  • 2.

    De verordening wordt met inachtneming van de bepalingen in de Gemeentewet bekendgemaakt in huis aan huis blad de Moerdijkse Bode;

  • 3.

    De Monumentenverordening gemeente Moerdijk 2004, vastgesteld op 28 oktober 2004, wordt ingetrokken op het moment van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 16 Overgangsrecht

Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 15 ingetrokken verordening.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening gemeente Moerdijk.

Vastgesteld in de vergadering van de raad d.d. 3 juni 2010,

de griffier,de voorzitter,

J.A.M. HereijgersDrs. W.M.J. Denie