Regeling vervallen per 01-04-2009

Uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Moerdijk 2008

Geldend van 23-04-2008 t/m 31-03-2009

Intitulé

Uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Moerdijk 2008

Het college van de gemeente Moerdijk, in zijn vergadering van 8 april 2008,

gelet op artikelen 2, 12, 13, 15 en 16 van de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand (WWB) gemeente Moerdijk 2008,

BESLUIT

vast te stellen het volgend uitvoeringsbesluit:

UITVOERINGSBESLUIT REÏNTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE MOERDIJK 2008

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Zie de reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Moerdijk 2008

HOOFDSTUK 2 REGELS TEN AANZIEN VAN LOONKOSTENSUBSIDIE

Artikel 2 Loonkostensubsidie

  • 1. Het college verleent aan een werkgever een subsidie voor de loonkosten van een werknemer die in het kader van een reïntegratietraject gericht op instroom in algemeen geaccepteerde arbeid ten behoeve van die werkgever werkt. Hiertoe is door het reïntegratiebedrijf en/of de gemeente Moerdijk een trajectplan opgesteld.

  • 2. Aan werkgevers die een persoon in dienst nemen die tenminste 6 maanden als werkloos werkzoekende staat ingeschreven bij het CWI en behoort tot de doelgroep jongeren wordt een éénmalige loonkostensubsidie verstrekt van maximaal € 3800,- netto per 9 maanden. Deze subsidie wordt alleen verstrekt indien de werkgever een arbeidscontract aanbiedt van tenminste 9 maanden.

  • 3. Aan werkgevers die een uitkeringsgerechtigde in dienst nemen die 12 maanden als werkloos werkzoekende staat ingeschreven bij het CWI, of behoort tot de doelgroep structureel functioneel beperkten of ouderen, wordt een éénmalige loonkostensubsidie verstrekt van maximaal € 9.000,- netto per 9 maanden. Deze subsidie wordt alleen verstrekt indien de werkgever een arbeidscontract aanbiedt van ten minste 9 maanden.

  • 4. Aan werkgevers die een uitkeringsgerechtigde in dienst nemen die tenminste 24 maanden als werkloos werkzoekende staat ingeschreven bij het CWI wordt een loonkostensubsidie verstrekt van maximaal 90% van het bruto wettelijk minimumloon gedurende maximaal 18 maanden. Deze subsidie wordt alleen verstrekt indien de werkgever een arbeidscontact aanbiedt van ten minste 9 maanden. De subsidie wordt gedurende maximaal 18 maanden verstrekt.

  • 5. Aan werkgevers die een uitkeringsgerechtigde in dienst nemen die tenminste 36 maanden als werkloos werkzoekende staat ingeschreven bij het CWI, wordt een loonkostensubsidie verstrekt van maximaal 100% van het bruto wettelijk minimumloon gedurende maximaal 18 maanden. Deze subsidie wordt alleen verstrekt indien de werkgever een arbeidscontract aanbiedt van ten minste 9 maanden. De subsidie wordt gedurende maximaal 18 maanden verstrekt.

  • 6. De subsidie is gebaseerd op dienstverbanden van 32 uren per week. Het subsidiebedrag wordt naar rato verlaagd bij een dienstverband van minder dan 32 uur per week, voor zover de betrokken uitkeringsgerechtigde zich voor (toeleiding naar) arbeid beschikbaar houdt voor het uit hoofde van de uitkering minimaal vereiste aantal uren.

  • 7. De subsidie voor loonkosten moet worden aangevraagd voorafgaand aan of tijdens het subsidietijdvak of uiterlijk na afloop van de in dit artikel van toepassing zijnde termijnen.

  • 8. Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten waarvoor, al dan niet door de gemeente reeds een andere subsidie wordt verstrekt.

  • 9. De “Direct Werk” mogelijkheid, met als variant “tijdelijk dienstverband” waarbij een verloningsorganisatie wordt ingeschakeld kent een maximale subsidie van 110%.

Artikel 3 Subsidie/premievoorwaarden

  • 1. De subsidie wordt alleen verstrekt als de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werknemer waarvan vooraf door of namens het college is vastgesteld dat deze tot de beoogde doelgroep behoort.

  • 2. De subsidie wordt slechts verstrekt als het gaat om een arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer voor een dusdanig aantal uren wordt aangesteld, dat zijn netto salaris meer bedraagt dan het voor hem geldende bijstandsniveau en het bruto salaris per saldo niet meer bedraagt dan 110% van het bruto wettelijk minimumloon.

  • 3. Uit hoofde van artikel 6 van de reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Moerdijk 2008 vormt het door het college jaarlijks ingestelde subsidie- of budgetplafond en/of het plafond voor het aantal personen dat in aanmerking kan komen voor een door de gemeente gesubsidieerde arbeidsplaats een weigeringgrond bij de aanspraak op subsidie en of premie.

HOOFDSTUK 3 REGELS TEN AANZIEN VAN VRIJSTELLING

Artikel 4 Vrijstelling

  • 1. Aan uitkeringsgerechtigde wordt bij het vaststellen van een reïntegratietraject rekening gehouden met de individuele omstandigheden van de betrokkene en het bepaalde in artikel 9, lid 2 en 4 van de wet. Indien de afstemming tussen de arbeidsinschakeling en de zorgtaak van de ouder niet direct gerealiseerd kan worden, kan tijdelijk gedeeltelijke of volledige vrijstelling van sollicitatieverplichtingen worden verleend voor de duur dat het noodzakelijk is deze afstemming alsnog te realiseren.

  • 2. Aan personen van 57,5 jaar en ouder, wordt uit hoofde van artikel 5, lid c van de Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand Gemeente Moerdijk 2008, tijdelijk vrijstelling van sollicitatieverplichtingen verleend, indien in samenspraak met het CWI is komen vast te staan dat voor deze personen geen arbeidsmarktperspectief aanwezig is, gelet op de situatie op de arbeidsmarkt. Voorwaarde is dat het CWI hier een schriftelijke verklaring over heeft gegeven.

  • 3. Aan personen met medische beperkingen wordt (tijdelijk voor de duur van 18 maanden) afhankelijk van het vastgesteld percentage van de structureel functionele beperking vrijstelling van arbeidsverplichting verleend betrekking hebbend op het die omvang en aard van werkzaamheden, waarvoor men medisch is afgekeurd.

HOOFDSTUK 4 REGELS TEN AANZIEN SCHOLING EN LEERWERKERVARINGSPLAATS

Artikel 5 Noodzakelijke scholing

  • 1. Scholingstrajecten worden aangeboden aan personen in een reïntegratietraject, met inbegrip van gesubsidieerde banen, indien scholing noodzakelijk is om instroom in algemeen geaccepteerde arbeid te realiseren. Scholing die langer duurt dan twee jaar wordt in de regel geacht niet gericht te zijn op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid en wordt derhalve in de regel niet toegestaan.

  • 2. De te starten scholing moet aansluiten op de mogelijkheden van betrokkene en de behoeften op de arbeidsmarkt.

  • 3. Reïntegratiebedrijven moeten gemotiveerd adviseren of voor een persoon scholing noodzakelijk te achten is en zo ja, van welke aard, op welk niveau en voor welke duur. Hierbij worden door het reïntegratiebedrijf meerdere vergelijkbare scholingoffertes aangevraagd.

  • 4. Indien een beroepsopleiding geïndiceerd wordt met betrekking tot een noodzakelijk geachte reguliere opleidingsvorm en geen studiefinanciering meer kan worden verkregen, kan scholing met behoud van uitkering worden toegestaan onder de volgende voorwaarden: a. elke vorm en niveau van opleiding is in principe mogelijk, voor zover dit leidt tot de vereiste startkwalificatie die minimaal noodzakelijk is voor instroom in algemeen geaccepteerde arbeid. b. de noodzakelijk vastgestelde scholing mag bij aanvang niet langer van duur zijn dan 2 jaar. Als een noodzakelijk geachte scholingsvorm van maximaal 2 jaar echter door (aan belanghebbende niet-verwijtbare) omstandigheden langer duurt, dan kan, op individuele gronden, de periode dat de scholing met behoud van uitkering kan worden gevolgd, zodanig verlengd worden dat de opleiding kan worden afgerond.

  • 5. Als scholing voor een persoon als verplichting is opgenomen in een trajectplan, worden de kosten daarvan door het College vergoed. Het gaat hierbij om directe scholingskosten (kosten scholing zelf, verhoogd met de aanschafkosten van benodigde boeken, ander lesmateriaal) en de reiskosten. De kosten van de scholing zelf worden in de regel rechtstreeks betaalbaar gesteld aan de scholingsinstelling.

Artikel 6 Leerwerkervaringsplaatsen

  • 1. Het doel van de leerwerkervaringsplaats is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 2. Deze werkervaringsplaats duurt maximaal 3 maanden, met de mogelijkheid tot verlenging met dezelfde termijn.

  • 3. Het college plaatst een persoon slechts indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 4. In een schriftelijke overeenkomst met de inlenende werkgever wordt tenminste vastgelegd het doel van de werkervaringsplaats, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

  • 5. De organisatie waar personen op een werkervaringsplaats worden geplaatst draagt er zorg voor, dat de geplaatste personen gedurende de duur van de werkervaringsplaats verzekerd zijn tegen wettelijke aansprakelijkheid.

HOOFDSTUK 5 PREMIES

Artikel 7 Premies aan werknemers

  • 1. Personen die in het kader van een naar het oordeel van het college van B&W noodzakelijk te achten reïntegratietraject gevolgd hebben en reguliere arbeid gaan verrichten op fulltime basis ontvangen een eenmalige premie van € 1.500,- nadat ze hierin 9 maanden werkzaam zijn geweest.

  • 2. Premie deeltijdarbeid

    De uitkeringsgerechtigde die reguliere arbeid in een deeltijd dienstbetrekking aanvaardt, waarmee volledig in de kosten van bestaan kan worden voorzien en die niet in aanmerking komt voor een vrijlating van inkomsten als bedoeld in artikel 31, tweede lid onder o van de wet en die onmiddellijk voorafgaand aan de indiensttreding een naar het oordeel van het college van B&W noodzakelijk te achten reïntegratietraject heeft gevolgd, ontvangt na 9 maanden in voornoemde dienstbetrekking werkzaam te zijn geweest, een eenmalige premie naar rato van het aantal uren dat de dienstbetrekking omvat.

  • 3. Ouderen en structureel functioneel beperkten

    Voor een eenmalige premie van € 750,- komen in aanmerking ouderen en structureel functioneel beperkten:

    • a.

      die in aanvulling op inkomsten uit arbeid een uitkering ingevolge de WWB, IOAW of IOAZ ontvangen;

    • b.

      voor wie geen sprake meer is van een reïntegratietraject gericht op algemeen geaccepteerde arbeid;

    • c.

      die geen recht meer hebben op vrijlating van inkomsten wegens het verstrijken van de termijn als bedoeld in artikel 16 van de reïntegratieverordening;

    • d.

      die gedurende 6 maanden na beëindiging van de vrijlating ononderbroken hun werkzaamheden hebben voortgezet.

  • 4. Voorwaarden premies

    De in artikel 1,2 en 3 genoemde premies worden slechts, onder overlegging van een afschrift van de arbeidsovereenkomst en loonstroken over de betreffende periode, toegekend.

    De premie als bedoeld in het tweede en derde lid wordt slechts eenmaal gedurende een uitkeringsperiode verstrekt, ook wanneer de uitkeringsgerechtigde langer dan een jaar inkomsten uit deeltijdarbeid ontvangt.

HOOFDSTUK 6 OVERIGE VERGOEDINGEN

Artikel 8 Reiskosten

  • 1. Aan personen die in verband met het volgen van een reïntegratietraject moeten reizen, wordt een vergoeding verstrekt voor de werkelijke kosten op basis van openbaar vervoer tweede klas, of een vergoeding van € 0,19 per kilometer.

  • 2. Aan personen die in verband met het volgen van een reïntegratietraject vanwege medische redenen gebruik moeten maken van de deeltaxi ontvangen een vergoeding van de werkelijke kosten, voor zover belanghebbende voor deze kosten geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening.

  • 3. Niet voor reiskostenvergoeding komen in aanmerking personen die op grond van hun reïntegratietraject gesubsidieerd werk verrichten.

  • 4. Personen die onkosten hebben in verband met een reïntegratietraject, hebben aanspraak op vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten, onder aftrek van eventueel door een ander verstrekte onkostenvergoeding.

HOOFDSTUK 7 BUDGETPLAFONDS

Artikel 9 Kinderopvang

Kosten van kinderopvang worden vergoed conform de verordening Uitvoering ´Wet Kinderopvang Moerdijk 2005´. Indien geen plaatsen voor kinderopvang zoals bedoeld in de verordening beschikbaar zijn kan vergoeding worden gegeven op grond van de Bijzondere Bijstand voor kinderopvang in het kader van mantelzorg.

Artikel 10 Mantelzorg

Aan personen die zijn vrijgesteld op grond van artikel 5 lid 2 van dit besluit kan gedurende maximaal drie maanden een vergoeding worden verstrekt tot maximaal het gangbare niveau van deze kosten.

Artikel 11 Omvang voorzieningen

  • 1. Het aantal jaarlijks maximaal te subsidiëren loonkostensubsidie banen op grond van onder meer artikel 2 lid 2,3,4 en 5 van dit besluit wordt voor de periode van 1 januari 2008 tot 1 januari 2009, met in achtneming van het tweede lid, vastgesteld op 20 personen en op grond van artikel 2 lid 9, 15 á 20 personen.

  • 2. Het budget voor de in het eerste lid genoemde voorzieningen en de voorzieningen op basis van de artikelen 7 en 8 van dit besluit worden voor de periode van 1 januari 2008 tot 1 januari 2009 door het college vastgesteld mede op grond van de door het ministerie beschikbaar gestelde middelen en de prioriteitsstellingen met betrekking tot (vooral) de lokale arbeidsmarkt.

    Het budget dat voor deze periode in dit kader van de toe te kennen subsidie aan werkgevers beschikbaar is, bedraagt maximaal € 350.000.

    Het budget dat voor deze periode in dit kader aan werknemers toe te kennen premies beschikbaar is, bedraagt voor deze periode maximaal € 72.000.

Artikel 12 Slotbepaling

  • 1. Dit uitvoeringsbesluit treedt in werking één dag na publicatie.

  • 2. De mededeling van de bekendmaking van dit uitvoeringsbesluit wordt, met inachtneming van de bepalingen in de Gemeentewet, gepubliceerd op de gemeentelijke website en in het huis aan huisblad de Moerdijkse Bode.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van het college d.d. 8 april 2008,

de secretaris

Drs. A.E.B. Kandel

de burgemeester

H.W. den Duijn

TOELICHTING OP uitvoeringsbesluit

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel is van belang de definities van de gekozen doelgroepen. De begrenzing is aangebracht bij die doelgroepen die tot de verantwoordelijkheid van de gemeente behoren, inclusief de doelgroep sociale werkvoorziening. Mensen met een WW en WIA uitkering vallen onder de verantwoordelijkheid van het UWV. Binnen de gemeentelijke doelgroep is het voor sommige groepen noodzakelijk extra voorzieningen te treffen, gelet op hun kwetsbare arbeidsmarktpositie. Deze groepen zijn ouderen, structureel functioneel beperkten, jongeren en sociale werkvoorziening. Hoewel allochtonen eveneens een kwetsbare positie innemen is door de keuze van de doelgroepen in hun belang in voldoende mate gewaarborgd. Allochtonen zijn namelijk in belangrijke mate vertegenwoordigd in de genoemde doelgroepen. Aparte benoeming heeft geen meerwaarde en zou alleen maar tot overlapping en stigmatisering werken.

Ten aanzien van het onderdeel Direct Werk door middel van een tijdelijk dienstverband, geldt dat de omvang van het dienstverband zodanig is dat geen beroep kan worden gedaan op een aanvulling op grond van de WWB, tenzij er in de persoon gelegen factoren zijn, die een beperkter betrekkingsomvang rechtvaardigt. Direct Werk met behoud van de uitkering kan duren zolang het volgens het trajectplan nodig is om tot toetreding van de arbeidsmarkt te komen.

Artikel 2

Lid 1: Duidelijk is dat loonkostensubsidie een onderdeel vormt van een traject naar werk. Loonkostensubsidie is derhalve geen doel op zichzelf, maar een middel om het doel van inschakeling in het reguliere arbeidsproces te bevorderen.

Lid 2: Deze subsidie wordt verstrekt aan een doelgroep met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Dit zijn jongeren, waarvan het belang duidelijk is om de periode van de werkloosheid zo kort mogelijk te houden en/of het bereiken van een startkwalificatie, al of niet in combinatie met een baan, die bij de mogelijkheden van de persoon past. Bij de beoordeling van subsidie aan jongeren van 15 tot 18 jaar eerst de voorliggende voorzieningen aanwenden. Ook voor mensen met een uitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet kan het noodzakelijk zijn een subsidie beschikbaar te stellen. Dit zijn doorgaans mensen zonder recent arbeidsmarktverleden. Door de bepaling op te nemen dat men tenminste 6 maanden moet staan ingeschreven als werkzoekende, wordt voorkomen dat subsidie verstrekt moet worden aan mensen die snel bemiddelbaar zijn.

Lid 3: Voorkomen moet worden dat er een grote groep langdurig werklozen ontstaat. Na 12 maanden werkloosheid is er een verhoogd risico dat mensen langdurig op uitkering aangewezen blijven. Een hoge subsidie van 9 maanden moet het voor werkgevers aantrekkelijk maken deze mensen in dienst te nemen. Bij toekenning zal aan werkgevers de voorwaarde moeten worden gesteld dat zij de betrokken uitkeringsgerechtigde een dienstverband aanbieden van tenminste 9 maanden. Omdat structureel functioneel beperkten en ouderen een zeer moeilijke positie innemen op de arbeidsmarkt is de 9 maanden eis voor deze doelgroepen niet van toepassing.

Lid 4 en 5: Mensen die zeer langdurig werkloos zijn lopen het risico in een sociaal isolement terecht te komen. Indien andere voorzieningen niet hebben geleid tot uitstroom kan gesubsidieerd werk een middel zijn om het contact met de arbeidsmarkt niet te verliezen en langs deze weg alsnog aan de reïntegratie te werken. Voor mensen die tenminste 24 maanden werkloos zijn is het mogelijk gedurende 18 maanden een subsidie te verstrekken aan een werkgever om deze mensen in dienst te nemen. Het uiteindelijk subsidiebedrag is afhankelijk van het aantal maanden en is minimaal 9 maanden en maximaal 18 maanden.

Lid 6 : Uitgangspunt is dat mensen door loonkostensubsidie uitkeringsvrij moeten worden. Indien hiervoor aanpassing van het aantal te werken uren noodzakelijk is, dan leidt dat tot aanpassing van de subsidie. Hoewel het uitgangspunt dat mensen uitkeringsvrij moeten worden, onverkort gehandhaafd blijft, is het mogelijk aan werkgevers een loonkostensubsidie te verstrekken voor het gedeeltelijk in dienst nemen van mensen. Wel moet bij deze mensen sprake zijn van belemmeringen ten aanzien van de volledige reïntegratie. Een parttime dienstverband moet worden gezien als noodzakelijke tussenstap naar een dienstverband waarmee men uiteindelijk uitkeringsonafhankelijk wordt.

Lid 7 ; Betaling van de loonkostensubsidie na afloop van het gestelde subsidietermijn en na verantwoording door middel van een arbeidscontract en loonstroken over de periode waarvoor loonkostensubsidie is aangevraagd en toegekend. Bij klaarblijkelijke hardheid bestaat de mogelijkheid om de loonkostensubsidie bij wijze van voorschot eerder uit te betalen, maar nooit meer dan het aantal gewerkte maanden op het moment van voorschot verlening. Er dient terughoudend met deze uitzondering te worden omgegaan, om onverschuldigde betalingen te voorkomen. Toekenningen voor een vervroegde uitbetaling van de loonkostensubsidie dienen te zijn voorzien van een uitvoerige motivering waaruit de klaarblijkelijke hardheid overduidelijk blijkt.

Lid 8 ; De subsidie voor “Direct Werk” met als variant “tijdelijk dienstverband” wijkt af van het voorgaande subsidie mogelijkheden, vanwege het bijzondere karakter in de zin dat aanvragers van een WWB uitkering aan wie de arbeidsvoorwaarden worden opgelegd direct een baan krijgen aangeboden en de subsidie niet vooraf kan worden aangevraagd. De hoogte van de subsidie verschilt, omdat op deze wijze de betreffende aanvrager –wiens afstand tot de arbeidsmarkt in de regel nog niet zo problematisch is dan van de personen aan wie al een WWB uitkering is toegekend –maximaal gestimuleerd wordt tot deelname en volledige medewerking, zulks ten gunste van een snelle terugkeer naar de arbeidsmarkt en ter bevordering van een verdere daling van het uitkeringsbestand.

Artikel 3

Loonkostensubsidie, uitgezonderd de mogelijkheid zoals genoemd in artikel 2 lid 8, wordt alleen toegekend indien vooraf door het college is vastgesteld dat de persoon tot de beoogde doelgroep behoort. De subsidie wordt alleen verstrekt als mensen uitkeringsvrij worden, maar niet meer gaan verdienen dan 130% van het bruto wettelijk minimumloon. De mogelijkheid bestaat om in verband met zorgtaken gesubsidieerd werk met een aanvullende uitkering te combineren. Dit kan alleen indien op grond van individuele toetsing is vastgesteld dat zorgtaken niet in voldoende mate kunnen worden afgestemd op de plicht tot arbeidsinschakeling. Deze uitzonderingsbepaling is ook van toepassing op structureel functioneel beperkten die vanwege hun beperking niet in staat zijn tot volledige arbeidsinschakeling.

Artikel 4

Voor personen tussen de 18 en 65 jaar worden niet langer groepen per definitie uitgesloten van reïntegratie. Categoriale ontheffingen zijn dan ook niet meer toegestaan.

Wel kan het college in individuele gevallen om dringende reden afzien van het opleggen van arbeidsverplichtingen, voor zover en voor zolang reïntegratie (tijdelijk) niet in redelijkheid mogelijk is (artikel 9 lid 2 WWB).

Bij de vaststelling van een reïntegratietraject, inclusief de gesubsidieerde arbeid, is het in dit kader noodzakelijk rekening te houden met zorgtaken. Dit geldt voor zowel eigen kinderen tot 12 jaar, als voor familieleden in de eerste en tweede graad.

Hoewel bij ouders rekening gehouden moet worden met de individuele wensen inzake de zorgtaken voor kinderen, is de gemeente verplicht om te onderzoeken en te bevorderen dat door de inzet van voorzieningen op maat deelname aan een reïntegratietraject, dan wel inschakeling in de arbeid mogelijk wordt.

Bij het bepalen van de ontheffing van de plicht van alleenstaande ouders om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen moet een afweging gemaakt worden tussen de arbeidsplicht en de wens van de ouder om te zorgen. Bij die gevallen moet er een individuele afweging plaatsvinden op grond waarvan arbeid die in beginsel geaccepteerd zou moeten worden niet geaccepteerd hoeft te worden omdat bijvoorbeeld werktijden en reistijden niet te combineren zijn met de zorg voor kinderen en het niet mogelijk is dit probleem te ondervangen door het aanbieden van een voorziening.

De beschikbaarstelling voor de arbeidsmarkt van alleenstaande ouders in de bijstand moet aan een aantal voorwaarden voldoen (art. 9 lid 4 WWB).

Het gaat hierbij om een passende kinderopvang, tussenschoolse opvang en buitenschoolse opvang en de aansluiting op schooltijden.

De kinderopvang is passend wanneer binnen de gemeentegrenzen of de plaats waar de arbeid wordt verricht door de alleenstaande ouder kinderopvang aanwezig is.

Artikel 5

Scholing kan alleen worden ingezet als voorziening in het kader van een reïntegratietraject gericht op instroom in algemeen geaccepteerde arbeid. Kosten van scholing kunnen alleen dan vergoed worden, indien aan deze eis is voldaan en er daarnaast geen recht bestaat op een voorliggende voorziening.

Artikel 6

Leerwerkervaringsplaatsen kunnen onderdeel uitmaken van een reïntegratietraject en voorzien in werken met behoud van uitkering. Hier is een termijn aan verbonden van maximaal 3 maanden met een mogelijkheid tot verlenging met 3 maanden en kan eventueel voorafgaan aan gesubsidieerde arbeid. Deze voorziening maakt het gebruik van ingewikkelde detacheringconstructies overbodig, omdat een werkgever op deze manier de gelegenheid geboden wordt kennis te maken met een werknemer alvorens direct alle werkgeversrisico´s op zich te nemen.

Artikel 7

De toekenning van een premie is slechts éénmaal per jaar mogelijk; deze premie is fiscaal onbelast en kan worden toegekend in het kader van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (artikel 31 lid 2 onder j WWB). Vanwege het feit dat de premie onbelast is heeft de premie geen effect op inkomensafhankelijke regelingen. De premie mag geen structureel karakter dragen; de beslissing dient jaarlijks opnieuw gemotiveerd te worden genomen.

Aan mensen die in een langdurige gesubsidieerde baan op grond van de voormalige regeling In en Doorstroombanen (I/D) en Wet inschakeling Werkzoekenden (Wiw) hebben gewerkt, wordt tevens een uitstroompremie verstrekt bij het accepteren van een reguliere baan. Hiermee wordt erkenning gegeven aan het feit dat doorstroom naar reguliere arbeid door mensen die langdurig in een beschermde omgeving gewerkt hebben moeilijk is en een stimulans rechtvaardigt. Daarnaast wordt zoveel mogelijk voorkomen dat er “armoedeval” plaatsvindt.

Deze uitstroompremie is niet van toepassing op betrokkenen die nog op basis van de voormalige I/D regeling in gesubsidieerde arbeid werkzaam zijn.

Voor mensen die behoren tot de doelgroep uitkeringsgerechtigde ouderen en structureel functioneel beperkten en die ´slechts´ in staat zijn tot gedeeltelijke arbeid, wordt een premie verstrekt. Door deze stimulans wordt voorkomen dat het niet aantrekkelijk is voor deze mensen om te werken en wordt bevorderd dat zij een gedeelte van hun inkomsten zelf kunnen verwerven.

- Onder volledige werkweek wordt verstaan het contractueel aantal wekelijks te werken uren, dat uit hoofde van de CAO/arbeidsvoorwaarden als een volledige werkweek wordt beschouwd.

-Onder een deeltijd werkweek wordt verstaan het contractueel aantal te werken uren, dat uit hoofde van de CAO/arbeidsvoorwaarden niet als een volledige werkweek kan worden beschouwd.

Om voor de premie deeltijd in aanmerking te komen moet men echter een contractueel vastgestelde werkweek hebben van minimaal 20 uur per week.

Artikel 8

Reiskosten worden verstrekt aan mensen die ten behoeve van hun traject moeten reizen. Een uitzondering hierop vormt de groep structureel functioneel beperkten die geen gebruik kunnen maken van de fiets. De kosten van de deeltaxi kunnen in dat geval worden vergoed voor het bezoek aan een instelling in verband met de uitvoering van het reïntegratietraject.

Mensen die in het kader van hun regulier of gesubsidieerd werk moeten reizen, vallen voor hun reiskosten onder de voorzieningen van hun werkgever en/of de belastingdienst. Het komt voor dat de werkgever geen reiskosten verstrekt. In dit geval kan een beroep worden gedaan op de belastingdienst. Niet voor elke categorie cliënten is de voorziening via de belastingdienst bij werkaanvaarding toereikend. Bij werkaanvaarding later in het kalenderjaar komt het voor dat wegens inkomen van de partner (helft van WWB) in de periode voor werkaanvaarding in het betreffende jaar, geen algemene heffingskorting wordt verstrekt. Werkaanvaarding ter hoogte van het minimumloon leidt in dit geval feitelijk tot een inkomen onder het sociaal minimum (een vorm van armoedeval) Een vergoeding voor de reiskosten woon/werk verkeer op grond van het WWB werkdeel is dan mogelijk. Bij de beoordeling van de voorliggende voorzieningen, ook de mogelijkheden op grond van de WMO. betrekken. Met het begrip “door een ander” wordt onder meer zowel een (gesubsidieerde) werkgever als een vrijwilligersorganisatie bedoelt. Bij de beoordeling en vaststelling van de reiskosten dient te worden uitgegaan van de goedkoopste wijze van reizen.

Voor personen die om redenen in of buiten de persoon gelegen geen gebruik kunnen maken van openbaarvervoer en die redenen ook niet door deze personen zijn te beïnvloeden, kan er een ander dan gebruikelijk vervoersmiddel worden vergoed. Dit is echter steeds een individuele beoordeling.

Artikel 9

Kosten voor kinderopvang worden alleen vergoed zolang er geen beroep gedaan kan worden op andere wetten en regelingen en voor zover het noodzakelijk is in verband met de uitvoering van het reïntegratietraject. In dit kader geldt de wet kinderopvang als een voorliggende voorziening.

Artikel 10

De kosten die gemaakt moeten worden om de mantelzorg over te nemen van iemand, die daardoor in de gelegenheid gesteld wordt om deel te nemen aan een reïntegratietraject komen voor vergoeding in aanmerking. Gedacht moet hierbij worden aan een voorziening door de thuiszorg of een vergelijkbare organisatie. Denk hierbij ook aan de WMO als mogelijke voorliggende voorziening.

Artikel 11

Aan de inzet van loonkostensubsidie en direct-werk trajecten wordt een belang gehecht.

Daarom worden jaarlijks de subsidieplafonds en het maximaal in te zetten loonkostensubsidie banen door het college vastgesteld, waardoor de inzet van deze voorzieningen in voldoende mate gegarandeerd is. Direct-werk trajecten spelen een belangrijke rol bij de reïntegratie van werkzoekenden. Ingeschat wordt dat een aantal van 15 á 20 direct-werk trajecten toereikend is om de nieuwe instroom te kunnen bedienen.Jaarlijks zal op basis van het beschikbare budget door het college een bestedingsplan worden opgesteld waarbij ook de omvang van de inzet van de andere voorzieningen vastgesteld kan worden.