Regeling vervallen per 01-03-2012

Verordening op de heffing en de invordering van een baatbelasting riolering buitengebied Hamseweg 2007

Geldend van 28-02-2007 t/m 29-02-2012

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van een baatbelasting riolering buitengebied Hamseweg 2007

De raad van de gemeente Moerdijk, in zijn vergadering van 22 februari 2007,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 januari 2007,

gelet op artikelen 216 en 222 van de Gemeentewet en het “aangevuld bekostigingsbesluit gebied Hamseweg” vastgesteld bij raadsbesluit van 21 april 2005,

BESLUIT

vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN een Baatbelasting riolering buitengebied HAMSEWEG.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    een onroerende zaak:

    • a.

      een gebouwd eigendom;

    • b.

      een ongebouwd eigendom;

    • c.

      een samenstel van twee of meer aangrenzende gebouwde en/of ongebouwde eigendommen, voorzover voor die eigendommen éénzelfde genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt als belastingplichtige.

    • d.

      onder een eigendom wordt verstaan: een perceel volgens kadastrale aanduiding.

  • 2.

    het bestemmingsplan:

    het bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld door de raad van de gemeente Moerdijk in zijn vergadering van 13 december 2004 en door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant goed-gekeurd op 11 juli 2005.

  • 3.

    bestemming:

    de voor een onroerende zaak van toepassing zijnde bestemming op grond van het bestemmings-plan.

  • 4.

    peildatum:

    de in artikel 222 derde lid van de Gemeentewet bedoelde peildatum voor de baatbepaling, i.c. 14 december 2006.

  • 5.

    oppervlakte:

    het aantal volle vierkante meters van een onroerende zaak voorzover deze vierkante meters zijn gelegen in een bestemming.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam “baatbelasting riolering buitengebied Hamseweg” wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente Moerdijk binnen de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, waarop op de peildatum van toepassing is een bestemming als vermeld in artikel 5, en die op de peildatum zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen bestaan uit de aanleg van een drukriolering ten behoeve van de ongezuiverde lozingen in het buitengebied en omvatten:

    • a.

      het verrichten van graafwerkzaamheden;

    • b.

      het leggen van leidingen;

    • c.

      het verrichten van overige werkzaamheden voor de aanleg van de riolering

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die van een gebate onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4 Maatstaf en heffing

  • 1. De maatstaf van heffing is een bedrag per onroerende zaak.

  • 2. Indien in de periode gelegen tussen de peildatum en de datum van ingang van de heffing van deze verordening de eigendom, het bezit of beperkt recht van een gedeelte van een op de peildatum bestaande onroerende zaak is dan wel wordt overgedragen, wordt voor de vaststelling van de belastingschuld voor de na de overdracht op de datum van ingang van heffing bestaande onroerende zaken uitgegaan van een vaststelling van de belastingschuld volgens de volgende formule:

    A/B x C x € 1,-

    Voor deze formule geldt:

    • a.

      de oppervlakte met een bestemming als vermeld in artikel 5, lid 1, van de na de overdracht op de datum van ingang van de heffing bestaande onroerende zaak;

    • b.

      de oppervlakte met een bestemming als vermeld in artikel 5, lid 1, van de op de peildatum bestaande onroerende zaak;

    • c.

      de belasting zoals deze ingevolge artikel 5, lid 1, zou gelden voor de op de peildatum bestaande onroerende zaak op de peildatum van heffing, indien geen gedeeltelijke overdracht zou hebben plaatsgevonden.

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt per onroerende zaak € 3.400,00, en is van toepassing op onroerende zaken, waarvoor geheel of gedeeltelijke de volgende bestemming geldt:

    • a.

      Agrarische doeleinden A;

    • b.

      Agrarische doeleinden, glastuinbouw (Ag);

    • c.

      Agrarische doeleinden, intensieve veehouderij (Aiv);

    • d.

      Agrarische doeleinden, intensieve kwekerij (Aik);

    • e.

      Agrarische aanverwante doeleinden (AD);

    • f.

      Bedrijfsdoeleinden (B);

    • g.

      Horecadoeleinden (H);

    • h.

      Kantoordoeleinden (K);

    • i.

      Detailhandelsdoeleinden (D);

    • j.

      Woondoeleinden;

    • k.

      Woondoeleinden *(W)*;

    • l.

      Maatschappelijke doeleinden (M);

    • m.

      Fort (F);

    • n.

      Molen (MO);

    • o.

      Dagrecreatieve doeleinden (dR) ;

    • p.

      Verblijfsrecreatieve doeleinden (vR);

    • q.

      Natuurdoeleinden (N);

    • r.

      Verkeersdoeleinden;

    • s.

      Spoorwegdoeleinden;

    • t.

      Waterstaatsdoeleinden.

  • 2. Indien voor een onroerende zaak meerdere bestemmingen, zoals vermeld in lid 1, gelden bedraagt de belasting € 3.400,00.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 5 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin, dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 2. Het belastingjaar loopt van 1 maart tot 1 maart van het jaar daarop volgend.

  • 3. De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 5 jaren en een rentevoet van 4% per jaar.

  • 4. De belasting over de nog niet aangevangen belastingjaren kan worden afgekocht. Hiertoe dient een schriftelijk verzoek te worden ingediend bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar, voorafgaand aan het eerste belastingjaar van de periode waarop de afkoop betrekking heeft. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 maart van het belastingjaar waarop de afkoop betrekking heeft, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 4% per jaar.

  • 5.

    • a.

      Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de nog niet aangevangen belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

    • b.

      In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 6. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt - voor de verdeling van de resterende belastingschuld - de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet aangevangen belastingjaren. De vaststelling van de resterende belastingschuld zoals bedoeld in de vorige volzin, geschiedt op basis van de volgende formule:

    A/B x C x € 1,-

    Voor deze formule geldt:

    • a.

      de oppervlakte met een bestemming als vermeld in artikel 5 van de na de overdracht bestaande onroerende zaak;

    • b.

      de oppervlakte met een bestemming als vermeld in artikel 5 van de voor de overdracht bestaande onroerende zaak;

    • c.

      de resterende belastingschuld voor de op het moment van de overdracht nog niet aangevangen belastingjaren, zoals deze gold voor de voor de overdracht bestaande onroerende zaak.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand volgende op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan.

  • 2. De verordening wordt met inachtneming van de bepalingen in de Gemeentewet bekendgemaakt in huis aan huis blad de Moerdijkse Bode en dagblad BN de Stem.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 maart 2007.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “verordening baatbelasting riolering Hamseweg”.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van de raad d.d. 22 februari 2007.

De griffier

J.A.M. Hereijgers

De voorzitter

H.W. den Duijn

Toelichting behorende bij de ”Verordening baatbelasting riolering gebied Hamseweg”

1. Algemeen

De Wet milieubeheer geeft de gemeente de zorgplicht voor het doelmatig inzamelen en transporteren van afvalwater. De aanleg van deze riolering voorziet in de uitvoering van het gemeentelijk rioleringsplan van de gemeente Moerdijk. Het rioleringsplan van de gemeente Moerdijk is door de gemeenteraad vastgesteld in zijn vergadering van 27 maart 2003.

Ter uitvoering van het rioleringsplan heeft gemeente Moerdijk een riool aangelegd in verschillende delen van het buitengebied van de gemeente.

Belangrijke vraag bij de uitvoering van de zorgplicht betreft de verhouding tussen de kosten van de aanleg van riolering in relatie tot het met de aanleg te bereiken milieuresultaat. Voor de onroerende zaken waarvoor de riolering door de gemeente Moerdijk is aangelegd, geldt in het algemeen dat gelet op het milieuresultaat de aanleg van riolering rendabel is.

Een algemene regeling is dat indien niet is voorzien in een aansluitmogelijkheid op riolering binnen 40 meter van kadastrale grens, de rechthebbende van het eigendom uiterlijk op 1 januari 2005 dient zorg te dragen voor een eigen zuiveringsvoorziening.

2. Aangevuld Bekostigingsbesluit

Teneinde het verhaal van de kosten van de aanleg van de riolering te kunnen realiseren, heeft de gemeenteraad van Moerdijk in zijn vergadering van 21 april 2005 het “Aangevuld Bekostigingsbesluit gebied Hamseweg” vastgesteld. Het Aangevuld bekostigingsbesluit is gebaseerd op de Exploitatieverordening gemeente Moerdijk 2002 en voorziet in de mogelijkheid van privaatrechtelijk kostenverhaal in de vorm van exploitatieovereenkomsten. Het Aangevuld bekostigingsbesluit voldoet echter tevens aan de voorwaarden van een bekostigingsbesluit als bedoeld in artikel 222 van de Gemeentewet. Het bekostigingsbesluit voorziet in kostenverhaal op publiekrechtelijke grondslag: een baatbelasting. Dit betekent dat een Aangevuld Bekostigingsbesluit tevens voorziet in de mogelijkheid om toepassing te geven aan baatbelasting. Het is dan ook voor een gebied niet nodig om naast het Aangevuld Bekostigingsbesluit alsnog een bekostigingsbesluit door de gemeenteraad te laten vaststellen.

In het Aangevuld bekostigingsbesluit heeft de gemeenteraad de onroerende zaken aangeduid die baat ondervinden van de aanleg van de riolering. Uitgangspunt voor het afbakenen van dit gebied is de aard van de te treffen voorziening: de aanleg van de riolering.

Daarnaast heeft de gemeenteraad aangegeven dat de kosten van deze voorzieningen worden verhaald tot 100% van de kosten. In het Aangevuld bekostigingsbesluit is in het kader van de baatbelasting een indicatieve begroting van de kosten opgenomen. Tevens is ten aanzien van de baatbelasting vermeld dat de definitieve omvang en verdeling van de kosten over de gebate onroerende zaken worden geregeld in de later vast te stellen baatbelastingverordening. Uitsluitend de kosten die zijn gemaakt voor de gebate onroerende zaken die in deze verordening zijn aangeduid, zijn betrokken in de omslag over de gebate onroerende zaken.

Het Aangevuld bekostigingsbesluit is gepubliceerd in het plaatselijke weekblad “De Moerdijkse Bode” van 10 mei 2005 en is op 10 mei 2005 onder nummer 18 opgenomen in het belastingregister.

De aanleg van de riolering in het gebied is aangevangen op 1 oktober 2005, en blijkens het proces verbaal van oplevering zijn de werkzaamheden afgerond op 16 november 2006.

De gemeente Moerdijk verhaalt de kosten van de aanleg van de riolering zowel via het sluiten van overeenkomsten als via de baatbelasting. Voor die gebate onroerende zaken waarvoor geen overeenkomst is gesloten, verhaalt de gemeente Moerdijk de kosten via de heffing van een baatbelasting.

3. Bestemmingsplan

De onroerende zaken die een aansluitmogelijkheid krijgen op de nieuwe riolering en dus baat ondervinden, zijn gelegen in het bestemmingsplan “Buitengebied”, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 december 2004, en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 11 juli 2005.

In het bestemmingsplan zijn bestemmingen opgenomen, waarin de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden die voor een onroerende zaak gelden, in concrete en objectieve zin zijn vastgelegd. De bestemming van een onroerende zaak op de peildatum voor de baatbepaling zoals bedoeld in artikel 222, derde lid Gemeentewet, t.w. 14 december 2006 is van belang voor de beoordeling van de vraag of de onroerende zaak is gebaat en het verschuldigd zijn van het bedrag voor de aanleg van de riolering. De bestemmingen die voor de beoordeling van de aanwezigheid en de mate van baat van de aangelegde riolering van belang zijn, bieden de mogelijkheid om op de onroerende zaak bebouwing op te richten. In het kader van de onderhavige belasting zijn alleen die bestemmingen relevant, op grond waarvan bebouwing mogelijk is voor die functies waarvoor het van belang is dat wordt voorzien in de aanleg van riolering, zoals woonfuncties etc. De bestemming waarvoor dit geldt, is opgenomen in artikel 5.

4. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

Met betrekking tot de afbakening van het belastingobject is uitgegaan van een op de peildatum gebouwd of ongebouwd kadastraal perceel dan wel een samenstel van meerdere aangrenzende percelen, voorzover voor die kadastrale percelen éénzelfde genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht als belastingplichtige wordt aangemerkt.

Lid 2 bepaalt wat verstaan dient te worden onder bestemmingsplan.

Lid 3 verwijst naar de bestemming die op de onroerende zaken van toepassing is, zoals opgenomen in het bestemmingsplan. Deze bestemming is onder andere van belang voor de vaststelling van de objectieve gebruiksmogelijkheden (zie artikelen 4 en 5).

Lid 4 bepaalt de peildatum voor het meten van de baat zoals bedoeld in artikel 222, derde lid Gemeentewet. In dit artikel is het tijdstip van gebaat zijn opgenomen. Op grond van artikel 222, derde lid van de Gemeentewet mag dit tijdstip liggen uiterlijk één jaar nadat de voorzieningen geheel zijn voltooid.

De gemeente moet dit tijdstip in de verordening vermelden. De aanleg van de riolering is gestart op 1 oktober 2005 en geheel voltooid op 16 november 2006. Dit betekent dat de peildatum uiterlijk ligt op 15 november 2007. Nu de peildatum in dit lid is gesteld op 14 december 2006, wordt voldaan aan het gestelde in artikel 222, lid 3 van de Gemeentewet.

Artikel 2: Belastbaar feit

Door middel van dit artikel maakt de kaart waarop de gebate onroerende zaken zijn aangegeven, deel uit van de belastingverordening. De gebate onroerende zaken zijn gelegen binnen de omlijning zoals deze op de kaart is aangegeven.

In dit artikel is het tijdstip van ”gebaat zijn” opgenomen. Voor een nadere uitleg hiervan wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 1, lid 4.

Voor de vraag of een onroerende zaak is gebaat, geldt dat er binnen 40 meter van de onroerende zaak een aansluitmogelijkheid op de riolering dient te zijn. Het criterium van 40 meter is gebaseerd op het arrest van het Gerechtshof Arnhem d.d. 14 juni 2001, zaaknr. 99/30.

Voor de aanwezigheid van baat is tevens de bestemming die voor een onroerende zaak geldt van belang, een en ander is uitgelegd in deze toelichting in paragraaf 3 Bestemmingsplan. Is er op 14 december 2006 sprake van een gebate onroerende zaak, dan wordt deze in de omslag betrokken; ongeacht of er later sprake is van een gewijzigde bestemming of van een splitsing van de gebate onroerende zaak in verschillende eigendommen.

Als heffingmaatstaf wordt uitgegaan van een vast bedrag per onroerende zaak. Bij het bepalen van het tarief per onroerende zaak is uitgegaan van het aantal onroerende zaken op de in artikel 2 genoemde peildatum.

Een latere splitsing van een op de peildatum bestaande onroerende zaak heeft niet tot gevolg dat tweemaal het oorspronkelijke bedrag per nieuw ontstane onroerende zaak aan belasting wordt geheven. Dit zou er immers toe leiden dat, in geval van splitsing, de belastingopbrengst meer zou kunnen bedragen dan de gemaakte kosten, hetgeen niet is toegestaan. Voor de vaststelling van de belasting op de peildatum van ingang van de heffing bestaande onroerende zaak wordt uitgegaan van een verdeling van de belastingschuld zoals deze geldt voor de op 14 december 2006 bestaande onroerende zaak, over de op de datum van ingang heffing bestaande nieuwe onroerende zaken. De heffingsmaatstaf legt een nadrukkelijke relatie met de planologische situatie die op de peildatum 14 december 2006 op een onroerende zaak van toepassing is.

Het hanteren van deze maatstaven leidt er niet toe dat de verhaalbare kosten die de gemeente Moerdijk heeft gemaakt, worden overschreden. Dit is immers niet toegestaan.

De kosten aanleg riolering zijn als volgt:

Totale kosten

€ 37.600,00

Niet-verhaalbare kosten

€ 0,00

Totaal verhaalbare kosten

€ 37.600,00

In dit kostenoverzicht zijn de kosten van de huisaansluitingen niet opgenomen. Onder huisaansluiting wordt verstaan de kosten van de aanleg van de aansluiting voor een individuele onroerende zaak. De kosten van de huisaansluiting zijn de kosten vanaf de grens van het kadastrale eigendom tot aan de pompput met een maximum van 40 meter. In genoemd kostenbedrag van de kosten van externen (aannemers e.d.) opgenomen. Interne apparaatskosten maken geen onderdeel uit van genoemd kostenbedrag.

De opbrengst van de belasting is als volgt:

Aantal onroerende zaken x tarief = 6 x € 3400 = € 20.400,00.

De voorziening die baat oplevert voor de onroerende zaken zoals deze zijn aangeduid op de kaart, is in lid 2 van dit artikel verwoord.

Artikel 3: Belastingplicht

Ingevolge artikel 222, eerste lid Gemeentewet zijn belastingplichtig de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de door de gemeente getroffen voorzieningen. Niet relevant is of de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht ook geldt als (feitelijke) gebruiker van de gebate onroerende zaak. Voor de vaststelling van de genothebbende wordt uitgegaan van de gegevens zoals deze blijken uit de kadastrale registratie, tenzij blijkt dat deze (rechts)persoon op de desbetreffende onroerende zaak geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Indien de kosten die zijn verbonden aan het treffen van de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid, door de belastingplichtige krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van de betreffende onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4: Maatstaf van heffing

De gemeente is in beginsel vrij in het bepalen van de heffingsmaatstaf, mits het bedrag van de gemeentelijke belastingen niet afhankelijk wordt gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen.

Gekozen is voor een maatstaf van een vast bedrag per onroerende zaak. Het vaste bedrag is gekoppeld aan een bestemming die op de onroerende zaak van toepassing is.

In lid 2 is vermeld dat in eerste instantie de belastingschuld is gerelateerd aan de situatie zoals deze voor een onroerende zaak geldt per peildatum van het meten van de baat: 14 december 2006. In het geval een gedeelte van de onroerende zaak na de peildatum is vervreemd, wordt de aldus vastgestelde belastingschuld vervolgens verdeeld over de uit deze onroerende zaak (nieuw) ontstane onroerende zaken op de datum van ingang van de heffing (i.c. 14 december 2006). De verdeling geschiedt naar rato van de oppervlakte van de op de datum van ingang van de heffing bestaande onroerende zaken. Hierbij wordt de oppervlakte bepaald door het aantal volle vierkante meters van de onroerende zaken, voorzover deze vierkante meters zijn gelegen in de bestemming die in artikel 5 is vermeld.

Artikel 5: Belastingtarief

Lid 1.

De belasting per onroerende zaak is afgestemd op de bestemming die op een onroerende zaak op de peildatum van toepassing is. De bestemming bepaalt in objectieve zin de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de onroerende zaak. In het kader van de onderhavige belasting zijn alleen die bestemmingen relevant, op grond waarvan bebouwing mogelijk is voor die functies waarvoor het van belang is dat wordt voorzien in de aanleg van riolering. Voor de bestemmingen die in dit lid zijn opgenomen, geldt dat het oprichten van gebouwen is toegestaan zoals woningen, bedrijfsgebouwen, recreatie bebouwing, etc.

De omslag van kosten.

Zoals hiervoor is vermeld, worden de kosten omgeslagen overeenkomstig het gestelde in lid 1. Deze wijze van omslag van de kosten leidt ertoe dat de gemeente Moerdijk niet meer kosten omslaat dan zij heeft gemaakt voor de aanleg van de riolering. Dit is immers niet toegestaan. Uit het financieel overzicht bij de toelichting op artikel 2 blijkt dat aan deze voorwaarde is voldaan.

Artikel 6: Regeling inzake de heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

Op verzoek van de belastingplichtige kan de baatbelasting in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende maximaal 30 jaren worden geheven. De gemeente is verplicht daarvoor een regeling te treffen in de verordening.

De gemeente is van mening dat 5 jaar een redelijke termijn is voor het hanteren van een jaarlijkse belasting. Hierbij is rekening gehouden met de hoogte van de aanslag ineens en de betalingsmogelijkheid die op basis van een overeenkomst geldt. Voor de bepaling van de hoogte van de jaarlijkse belasting wordt uitgegaan van de annuïteit van het bedrag van de heffing ineens, uitgaande van een periode van 5 jaren en een rente van 4%.

In het geval van een jaarlijkse belasting geschiedt de bepaling van de annuïteit op het beginsel van ”prenumerandoannuïteit”. Dit betekent dat de annuïteit wordt bepaald op basis van het uitgangspunt dat rente is verschuldigd vanaf het moment dat de jaarlijkse belasting verschuldigd is.

Nu de maatstaf van heffing is bepaald op een vast bedrag per onroerende zaak, is een nadere regeling nodig voor de verdeling van de belastingschuld ingeval bij tussentijdse splitsing. Wordt een nadere regeling achterwege gelaten, dan zou dit betekenen dat voor de oorspronkelijk voor de onroerende zaak (voordat de splitsing plaatsvond) vastgestelde belastingschuld, een hernieuwde belastingschuld voor iedere nieuw ontstane onroerende zaak, bepaald op de wijze zoals bedoeld in artikel 5, in de plaats komt. Een en ander kan betekenen dat de totale opbrengst het totaal van de gemaakte kosten overschrijdt, nu er in feite sprake is van een tussentijdse toename van het aantal onroerende zaken. De opgenomen nadere regeling voorziet erin dat de oorspronkelijk vastgestelde belastingschuld wordt verdeeld over de nieuw ontstane onroerende zaken naar rato van de oppervlakte. Ook hiervoor geldt dat de oppervlakte wordt bepaald door het aantal volle vierkante meters van de onroerende zaken voorzover deze vierkante meters zijn gelegen in de bestemming die in artikel 5 is vermeld.

Artikel 7: Wijze van heffing

Geen toelichting.

Artikel 8: Termijn van betaling

Geen toelichting.

Artikel 9: Kwijtschelding

De reden van dit artikel is dat het heffen van baatbelasting is aan te merken als een betaling voor de aanleg van bepaalde voorzieningen van de gemeente.

Artikel 10: Nadere regels voor het college van burgemeester en wethouders

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor de heffing en invordering nadere regels te stellen. Hierbij kan gedacht worden aan regels over de berekening van de invorderingsrente.

Artikel 11: Inwerkingtreding en citeertitel

Ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet moeten gemeenten de besluiten tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van de belastingverordeningen bekendmaken. Dit geschiedt door plaatsing van de integrale tekst van het besluit in het gemeenteblad dan wel, bij gebreke daarvan, in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave.

Op grond van artikel 142 van de Gemeentewet treedt het bekendgemaakte besluit in werking met ingang van de dag na de dag van de bekendmaking, tenzij in de verordening een ander tijdstip is aangegeven. Het feit dat de belastingverordening eerst in werking treedt na bekendmaking, houdt slechts in dat de gemeente voor dat tijdstip geen belastingaanslagen kan opleggen of bedragen kan vorderen. De aanslagen of gevorderde bedragen kunnen echter wel betrekking hebben op de periode van de datum van ingang van de heffing.

Als datum van de ingang is gehanteerd 1 maart 2007.

Behoort bij besluit van de gemeenteraad van Moerdijk van 22 februari 2007.

Mij bekend,

de griffier,

J.A.M. Hereijgers