Afvalstoffenverordening gemeente Moerdijk

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Afvalstoffenverordening gemeente Moerdijk

De raad van de gemeente Moerdijk, in zijn vergadering van 18 maart 202,:

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 januari 2021,

gelet op de artikelen 108 lid 1, 147 lid 1 en 149 van de Gemeentewet en artikel 10.23 van de Wet milieubeheer,

BESLUIT

vast te stellen de Afvalstoffenverordening gemeente Moerdijk

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

  • a.

    autowrak: wrak zoals bedoeld in artikel 1 onder a van het Besluit beheer autowrakken;

  • b.

    bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke stoffen;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk;

  • d.

    fractie: een deel van een geheel bestanddeel huishoudelijke afvalstoffen, zoals bijvoorbeeld tuinafval als deel van het bestanddeel groente-, fruit- en tuinafval;

  • e.

    huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen;

  • f.

    inzamelen: de activiteiten gericht op het ophalen of innemen van afvalstoffen die binnen de gemeente ter inzameling worden aangeboden en het feitelijk ophalen en innemen daarvan;

  • g.

    inzameldienst: de aangewezen inzameldienst, belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;

  • h.

    inzamelmiddel: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- of bewaarmiddel, bijvoorbeeld een afvalzak, (mini)container, afvalemmer, klein chemisch afval-box of big bag, ten behoeve van één huishouden;

  • i.

    inzamelvoorziening: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd(e) bewaarmiddel of –plaats, bijvoorbeeld een verzamelcontainer (ondergrondse containers, bovengrondse containers, inpandige containers), wijkcontainer of (mobiel) milieustraat, ten behoeve van meerdere huishoudens;

  • j.

    milieustraat: plaats binnen het grondgebied van de gemeente Moerdijk waar gebruikers verschillende bestanddelen van afvalstoffen kunnen aanbieden;

  • k.

    perceel: perceel binnen het grondgebied van de gemeente Moerdijk waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan;

  • l.

    wet: Wet milieubeheer.

Artikel 2. Doelstelling

De toepassing van deze verordening is gericht op de bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatig beheer van afvalstoffen.

Hoofdstuk 2. Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 3. Aanwijzing van de inzameldienst

  • 1.

    Het college wijst de inzameldienst aan, die belast is met het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 2.

    Aan de aanwijzing kunnen voorschriften worden verboden en beperkingen worden gesteld. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen over de voorbereiding van de aanwijzing en over het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 4. Regulering van andere inzamelaars

  • 1.

    Het is anderen dan de inzameldienst verboden huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen, tenzij de inzamelaar:

    • a.

      daartoe is aangewezen door het college;

    • b.

      bij nadere regels van het college van het verbod is vrijgesteld; of

    • c.

      verplicht is tot inname, bedoeld in artikel 9.5.2, derde lid, aanhef en onderdeel b, of vierde lid van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    Op de aanwijzing van de inzamelaar, bedoeld in het eerste lid, onder a, is artikel 3, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Aanwijzing van inzamelplaats

Het college draagt zorg voor ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente, waar in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen, met inbegrip van grof huishoudelijk afval, achter te laten.

Artikel 6. Algemene verboden

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen:

  • a.

    ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst of een inzamelaar als bedoeld in artikel 4, eerste lid;

  • b.

    over te dragen aan een ander dan een inzamelaar als bedoeld in artikel 4, eerste lid; of

  • c.

    achter te laten op een andere plaats dan de inzamelplaats, bedoeld in artikel 5.

Artikel 7. Afvalscheiding

  • 1.

    Het college stelt nadere regels over de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk door de inzameldienst worden ingezameld, over de frequentie van de inzameling van elk van deze bestanddelen, de inzamelmiddelen of inzamelvoorzieningen die bestemd zijn voor de inzameling van bepaalde bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen of fracties daarvan, bij of nabij een perceel en over de locaties van deze inzameling bij of nabij elk perceel. De regels kunnen voor verschillende bestanddelen, of fracties daarvan, verschillend worden vastgesteld en kunnen voorschriften bevatten omtrent het gebruik van de inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen.

  • 2.

    In ieder geval de volgende bestanddelen en huishoudelijke afvalstoffen worden afzonderlijk ingezameld:

    • groente-, fruit en tuinafval;

    • papier en karton;

    • metaal;

    • glas (verpakkingsglas);

    • textiel en kleding;

    • elektrische en elektronische apparatuur (wit- en bruingoed);

    • plastic verpakkingen, blik en drankenkartons;

    • medicijnen;

    • luier- en incontinentiemateriaal;

    • puin;

    • asbest- en asbesthoudend afval;

    • snoeiafval;

    • piepschuim, tempex (EPS), polystyreen (verpakkings)materiaal;

    • brandbaar afval;

    • bouw- en sloopafval;

    • harde kunststoffen;

    • dakleer;

    • grond en zand;

    • verduurzaamd hout (geïmpregneerd hout);

    • hout;

    • gipsplaten;

    • klein chemisch afval;

    • vlakglas;

    • frituurvet en -olie;

    • restafval;

    • matrassen;

    • bruikbare huisraad;

    • STORL (Stichting Opruiming Restanten van Landbouwbestrijdingsmiddelen);

    • kadavers (dode huisdieren zonder verpakkingsmateriaal);

    • autobanden.

  • 3.

    Het college kan een omschrijving vaststellen van de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 8. Gescheiden aanbieding

  • 1.

    Het is verboden de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen, bedoeld in artikel 7, anders dan afzonderlijk:

    • a.

      ter inzameling aan te bieden;

    • b.

      achter te laten op een inzamelplaats, bedoeld in artikel 5.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen. Deze regels kunnen voor categorieën van gevallen of personen een vrijstelling inhouden van het verbod, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9. Tijdstip van aanbieding

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan op de door het college daartoe bepaalde dagen en tijden. Deze kunnen voor verschillende bestanddelen verschillend worden vastgesteld.

Artikel 10. Wijze en plaats van aanbieding

  • 1.

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen of bestanddelen daarvan ter inzameling aan te bieden anders dan in overeenstemming met de door het college te stellen regels over het gebruik van:

    • a.

      inzamelmiddelen voor het aanbieden ter inzameling bij een perceel;

    • b.

      inzamelvoorzieningen voor het aanbieden ter inzameling nabij een perceel.

  • 2.

    Het is verboden om een inzamelmiddel na afloop van de tijden, bedoeld in artikel 9, buiten een perceel te laten staan.

Hoofdstuk 3. Bedrijfsafvalstoffen

Artikel 11. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst

Het college kan bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die worden ingezameld door de inzameldienst die is aangewezen krachtens artikel 3, in gevallen waarin de voor deze inzameling krachtens de Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten gemeente Moerdijk verschuldigde heffing is voldaan.

Artikel 12. Aanbieden ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Het is verboden anders dan in overeenstemming met artikel 11 bedrijfsafvalstoffen ter inzameling door de inzameldienst aan te bieden, aan de inzameldienst over te dragen of bij de inzamelplaats, bedoeld in artikel 5, achter te laten.

Artikel 13. Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen

1. Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan in overeenstemming met de door het college te stellen regels over de dagen, tijden, wijzen en plaatsen van inzameling van de krachtens artikel 11 aangewezen bedrijfsafvalstoffen.

2. Het college kan nadere regels stellen over het aanbieden of overdragen van bedrijfsafvalstoffen. Deze regels kunnen mede worden vastgesteld voor anderen dan de inzameldienst. Deze regels kunnen een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, inhouden.

Hoofdstuk 4. Zwerfafval en overige

Artikel 14. Dumpingsverbod

1. Het is verboden zonder ontheffing van het college, buiten een inrichting, hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu te veroorzaken, door een afvalstof, een stof of een voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins daar te plaatsen.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

a. het aanbieden, overdragen of achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen in overeenstemming met deze verordening;

b. het composteren van huishoudelijk groente-, fruit- of tuinafval op het perceel waar dit is ontstaan;

c. het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen, met inbegrip van daarbij niet te vermijden plaatsing van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen op de weg, bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994;

d. handelingen die zijn verboden bij of krachtens de Wet bodembescherming, de Omgevingswet of het Besluit bodemkwaliteit.

3. Indien de overtreder van dit artikel onbekend is, wordt de persoon tot wie de aangetroffen afvalstof, stof of voorwerp kan worden herleid, geacht te hebben gehandeld in strijd met dit artikel.

Artikel 15. Zwerfafval in de openbare ruimte

1. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen van beperkte omvang en gewicht die zijn ontstaan buiten een perceel, achter te laten in de openbare ruimte, anders dan in daartoe bestemde afvalbakken of andere middelen ter inzameling van deze afvalstoffen.

2. Reclamedrukwerk, ander promotiemateriaal en de verpakking daarvan, die in weerwil van het eerste lid in de openbare ruimte wordt weggeworpen of achtergelaten, wordt terstond opgeruimd door degene die het in de betreffende omgeving onder het publiek verspreidde.

3. Het is verboden zwerfafval te veroorzaken door ter inzameling gereedstaande afvalstoffen of inzamelmiddelen te doorzoeken of te verspreiden, te stoten, te schoppen, omver te werpen of door deze anderszins te behandelen.

Artikel 16. Zwerfafval rondom inrichtingen

1. Degene die een inrichting drijft waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatste kunnen worden genuttigd draagt zorg voor van de aanwezigheid in of nabij de inrichting, van een steeds voor gebruik door het publiek beschikbare en tijdig geleegde afvalbak of soortgelijk middel voor het houden van afval.

2. Degene die de inrichting drijft verwijdert zo vaak als nodig etenswaren, verpakkingen, afval of andere materialen die kennelijk uit de inrichting afkomstig zijn of voor de inrichting zijn bestemd binnen een straal van ten minste 25 meter van de inrichting.

3. De vorige leden gelden niet voor situaties waarin wordt voorzien door het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Artikel 17. Afval en verontreiniging op de weg

1. Het is verboden een weg, bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994, te verontreinigen of het milieu nadelig te beïnvloeden door afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten.

2. Degene die in strijd met het eerste lid de weg verontreinigt of het milieu nadelig beïnvloedt of diens opdrachtgever zorgt direct na de beëindiging van de werkzaamheden van die dag voor het reinigen van de weg, of zoveel eerder als nodig is om de veiligheid van het verkeer of de bescherming van het wegdek te verzekeren.

Artikel 18. Geen opslag van afval in de open lucht

Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek waarneembare plaats in de open lucht op te slaan of opgeslagen te hebben, anders dan door het in overeenstemming met paragraaf 2 van deze verordening aanbieden of overdragen van huishoudelijke afvalstoffen. Het verbod geldt niet als voor de opslag van afvalstoffen een omgevingsvergunning is afgegeven.

Artikel 19. Ontdoen van autowrakken

Het is verboden zich te ontdoen van een autowrak dat afkomstig is van een perceel, anders dan door afgifte aan de houder van een omgevingsvergunning voor het demonteren van autowrakken of wrakken van tweewielige motorvoertuigen.

Hoofdstuk 5. Handhaving en toezicht

Artikel 20. Strafbare feiten

Overtreding van artikel 4, artikel 6 of van artikel 8 tot en met artikel 10 en artikel 12 tot en met artikel 19, is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, onderdeel 3 van de Wet op de economische delicten.

Artikel 21. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 18.6 van de Omgevingswet aangewezen ambtenaren.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 22. Overgangsrecht

De intrekking van de verordening als bedoeld in artikel 24, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 23. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Afvalstoffenverordening gemeente Moerdijk.

Artikel 24. Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

2. De Afvalstoffenverordening gemeente Moerdijk 2011 wordt ingetrokken per de in het eerste lid bedoelde datum.

1. Inleiding

Deze verordening dient het belang van de bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatig afvalstoffenbeheer. Het belang daarvan neemt toe omdat tegenwoordig anders naar afval wordt gekeken dan in het verleden. Afval wordt steeds meer benaderd als grondstof. In een meer circulaire economie is afval van waarde. Dat betekent duurzaam omgang met natuurlijke hulpbronnen, zuiniger zijn op grondstoffen, voorwerpen langer en opnieuw gebruiken en optimalere reststromen. Afvalscheiding en inzameling is daarbij van wezenlijk belang. Welke bestanddelen van het afval gescheiden dienen te worden veranderd. Nieuwe technieken maken bijvoorbeeld de scheiding van kunststof mogelijk. Gemeenten werken mee in het Programma Van Afval Naar Grondstof (VANG) om te komen tot een vermindering van het restafval per persoon per jaar en om een verbetering te bereiken van de kwaliteit van afvalscheiding en inzameling. Deze verordening moderniseert de regels van de gemeente op dit terrein.

2. Hoofdlijnen van de verordening

Scheiden van afvalstromen begint bij huishoudens (huishoudelijke afvalstoffen) en bedrijven (kantoren, winkels, dienstverleners) waar die afvalstoffen ontstaan – of waar die in de openbare ruimte terechtkomen. De verordening bevat regels over huishoudelijk afval, bedrijfsafval en afval in de openbare ruimte.

Huishoudelijke afvalstoffen

Wat betreft huishoudelijk afvalstoffen heeft het gemeentebestuur de wettelijke taak om te zorgen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen door middel van een aangewezen inzameldienst. Bij de uitvoering van deze taak wordt de gemeente in de praktijk in toenemende mate ondersteund door het initiatief van andere inzamelaars zoals scholen, ideële instellingen of anderen die bijvoorbeeld papier, glas of andere bestanddelen van het huishoudelijk afval verzamelen voor inzameling. Deze verordening regelt de aanwijzing van de inzameldienst en van andere inzamelaars en bepaalt welke bestanddelen gescheiden moeten worden aangeboden en dus ook gescheiden moeten worden ingezameld.

Bedrijfsafvalstoffen

Wat betreft bedrijfsafvalstoffen is de afvalscheiding door kantoren, winkels en diensten binnen de gemeente van belang. De inzameling van dergelijk bedrijfsafval kan plaatsvinden door de inzameldienst maar ook door anderen. Het beheer van bedrijfsafvalstoffen is in belangrijke mate op Rijksniveau geregeld door de Wet milieubeheer en daarop gebaseerde centrale regelgeving. Deze verordening bevat enkele aanvullende regels die van belang zijn indien de inzameling van de inzameldienst aan de orde is of die de wijze van aanbieding van bedrijfsafvalstoffen in de openbare ruimte betreffen.

Afval in de openbare ruimte

Wat betreft het afval in de openbare ruimte is het belang van het voorkomen van zwerfafval van belang. Zwerfafval ontstaat niet alleen door illegale dumping maar kan ook ontstaan uit huishoudelijk afval, bijvoorbeeld als dat verkeerd is aangeboden of als ter inzameling gereedstaand huishoudelijk afval is doorzocht of omgeschopt. Zwerfafval komt ook in de openbare ruimte terecht via het publiek rond winkels, eet- en drinkgelegenheden, evenementen of reclame- en promotiecampagnes. De verordening bevat regels voor het bestrijden van zwerfafval.

Grondslag

De verordening geeft uitvoering aan de verplichting van artikel 10.23 van de Wet milieubeheer, waarin de gemeenteraad wordt opgedragen om in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels over het zwerfafval houden verband met de regels van de APV voor de openbare ruimte, maar zijn vanwege de samenhang met het onderwerp van de Afvalstoffenverordening opgenomen in deze verordening.

3. Wettelijke begrippen

In het belang van de eenvoud maakt deze verordening slechts in beperkte mate gebruik van begripsbepalingen. Voor de leesbaarheid zijn enkele begrippen uit de Wet milieubeheer overgenomen in de verordening.

Wat betreft de huishoudelijke afvalstoffen regelt deze verordening, enerzijds, dat de inzameling kan plaatsvinden door aangewezen inzameldiensten en, anderzijds, dat door gebruikers van de percelen waar huishoudelijke afvalstoffen ontstaan, deze afvalstoffen slechts mogen worden overgedragen of aangeboden ter inzameling aan deze inzameldienst of overdragen aan inzamelaars, of achterlaten op een daartoe ter beschikking gestelde plek. Inzameling of het aanbieden ter inzameling door of aan anderen dan deze personen is verboden. De verordening regelt eveneens op welke wijze dat plaats dient te vinden. Er zijn regels over gescheiden inzameling van afzonderlijke bestanddelen van afval zoals groente-, fruit- en tuinafval (hierna: GFT-afval) of papier en karton, over de middelen waarmee dat dient te gebeuren. In onderstaand schema is de terminologie van artikel 10.24 van de Wet milieubeheer en artikel 1.1 van de Wet milieubeheer dus als volgt gebruikt ten aanzien van de huishoudelijke afvalstoffen:

De gebruiker van een perceel De inzameldienst of inzamelaar

Overdragen (aan een inzamelaar) Innemen (door een inzamelaar)

Ter inzameling aanbieden (al dan niet via inzamelmiddelen of inzamelvoorzieningen) Inzameling (via de betreffende middelen of voorzieningen) door de inzameldienst

Achterlaten op een ter beschikking gestelde plaats Inzamelplaats

Nadere regels van het college

De verordening delegeert de bevoegdheid tot het stellen van regels over de volgende onderwerpen aan het college:

• Nadere regels over het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen (artikel 3, derde lid).

• Nader regels over de voorbereiding van de aanwijzing (artikel 3, derde lid).

• Nadere regels over de vrijstelling van categorieën personen en organisaties als inzamelaars (artikel 4, eerste lid).

• Nadere regels over afzonderlijke bestanddelen, frequentie en locatie van inzameling (artikel 7, eerste lid).

• Nadere regels inclusief vrijstelling voor gescheiden aanbieden ter inzameling van huishoudelijke afvalstoffen (artikel 8, tweede lid), zoals het nader omschrijven van de bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen, of over fracties waarvan vermenging is toegestaan.

• Regels over het gebruik van inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen (artikel 10, eerste lid).

• Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen (artikel 13, tweede lid).

Daarnaast is sprake van nadere besluitvorming door het college die strikt genomen geen algemeen verbindende voorschriften inhouden maar die samen met de hiervoor genoemde regels opgenomen kunnen worden in de nadere regels van het college. Deze besluitvorming gaat over:

• De aanwijzing van de inzameldienst (artikel 3).

• De dagen en tijden waarop de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen plaatsvindt (artikel 9).

• De aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren (artikel 21).

Artikel 1. Begrippen

Het begrip perceel is omwille van de leesbaarheid opgenomen met een vaste toevoeging die bij het gebruik van dit begrip in de verordening telkens moet worden meegelezen. Het gaat immers telkens om percelen waar huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Deze toevoeging is opgenomen in verband met artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer, waarin sprake is van de zorg van de gemeente voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen "bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan”. Wat onder perceel moet worden verstaan kan niet goed op het niveau van deze verordening worden vastgesteld. Ingevolge het arrest van de Hoge raad van 18 september 1991, nr. 27597, BNB 1991/333, is een perceel een plaats waar huishoudelijke afvalstoffen geregeld binnen een particuliere huishouding kunnen ontstaan. Slechts dan is geen sprake van een perceel, indien het gaat om een gedeelte van een onroerende (of roerende) zaak dat blijkens indeling en inrichting niet is bestemd voor het voeren van een particuliere huishoudingen geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Dit zal telkens naar de feiten en het spraakgebruik bepaald moeten worden. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015(ECI:NL:HR:2015:1773) kon ook een woonruimte in een zorgcentrum een particuliere huishouding zijn waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan (zie voor feiten Gerechtshof Den Haag 19 augustus 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2862).

Ter verduidelijking voor de lezer zijn diverse begrippen opgenomen in artikel 1.

Artikel 2. Doelstelling

In dit artikel is het met de verordening te dienen doel vermeld. Deze volgt uit de wettelijke grondslag van de verordening. De toepassing van bevoegdheden op basis van deze verordening zullen derhalve telkens in dat kader moeten plaatsvinden. Doelmatig afvalstoffenbeheer is onderdeel van de bescherming van het milieu. Het begrip afvalstoffenbeheer is als volgt gedefinieerd in de Kaderrichtlijn afvalstoffen: inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van handelaars of makelaars.

Artikel 3. Aanwijzing inzameldienst of inzamelaar

In het eerste lid geeft de gemeenteraad aan het college de opdracht om een onderneming aan te wijzen, die met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen is belast. De zorg voor deze inzameling berust ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer op de gemeenteraad en het college. De aangewezen inzameldienst zal aan die zorg praktische uitvoering geven.

In het derde lid wordt een grondslag gegeven om nadere regels te stellen over het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.

Redenen van algemeen belang van milieu en gezondheid die met de aanwijzing van inzameldiensten zijn gemoeid dwingen ertoe geen regeling op te nemen voor het van rechtswege nemen van aanwijzingsbesluiten in gevallen waarin niet tijdig op een aanvraag zou worden beslist. De regeling van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is daarom niet van toepassing. Zo nodig kunnen bij het aanwijzingsbesluit beperkingen of voorschriften worden verbonden aan de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Het ligt in de rede dat dit alleen aan de orde is wanneer er ten aanzien van de aan te wijzen instantie bijzondere voorschriften of beperkingen moeten gelden. Nadere regels over de inzameling kunnen, indien noodzakelijk, door burgemeester en wethouders op grond van het derde lid worden gesteld.

Artikel 4. Regulering van andere inzamelaars

Dit artikel regelt de mate waarin het voor anderen dan de inzameldienst mogelijk is huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. In beginsel is dit verboden. Er zijn echter drie categorieën van andere inzamelaars dan de inzameldienst, die bepaalde bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen mogen inzamelen. Ten eerste als een inzamelaar is aangewezen. Het gaat dan om een beschikking, waaraan op grond van het tweede lid voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden. Een aanwijzing wordt niet van rechtswege verlengd als sprake zou zijn van niet tijdig beslissen. Ten tweede kan het college bepaalde personen of organisaties vrijstellen bij nadere regels. In het eerste lid, onder b, is mogelijk gemaakt dat er met generieke vrijstellingen kan worden gewerkt voor bijvoorbeeld scholen die papier inzamelen of voor andere organisaties of personen die bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen inzamelen als inzamelaar. Ten derde zijn er producenten van bijvoorbeeld witgoed voor wie op grond van de Wet milieubeheer in algemene maatregelen van bestuur verplichtingen bestaan tot inname van afgedankte producten. Het gaat dan om de producentenverantwoordelijkheid. Vanzelfsprekend kan daarvoor geen verbod gelden. De aanwijzing van inzamelaars verschilt qua karakter van de aanwijzing van de inzameldienst. Het gaat bij de inzamelaars om personen of organisaties die om verschillende redenen behulpzaam willen zijn bij de taak om huishoudelijk afval in te zamelen. Deze aanwijzing heeft – anders dan de aanwijzing van de inzameldienst – het karakter van een vergunning en gaat niet gepaard met een uitvoeringsplicht.

Artikel 5. Aanwijzing inzamelplaats

Op deze plaats wordt afzonderlijk geregeld dat op ten minste één plaats ook buiten kantooruren of in het weekend (in voldoende mate) gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten. Hiertoe is het gemeentebestuur verplicht in verband met de in artikel 7 geboden mogelijkheid om niet telkens per week en bij elk perceel in te zamelen. Dit is verplicht op basis van artikel 10.26, tweede lid van de Wet milieubeheer. Het gaat hier om een daartoe ter beschikking gestelde plaats, waar alle bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden achtergelaten. Het onderscheid zich dus als locatie waar huishoudelijke afvalstoffen in een inzamelmiddel, zoals een vuilniszak, een minicontainer of een afvalemmer naar toe worden gebracht, van een inzamelvoorziening, zoals een boven- of ondergrondse container, waarin collectief huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden achtergelaten met het oog op de inzameling daarvan.

Artikel 6. Algemene verboden

Dit artikel regelt dat het aanbieden, overdragen of achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen niet anders mag plaatsvinden via de kanalen die daarvoor in de artikelen 3, 4 en 5 zijn aangewezen. Dit tot de gebruikers van percelen waar huishoudelijke afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan gerichte verbod is de keerzijde van de in die artikelen tot de inzameldienst en andere inzamelaars gerichte verbod.

Artikel 7. Afvalscheiding

Dit artikel regelt welke bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk moeten worden ingezameld, met welke frequentie en op welke locatie. Deze locatie kan zijn bij elk perceel, nabij elk perceel of een van deze met uitzondering van bepaalde gebieden van de gemeente.

Artikel 10.21 van de Wet milieubeheer schrijft voor dat het gemeentebestuur, al dan niet samen met het gemeentebestuur van andere gemeenten, ervoor zorgt dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. Grove huishoudelijke afvalstoffen zijn daarvan uitgezonderd. GFT-afval moet volgens dit artikel verplicht afzonderlijk worden ingezameld. De gemeenteraad kan volgens artikel 10.21, derde lid, van de Wet milieubeheer besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen. Deze vrijheid is ingeperkt door artikel 3 van de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Dat verplicht gemeenten ertoe om afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van particuliere huishoudens gescheiden in te zamelen.

Bij de uitoefening van de bevoegdheden met betrekking tot afvalstoffen dient het gemeentebestuur bovendien rekening te houden met het Landelijk afvalbeheersplan (hierna: LAP).

Het uitgangspunt van het Landelijke afvalbeheerplan 3 (hierna: LAP-3) is om het afvalbeheer op een veilige manier te laten plaatsvinden en zoveel mogelijk recycling te behalen. Dit betekent dat het wenselijk of noodzakelijk is dat afvalstoffen na het ontstaan en tijdens de gehele afvalbeheerketen gescheiden worden gehouden, dan wel dat nascheiding plaatsvindt. Bij de inzameling van huishoudelijk afval en bij het gescheiden houden van kleine hoeveelheden niet-gevaarlijk afval die binnen een inrichting zijn vrijgekomen, zijn in principe zowel bronscheiding als nascheiding beleidsmatig gewenst als zij leiden tot nuttig toepasbare producten of materialen. Echter in het geval dat bronscheiding leidt tot het terugwinnen van het oorspronkelijke functionele materiaal, moet worden vastgesteld of nascheiding als alternatief of als aanvulling op bronscheiding kan worden ingezet, dan wel dat nascheiding geen meerwaarde meer heeft. Voor de volgende meest voorkomende afvalstoffen is bronscheiding een vereiste voor het terugwinnen van het oorspronkelijke functionele materiaal:

• GFT-afval;

• Papier en karton;

• Glas;

• Textiel;

• Kunststof verpakkingsmateriaal;

• Elektrische of elektronische apparatuur;

• Klein chemisch afval.

Bronscheiding moet daarbij een reststroom opleveren die met minder milieudruk kan worden verwerkt dan wanneer geen scheiding aan de bron zou hebben plaatsgevonden. Echter, ook andere redenen kunnen het noodzakelijk maken om voor bronscheiding te kiezen. Het kan dan gaan om veiligheidsrisico’s en arbo-regelgeving (gevaarlijke afvalstoffen zoals KCA, gasflessen, brandblussers en asbest), milieuhygiënische risico’s (bijvoorbeeld C-hout), wetgeving (bijvoorbeeld afgedankte elektr(on)ische apparatuur) en andere niet-afvalregelgeving.

Op grond van artikel 10.26 van de Wet milieubeheer kan de gemeenteraad in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen bij de afvalstoffenverordening afwijken:

a. van de inzameling bij elk perceel (bepaald mag worden nabij elk perceel),

b. van de frequentie van eenmaal per week (bepaald mag worden met welke regelmaat bij de verordening),

c. van de inzameling in het hele grondgebied (bepaald mag worden dat in een gedeelte van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld),

d. van de afzonderlijke inzameling van GFT-afval (bepaald mag worden dat bestanddelen GFT-afval afzonderlijk worden ingezameld),

e. en bepaald mag worden dat GFT-afval met andere daarbij aangewezen bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk van het overige huishoudelijke afval wordt ingezameld.

De frequentie waarmee deze gescheiden inzameling plaatsvindt is niet wekelijks. Indien de frequentie lager is dan eenmaal per week, is de inspraakverordening van toepassing en is artikel 5 van de modelverordening verplicht. Dit vloeit voor uit artikel 10.26, tweede lid, en artikel 10.27 van de Wet milieubeheer.

Een afvalstoffenverordening die één van deze mogelijkheden benut dient te worden voorbereid met toepassing van de inspraakverordening die op grond van artikel 150 van de Gemeentewet is vastgesteld (artikel 10.26 van de Wet milieubeheer). Indien toepassing wordt gegeven aan de onderdelen b of c, dan moet de gemeente zorgen voor een daartoe ter beschikking gestelde plaats voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen. Dat laatste is geregeld in artikel 5 van deze verordening.

Het regelen van de frequentie en locatie inzameling wordt in beginsel overgelaten aan het college. De raad bepaalt wel welke bestanddelen in ieder geval afzonderlijk ingezameld dienen te worden. Dit is onder meer van belang omdat artikel 8 aan burgers het verbod oplegt om die bestanddelen ongescheiden ter inzameling aan te bieden.

Artikel 8. Gescheiden aanbieding

Dit artikel regelt de keerzijde van artikel 7. Wat gescheiden moet worden ingezameld, moet ook gescheiden worden aangeboden. Concrete omschrijvingen van de bestanddelen kunnen door het college in de nadere regels op grond van artikel 8 worden gegeven om discussies te slechten en om in het kader van handhaving houvast te bieden. Ook kan van de vrijstellingsmogelijkheid gebruik worden gemaakt om te regelen dat bepaalde hoeveelheden (fracties) van de bestanddelen mogen voorkomen bij de inzameling van andere bestanddelen. Zo zal niet verboden hoeven te zijn als er eens een papiertje tussen het GFT-afval voorkomt.

Artikel 9. Tijdstip van aanbieding

De tijdstippen voor de inzameling worden door het college bepaald. Het gaat hier om een besluit van algemene strekking.

Artikel 10. Wijze en plaats van aanbieding

Er is een onderscheid tussen inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen. Inzamelmiddelen dienen het ter inzameling aanbieden door een huishouden, zoals een minicontainer, afvalemmer, plastic afvalzak. Inzamelvoorzieningen, dienen het collectief ter inzameling aanbieden door meerdere huishoudens, zoals een verzamelcontainer of een wijkcontainer, voor het inzamelen daarvan. Op grond van dit artikel kunnen inzamelmiddelen worden voorgeschreven. Ook kunnen hier regels worden gesteld over het gebruik van inzamelvoorzieningen.

Artikel 11. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst

De inzameldienst kan ook bedrijfsafvalstoffen (of bepaalde bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen) inzamelen. Anders dan bij huishoudelijke afvalstoffen geldt voor bedrijfsafvalstoffen echter geen zorgplicht voor gemeenten. Inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst is daarom een daarvan te onderscheiden activiteit waarbij de inzameldienst tegen vergoeding afval inzamelt bij bedrijven. In de praktijk gaat het daarbij veelal om afval uit de KWD-sector (kantoren, winkels of diensten) of bouw- en sloopafval (voor zover dit niet wordt gerekend tot het huishoudelijke afval).

Artikel 12. Aanbieden ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Alleen bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst.

Artikel 13. Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden. De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in artikel 10.23, derde lid van de Wet milieubeheer. De memorie van toelichting zegt hierover: “Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieu regels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 van de Wet milieubeheer voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt.” Het is dus mogelijk om in het belang van het milieu bepaalde dagen te kunnen aanwijzen waarop bedrijfsafvalstoffen mogen worden ingezameld. Bijvoorbeeld ter beperking of voorkoming van geluidhinder of aanzuigende werking of om ritten zoveel mogelijk te combineren. Dit artikel kan met name van belang zijn voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in een (historisch) centrum. Uiteraard kunnen deze regels voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen ophalen gelden.

Artikel 14. Dumpingsverbod

Dit artikel heeft primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voor zover er geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan. Uiteraard zal in een aantal gevallen het brengen van stoffen op of in de bodem zodanig kunnen gebeuren dat een hogere wet, zoals de Wet bodembescherming, de Waterwet of het Besluit bodemkwaliteit van toepassing is. In het eerste lid worden bewust de termen stof en voorwerp gebruikt en niet alleen de term afvalstof, omdat niet altijd duidelijk is of de desbetreffende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn. In artikel 10.25, onder a, van de Wet milieubeheer, is de mogelijkheid voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening.

Artikel 15. Zwerfafval in de openbare ruimte

Op grond van artikel 10.25, onder a en b, van de Wet milieubeheer kunnen gemeenten in hun afvalstoffenverordening de zwerfafvalproblematiek regelen. Er is sprake van facultatief medebewind. Gemeenten hebben hiertoe de bevoegdheid, maar geen wettelijk plicht.

Eerste lid

Dit lid gaat over straatafval. Dat is afval dat onderweg ontstaat, buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor afvalbakken of voorzieningen zijn om zich daarvan ter plekke te ontdoen (voor zover van zeer beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur te worden verwijderd. Het gaat hier per definitie om afvalstoffen die "buiten een perceel ontstaan". Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit hoofdstuk 2.

Derde lid

Het begrip zwerfafval zelf behoeft geen verdere definitie nu de redactie blijkt dat van zwerfafval sprake is wanneer ter inzameling gereedstaand afval wordt verspreid, omgestoten of omgeschopt, etc. De redactie brengt ook mee dat doorzoeken op een manier die geen zwerfafval veroorzaakt, bijvoorbeeld door morgensterren (personen die in langs de straten loopt en speurt naar spullen bij het grofvuil die voor hem of haar van waarde kunnen zijn), niet onder het verbod valt.

Artikel 16. Zwerfafval rondom inrichtingen

Dit artikel sluit aan bij artikel 2.13 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, maar heeft het meer toegespitst op de problematiek van zwerfafval en wijkt daarom op een aantal punten van dat artikel af. Het dient ter aanvulling van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Artikel 17. Afval en verontreiniging op de weg

Het gaat in dit artikel over laden en lossen en het biedt de mogelijkheid om door middel van bestuursdwang tot opruiming te dwingen.

Artikel 18. Geen opslag van afval in de open lucht

Kern van dit artikel is opslag van huishoudelijke afvalstoffen, het gaat niet om het bewaren van afvalstoffen voor aanbieding tijdens de eerstvolgende inzameling daarvan. Opslag is niet het bewaren voor de eerstvolgende aanbieding ter inzameling.

Artikel 19. Ontdoen van autowrakken

In dit artikel is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken (hierna: BBA) moeten gemeenten in hun afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijke afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden). Op grond van artikel 7 van het BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.

Artikel 21. Toezichthouders

Deze systematiek volgt uit artikel 18.1a van de Wet milieubeheer en artikel 5.10, derde lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 18 maart 2021

De griffier,

……………………,

A. Goslings

De voorzitter,

…………….

J.P.M. Klijs

TOELICHTING

ALGEMEEN DEEL

ARTIKELSGEWIJS