Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur gemeente Molenlanden 2019

Geldend van 25-06-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur gemeente Molenlanden 2019

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Molenlanden, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Overwegende dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

Gelet op:

  • De Wet BIBOB,

  • Artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • De artikelen 3, 27, 30a, 31 en 32 van de Drank en Horecawet;

  • Artikel 30b van de Wet op de kansspelen;

  • Artikel 2:28, 2:39 en 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening;

  • Artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • de op het moment van vaststelling van toepassing zijnde subsidieverordening en het dan geldende inkoopbeleid en aanbestedingsbeleid;

Besluiten vast te stellen de:

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur mitVV VVB3EBB760E8DE714386C1C51B49705608 \* MERGEFORMAT

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    De definities in artikel 1.1 van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (Wet Bibob) zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2.

    In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

  • a.

    rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente

  • b.

    bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

  • c.

    overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de wet en waarop de wet kan worden toegepast;

  • d.

    vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

  • 1.

    het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

  • 2.

    huur of verhuur;

  • 3.

    het verlenen van een gebruiksrecht; of

  • 4.

    de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

  • e.

    betrokkene:

  • de aanvrager van een beschikking,

  • de houder van een vergunning,

  • de subsidieontvanger,

  • de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan,

  • de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces,

  • de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund,

  • de onderaannemer;

  • f.

    het Bureau: het Landelijk Bureau Bibob;

  • g.

    RIEC: Regionaal Informatie en Expertisecentrum Rotterdam;

  • h.

    Bibob-toets: het onderzoek door het bestuursorgaan of en zo ja, in hoeverre sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en artikel 9 van de Wet Bibob;

  • i.

    signalen: ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of informatie afkomstig van het OM als bedoeld in artikel 11 jo. artikel 26 van de wet;

  • j.

    eigen onderzoek: het onderzoek door het bestuursorgaan of en zo ja, in hoeverre sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en artikel 9 van de Wet Bibob en de beoordeling of in de resultaten van dit onderzoek grond is gelegen voor de betrokkene een negatieve beslissing te nemen dan wel een advies aan te vragen bij het Bureau;

  • k.

    wet: Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

Toepassingsbereik van deze beleidslijn Bibob

Deze beleidslijn Bibob is van toepassing in geval van:

  • Inschrijving voor overheidsopdracht, inkoop of aanbesteding (hetzij direct, hetzij als onderaannemer) die vallen binnen de sectoren milieu, (ICT) of bouw en die openbaar moeten worden aanbesteed;

  • Vastgoedtransacties;

  • Een aanvraag voor een beschikking op grond van de Drank en Horecawet;

  • Een aanvraag op grond van de wet op de Kansspelen;

  • Een aanvraag voor of een bestaande exploitatievergunning voor commerciële openbare inrichtingen, restaurants, cafés, hotels;

  • Een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwactiviteiten of inrichting Wet Milieubeheer;

  • Een verstrekte beschikking die onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche die door het bestuursorgaan is aangewezen voor een generieke Bibob-toets.

Hoofdstuk 2 Toepassing van de beleidslijn bij publiekrechtelijke beschikkingen.

  • A.

    Nieuwe beschikkingen

De toepassing van de wet zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden.

  • 1).

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag, van een nieuw horecabedrijf, voor een beschikking als bedoeld in:

  • 1.

    artikel 3 Drank en Horecawet;

  • 2.

    artikel 30b van de Wet op de kansspelen; (aanwezigheidsvergunning voor een kansspelautomaat);

  • 3.

    artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening; (exploitatievergunning voor commerciële openbare inrichtingen, zoals restaurants, cafés en hotels).

Een nieuw horecabedrijf is een bedrijf dat zich nieuw in de gemeente vestigt of een bedrijf dat zijn rechtsvorm wijzigt.

  • 2).

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaats, als er sprake is van signalen die een aanleiding vormen om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet:

  • 1.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Drank en Horecawet voor een commercieel horecabedrijf;

  • 2.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 30a van de Drank en Horecawet (melding wijziging leidinggevende op het aanhangsel van de drank- en horecavergunning);

  • 3.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet, in het geval het een horecabedrijf betreft van een paracommerciële rechtspersoon, als bedoeld in artikel 1, dertiende liggend streepje van de Drank en Horecawet (drank- en horecavergunning paracommerciële rechtspersoon);

  • 4.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor een slijtersbedrijf;

  • 5.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit);

  • 6.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet, (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer, waaronder de gevallen die behoren tot de afval en / of vuurwerkbranche);

  • 7.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets, waaronder gevallen die onder de categorie afvalstoffen vermelde activiteiten autodemontage, banden van voertuigen, kunststofafval, medisch en hygiënisch afval, mengen van afval in de betonindustrie en schroot vallen).

  • B.

    Reeds verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

  • 1.

    er signalen zijn die duiden op een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • 2.

    bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstig gevaar is geconstateerd en aan betrokkene in deze gemeente een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie in de Bibobtoets verzoeken.

  • C.

    Toepassingsbereik bij subsidies

Het bestuursorgaan past de wet in beginsel toe met betrekking tot een aanvraag voor dan wel de intrekking van een reeds verleende subsidie als bedoeld in het van toepassing zijnde Inkoopbeleid en aanbestedingsbeleid.

Het besluit tot het uitvoeren van een Bibob toets wordt genomen indien er signalen zijn om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • D.

    Uitbreiding toepassing Bibob-toets

Naast de in onderdeel A en B van Hoofdstuk 2 aangeduide gevallen, zal het bestuursorgaan een Bibob-toets plaats laten vinden als:

  • 1.

    bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob;

  • 2.

    de aanvraag voor een beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit is aangewezen voor een generieke Bibob-toets. Dit geldt ook voor reeds vóór bovengenoemd besluit verstrekte beschikkingen.

  • E.

    Beperking toepassing Bibob-toets

De Bibob-toets zal ten aanzien van de in onderdeel A en B van Hoofdstuk 2 aangeduide gevallen in beginsel niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

  • Paracommerciële horeca-inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet waarvan de kantine in eigen beheer is en niet is verpacht;

  • Overheidsinstanties;

  • Semi-overheidsinstanties;

  • Toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning);

  • Aanvragers waarvan, passend binnen de beleidsvrijheid van het college van burgemeester en wethouders (b.v. PPS constructies van particuliere ondernemingen en overheid), een Bibob-toets niet nodig wordt geacht.

Semi-overheid is een algemene aanduiding voor allerlei soorten overheidsorganisaties, die "dicht tegen de overheid aan zitten". Kenmerken van semi-overheid is dat er sprake is van:

  • a.

    wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang en

  • b.

    een (flinke) publieke financiering.

Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke transacties

  • A.

    Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties en aanbestedingen

Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaats, als er sprake is van signalen die een aanleiding vormen om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet:

  • 1.

    vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1.1, tweede lid aanhef en onder d., van deze beleidslijn, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van elke onderhandeling over het aangaan van een vastgoedtransactie, stelt de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure. In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst kan worden overgegaan.

  • 2.

    aanbestedingen: De rechtspersoon met een overheidstaak kan het Bibob-onderzoek ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet, in beginsel alleen uitvoeren bij overheidsopdrachten, die vallen binnen de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw en die, conform het van toepassing zijnde Inkoopbeleid en Aanbestedingsbeleid openbaar moeten worden aanbesteed.

Hoofdstuk 4 Uitvoering van het Bibob beleid

  • A.

    Eigen onderzoek door de Gemeente

  • 1.

    In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen, zal betrokkene de BIBOB-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De BIBOB-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30 tweede lid van de Wet BIBOB genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.

  • 2.

    In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de BIBOB-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hiervoor.

  • 3.

    Alvorens het eigen onderzoek - naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet - wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.

Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB bestaat uit twee stappen:

  • Stap 1

  • A.

    Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • B.

    de door de aanvrager/houder van de vergunning aangereikte informatie/documenten bij het BIBOB-vragenformulier (inclusief bijlagen) en de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

  • C.

    eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

  • D.

    open bronnen onderzoek (Kamer van Koophandel, Kadaster, etc.)

  • E.

    De BIBOB-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en zo mogelijk toepassen.

  • F.

    Wanneer het BIBOB-vragenformulier niet of niet volledig wordt ingevuld, worden allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht (met name die van artikel 4:5 van voornoemde wet) toegepast. Bij volharding zal de weigering of het toesturen van onvolledige informatie worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 juncto 3 van de wet BIBOB.

  • G.

    Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van het bestuursorgaan worden versterkt vanuit het RIEC. Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.

  • H.

    Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet BIBOB genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ‘ernstig gevaar’ als bedoeld in de Wet BIBOB, kan het de vergunning weigeren of intrekken.

  • Stap 2

  • A.

    Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau BIBOB worden gevraagd indien:

  • B.

    na eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd,

  • C.

    na eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en),

  • D.

    na eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten.

  • E.

    de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een BIBOB-advies te vragen.

Een toetsing aan de Wet BIBOB met behulp van een advies van het Bureau BIBOB geldt in beginsel als een uiterste middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.

Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten en voorts alleen een advies kan vragen indien dit – gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten – evenredig is.

De adviesaanvraag bij het Bureau BIBOB is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van de beschikking te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

Bij een “mindere mate van gevaar” dat de (aangevraagde) beschikking wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Deze voorwaarden dienen BIBOB-gerelateerd te zijn.

  • B.

    Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 jo. artikel 15 van de wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 2.

    In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

  • C.

    Adviestermijn

  • 1.

    Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15, eerste lid, van de wet.

  • 2.

    Indien het Bureau het advies niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid, van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15 derde lid, van de wet.

  • 3.

    Het Bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

  • D.

    Beschikking

  • 1.

    Het bestuursorgaan / de rechtspersoon met een overheidstaak gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, het geconstateerde ernstig gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

  • 2.

    Indien het bestuursorgaan / de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, of het aangaan van een vastgoedtransactie, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen een zienswijze in te brengen.

  • 3.

    Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking, is voor bezwaar en beroep vatbaar.

  • 4.

    Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak, die een advies van het Bureau als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing die onder deze beleidslijn valt.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

  • A.

    Invoeringsdatum

  • Deze beleidslijn is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Molenlanden en treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • B.

    Citeertitel

  • Deze beleidslijn kan worden aangehaald als de ‘Beleidslijn BIBOB Molenlanden 2019’.

  • C.

    Besluit en ondertekening

  • Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester van de gemeente Molenlanden op 11 juni 2019.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Molenlanden,

de secretaris,

drs. F Jonker

de burgemeester,

D.R. van der Borg

De burgemeester van Molenlanden,

D.R. van der Borg