Regeling vervallen per 28-02-2022

Nadere regels Leerlingenvervoer Molenlanden 2020

Geldend van 03-02-2020 t/m 27-02-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Nadere regels Leerlingenvervoer Molenlanden 2020

Burgemeester en wethouders van de gemeente Molenlanden

gelet op de artikelen in de Verordening Leerlingenvervoer Molenlanden 2019, waarbij het college de bevoegdheid is gegeven nadere regels te stellen;

besluiten vast te stellen:

de Nadere regels Leerlingenvervoer Molenlanden 2020,

ter uitvoering van de Verordening Leerlingenvervoer Molenlanden 2019

1. Afstand en reistijd

1.1. Berekening van de afstand per fiets

Basis: artikel 10 en 17 van de Verordening

Nadere regel

De afstand van vervoer per fiets wordt bij toetsing van de aanvraag gemeten via ANWB Routeplanner. Mocht het adres nog niet bekend zijn of het college constateert dat de aangegeven route feitelijk onjuist is, dan is het college gerechtigd een andere methode te gebruiken.

Bij de berekening van de afstand van huis naar school wordt de kortst begaanbare route per fiets aangehouden. Als de afstand tussen de woning en school zes kilometer of korter is, wordt geen vergoeding verstrekt en een uitdraai met de beschikking meegestuurd ter onderbouwing van de weigering.

Om het gebruik van de fiets te stimuleren is het -onder voorwaarden- mogelijk om in aanmerking te komen voor een bijdrage van maximaal € 500,00 in de aanschaf van een elektrische fiets. Ook wordt -indien van toepassing- het drempelbedrag over de 1e zes kilometer niet ingehouden op de fietsvergoeding.

Voorwaarden bijdrage elektrische fiets:

  • De leerling moet recht hebben op een voorziening leerlingenvervoer;

  • De vergoeding is een vergoeding voor minimaal 4 jaar. Bij een minder aantal jaren zal een verrekening naar rato plaatsvinden;

  • De gemeente is niet aansprakelijk voor het gebruik van de fiets;

  • De onderhouds- en verzekeringskosten zijn voor rekening van de ouders/verzorgers en

  • Er dient een aankoopbewijs te worden aangeleverd voordat er wordt uitbetaald.

1.2. Vaststellen afstanden ten behoeve van fietsvergoeding

Basis: artikel 10 en 17 van de Verordening

Nadere regel

Voor kinderen die regulier basisonderwijs of speciaal basisonderwijs bezoeken geldt er een maximale afstand woning-school waarvan in principe wordt geacht dat zij deze afstand kunnen fietsen. Deze is als volgt:

Leeftijd kind

Maximaal te fietsen afstand

11 jaar of ouder

11 km

10 jaar

9 km

9 jaar

7 km

Voor leerlingen in het voortgezet onderwijs geldt per leeftijdscategorie een maximale afstand van woning naar school die zij kunnen fietsen:

Voor leerlingen in het 1e jaar (v.a. 12 jaar)

13 km

Voor leerlingen in het 2e jaar

15 km

Voor leerlingen in het 3e jaar

17 km

Peildatum is 1 augustus van het schooljaar waarop de voorziening betrekking heeft.

Mix van vergoedingen

In principe is het niet  mogelijk om de ene keer te fietsen en de andere keer met de bus te reizen en dan per dag of per week bijvoorbeeld een vergoeding te krijgen voor fietsen en/of openbaar vervoer dan wel eigen vervoer. In voorkomende gevallen (bijvoorbeeld om als voorbereiding op de middelbare school alvast een deel van het jaar op te fiets gaan) kunnen afspraken gemaakt worden om bijvoorbeeld de laatste drie maanden van het schooljaar te gaan fietsen.  De vergoedingen zullen dan naar rato worden uitgekeerd en volgens de regels die daarvoor gelden.

1.3. Berekening van de afstand per auto

Basis: artikel 13 en 19 van de Verordening

Nadere regel

Het college kan ouders toestemming verlenen om hun kind zelf met de auto naar school te brengen. Als aanspraak bestaat op bekostiging van de kosten van aangepast vervoer, krijgen ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto. De afstand wordt gemeten via de nieuwste ANWB Routeplanner. Mocht het adres nog niet bekend zijn of het college constateert dat de aangegeven route feitelijk onjuist is, dan is het college gerechtigd een andere methode te gebruiken.

Bij de berekening van de afstand van huis naar school wordt de kortst begaanbare route per auto aangehouden. Als de afstand tussen de woning en school zes kilometer of korter is, wordt bij een negatieve beschikking op de aanvraag, een uitdraai meegestuurd ter onderbouwing van de weigering.

1.4. Vaststellen van de reistijd

Basis: artikel 12 en 18 van de Verordening

Nadere regel

Het vaststellen van de reistijd per openbaar vervoer vindt plaats op basis van de

Reisinformatiegroep BV via 0900-9292 of www.9292.nl of de mobiele app op moment van toetsing. De bepaling van de looptijd in de reisplanner van OV9292 gaat uit van een gemiddeld persoon. De ervaring leert dat kinderen jonger dan 9 jaar langzamer lopen dan een gemiddeld persoon. Het college houdt hier in het bepalen van de looptijd rekening mee door de, door de reisplanner opgegeven, totale looptijd voor kinderen jonger dan 9 jaar te verruimen met 20%.

2. (Afwijkende/gewijzigde) Schooltijden

Basis: artikel 9 en 16 van de Verordening

Nadere regels

2.1. Aangepaste schooltijden in verband met een handicap

De leerling die door zijn handicap structureel aangepaste schooltijden heeft, wordt, in afwijking van de schoolgids of het periodieke rooster, vervoerd op basis van de voor hem geldende aangepaste schooltijden. De Nadere regels 2.2 tot en met 2.8 zijn op de leerling niet van toepassing.

2.2. Bijzondere activiteiten

Als de school de schooltijden wijzigt vanwege bijzondere activiteiten of aangelegenheden, vindt op basis van de gewijzigde schooltijd geen leerlingenvervoer plaats, tenzij:

  • a.

    de gewijzigde schooltijd voor alle leerlingen in het vervoermiddel geldt; en

  • b.

    de vervoerder in staat is de gewijzigde schooltijd in te plannen in zijn vervoersplanning; en

  • c.

    er geen extra kosten verbonden zijn aan het vervoer.

Onder bijzondere activiteiten en aangelegenheden kan bijvoorbeeld worden verstaan: studiedagdeel voor het personeel, schoolreisje/schoolkamp, sportdag, sinterklaasviering, carnaval, religieuze feestdag, excursie, jaarafsluiting of een vrij dagdeel voorafgaande aan een feestdag of vakantie, die niet is opgenomen in de schoolgids.

Gewijzigde schooltijden moeten minimaal drie werkdagen voorafgaand aan de schooldag waarop de gewijzigde schooltijd geldt, door de ouders bij het college worden gemeld. Het college bespreekt dan met de vervoerder of er in de planning mogelijkheden zijn voor leerlingenvervoer op basis van de gewijzigde schooltijd.

2.3. Weersomstandigheden

Als de school de schooltijden wijzigt in verband met de (verwachte) weersomstandigheden vindt leerlingenvervoer op basis van de gewijzigde schooltijd alleen plaats als een gewijzigde schooltijd voor alle leerlingen in het vervoermiddel geldt en de (verwachte) weersomstandigheden naar het oordeel van het college een gevaar kunnen (gaan) vormen voor de veiligheid van het leerlingenvervoer.

2.4. Roosterwijzigingen voortgezet onderwijs

Eerste schooldag nieuwe schooljaar.

  • a.

    Als de eerste schooldag van het nieuwe schooljaar bestaat uit het ophalen van boeken en het periodieke rooster, vindt leerlingenvervoer plaats op basis van de hiervoor geldende schooltijden.

  • b.

    De schooltijden van de eerste schooldag moeten uiterlijk drie werkdagen vóór de aanvang van de eerste schooldag aan het college en vervoerder kenbaar worden gemaakt.

  • c.

    Als niet is voldaan aan het voorgaande lid, vindt op de eerste schooldag geen leerlingenvervoer plaats.

2.5. Periodiek rooster

  • a.

    De ouders dienen aan het begin van het schooljaar het periodieke rooster direct na ontvangst aan het college en vervoerder doorgeven.

  • b.

    De ouders dienen nieuwe periodieke roosters, die in de loop van het schooljaar gaan gelden, uiterlijk drie werkdagen voorafgaand aan de inwerkingtreding van het rooster aan het college en vervoerder kenbaar te maken, tenzij de roosters niet tijdig door de school aan de leerling beschikbaar kunnen worden gesteld.

  • c.

    Als niet wordt voldaan aan het voorgaande lid, is het de vervoerder toegestaan de leerling voor maximaal de eerste drie schooldagen na ingang van het nieuwe periodieke rooster te vervoeren volgens het periodieke rooster dat aan het nieuwe periodieke rooster voorafging.

2.6. Toetsdagen

Onder toetsdagen worden onder andere verstaan: examendagen, tentamendagen en repetitiedagen. Het vervoer van de leerling op toetsdagen vindt plaats op basis van het binnen de schooltijden in de schoolgids passende rooster voor deze toetsdagen. Het gestelde onder Nadere regel 2.2 is van overeenkomstige toepassing.

2.7. Uitval uren binnen periodieke rooster

De uitval van uren binnen het voor de leerling geldende periodieke rooster geeft geen recht op leerlingenvervoer op basis van de gewijzigde schooltijd.

2.8. Vervoer buiten het vervoersschema

  • a.

    Nablijven: als de leerling aan het einde van de schooldag langer dan 10 minuten op school moet nablijven, vindt voor die leerling aan het einde van de schooldag geen leerlingenvervoer plaats, wanneer dit gevolgen heeft voor het vervoersschema; de verantwoordelijkheid ligt primair bij de ouders.

  • b.

    Tussentijds brengen en ophalen: bij het tussentijds brengen en ophalen van een leerling ligt de verantwoordelijkheid primair bij de ouders.

3. Toekennen vervoersvoorziening

Basis: artikel 4 van de Verordening

Algemeen:

Volgorde van toekenning leerlingenvervoer

Als de verordening aangeeft dat er een vergoeding in het kader van het leerlingenvervoer mogelijk is dan is dat -in principe- in de volgende volgorde:

  • Als het kind kan fietsen dan is de vergoeding een fietsvergoeding;

  • Als het kind onder begeleiding kan fietsen, dan is de vergoeding een fietsvergoeding voor het kind en de begeleider;

  • Kan het kind zonder begeleiding met het OV reizen dan wordt er een vergoeding OV uitgekeerd;

  • Kan het kind onder begeleiding met het OV dan wordt er een vergoeding voor zowel het kind als één begeleider vergoed;

  • Als bovenstaande opties allemaal niet van toepassing zijn voor het kind, dan pas komt een kind in aanmerking voor aangepast vervoer (lees: taxivervoer of besloten busvervoer);

  • Als ouders zelf rijden kunnen zij – na toestemming van het college- een vergoeding ontvangen. Deze vergoeding is afhankelijk van het soort vervoer waar een kind voor in aanmerking komt (zie ook art. 13 van de Verordening)

Nadere regels

3.1. Uitbetaling van de bekostiging

  • a.

    De vergoeding voor het eigen vervoer per auto wordt per 3 maanden achteraf uitgekeerd Hiervoor dienen de ouders een declaratie in waaruit blijkt op welke dagen de school is bezocht.

  • b.

    De vergoeding voor het eigen vervoer per fiets wordt bij aanvang van het schooljaar voor 40 weken uitgekeerd. Bij een toekenning lopende het schooljaar wordt de vergoeding naar rato uitgekeerd. De fietsvergoeding bedraagt € 0,09 per kilometer.

  • c.

    De bijdrage voor het openbaar vervoer wordt bij aanvang van het schooljaar op basis van de kosten van een jaarabonnement (in prijs gelijk aan 10 maandabonnementen) vergoed. Bij een toekenning lopende het schooljaar wordt de vergoeding naar rato uitgekeerd. Waarbij een schooljaar op maximaal 200 schooldagen wordt gesteld.

  • d.

    In de bijdragen genoemd onder a tot en met c is de eventuele eigen bijdrage al verwerkt.

  • e.

    Wanneer het kind gedurende het schooljaar geen recht meer heeft op een fiets- of OV-vergoeding dan dient het teveel uitgekeerde naar rato te worden terugbetaald.

  • f.

    Vergoeding wordt alleen uitgekeerd als er daadwerkelijk gereisd wordt naar de dichtstbijzijnde toegankelijke en passende school en met het middel waarvoor de vergoeding is toegekend.

3.2. Drempelbedrag

  • a.

    Het drempelbedrag dat kan worden opgelegd aan ouders van leerlingen die een school voor basisonderwijs bezoeken in de vorm van een eigen bijdrage die gelijk is aan de kosten van het Openbaar vervoer over de eerste 6 kilometer, wordt niet in rekening gebracht voor kinderen in het speciaal basisonderwijs. Dit geldt ook voor leerlingen die een vergoeding ontvangen voor hoogbegaafden onderwijs.

  • b.

    Het drempelbedrag dat kan worden opgelegd aan ouders van leerlingen die een school voor basisonderwijs bezoeken in de vorm van een eigen bijdrage die gelijk is aan de kosten van het Openbaar vervoer over de eerste 6 kilometer, wordt niet in rekening gebracht bij bekostiging op basis van fietsvervoer.

3.3. Co-ouderschap

Voor het in aanmerking komen voor een bekostiging naar de adressen van beide ouders dienen de ouders afzonderlijk een aanvraag in te dienen voor de dagen dat het kind tijdens weekdagen bij hen verblijft.

T oelichting : Co-ouderschap is geen wettelijke term maar wordt in deze Nadere regels als volgt omschreven. Ouders, al dan niet gescheiden, die niet bij elkaar wonen, kunnen afspreken om hun kind(eren) gezamenlijk te (blijven) verzorgen en opvoeden. Er is sprake van co-ouderschap als zowel de moeder, als de vader in een regelmatige afwisseling de zorg voor het kind of de kinderen hebben. Bij co-ouderschap kan er recht zijn op bekostiging van leerlingenvervoer voor de dagen dat de leerling bij de betreffende ouder verblijft. Woont één van de ouders in een andere gemeente dan moet deze ouder in die gemeente leerlingenvervoer aanvragen.

3.4. Vaststellen kosten openbaar vervoer

Het vaststellen van de kosten van openbaar vervoer en de daaraan gerelateerde vergoeding vindt plaats op basis van de door de Reisinformatiegroep BV beschikbaar gestelde informatie via 0900-9292 of www.9292.nl op het moment van toetsing.

Bij een toekenning lopende het schooljaar wordt de vergoeding naar rato uitgekeerd waarbij een schooljaar gesteld wordt op maximaal 200 dagen. Daarbij moeten ouders een bewijs van aankoop van het abonnement overhandigen.

4. Beoordeling noodzaak aangepast vervoer op basis van handicap

Basis: artikel 12 en 18 van de Verordening

Nadere regel

Ouders die aanspraak willen maken op aangepast vervoer, dienen bij de eerste aanvraag een verklaring mee te zenden waarin wordt onderbouwd waarom voor de leerling aangepast vervoer noodzakelijk is. Aanvullende bewijsstukken kunnen zijn: Een toelatingsverklaring van het samenwerkingsverband mee te zenden, het door de school opgestelde ontwikkelingsperspectief, een recente verklaring van een arts, specialist of andere deskundige over de aard van de handicap van de leerling.

Daarnaast zal bij de overgang naar een ander schooltype of van speciaal onderwijs naar voortgezet speciaal onderwijs een dergelijke verklaring moeten worden overlegd.

Zonder deze bewijsstukken wordt een aanvraag niet in behandeling genomen.

T oelichting : In de artikelen 12 en 18 wordt aangegeven dat leerlingen op basis van hun handicap aanspraak kunnen maken op aangepast vervoer. In beide artikelen gaat het om leerlingen die, gelet op hun lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap, niet in staat zijn - ook niet onder begeleiding - van het openbaar vervoer gebruik te maken.

De toelichting bij de verordening stelt dat de toekenningscommissie, ambulante begeleider of andere deskundigen dienen te adviseren over de noodzaak van het gebruik van het aangepast vervoer dan wel openbaar vervoer met begeleiding. Het college behoudt zich het recht voor om een onafhankelijk advies aan te vragen.

5. Afwijken van bepalingen

Basis: artikel 23 van de Verordening

De verordening kent een mogelijkheid voor het college om in bijzondere gevallen af te wijken van hetgeen in de verordening is bepaald, de zogenaamde hardheidsclausule. Dit houdt in dat het college voor wat betreft het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders kan afwijken van de verordening. Toepassing van de hardheidsclausule is bedoeld voor echt uitzonderlijke situaties, omdat het overgrote deel van de voorkomende situaties in de verordening is geregeld. Dit betekent dat in gevallen die niet in de verordening geregeld zijn en waarin dit tot een kennelijk onbillijke situatie zou leiden er met een beroep op deze bepaling alsnog bekostiging van leerlingenvervoer kan worden verleend. In deze Nadere regels is bepaald dat de hardheidsclausule in een aantal situaties niet zal worden toegepast.

Nadere regel

Het afwijken van bepalingen wordt niet toegepast als er sprake is van de omstandigheid dat ouders/verzorgers wegens werkzaamheden of andere bezigheden de leerling niet naar school kunnen brengen of begeleiden.

T oelichting : De hardheidsclausule wordt niet toegepast als er alleen sprake is van de omstandigheid dat ouders/verzorgers wegens werkzaamheden of andere bezigheden de leerling niet kunnen begeleiden. Immers ook ouders die geen aanspraak maken op leerlingenvervoer zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor het vinden van een oplossing voor het combineren van arbeid en zorg. De genoemde omstandigheden kunnen wel in combinatie met andere relevante omstandigheden aanleiding zijn voor het toepassen van de hardheidsclausule.

Nadere regel

De hardheidsclausule wordt niet toegepast als er over gelijksoortige omstandigheden reeds jurisprudentie bestaat. En dat uit deze jurisprudentie blijkt dat het toepassen van de hardheidsclausule niet aan de orde is.

T oelichting : De rechtelijke macht heeft zich ondertussen al meerdere malen uitgesproken over wat van ouders mag worden verwacht. Met name rondom de begeleiding en ouderparticipatie zijn er diverse uitspraken die duiden dat er veel van een ouder mag worden verwacht in de begeleiding van zijn kind(eren). Ook over andere zaken leerlingenvervoer aangaande, zal bestaande jurisprudentie leidend zijn.

6. Vervoer naar Taalklas (primair onderwijs) en Internationale Schakelklas (ISK) Voortgezet Onderwijs

Basis: artikel 23 van de Verordening

Nadere regel

  • a.

    Voor het schoolbezoek van een Taalklas (PO) kan voor de duur van maximaal één jaar een vervoersvoorziening toegekend worden.

  • b.

    Voor het schoolbezoek van een Internationale Schakelklas (ISK-VO) kan voor de duur van maximaal één schooljaar een vervoersvoorziening in de vorm van openbaar vervoer toegekend worden in het geval dat de financiële draagkracht ontbreekt.

T oelichting :

  • a.

    Voor kinderen van statushouders of anderstaligen die korter dan één jaar in Nederland verblijven is er de mogelijkheid gedurende één jaar drie dagdelen naar een Taalklas te gaan. Omdat doorgaans deze kinderen onvoldoende bekend zijn met het verkeer in Nederland wordt, indien gewenst, een vervoersvoorziening aangeboden.

  • b.

    Met het bekostigen van openbaar vervoer naar de ISK van het VO worden statushouders of anderstaligen die tijdelijk over onvoldoende financiële draagkracht beschikken in staat gesteld te voldoen aan de leerplicht en hun kind na 1 jaar het reguliere VO in de nabije woonomgeving te laten bezoeken.

7. Ontzegging van toegang tot het vervoer door de gemeente

Basis: artikel 24 van de Verordening

Nadere regel

Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzeggen indien bij herhaling is gebleken dat de leerling door agressief gedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van bus en inzittenden in gevaar brengt. Hierbij wordt het volgende protocol gehanteerd. Afhankelijk van de ernst van gedraging van de leerling en de omstandigheden kan worden afgeweken van dit protocol.

Het gaat in dit protocol over klachten in verband met agressief gedrag van leerlingen tijdens het vervoer. Uitgangspunt van het protocol is dat de vervoerder zelf de klacht oplost, conform de afspraken vastgelegd in dit protocol. Kan de klacht niet door de vervoerder conform het protocol worden opgelost dan kan een medewerker van de gemeente contact opnemen met de vervoerder om zo de klacht op te lossen. De ouders worden daarvan op de hoogte gesteld.

  • 1.

    De klacht wordt eerst met de vervoerder besproken. Een medewerker van de gemeente informeert bij de vervoerder wat zij zelf al hebben ondernomen en vraagt een eventueel rapport van de chauffeur op.

  • 2.

    Een eigen vooronderzoek wordt gestart door een medewerker van de gemeente. Er wordt telefonisch contact opgenomen met ouders en/of school. In het telefoongesprek met de ouders bericht de medewerker dat zij ook een waarschuwingsbrief van de vervoerder kunnen verwachten.

  • 3.

    Indien de klachten gegrond zijn, volgt de 1e waarschuwingsbrief. De vervoerder wordt op de hoogte gesteld dat aan de ouders/verzorgers van leerling een waarschuwingsbrief is verstuurd.

  • 4.

    Bij continuering van de klachten stap 1 en 2 herhalen. Indien de klachten terecht zijn, volgt een 2e waarschuwingsbrief aan ouders/verzorgers over mogelijke totale uitsluiting. Als er een begeleider meegaat anders dan een ouder of verzorger en hieraan kosten verbonden zijn, dan zijn deze kosten voor de ouders/verzorgers.

  • 5.

    Bij een volgende klacht neemt een medewerker telefonisch contact op met ouders en school om -zo nodig- een gezamenlijk gesprek in te plannen. Blijkt dat de ouders hieraan niet willen meewerken of blijkt dat er gegronde redenen bestaan om leerling tijdelijk van het vervoer uit te sluiten volgt een schorsing per direct tot en met 1 volle schoolweek (exclusief schoolvakanties). Als er een gesprek heeft plaatsgevonden dan in de brief verwijzen naar het gesprek. Indien er tijdens het gesprek geen verwijtbaar bedrag wordt geconstateerd dan wordt er met ouders en school naar andersoortig vervoer gekeken.

  • 6.

    Vinden de klachten plaats tegen het eind van het schooljaar dan geldt de uitsluiting voor een periode van 3 maanden exclusief de zomervakantie. Dit betekent dat de uitsluiting ook in het begin van een nieuw schooljaar kan vallen. Als ouders opnieuw van leerlingenvervoer gebruik willen maken dan moeten ze aan het eind van de schorsingsperiode een nieuwe aanvraag indienen.

8. Ernstige benadeling van het gezin

  • 1.

    Van ernstige benadeling van het gezin als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder c en artikel 18, eerste lid onder c van de verordening is in elk geval geen sprake wanneer de ouders door hun werk een leerling niet op de juiste tijd naar school kunnen brengen. Het is algemeen gebruikelijk dat ook werkende ouders een leerling naar school brengen.

  • 2.

    Van ernstige benadeling van het gezin kan sprake zijn bij een structurele handicap van één of beide ouders, een alleenstaande ouder met meerdere kinderen die niet zelfstandig naar school kunnen reizen, een alleenstaande ouder met mantelzorgtaken voor een niet-leerling, een langdurige reistijd voor een ouder die de leerling begeleidt van meer dan vier uur per dag of een andere zeer ongebruikelijke gezinssituatie.

9. Inwerkingtreding, intrekken en citeertitel

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking op de derde dag na publicatie en werken terug tot

  • 2.

    1 januari 2020.

  • 3.

    Deze nadere regels worden aangehaald als ‘Nadere regels Leerlingenvervoer Molenlanden 2020’.

Ondertekening

Hoornaar, 21 januari 2020

Burgemeester en wethouders van Molenlanden,

De secretaris,

drs. F. Jonker

De burgemeester,

drs. T.C. Segers MBA.