Regeling vervallen per 31-12-2021

Verordening rioolheffing Molenlanden 2021

Geldend van 01-01-2021 t/m 30-12-2021

Intitulé

Verordening rioolheffing Molenlanden 2021

De raad van de gemeente Molenlanden;

gelezen het voorstel van het college van Molenlanden van 24 november 2020 nummer 1073983;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen

de Verordening rioolheffing Molenlanden 2021

Artikel 1. Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • b.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • c.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

Artikel 2. Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3. Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven:

    • a.

      van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en

    • b.

      van degene die een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen gebruikersdeel.

  • 2.

    Voor het eigenarendeel wordt, als het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3.

    Voor het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

    • b.

      gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;

    • c.

      het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4. Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

  • 1.

    Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2.

    Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 3.

    Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat naar het perceel is toegevoerd of opgepompt.

  • 4.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

  • 5.

    De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschied op grond van enige andere wettelijke bepaling

  • 6.

    Indien wordt aangetoond dat de toegevoerde waterhoeveelheid niet op de riolering is geloosd en indien deze hoeveelheid tenminste 20% van de toegevoerde hoeveelheid water bedraagt, met dien verstande dat dit tenminste 100 m3 is, wordt op voet van de in het 3e lid bepaalde hoeveelheid afvalwater verminderd met de op andere wijze afgevoerde waterhoeveelheid.

  • 7.

    Indien kan worden aangetoond dat 2.000 m3 afgenomen water of meer in het productieproces achterblijft en lid 5 van dit artikel niet van toepassing is, wordt korting verleend naar rato van het werkelijke percentage water dat in het productieproces achterblijft ten opzichte van de werkelijk afgenomen hoeveelheid water.

  • 8.

    Indien lid 6 van dit artikel van toepassing is en het waterverbruik van een woning niet aan de hand van een “eigen” watermeter door het waterbedrijf kan worden vastgesteld, wordt het waterverbruik bepaald op 50 m3 water per persoon per jaar bij een huishouden tot en met 3 personen en voor elke volgende persoon per huishouden wordt het verbruik vastgesteld op 20 m3 water per persoon per jaar.

Artikel 6. Belastingtarieven

  • 1.

    Het eigenarendeel bedraagt:

    • a.

      per perceel € 91,84

    • b.

      in afwijking van onderdeel a, per perceel dat niet direct of indirect is aangesloten

  • op een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking,

  • zuivering of transport van huishoudelijke afvalwater en bedrijfsafvalwater in

  • eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente € 22,96

  • 2.

    Het gebruiksdeel bedraagt:

    • per kubieke meter afvalwater per jaar € 1,07

Artikel 7. Belastingjaar

  • 1.

    Met betrekking tot het eigenarendeel is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    Met betrekking tot het gebruikersdeel is het belastingjaar gelijk aan de verbruiksperiode waarop de afrekening van waterbedrijf Oasen N.V. te Gouda betrekking heeft.

Artikel 8. Wijze van heffing

  • 1.

    Het eigenarendeel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    Het gebruikersdeel wordt geheven bij wege van het vorderen van een bedrag. Het gevorderde bedrag wordt vermeld op een gedagtekende kennisgeving. Als kennisgeving wordt aangemerkt de afrekening van waterbedrijf Oasen N.V. te Gouda.

Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    Het eigenarendeel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het eigenarendeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde eigenarendeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Het gebruikersdeel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet het eigenarendeel worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen of zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden min één in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste negen bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet het gebruikersdeel, waarbij het voorlopig gevorderde bedrag via de voorschotnota's wordt geheven en het definitief gevorderde bedrag via de afrekening wordt geheven, worden voldaan binnen een termijn van een maand na de dagtekening van de voorschotnota's of afrekeningsnota tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop de voorschotnota en de afrekening van waterbedrijf Oasen N.V. te Gouda moet worden voldaan.

  • 4.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij de invordering van de rioolheffing op grond van artikel 6, lid 1 wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Overgangsrecht

De verordening rioolheffing Molenlanden 2020, van 17 december 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede, lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking, doch niet eerder dan 1 januari 2021.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening rioolheffing Molenlanden 2021’.

Ondertekening

Vastgesteld tijdens de openbare raadsvergadering gemeente Molenlanden,

gehouden op 15 december 2020.

de griffier,

drs. M.A.J. Teunissen

de voorzitter,

T.C. Segers