Algemene Subsidieverordening Gemeente Molenlanden 2021

Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Gemeente Molenlanden 2021

De raad van de gemeente Molenlanden;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Algemene subsidieverordening Gemeente Molenlanden 2021.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Activiteiten: bezigheden van een organisatie of inwoner ter verwezenlijking van haar doelstelling.

  • b.

    Activiteitenplan: een plan dat een overzicht geeft van een door de organisatie of inwoner voorgenomen activiteiten en de doelen die hierbij worden nagestreefd.

  • c.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht.

  • d.

    Begroting: een overzicht van alle verwachte inkomsten en uitgaven in een bepaalde periode.

  • e.

    College: het college van burgemeester en wethouders (B&W) van gemeente Molenlanden.

  • f.

    Contributie betalende leden: de bij een vrijwilligersorganisatie ingeschreven en contributie betalende (actieve) leden, die daadwerkelijk de activiteit van de organisatie verrichten (geen ereleden, commissarissen en rustende leden), voorafgaande aan het jaar of periode waarover subsidie verleend wordt.

  • g.

    Eigen vermogen: het eigen vermogen bestaat uit reserves en het gerealiseerde resultaat na bestemming.

  • h.

    Gemeente: de gemeente Molenlanden.

  • i.

    Initiatievenpot: Subsidieregeling waarmee lokale initiatieven voor de straat, buurt of dorp/stad kunnen worden gesubsidieerd.

  • j.

    Jeugdleden: de bij een organisatie ingeschreven en contributie betalende leden, welke op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan het jaar of periode waarover subsidie verleend wordt, jonger zijn dan 18 jaar.

  • k.

    Meerjarige subsidie: een subsidie bedoeld voor twee of vier opeenvolgende jaren en als zodanig voor meerdere jaren verleend per twee- of vierjarig subsidiebesluit.

  • l.

    Raad: de gemeenteraad van gemeente Molenlanden.

  • m.

    Subsidie: de aanspraak op financiële middelen zoals bedoeld in artikel 4:21 eerste lid van de Awb.

  • n.

    Subsidie (semi) professionele instellingen: een subsidie die wordt verstrekt aan een (semi) professionele instelling. Met deze instellingen worden vooraf afspraken gemaakt welke prestatie en producten zij in een bepaald jaar gaan leveren voor de aan hen te verstrekken subsidie.

  • o.

    Subsidiebeleid: het door de gemeenteraad vastgestelde beleidskader op de inzet van subsidie als middel om haar doelen te bereiken.

  • p.

    Subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 van de Awb te weten het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak maximaal beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

  • q.

    Subsidievaststelling: de beschikking waarbij de subsidie definitief wordt vastgesteld.

  • r.

    Subsidieverlening: de beschikking waarbij de subsidie voorwaardelijk wordt toegekend, en waarbij het maximum van de mogelijke subsidie wordt vermeld of de wijze waarop de subsidie zal worden berekend.

  • s.

    Verdrag: Het verdrag betreffende de werking van de Europese unie (VWEU).

  • t.

    Vrijwilligersorganisatie: elke in de gemeente Molenlanden gevestigde organisatie of groepering van personen, niet zijnde een publiekrechtelijke instantie, die zich zonder winstoogmerk ten doel stelt het uitvoeren van een of meer activiteiten, waarvan het gemeentebestuur de ideële en/of materiële waarde voor de plaatselijke bevolking erkent.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college van burgemeester en wethouders (hierna te noemen: college), met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2.

    Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Nadere Subsidieregels

Het college stelt in nadere subsidieregels vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin in ieder geval bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Binnen deze nadere subsidieregels vallen in ieder geval de volgende subsidieregelingen, zolang die van kracht zijn:

  • 1.

    Waarderingssubsidie vrijwilligersorganisaties

  • 2.

    Subsidie ondersteuning accommodaties vrijwilligersorganisaties

  • 3.

    Subsidie Compensatie OZB

  • 4.

    Maatschappelijke activiteitensubsidie

  • 5.

    Producten en diensten van (semi) professionele instellingen

  • 6.

    Initiatievenpot

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij in de nadere regels de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2.

    Het college kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 5. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld geschiedt dit met gebruikmaking daarvan.

  • 2.

    Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • 1.

        een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • 2.

        een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring);

    • e.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, legt tevens over: een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 juli voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag om een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, wordt uiterlijk 13 weken voorafgaand aan dat boekjaar ingediend.

  • 3.

    Andere aanvragen om subsidie worden ingediend minimaal 13 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 4.

    In de nadere subsidieregels kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 6, tweede en derde lid, uiterlijk 13 weken nadat de aanvraagtermijn is verstreken.

  • 3.

    In de nadere regels kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 8. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.2

  • 3.

    Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • d.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • e.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • f.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • g.

      in de bij de betrokken nadere subsidieregels bepaalde gevallen.

  • 4.

    Het college kan een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 5.

    Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie, een onherroepelijke rechterlijke uitspraak of als in strijd is gehandeld met nadere subsidieregels.

Artikel 9. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald in de nadere subsidieregels, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 10. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat direct aan het college.

  • 2.

    Een subsidieontvanger informeert het college direct schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 11. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1.

    Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 2.

    Bij subsidies verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

  • 3.

    Bij nadere subsidieregels kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 11a. Egalisatiereserve

  • 1.

    Bij verleningsbeschikking kan het college bepalen dat de subsidieontvanger van een per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vormt.

  • 2.

    De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan het college verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het college kan nadere subsidieregels vaststellen over de wijze van berekenen van de hoogte van de egalisatiereserve.

Artikel 12. Eindverantwoording subsidies tot en met € 10.000

  • 1.

    Subsidies tot en met € 10.000 worden door het college gelijktijdig verleend en vastgesteld. Indien toepassing wordt gegeven aan het volgende lid, dan vindt ambtshalve vaststelling plaats binnen 8 weken nadat de activiteit uiterlijk verricht dient te zijn.

  • 2.

    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het vorige lid kan de aanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 8 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3.

    Na vaststelling van de subsidie zoals bedoeld in lid 1, kan het college een subsidieontvanger vragen verantwoording af te leggen na afronding van de activiteiten.

  • 4.

    In geval van verlening van een subsidie van ten hoogste € 10.000 wordt een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

  • 5.

    Het college kan bij nadere subsidieregels afwijken van bovenstaande leden

Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tussen € 10.000 en € 50.000

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 10.000 maar ten hoogste € 50.000 dient de subsidieontvanger uiterlijk 8 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 mei van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 8 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 3.

    Bij nadere regels kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 mei van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 8 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • d.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 3.

    Bij nadere regels kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 15. Subsidievaststelling

  • 1.

    Het college stelt de subsidie vast binnen dertien weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij nadere subsidieregels anders is bepaald.

  • 2.

    Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste acht weken worden verdaagd.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 13, eerste lid en 14, eerste lid, aanhef en onder a of b, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 16. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij nadere subsidieregels voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij nadere subsidieregels voorgeschreven definities.

  • 3.

    Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 17. Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 4, en de nadere subsidieregels in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

  • 2.

    Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 18. Slotbepalingen

  • 1.

    De Algemene Subsidieverordening Giessenlanden 2011; Uitvoeringsprogramma bij Subsidieverordening Giessenlanden 2011; de Algemene subsidieverordening 2013 gemeente Molenwaard; en het Subsidiebeleid 2015 gemeente Molenwaard worden ingetrokken per datum van in werking treden van de Algemene Subsidieverordening gemeente Molenlanden 2021.

  • 2.

    De Algemene Subsidieverordening gemeente Molenlanden 2021 treedt in werking op 1 januari 2021.

  • 3.

    Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor deze datum en bezwaarschriften die zijn ingediend voor of uiterlijk zes weken na deze datum blijven de in lid 1 van dit artikel genoemde verordening en beleidskaders van toepassing.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Molenlanden 2021.

Ondertekening

Aldus besloten tijdens de openbare raadsvergadering van de gemeente Molenlanden, gehouden op 24 november 2020.

de griffier,

drs. M.A.J. Teunissen

de voorzitter,

drs. T.C. Segers MBA