Regeling vervallen per 01-01-2016

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2014 gemeente Molenwaard

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2015

Intitulé

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2014 gemeente Molenwaard

Burgemeester en wethouders van de gemeente Molenwaard

Gelet op de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning 2013 gemeente Molenwaard;

Besluiten:

vast te stellen het

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2014 gemeente Molenwaard

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

a.Compensatiebeginsel

De algemene verplichting voor het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie. Het College bepaalt welke voorziening(en) de aantoonbare beperkingen adequaat compenseren, eventueel met behulp van een medisch advies.

De compensatie van een of meer beperkingen die iemand kan ondervinden moet betrekking hebben op (1 van) de vier resultaatsgebieden:

  • een huishouden voeren;

  • zich verplaatsen in en om de woning;

  • zich lokaal verplaatsen per vervoersmiddel;

  • medemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

    • b.

      Uitzonderingen op compensatieplicht College van burgemeester en wethouders

Het College heeft geen compensatieplicht voor beperkingen die gecompenseerd kunnen worden op grond van:

  • voorliggende wettelijke regelingen anders dan de Wmo;

  • privaatrechtelijke verbintenissen;

  • algemeen gebruikelijke voorzieningen en daarmee samenhangende kosten.

    • c.

      Eigen kracht

      Uitgangspunt van de Wmo is dat waar mogelijk uitgegaan wordt van de eigen kracht en verantwoordelijkheid van de aanvrager. Pas wanneer blijkt dat de aanvrager niet of onvoldoende in staat is om zelf adequate maatregelen te treffen om het probleem op te lossen, komt de aanvrager i n aanmerking voor ondersteuning via een Wmo-voorziening. Het College zal individueel beoordelen of de aanvrager zelf maatregelen kan treffen om zijn/ haar probleem op te lossen.

    • d.

      Adequaat en meest goedkope voorziening

      Voorzieningen die in het kader van de Wmo worden verstrekt dienen naar objectieve maatstaven gemeten zowel adequaat als de meest goedkope voorziening te zijn. Eigenschappen van de voorziening die kostenverhogend werken zonder dat zij de voorziening meer adequaat maken, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

    • e.

      Aanspraak op grond van een voorliggende wettelijke regeling

De situatie waarbij de aanvrager/ belanghebbende aanspraak maakt op een voorliggende voorziening in natura of in geld, anders dan de Wmo als compensatie van aanwezige beperkingen.

f.Aanspraak op grond van een privaatrechtelijke verbintenis

De situatie waarbij de aanvrager/ belanghebbende aanspraak maakt op een voorziening in natura of geld als compensatie van aanwezige beperkingen op basis van een privaatrechtelijke verbintenis.

g.Algemeen gebruikelijke voorzieningen en kosten

Producten of dienstverlening die normaal in de maatschappij verkrijgbaar zijn en niet speciaal bedoeld zijn voor mensen met een beperking en waarvan de kosten algemeen gebruikelijk zijn voor de aanvrager. In bijzondere omstandigheden die handicap-gerelateerd zijn, kunnen algemeen gebruikelijke voorzieningen het algemeen gebruikelijke karakter verliezen.

h.Algemene voorziening

Een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt.

i.Individuele voorziening in natura

Een voorziening, in te zetten om het resultaat langdurig te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik-)leen of huur of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening. Een indicatie is nodig om voor een individuele voorziening in natura in aanmerking te komen.

j.Individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget

Een geldbedrag als alternatief voor een voorziening in natura. Een indicatie is nodig om voor een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget in aanmerking te komen.

k.Individuele voorziening in de vorm van bemiddelde hulp / Alfacheque

Hulp bij het huishouden, waarbij bemiddeld wordt tussen hulpvrager en hulpverlener door een derde. Het is daarbij mogelijk om de huishoudelijke hulp HH1 via het bureau Alfacheque AV te organiseren. Een indicatie is nodig om voor een individuele voorziening in de vorm van bemiddelde hulp of Alfacheque in aanmerking te komen.

l.Individuele voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming

Een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld als (gedeeltelijke) tegemoetkoming in de kosten bij de aanschaf van een voorziening of in de kosten om hulp te organiseren voor het te bereiken resultaat, zoals een vervoersvoorziening of woonvoorziening. Een indicatie is nodig om voor een individuele voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming in aanmerking te komen.

m.Langdurig noodzakelijk

Voor alle voorzieningen geldt als uitgangspunt dat het College deze alleen verleent wanneer ze langdurig noodzakelijk zijn om de beperkingen op de resultaatsgebieden te compenseren. Langdurig noodzakelijk houdt in dat de ondervonden beperking, naar de stand van de medische wetenschap op het moment van de aanvraag, onomkeerbaar is en daardoor redelijkerwijs geen verbetering te verwachten is in de situatie van de aanvrager, ten aanzien van de ondervonden beperkingen, of dat de revalidatieperiode langer dan zes maanden duurt. Een uitzondering op de regel wordt gevormd door situaties waarin voor een afzienbare periode hulp bij het huishouden nodig is.

  • n.

    Maatwerk

    Het College maakt bij elke specifieke aanvraag de afweging om wel of geen voorziening op grond van de Wmo toe te kennen. Hierbij dient het College rekening te houden met de capaciteit van de persoon van de aanvrager. De vaststelling van de capaciteit van de aanvrager is maatwerk.

  • o.

    Inlichtingenplicht aanvrager

    De aanvrager is verplicht het College de gegevens en bescheiden te verschaffen die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Ook als een voorziening wordt verstrekt of al is verstrekt, blijft de aanvrager verplicht zo spoedig mogelijk en schriftelijk aan het College mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

  • p.

    Leefeenheid en gebruikelijke zorg

    Een leefeenheid bestaat uit gehuwde personen of personen die een geregistreerd partnerschap met elkaar zijn aangegaan, die al dan niet tezamen met een of meerdere ongehuwde meerjarige en/of minderjarige mensen duurzaam een huishouden vormen, dan wel uit een meerjarige ongehuwde persoon die met een of meerdere ongehuwde meerderjarige en/of minderjarige personen duurzaam een huishouden voert. Als problemen van de aanvrager adequaat kunnen worden opgelost door zorg die redelijkerwijs van personen binnen de leefeenheid mag worden verlangd, spreekt men van gebruikelijke zorg. Bij zorg en ondersteuning die op vrijwillige basis door mensen binnen of buiten de leefeenheid wordt gegeven, spreekt men ook van mantelzorg.

  • q.

    CE-markering

    Een CE-markering is een teken dat dient te worden aangebracht op producten om aan te geven, dat voor die producten is voldaan aan de essentiële eisen, welke de Europese Unie stelt aan de fabrikant van het product.

  • r.

    Afschrijvingstermijn

De levensduur van producten, waarna ze aan vervanging toe zijn.

s.Eigen bijdrage of eigen aandeel

Een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage in geld, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit van toepassing zijn.

  • t.

    Woonvoorzieningen

    Roerende en onroerende woonvoorzieningen.

  • u.

    Bezoekbaar en logeerbaar maken

    Het bezoekbaar maken van de woning wil zeggen dat de aanvrager toegang heeft tot de woning, de woonkamer en het gebruik van één toilet. Het logeerbaar maken van de woning gaat verder: hierbij heeft de aanvrager ook de mogelijkheid tot overnachten en eventueel douchen in de andere woning.

  • v.

    Een eigen auto

Deel II van het kenteken staat op naam van de aanvrager of op naam van diens echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner, of in het geval bij thuisinwonende kinderen op naam van één van de ouders.

Hoofdstuk 2. Bevoegdheden en regels rond verstrekking en verantwoording

Artikel 1. Specifieke bevoegdheden College

Lid 1. Het college van burgemeester en wethouders legt de bedragen voor te verstrekken individuele voorzieningen vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Molenwaard.

Lid 2. Aanpassen of intrekken van voorziening

Indien het College van oordeel is dat feiten en omstandigheden gewijzigd zijn en van invloed zijn op het recht op een voorziening, de hoogte van een financiële tegemoetkoming, het verstrekken van voorzieningen in natura en/of de voorwaarden en verplichtingen die verbonden zijn aan het verlenen van een voorziening kan het College een voorziening opnieuw onderzoeken en op basis van de gegevens uit het onderzoek de voorziening aanpassen of intrekken.

Lid 3. Terugvordering van voorzieningen

Op basis van de Algemene wet bestuursrecht heeft het College de discretionaire bevoegdheid om over te gaan tot terugvorderen van een door het College al uitbetaalde financiële tegemoetkoming, persoonsgebonden budget of de door het College betaalde facturen aan de leverancier, voor de levering van een voorziening in natura. Deze bevoegdheid om over te gaan op terugvordering is van toepassing ingeval het College het recht op een voorziening van een aanvrager (deels) heeft ingetrokken wegens een onterecht verleende prestatie.

Artikel 2. Bijzondere regels voor de verstrekker van het persoonsgebonden budget

Lid 1. Verstrekking persoonsgebonden budget

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

Lid 2. Afwijsgronden voor een persoonsgebonden budget

Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

  • een individuele toekenning standaard als primaat met een algemene collectieve voorziening (in natura) wordt ingevuld;

  • de voorziening zich niet leent voor een pgb;

  • niet voldaan wordt aan het Programma van Eisen volgens de beschikking;

  • op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden, het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager zwaarwegende problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget, zoals bij terugkerende financiële problemen of verslavingsproblematiek;

  • sprake is van een eerder geconstateerd misbruik van een pgb door de aanvrager;

  • op grond van progressiviteit van het ziektebeeld van de aanvrager de aangevraagde voorziening zo snel weer door een aangepaste voorziening vervangen dient te worden dat deze verstrekking zich daardoor niet leent voor een persoonsgebonden budget.

Lid 3. Programma van Eisen en CE-norm

Een pgb-voorziening moet voldoen aan het (zo mogelijk) bij de indicatie opgestelde Programma van Eisen en voor zover van toepassing, voorzien van een CE-markering.

Lid 4. Adequaat en meest goedkope voorziening

Het op aanvraag toe te kennen persoonsgebonden budget is in principe altijd gelijk aan het bedrag van de adequate en meest goedkope voorziening, zoals deze vermeld staat in de lijst van de door de gemeente gecontracteerde leverancier. Deze lijst is als bijlage toegevoegd aan dit besluit.

Lid 5. Nieuw persoonsgebonden budget

Er wordt alleen (opnieuw) een persoonsgebonden budget verstrekt voor een voorziening, die al eerder is verstrekt, als er sprake is van:

  • het verstreken zijn van de afschrijvingstermijn van 7 jaar, dan wel de opgegeven afwijkende afschrijvingstermijn en een afkeuringsrapport van de voorziening;

  • gewijzigde omstandigheden;

  • niet aan budgethouder/ aanvrager verwijtbare calamiteiten.

Lid 6. Berekening persoonsgebonden budget onroerende woonvoorziening

Bij verstrekking van een vaste of onroerende woonvoorziening c.q. woningaanpassing wordt de hoogte van het pgb gelijk aan het bedrag zoals vermeld in de door het College geaccepteerde offerte.

Lid 7. Berekening en uitbetaling persoonsgebonden budget hoger dan € 10.000

Een pgb wordt in principe in een keer uitbetaald. Een uitzondering hierop is het pgb voor een voorziening van meer dan € 10.000,00. Deze duurdere voorziening wordt in termijnen verstrekt, tenzij het College hierover afwijkende afspraken heeft gemaakt.

Lid 8. Berekening en uitbetaling pgb voorzieningen voor minderjarigen

Een pgb voor voorzieningen voor minderjarigen is gelijk aan het bedrag van de maandelijkse door de gemeente te betalen bijdrage aan de leverancier, indien de verstrekking in natura zou hebben plaatsgevonden.

Lid 9. Berekening en uitbetaling persoonsgebonden budget Hulp bij het Huishouden (pgb HH)

Bij de berekening van een pgb voor hulp bij het huishouden vindt de berekening plaats op basis van het aantal weken tot het einde van het kalenderjaar. De eigen bijdrage wordt niet afgetrokken dan wel ingehouden op het toe te kennen bruto pgb en mag daaruit ook niet betaald worden. De uitbetaling vindt plaats in vierwekelijkse termijnen. De eerste uitbetaling gaat in na ontvangst van een kopie van de door budgethouder/ aanvrager en zorgverlener ondertekende overeenkomst, zoals van de SVB (Sociale Verzekeringsbank).

Artikel 3. Bijzondere regels voor de budgethouder persoonsgebonden budget

Lid 1. Aanschaf/realisatie persoonsgebonden budget

Een pgb moet gebruikt worden voor de aanschaf/realisering van de voorziening die is geïndiceerd. In het geval van een pgb HH mag de hulp niet worden uitgevoerd door personen binnen de leefeenheid.

Lid 2. Verantwoording pgb woonvoorziening, vervoersvoorziening of rolstoelvoorziening

De verantwoording van het pgb voor een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een vervoersvoorziening voor verplaatsing in en rond de woning vindt plaats binnen 3 of 6 maanden nadat de beschikking is afgegeven en/of het pgb-bedrag is bijgeschreven op de bank- of girorekening van de budgethouder/ aanvrager.

Lid 3. Bewijsstukken pgb woonvoorziening, vervoersvoorziening of rolstoelvoorziening

Onder bewijsstukken voor het pgb woon-, vervoers- en rolstoelvoorziening wordt in ieder geval verstaan:

•een op naam gestelde gespecificeerde nota overgelegd voor de gerealiseerde dan wel aangeschafte voorziening met toebehoren;

Indien het een elektrisch voortbewogen vervoermiddel of woonvoorziening betreft:

•een bewijs van een daarvoor afgesloten (WA, opstal- of inboedel) verzekering.

Lid 4. Non-gebruik

Non-gebruik van een pgb-voorziening, welke jonger is dan de gestelde afschrijvingstermijn, dient binnen 30 dagen gemeld te worden aan de gemeente. Uitgezonderd is het tijdelijke non-verbruik wegens niet aan budgethouder/ aanvrager verwijtbare omstandigheden.

Lid 5. Verantwoording pgb Hulp bij het Huishouden (pgb HH)

Sinds 2013 hoeft gedurende een periode van twee jaren geen verantwoording te worden afgelegd van de besteding van het pgb HH. Wel kan het College besluiten tot het - steekproefsgewijs - bij budgethouders pgb HH opvragen van bewijsstukken ter verantwoording.

Lid 6. Bewijsstukken pgb Hulp bij het Huishouden

Onder bewijsstukken voor het pgb HH wordt in ieder geval verstaan:

  • een arbeidsovereenkomst, zoals gepubliceerd op de website van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), die is afgesloten met de hulpverleners;

  • wijzigingsformulieren arbeidsovereenkomst, zoals gepubliceerd op de website van de SVB, indien de arbeidsovereenkomst tussentijds wordt gewijzigd;

  • overzichten van het door hulpverleners per maand gewerkte aantal uren - datum en tijd - of uren van loondoorbetaling bij ziekte en kwitanties van de uitbetaalde uren.

Lid 7. Verantwoordingsvrij bedrag pgb Hulp bij het Huishouden

Per kalenderjaar hoeft de budgethouder van het toegekende pgb HH een bedrag van maximaal € 272,00 niet te verantwoorden. Dit verantwoordingsvrije bedrag is bestemd voor kosten die het - beheer van het - pgb eventueel met zich kan meebrengen, zoals:

  • administratieve zaken;

  • print- en/of kopieerkosten betalingsbewijzen t.b.v. de verantwoording;

  • het zoeken van een hulp (plaatsen van advertenties);

  • cursussen, lidmaatschap patiëntenverenigingen, gratificatie voor de hulp e.d..

Lid 8. Terugvordering overschotten/ termijnen persoonsgebonden budget

Overschotten worden teruggevorderd of naar rato terugbetaald, als sprake is van:

  • uit de verantwoording gebleken lagere uitgaven dan het daarvoor verstrekte pgb;

  • het feit dat de aangeschafte voorziening niet (langer) wordt gebruikt en de gestelde afschrijvingstermijn nog niet verstreken is;

  • verhuizing naar een andere gemeente;

  • een opname van de budgethouder in een erkende (AWBZ-)instelling, voor zover de budgethouder door de opname geen recht meer heeft op de voorziening;

  • het overlijden van de budgethouder, in dit geval dient een mogelijk overschot door de erven terug te worden betaald;

  • het (deels) ingetrokken recht op een pgb op basis van een onterechte verleende prestatie;

  • overige wijzigingen in de omstandigheden die een wijziging van de lopende indicatie tot gevolg heeft.

Hoofdstuk 3. Voorzieningen en bedragen

Artikel 4. Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Algemeen gebruikelijke voorzieningen worden slechts vergoed - op grond van een maatwerkvoorziening - indien het (verzamel)inkomen lager is dan de volgende bedragen (gebaseerd op het Bijdragebesluit zorg 2014):

Gezinsamenstelling

Inkomensgrens

eenpersoons huishouden, jonger dan 65 jaar

€ 23.208,00

eenpersoons huishouden, ouder dan 65 jaar

€ 16.257,00

meerpersoons huishouden, jonger dan 65 jaar

€ 28.733,00

meerpersoons huishouden, 65 jaar en ouder

€ 22.676,00

Artikel 5. Hulp bij het huishouden

Lid 1. Afwijsgronden voor de voorziening Hulp bij het Huishouden

Er wordt geen hulp bij het huishouden verleend, indien:

  • een voor de aanvrager adequate en goedkopere algemeen gebruikelijke voorziening beschikbaar is om de beperkingen op het gebied van het huishouden op te lossen;

  • een andere voorziening en/ of technische hulpmiddelen (gedeeltelijk) het probleem zowel adequaat als goedkoper kan oplossen;

  • de aanvrager aanspraak kan maken op een wettelijke voorliggende voorziening;

  • er de mogelijkheid is van het leveren van gebruikelijke zorg binnen de leefeenheid waar de aanvrager deel van uitmaakt, tenzij sprake is van (tijdelijk) onvermogen op medische of psychosociale grond van degene die de gebruikelijke zorg zou leveren;

  • er sprake is van een antirevaliderende werking of zelfs een invaliderend effect van de hulp bij het huishouden.

Lid 2. In natura, persoonsgebonden budget of Alfacheque Hulp bij het Huishouden

In natura en pgb:

  • De aanvrager kan bij het aanvragen van hulp bij het huishouden kiezen om de hulp bij het huishouden HH1 of HH2 in de vorm van een pgb te ontvangen.

  • Wanneer zwaarwegende bezwaren bestaan tegen een pgb, ontvangt de aanvrager de hulp in huishouden in natura.

    Bemiddelde hulp/ Alfacheque:

  • Voor hulp bij het huishouden niveau 1 (HH1) bestaat bovendien de mogelijkheid om de voorziening in de vorm van bemiddelde hulp/ Alfacheque te ontvangen.

Lid 3. Bedragen in natura voor Hulp bij het Huishouden (ZIN)

De omvang van de HH in natura wordt uitgedrukt in uren. Het uurtarief voor hulp op niveau HH1 bedraagt per 1 januari 2014 € 20,32 en voor HH2 € 23,37. In geval van overlijden van de belanghebbende ontvangt de leefeenheid nog gedurende een periode van maximaal 6 weken de toegekende zorguren.

Lid 4. Bedrag pgb Hulp bij het Huishouden

Het bedrag voor Hulp bij het Huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget bedraagt € 17,00 per uur. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de niveaus HH1 en HH2.

Lid 5. Bedrag Alfacheque HH1

De uurvergoeding in 2014 voor de alfahulp bedraagt € 13,21. De vergoeding voor administratieve werkzaamheden door het bureau bedraagt € 2,54 per geleverd uur HH1.

Artikel 6. Woonvoorzieningen roerend en onroerend

Lid 1. Afwijsgronden voor een woonvoorziening

Er wordt geen woonvoorziening verstrekt, indien:

  • een voor de aanvrager adequate en goedkopere algemeen gebruikelijke voorziening beschikbaar is om de beperkingen op het gebied van het normale gebruik van de woning op te lossen;

  • de roerende of losse woonvoorziening een winkelwaarde heeft die lager is dan € 45,00;

  • de woningaanpassing een gemeenschappelijke ruimte betreft in een wooncomplex specifiek voor ouderen of personen met een beperking;

  • de aangevraagde woonvoorziening van een hoger niveau is dan het uitrustingsniveau van een sociale huurwoning;

  • de beperking die de aanvrager ondervindt, het gevolg zijn van de aard van de gebruikte materialen in de woning of achterstallig onderhoud;

  • de aanvrager verhuist naar een niet-geschikte woning of een zo geschikt mogelijke woning in relatie tot de bestaande beperkingen van de aanvrager en in zijn nieuwe woning beperkingen ondervindt, tenzij de aanvrager verhuist vanwege een zwaarwegende reden;

  • de aan te passen woonruimte een vakantiewoning of tweede woning betreft.

Lid 2. In natura, persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming bij woonvoorzieningen

In natura en pgb:

  • De aanvrager kan bij het aanvragen van een roerende of losse woonvoorziening kiezen om de woonvoorziening in natura of in de vorm van een pgb te ontvangen.

  • Wanneer zwaarwegende bezwaren bestaan tegen een pgb, ontvangt de aanvrager de roerende of losse woonvoorziening in natura.

  • Een voorziening in natura wordt afhankelijk van de soort voorziening in eigendom verstrekt of in bruikleen.

    Financiële tegemoetkoming:

  • Een voorziening voor een onroerende woonaanpassing kan ook worden verstrekt in de vorm een (gedeeltelijke) financiële tegemoetkoming.

Lid 3. Onderhoud, keuring en reparatie

De werkelijke kosten van onderhoud, keuring en reparatie worden vergoed gedurende de geldende afschrijvingsperiode van een door het College verstrekte woonvoorziening, tenzij in de beschikking anders is bepaald.

Lid 4. Procedure bij financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget woningaanpassing

De procedure bij de aanvraag van een (onroerende) woningaanpassing is als volgt:

  • Nadat de aanvraag door de aanvrager is toegekend, stelt het College een indicatie op met een Programma van Eisen voor de meest adequate als goedkoopst compenserende woningaanpassing.

  • De aanvrager vraagt op basis van het Programma van eisen een offerte bij een of meer aannemers op.

  • Het College beoordeelt welke bouwofferte de meest adequate als goedkoopst compenserende oplossing biedt en voor het verlenen van de financiële tegemoetkoming of pgb in aanmerking komt.

  • Het College geeft vervolgens toestemming voor de woningaanpassing.

Lid 5. Verstrekking van pgb of financiële tegemoetkoming woningaanpassing

Voor de verstrekking van een pgb of financiële tegemoetkoming voor woningaanpassing gelden de volgende voorwaarden:

  • De werkzaamheden waarop de financiële tegemoetkoming of het pgb betrekking heeft, dienen niet al begonnen te zijn, tenzij er sprake is van een uitzonderlijke omstandigheden. Dit is ter beoordeling van het College.

  • De woningeigenaar is verantwoordelijk voor de uitvoering van de onroerende woningaanpassing conform het Programma van Eisen.

  • Terstond na voltooiing van de werkzaamheden, maar uiterlijk zes maanden na het verlenen van toestemming voor het aanpassen van bewoning, verklaart de woningeigenaar middels een gereedmelding aan de gemeente dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid en dat bij het treffen van de voorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming of het pgb is verleend.

  • De uitbetaling aan de woningeigenaar van de financiële tegemoetkoming of het pgb vindt pas plaats als de woningaanpassing conform het Programma van Eisen is opgeleverd.

  • Het College controleert achteraf zo nodig of de woningaanpassing conform het Programma van Eisen is verricht.

Lid 6. Terugbetaling meerwaarde bij verkoop na woningaanpassing

Het komt voor dat het aanbrengen van een onroerende woonvoorziening leidt tot waardestijging van de woning. Waneer de aanvrager op een bepaald moment zijn woning verkoopt, zou dat een kapitaalvernietiging inhouden voor het College. Om dit te voorkomen wordt de woningeigenaar bij verkoop van de woning binnen tien jaar na datum afgifte beschikking bij een door het College verstrekte woningaanpassing groter dan

€ 20.000,00 verplicht tot terugbetaling van de eventuele meerwaarde als gevolg van de woningaanpassing. Dit bedrag wordt verminderd met de afschrijving.

Lid 7. Anti speculatiebeding

Om de mogelijke meerwaarde vast te kunnen stellen laat het College voor aanvang en na gereedmelding van de woningaanpassing groter dan € 20.000,00 een onafhankelijke taxatie uitvoeren. De kosten voor deze taxatie komen ten laste van de gemeente. Aan de hand van beide taxaties wordt de meerwaarde van de woning bepaald. Dit bedrag is bepalend voor de toepassing van het afschrijvingsschema en wordt aan de aanvrager meegedeeld.

Lid 8. Schema terugbetaling meerwaarde bij verkoop

  • 1e jaar na de datum van gereedmelding: 100% van de meerwaarde;

  • 2e jaar na de datum van gereedmelding: 90% van de meerwaarde;

  • 3e jaar na de datum van gereedmelding: 80% van de meerwaarde;

  • 4e jaar na de datum van gereedmelding: 70% van de meerwaarde;

  • 5e jaar na de datum van gereedmelding: 60% van de meerwaarde;

  • 6e jaar na de datum van gereedmelding: 50% van de meerwaarde;

  • 7e jaar na de datum van gereedmelding: 40% van de meerwaarde;

  • 8e jaar na de datum van gereedmelding: 30% van de meerwaarde;

  • 9e jaar na de datum van gereedmelding: 20% van de meerwaarde;

  • 10e jaar na de datum van gereedmelding: 10% van de meerwaarde.

Artikel 7 Woonvoorziening woonwagens, woonschepen en binnenschepen

Lid 1. Verstrekking van woonvoorziening voor woonwagens, woonschepen en binnenschepen

De afwijsgronden en overige voorwaarden voor het aanbrengen van woonvoorzieningen in woningen is gelijk voor woonwagens en woonschepen. Vanwege de kenmerken en het karakter van dit type woning gelden nog een aantal extra voorwaarden:

  • Niet in aanmerking woonvoorziening:

  • Aanpassingen die het specifieke karakter van dit type woning aantasten;

  • Een woonvoorziening voor een woonwagen wordt alleen verstrekt indien:

  • de technische levensduur van de woonwagen minimaal vijf jaar is;

  • de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag op de standplaats stond en de hoofdbewoner in het bezit is van een bewonersvergunning.

  • Een woonvoorziening voor een woonschip wordt alleen verstrekt, indien;

  • de technische levensduur van het woonschip nog minimaal vijf jaar is;

  • het woonschip nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen;

  • Een woonvoorziening voor een binnenschip wordt alleen verstrekt, indien;

  • de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf van het binnenschip;

  • het binnenschip te boek is gesteld en bedrijfsmatig in gebruik is voor het vervoeren van goederen (laadvermogen van minimaal 15 ton) of personen (minimaal 12 personen).

Artikel 8. Woonvoorziening woningsanering

Lid 1. Verstrekking van woningsanering op medische gronden

Voor de verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor woningsanering gelden de volgende voorwaarden:

  • Een advies COPD-verpleegkundige en een medische indicatie voor een woningsanering, op grond van allergie voor huisstofmijt of de aanleiding daartoe op basis van COPD.

  • Een vochtige woning, waarbij de aanvrager bij vochtklachten eerst contact dient op te nemen met de eigenaar van de woning.

  • Bij bestaande klachten wordt geen financiële tegemoetkoming voor sanering verstrekt, als uit medische informatie blijkt dat de klachten al bestonden en er geen maatregelen zijn genomen om de bestaande klachten te verminderen.

  • Eenmalige toekenning, de verstrekking voor een woningsanering wordt eenmalig verstrekt.

  • De vervanging van stoffering met een aanschafleeftijd van zeven jaar of ouder komt niet in aanmerking voor een voorziening woningsanering.

Lid 2. Financiële tegemoetkoming bij woningsanering

Een voorziening voor woningsanering op medische gronden wordt alleen verstrekt in de vorm van een (gedeeltelijke) financiële tegemoetkoming.

Lid 3. Bedragen woningsanering

De hoogte van de totale financiële tegemoetkoming voor woningsanering op medische indicatie bedraagt maximaal € 2.000,00 en is afhankelijk van de aanschafleeftijd van de te vervangen stoffering:

  • 0e tot 1e jaar na aanschaf: € 2.000,00;

  • 1e tot 2e jaar na aanschaf: € 1.714,00;

  • 2e tot 3e jaar na aanschaf: € 1.428,00;

  • 3e tot 4e jaar na aanschaf: € 1.142,00;

  • 4e tot 5e jaar na aanschaf: € 857,00;

  • 5e tot 6e jaar na aanschaf: € 570,00;

  • 6e tot 7e jaar na aanschaf: € 285,00.

Artikel 9. Woonvoorziening bezoekbaar maken

Lid 1. Verstrekking bezoekbaar maken

Voor de verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor bezoekbaar of logeerbaar maken van de woonruimte van iemand anders dan de woonruimte van de aanvrager geldt dat de werkelijke kosten van de adequate en meest goedkope compenserende voorziening(en) ten behoeve van het bezoekbaar maken van slechts één woning worden vergoed, onder de volgende voorwaarden:

  • De aanvrager woont in een AWBZ instelling.

  • De aanvrager bezoekt regelmatig deze woonruimte buiten de instelling, zoals het ouderlijk huis.

Lid 2. Financiële tegemoetkoming bij verhuis- en inrichtingskosten

Een voorziening voor verhuis- en inrichtingskosten wordt alleen verstrekt in de vorm van een (gedeeltelijke) financiële tegemoetkoming.

Lid 3. Bedrag bezoekbaar maken

De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor bezoekbaar maken van de woning bedraagt maximaal € 5.000,00.

Artikel 10. Woonvoorziening verhuis- en inrichtingskosten

Lid 1. Afwijsgronden voor een woonvoorziening voor verhuis- en inrichtingskosten

Er wordt geen voorziening voor verhuis- en/ of inrichtingskosten verstrekt, indien:

  • de aanvrager geen belemmeringen in het normale gebruik van de woning ondervindt;

  • de verhuizing te voorzien is dan wel algemeen gebruikelijk voor de aanvrager en/ of overige leden van zijn leefeenheid, gelet op de leeftijd, gezinssituatie, woonsituatie en gezondheidssituatie van de aanvrager;

  • de verhuizing al plaatsgevonden heeft, voordat de aanvrager hiervoor een aanvraag voor verhuis- en inrichtingskosten heeft ingediend, tenzij het College schriftelijk toestemming heeft gegeven om eerder te verhuizen;

  • de aanvrager naar een AWBZ-instelling verhuist.

Lid 2. Financiële tegemoetkoming bij verhuis- en inrichtingskosten

Een voorziening voor verhuis- en inrichtingskosten wordt alleen verstrekt in de vorm van een (gedeeltelijke) financiële tegemoetkoming.

Lid 3. Verstrekking financiële tegemoetkoming bij tijdelijke huisvesting

Indien de belanghebbende/ aanvrager vanwege de - ingrijpende - aanpassing van de eerste woning tijdens de aanpassing niet in de woning kan blijven of als de nieuwe woning ingrijpend moet worden aangepast waardoor de belanghebbende langer in de oude woning dient te blijven, wordt een financiële tegemoetkoming bij tijdelijke huisvesting toegekend.

Lid 4. Bedrag tijdelijke huisvesting

De toegekende financiële tegemoetkoming voor een tijdelijke huisvesting bedraagt de werkelijke kosten gedurende maximaal zes maanden als tegemoetkoming in de kosten van het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte en/of het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige of zelfstandige woonruimte.

Lid 5. Verstrekking financiële tegemoetkoming bij verhuis- en inrichtingskosten

Indien de belanghebbende/ aanvrager verhuist van een inadequate naar een adequate (reeds aangepaste) woning of een niet aangepaste maar wel eenvoudiger aan te passen woning, kan een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten worden toegekend. Ook als sprake is van het op verzoek van de gemeente vrijmaken van een aangepaste woning, met als doel om de woning vrij te maken voor een persoon met beperkingen, kan een verhuiskostenvergoeding worden toegekend. Voor de verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten gelden de volgende voorwaarden:

  • de nieuwe woonruimte dient te voldoet aan het Programma van Eisen, welke in de beschikking beschreven staat;

  • de aanvrager dient uiterlijk binnen twee jaar na datum van de beschikking tot toekenning van de financiële tegemoetkoming, zijn verhuisd.

Lid 6. Bedrag verhuis- en inrichtingskosten

De toegekende financiële tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten bedraagt maximaal € 5.658,00.

Lid 7. Bedrag huurderving

De vergoeding voor huurderving voor het beschikbaar houden van een aangepaste woning, bedraagt maximaal het bedrag van de kale huur van de woonruimte gedurende maximaal 6 maanden. Vergoeding van kosten wegens huurderving is pas mogelijk bij woningaanpassingen hoger dan € 5.000,00.

Artikel 11. Vervoersvoorzieningen

Lid 1. Afwijsgronden voor een vervoersvoorziening

Er wordt geen vervoersvoorziening verstrekt, indien:

  • een voor de aanvrager adequaat en geschikte algemeen gebruikelijke voorziening beschikbaar is voor het zich lokaal verplaatsen;

  • de aanvrager op grond van een andere (wettelijke) regeling aanspraak kan maken op een andere vervoersvoorziening die de beperkingen al voldoende compenseert;

  • de aanvrager een aanvraag doet voor boven-regionale verplaatsingen (verder dan de directe woon- en leefomgeving en nabije regionale bestemmingen).

Lid 2. Voorliggende collectieve vervoersvoorziening

De kortingspas voor het gebruik van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (C.V.V. De MolenHopper) geldt als voorliggende vervoersvoorziening van deur tot deur. Bij een indicatie voor Collectief Vraagafhankelijk Vervoer bedraagt de gemeentelijke compensatieplicht een maximum van 450 zones per jaar. Het College zal eerst nagaan of de collectieve vervoersvoorziening (deels) volstaat, om de beperkingen van de aanvrager op het gebied van zich lokaal verplaatsen per vervoersmiddel adequaat en meest goedkoop op te lossen.

Lid 3. Bedragen bij C.V.V. De MolenHopper

De vervoerskosten bedragen € 5,00 per zone. Hiervan betaalt de pashouder van de MolenHopper-pas een gereduceerde ritbijdrage van € 0,60 per zone (tarief 2014). De niet-gereduceerde ritbijdrage voor een OV- reiziger bedraagt € 2,60 per zone (tarief 2014) en is als algemeen gebruikelijke voorziening door iedereen zonder indicatie te gebruiken. De resterende kosten zijn voor rekening van de deelnemende gemeenten en de provincie.

Lid 4. In natura, persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming bij een vervoersvoorziening

Als het collectief vervoer (alleen) niet een geschikte vervoersoplossing biedt voor de aanvrager, kan het College besluiten tot de verstrekking van een individuele vervoersvoorziening.

In natura of pgb:

  • De aanvrager kan bij het aanvragen van veel individuele vervoersvoorzieningen, zoals bijvoorbeeld een aangepaste fiets, scootmobiel, een gesloten gehandicaptenvoertuig, kiezen om de vervoersvoorziening in natura of in de vorm van een pgb te ontvangen.

  • Wanneer zwaarwegende bezwaren bestaan tegen een pgb, ontvangt de aanvrager de vervoersvoorziening in natura.

  • Een voorziening in natura wordt in eigendom verstrekt of in bruikleen.

    Financiële tegemoetkoming:

  • Voor het gebruik van de eigen auto of (bruik-)leenauto of een (rolstoel-)taxi vervoersvoorzieningen wordt een (gedeeltelijke) financiële tegemoetkoming verstrekt.

Lid 5. Verstrekking van gewenningsrijlessen scootmobiel

Indien bij de verstrekking van een scootmobiel door de betrokken adviesinstantie of leverancier gewenningsrijlessen worden geadviseerd, worden deze lessen voor 100% vergoed.

Lid 6. Verstrekking financiële tegemoetkoming voor een individuele autovervoersvoorziening

Bij de vaststelling van de hoogte van de individuele financiële tegemoetkoming voor een autovervoersvoorziening wordt uitgegaan van een medische noodzaak en een gemeentelijke compensatieplicht van maximaal 2.000 km per jaar. Per enkele reis wordt maximaal 22 km vergoed. De verstrekking vindt achteraf per kwartaal plaats, op declaratiebasis.

Wanneer in een gezin of leefeenheid sprake is van een gezamenlijke vervoersbehoefte van twee aanvragers, verstrekt het College ten hoogste 75% van de financiële tegemoetkoming voor een persoon voor gebruik eigen auto of taxi: 3.000 km per jaar.

Wanneer in een gezin of leefeenheid sprake is van een gezamenlijke vervoersbehoefte van dan meer twee aanvragers, verstrekt het College ten hoogste 50% van de financiële tegemoetkoming voor een persoon voor gebruik eigen auto of taxi: 4.000 km per jaar.

Lid 7. Bedragen individuele autovervoervoorziening

De financiële tegemoetkoming voor individueel vervoer wordt op basis van een kalenderjaar berekend. Voor een tegemoetkoming in de kosten geldt een maximum voor het gebruik van een:

  • eigen auto van € 740,00;

  • bruikleenauto van € 540,00;

  • taxi van € 4.020,00;

  • rolstoeltaxi van € 5.160,00.

Lid 8. Verstrekking bij autoaanpassing

Uitgangspunten voor de verstrekking van autoaanpassingen zijn de niet- algemeen gebruikelijke aanpassingen, noodzakelijk om het gebruik van een auto mogelijk maken voor personen met een beperking en/of de ouders, wanneer zij op de auto zijn aangewezen voor het vervoer. Daarbij dient de betreffende auto niet ouder te zijn dan vijf jaar en dient het aannemelijk te zijn dat de aan te passen auto een functionele levensverwachting heeft van minimaal nog zeven jaar. Ook de aanschaf van een – indien noodzakelijk - door de RDW goedgekeurde en reeds op de noodzakelijke wijze aangepaste auto valt onder de uitgangspunten van een voorziening voor autoaanpassing.

Lid 9. Verstrekking bij gewenningsrijlessen autoaanpassing

Indien bij de verstrekking van een autoaanpassing door de betrokken adviesinstantie of leverancier gewenningsrijlessen worden geadviseerd, worden deze lessen voor 100% vergoed.

Lid 10. Bedrag autoaanpassing

Voor een pgb of een financiële tegemoetkoming in de kosten voor een autoaanpassing geldt een maximumbedrag van € 10.000,00 per 5 jaar tot een maximum van 75% van de kosten van de aanpassing, op basis van facturen.

Lid 11. Bedrag aanschaf tweedehands aangepaste auto

Voor een pgb of een financiële tegemoetkoming in de kosten voor de aanschaf van een tweedehands en voor de aanvrager al adequaat aangepaste auto geldt een maximumbedrag van € 7.500,00 per 5 jaar tot een maximum van 75% van het aankoopbedrag, op basis van facturen.

Lid 12. Verstrekking bij (bruikleen)auto

Het verstrekken van een bruikleenauto of een financiële tegemoetkoming in de aanschaf van een auto is in de meeste gevallen de duurste oplossing. Deze optie komt daarom alleen aan de orde als er geen andere oplossingen zijn. De criteria voor het verstrekken van een (bruikleen)auto zijn:

  • de aanvrager heeft zeer ernstige beperkingen;

  • de aanvrager heeft een grote vervoersbehoefte op de korte en middellange afstand in het kader van het leven van alledag;

  • veelvuldig dagelijks vervoer noodzakelijk, zoals bij de aanwezigheid van jonge, niet zelfstandige kinderen jonger dan 12 jaar;

  • afstanden kunnen niet met andere verplaatsings- of vervoersmiddelen worden afgelegd;

  • het gezinsleven staat volledig in het teken van het gezinslid met beperkingen. Bij elke verplaatsing moet het kind mee;

  • taxivervoer of een andere combinatie van vervoersvoorzieningen is gezien de vervoersbehoefte geen geschikte voorziening;

  • afwezigheid van een aangepaste bruikleenbus- of auto leidt tot ernstige sociale ontwrichting van het gezin;

  • de aanvrager heeft geen of onvoldoende financiële middelen om een eigen auto aan te schaffen en te onderhouden.

Artikel 12. Rolstoelvoorziening

Lid 1. Afwijsgronden voor een rolstoelvoorziening

Er wordt geen rolstoelvoorziening verstrekt, indien:

  • een voor de aanvrager adequate en meest goedkope voorziening algemeen gebruikelijke voorziening beschikbaar is voor het dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning;

  • andere adequate en goedkoopst compenserende voorzieningen een voldoende oplossing bieden;

  • de aanvrager in een AWBZ instelling woont.

Lid 2. In natura, persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming bij een rolstoelvoorziening

In natura en pgb:

  • De aanvrager kan bij het aanvragen van een rolstoelvoorziening kiezen om de rolstoelvoorziening in natura of in de vorm van een pgb te ontvangen.

  • Wanneer zwaarwegende bezwaren bestaan tegen een pgb, ontvangt de aanvrager de rolstoelvoorziening in natura.

  • Een voorziening in natura wordt in eigendom verstrekt of in bruikleen.

    Financiële tegemoetkoming:

  • Bepaalde rolstoelvoorzieningen worden ook in de vorm een (gedeeltelijke) financiële tegemoetkoming verstrekt.

Lid 3. Verstrekking bij rolstoelvoorziening

Het selecteren van een rolstoelvoorziening is maatwerk. Bij de keuze voor een rolstoel wordt rekening gehouden met onder meer de omgeving waarin de aanvrager woont en de activiteiten die de aanvrager wil ondernemen, de verplaatsingsbehoefte en de fysieke mogelijkheden van de aanvrager. Aan de hand van de selectiecriteria stelt het College een Programma van Eisen op waaraan de rolstoel moet voldoen om de geschikte langdurige rolstoelvoorziening te zijn voor de aanvrager. Vervolgens selecteert het College de adequaat compenserende en meest goedkope rolstoel. Voor incidenteel en kortdurend gebruik kan het College gebruik maken van een rolstoelpool.

Lid 4. Verstrekking bij gewenningsrijlessen rolstoel

Indien bij de verstrekking van een elektrische rolstoel door de betrokken adviesinstantie of leverancier gewenningsrijlessen worden geadviseerd, worden deze lessen voor 100% vergoed.

Artikel 13. Sportvoorziening

Lid 1. Afwijsgronden voor een Sportvoorziening

De afwijsgronden en overige voorwaarden voor het verstrekken van een sportvoorziening zijn gelijk aan die voor een rolstoelvoorziening, woonvoorziening of vervoersvoorziening, al naar gelang de kenmerken van de individuele sportvoorziening. Vanwege de kenmerken en het karakter van dit type voorziening gelden nog een aantal extra voorwaarden:

  • Onder sportvoorziening wordt bedoeld een sportrolstoel of vastframe handbike, maar ook een andere voorziening die het uitoefenen van een sport mogelijk maakt voor de aanvrager.

  • De verstrekking wordt niet afgestemd met het inkomen, wel worden de kosten van een vergelijkbare sportvoorziening, voor een persoon zonder beperkingen, hierop in mindering gebracht.

Lid 2. Financiële tegemoetkoming bij een sportvoorziening

Een sportvoorziening wordt alleen in de vorm een (gedeeltelijke) financiële tegemoetkoming verstrekt, waarbij als extra voorwaarde geldt dat de aanvrager lid is van een sportvereniging.

Lid 3. Bedrag bij sportvoorziening

Voor een tegemoetkoming in de kosten voor een sportvoorziening geldt een maximum financiële tegemoetkoming van € 2.672,40 per drie jaar, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud en reparatie van de sportvoorziening.

Artikel 14. Kindervoorzieningen

Lid 1. Aanvragen kindervoorzieningen

De aanvrager voor een kindervoorziening is in de meeste gevallen de ouder van het minderjarige kind, of diens wettelijke vertegenwoordiger, die de voorziening aanvraagt ter behoeve van het kind. Het doel van de aanvraag voor een kindervoorziening is dat het kind in staat wordt gesteld om deel te kunnen nemen aan het leven van alledag. Dat kan door:

  • de zelfverzorging van het kind mogelijk te maken;

  • het zich zelfstandig verplaatsen mogelijk te maken;

  • de woonsituatie zo in te richten, dat het kind mee kan doen met de dagelijkse activiteiten in huis.

Lid 2. Afwijsgronden voor kindervoorzieningen

De afwijsgronden en overige voorwaarden voor het verstrekken van een kindervoorziening zijn gelijk aan die voor een rolstoelvoorziening, woonvoorziening of vervoersvoorziening, al naar gelang de kenmerken van de individuele kindervoorziening. Vanwege de kenmerken en het karakter van dit type voorziening gelden nog een aantal extra voorwaarden:

  • Kindervoorzieningen zijn bestemd voor kinderen van 0 tot 18 jaar.

  • Het College houdt rekening met de individuele omstandigheden waarin het groeiende en zich ontwikkelde kind zich bevindt.

Lid 3. In natura, persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming bij kindervoorzieningen

In natura en pgb:

  • De aanvrager kan bij het aanvragen van een kindervoorziening kiezen om de kindervoorziening in natura of in de vorm van een pgb te ontvangen.

  • Wanneer zwaarwegende bezwaren bestaan tegen een pgb, ontvangt de aanvrager de kindervoorziening in natura.

  • Een voorziening in natura kan in eigendom worden verstrekt of in bruikleen.

    Financiële tegemoetkoming:

  • Bepaalde kindervoorzieningen worden ook in de vorm een (gedeeltelijke) financiële tegemoetkoming verstrekt.

Lid 4. Verstrekking huurkosten rolstoelbus bij gezinnen met kinderen

Om gezinnen met minderjarige kinderen vervoersmogelijkheden te bieden die het mogelijk maken om gezamenlijk in de samenleving te participeren en sociale contacten te onderhouden, verstrekt het College voor gezinnen met kinderen, waarvan een of meer gezinsleden rolstoelgebonden zijn en waarbij geen adequaat geschikte (eigen) vervoersmogelijkheden voorhanden zijn, maximaal zeven dagen per jaar maximaal de helft van de huurkosten voor een voor rolstoelvervoer geschikte bus of auto, in de vorm van een financiële tegemoetkoming. De verstrekking vindt plaats op basis van facturen.

Lid 5. Bedrag huurkosten rolstoelbus bij gezinnen met kinderen

Voor een tegemoetkoming in de kosten voor de huurkosten van een rolstoelbus bij gezinnen met kinderen geldt een maximum financiële tegemoetkoming van € 75,00 per dag.

Artikel 15. Verplicht advies

Indien het College een aanvraag van de aanvrager ter beoordeling krijgt, waarvan de waarde in totaal € 20.000,00 of hoger is, zal het College verplicht advies vragen bij een daartoe uitgeruste adviesinstantie.

Artikel 16. Reiskosten bij keuring of selectie voorziening

Lid 1. Verstrekking reiskostenvergoeding keuring of selectie

Voor de noodzakelijke keuring en/of selectie bij de adviesinstantie of het bezoek aan de showroom van een leverancier voor het selecteren of aanpassen van een voorziening kan de aanvrager na overlegging van het betalingsbewijs in aanmerking komen voor een reiskostenvergoeding.

Lid 2. Bedragen reiskostenvergoeding keuring of selectie

De volgende bedragen worden vergoed:

  • € 0,19 / Km, bij gebruik van een eigen of geleende auto;

  • € 0,60 / zone, bij gebruik van het collectief (rolstoel)vervoer;

  • € 2,50 / Km, bij gebruik van de (regio)taxi, indien dit de enige vervoersmogelijkheid is voor de aanvrager.

Artikel 17. Doorberekening no-show-tarief aan aanvrager

Lid 1. Grond voor doorberekening no-show-tarief

Adviesinstanties en leveranciers berekenen de kosten voor advies of keuringen e.d. door aan de gemeente, ook als de aanvrager zonder bericht niet op de afspraak verschijnt. Het College gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager en zal daarom de kosten die door de adviesinstantie of leverancier in rekening worden gebracht, voor het zonder bericht wegblijven van een aanvrager op een afspraak, in rekening brengen bij de aanvrager, tenzij de aanvrager op eigen initiatief het College schriftelijk op de hoogte stelt van de geldige reden voor het wegblijven op een afspraak.

Lid 2. Bedragen doorberekend no-show-tarief

Voor het zonder bericht niet aanwezig zijn, worden de volgende bedragen doorberekend aan de aanvrager:

  • Spreekuurkosten, op de locatie van de instantie of leverancier: € 60,00;

  • Huisbezoekkosten, op de locatie van de aanvrager: € 80,00.

Hoofdstuk 4. Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage

Artikel 18. Omvang van de eigen bijdragen Hulp bij het Huishouden

Lid 1. In het geval van een voorziening voor hulp bij het huishouden in natura, als persoonsgebonden budget of via een Alfacheque, dient een eigen bijdrage betaald te worden. Deze eigen bijdrage wordt niet afgetrokken dan wel ingehouden op een mogelijk toe te kennen persoonsgebonden budget en mag daaruit ook niet betaald worden.

Lid 2. Bedragen en percentages eigen bijdrage hulp bij het huishouden

De bedragen en het percentage die gelden voor een eigen bijdrage of eigen aandeel zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport:

Gezinsamenstelling huishouden

Eigen bijdrage per 4 weken

Inkomensgrens eigen bijdrage 15% per kalenderjaar

eenpersoons huishouden, jonger dan 65 jaar

€ 18,60

> € 23.208,00

eenpersoons huishouden, ouder dan 65 jaar

€ 18,60

> € 16.257,00

meerpersoons huishouden, jonger dan 65 jaar

€ 26,60

> € 28.733,00

meerpersoons huishouden, 65 jaar en ouder

€ 26,60

> € 22.676,00

Artikel 19. Omvang van de eigen bijdragen en eigen aandeel overige voorzieningen

Lid 1. Eigen bijdrage vervoersvoorziening scootmobiel

Bij het verstrekken van een voorziening voor een scootmobiel in natura of als persoonsgebonden budget wordt voor belanghebbenden van 18 jaar en ouder een eigen bijdrage vastgesteld per periode van 4 weken. De eigen bijdrage gaat in op de eerste dag van de volledige periode en wordt geïnd door het CAK.

Lid 2. Bedrag eigen bijdrage scootmobiel

Het bedrag voor de eigen bijdrage scootmobiel is vastgesteld op € 7,50 per periode van vier weken.

Artikel 20. Slotbepalingen

Lid 1. Hardheidsclausule

Soms kan strikte toepassing van dit besluit en het daarop gebaseerde beleid onredelijk uitpakken voor de aanvrager. Onder bijzondere omstandigheden heeft het College daarom de bevoegdheid ten gunste van de aanvrager af te wijken van de strikte bepalingen door de hardheidsclausule te gebruiken. Het gaat met nadruk om bijzondere gevallen, waarbij het College duidelijk dient aan te geven waarom in een bepaalde situatie van het Wmo- beleid wordt afgeweken.

Lid 2. Dit besluit kan worden aangehaald als "Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Molenwaard 2014” en treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2014.

Lid 3. Met de inwerkingtreding van dit besluit komt het “Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Molenwaard 2013” te vervallen.

Vastgesteld bij collegebesluit van 6 mei 2014

Burgemeester en wethouders van Molenwaard,

de secretaris,         de burgemeester,

Zaaknummer : 92011 - 91999

Bijlage besluit: Van Breugel prijzenlijst

Toelichting artikelsgewijs

Inleiding

Dit nieuwe besluit is een trendbreuk met de oude regels (ooit verstrekkingenboek geheten), zoals die gehanteerd werden onder de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en sinds 2007 onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Was voorheen sprake van een zorgplicht en tamelijk nauwkeurig omschreven voorzieningen, het project De Kanteling binnen de Wmo vraagt om een andere aanpak. Die andere werkwijze heeft de VNG samen met CG-Raad en CSO ontwikkeld. Kernbegrippen zijn nu het leveren van maatwerk, uitgaan van te bereiken resultaten en eigen verantwoordelijkheid.

Het gemeentelijk besluit Maatschappelijke Ondersteuning is bedoeld om de bedragen in op te nemen, welke betrekking hebben op de vaststelling van de eigen bijdragen en het eigen aandeel bij de verstrekking van voorzieningen in natura, als persoonsgebonden budget en of als financiële tegemoetkoming. Dit is van belang omdat bedragen tenminste één maal per jaar gewijzigd worden, doordat zij trendmatig worden aangepast. Een Besluit wordt vastgesteld door burgemeester en wethouders. Opname in de verordening betekent dat de verordening jaarlijks vanwege trendmatige verhogingen door de Raad moet worden vastgesteld.

a.Compensatieplicht

De Wmo stelt dat het College van burgemeester en wethouders een compensatieplicht heeft voor mensen met een aan de hand van reguliere onderzoeksmethoden aantoonbare beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem. Het is aan het College om invulling te geven aan de compensatieplicht en te bepalen welke voorzieningen zij aanbiedt. De compensatie dient als resultaat te hebben dat het zelfstandig functioneren van de belanghebbende wordt bevorderd dan wel wordt behouden en hij of zij deel kan nemen aan het maatschappelijk verkeer.

b.Uitzonderingen op compensatieplicht College van burgemeester en wethouders

De uitzonderingsgronden worden nader beschreven onder e. f., en g..

  • c.

    Eigen kracht

    Uitgangspunt van de Wmo is dat waar mogelijk uitgegaan wordt van de eigen kracht en verantwoordelijkheid van de aanvrager. Het College kijkt samen met de aanvrager of de aanvrager zelf de voor de aanvrager adequate maatregelen kan treffen om het probleem op te lossen, bijvoorbeeld met hulp van mensen uit de eigen omgeving. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de kosten die betrekking hebben op de voor de aanvrager meest adequate oplossing. Als uit onderzoek blijkt dat deze eigen oplossingen niet of onvoldoende zijn om het probleem adequaat op te lossen, komt de aanvrager in aanmerking voor ondersteuning via een Wmo-voorziening.

  • d.

    Adequaat en meest goedkope voorziening

    Met adequaat wordt bedoeld: volgens objectieve maatstaven nog toereikend. Met meest goedkope wordt bedoeld: de kosten van de voorziening. Daarbij kan een overweging zijn dat de bruikbaarheid van een voorziening niet alleen door technische en functionele aspecten bepaald wordt. Tevens is het denkbaar dat een product dat duurder is dan een vergelijkbaar product, langer meegaat en dus uiteindelijk goedkoper is. Wat betreft het kwaliteitsniveau waarvan uitgegaan kan worden,mag het duidelijk zijn dat bij een verantwoord, maar ook niet meer dan dat, niveau dient te worden aangesloten. De voorziening kan daardoor afwijken van de gevraagde voorziening. Als de aanvrager de voorkeur geeft aan en duurdere voorziening, dan komt het meerdere voor zijn eigen rekening.

  • e.

    Aanspraak op grond van een voorliggende wettelijke regeling

Voorbeelden van andere wettelijke regelingen zijn de AWBZ, de Zvw, De Wet Arbeid en Zorg, de Wet op de Jeugdzorg TOG 2000, Leerlingenvervoer, de Wia, de Wsw en de verhuiskostenvergoeding na sloop.

  • f.

    Aanspraak op grond van een privaatrechtelijke verbintenis

    Voorbeelden van privaatrechtelijke verbintenissen zijn een koop- of huurcontract, een arbeidsovereenkomst, een erfenis of de uitbetaling van een schadeverzekering.

  • g.

    Algemeen gebruikelijke voorzieningen en kosten

    Algemeen gebruikelijke voorzieningen en daaraan gerelateerde kosten zijn voorzieningen die voldoet aan de volgende voorwaarden: 

    • De voorziening behoort voor iemand zonder beperkingen ook tot het normale aanschaffingspatroon.

    • De voorziening is niet speciaal bedoeld voor mensen met beperkingen.

    • Het product is gewoon te koop in reguliere winkels.

    • De voorziening is niet duurder dan soortgelijke producten.

      Het College kan bepalen dat de aanvrager wel recht heeft op een algemeen gebruikelijke voorziening, indien sprake is van bijzondere omstandigheden. Van bijzondere omstandigheden is sprake wanneer, ongeacht de hoogte van het inkomen, in verband met een plotseling optredende calamiteit van medische aard, algemeen gebruikelijke zaken plotseling en onvoorzien moeten worden vervangen. In dit geval dienen de kosten/ uitgave voor de vervanging zelf nog niet gemaakt te zijn, tenzij hierover tevoren afspraken zijn gemaakt met de gemeente.

  • h.

    Algemene voorziening

Een voorziening voor iedereen van de doelgroep die daar behoefte aan heeft, via een beperkte toegangsbeoordeling. Voor een algemene voorziening wordt geen eigen bijdrage opgelegd.

i.Individuele voorziening in natura

Een voorziening in de vorm van goederen in (bruik-)leen of huur of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening, afgestemd op de situatie van de aanvrager. Een indicatie is nodig om voor een individuele voorziening in natura in aanmerking te komen.

  • j.

    Individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget

    Aan de vertrekking van een persoonsgebonden budget worden aanvullende voorwaarden en regels gesteld: Er zal geen persoonsgebonden budget worden verstrekt als uit onderzoek sprake blijkt te zijn van overwegende bezwaren, waarbij het aannemelijk is dat de aanvrager niet of slecht in staat is om aan de gestelde voorwaarden en regels te voldoen. Ook wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt als de betreffende voorziening zich niet leent voor een persoonsgebonden budget.

  • k.

    Individuele voorziening in de vorm van bemiddelde hulp / Alfacheque

Via het bureau Alfacheque wordt een geschikte alfahulp gezocht voor de belanghebbende/ opdrachtgever, welke de hulp in het huishouden gaat leveren. In dit geval dient de aanvrager een drie-partijenovereenkomst af te sluiten tussen aanvrager, hulp en bemiddelende aanbieder. Voor de betaling worden Alfacheques beschikbaar gesteld die door de alfahulp verzilverd kunnen worden bij het bureau Alfacheque AV.

l.Individuele voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming

Een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld als (gedeeltelijke) tegemoetkoming in de kosten bij de aanschaf van een voorziening of in de kosten om hulp te organiseren voor het te bereiken resultaat, zoals een vervoersvoorziening of woonvoorziening.

  • m.

    Langdurig noodzakelijk

    Deze definitie is in zijn kern ontleend aan de Modelverordening Wet voorzieningen gehandicapten en aan de wet aangepast. Het kan, in tijd uitgedrukt, gaan om twee maanden, bijvoorbeeld bij mensen die in een terminaal ziektestadium verkeren. Het kan ook gaan om veertig jaar, in situaties waarin de beperking bijvoorbeeld aangeboren is en stabiel van aard is. In dit kader zal de prognose van groot belang zijn. Zegt de prognose dat de betrokkene na enige tijd zonder de benodigde hulpmiddelen of aanpassingen zal kunnen functioneren, dan mag men van kortdurende noodzaak uitgaan. Bij een wisselend beeld, waarbij verbetering in de toestand periodes van terugval opvolgen, kan echter uitgegaan worden van een langdurige noodzaak. De medisch adviseur speelt bij het antwoord op de vraag of er al dan niet sprake is van een langdurige noodzaak voor de betreffende voorziening een belangrijke rol. Voor langere tijd betekent in ieder geval dat wie tijdelijke beperkingen heeft, bijvoorbeeld door een ongeluk, terwijl vast staat dat de handicap van voorbijgaande aard is, niet voor een voorziening in het kader van deze verordening in aanmerking komt. Betrokkene kan een beroep doen op de hulpmiddelendepots van de Thuiszorgorganisaties die opgezet zijn in het kader van de AWBZ. Uit deze depots kan men twee maal drie maanden een hulpmiddel gratis lenen, welke periode kan worden verlengd, zij het dat dan huur is verschuldigd. Een uitzondering op de regel wordt gevormd door situaties waarin voor een afzienbare periode hulp bij het huishouden nodig is. bijvoorbeeld bij ontslag uit het ziekenhuis na een opname of bij een ontregeld huishouden. Waar precies de grens ligt tussen kortdurend en langdurig ligt zal van situatie tot situatie verschillen.

  • n.

    Maatwerk

    Om tot individuele maatwerk te komen, dient het College bij iedere aanvraag rekening te houden met de volgende aspecten:

    • de vastgestelde beperkingen en de belemmeringen die de aanvrager ondervindt;

    • de woon- en gezinssituatie van de aanvrager en de sociale omgeving;

    • de beschikbaarheid van gebruikelijke zorg en mantelzorg;

    • de beschikbaarheid van algemeen gebruikelijke voorzieningen en kosten die daarmee samenhangen;

    • het inkomen, de draagkracht en de mate van zelfredzaamheid.

  • o.

    Inlichtingenplicht aanvrager

    Voorbeelden van omstandigheden daarvan de aanvrager kan aannemen dat deze van invloed zijn op het verkrijgen van een voorziening zijn:

    • de verhuizing van de aanvrager;

    • een verandering in de financiële situatie van de aanvrager;

    • een verbetering of juist verslechtering van de gezondheidssituatie van de aanvrager.

  • p.

    Leefeenheid en gebruikelijke zorg

    Voorbeelden van gebruikelijke zorg zijn het overnemen van huishoudelijke taken of het verzorgen van jonge kinderen, door beschikbare mensen binnen de leefeenheid. Ook van kinderen binnen de leefeenheid mag een bij de leeftijd en de ontwikkeling passende bijdrage in het huishouden worden verwacht. Als het probleem (deels) adequaat wordt opgelost door personen binnen of buiten de leefeenheid op basis van vrijwilligheid, spreekt men ook van mantelzorg. De persoon die structureel de gebruikelijke zorg (binnen de leefeenheid) of de mantelzorg (buiten de leefeenheid) biedt, wordt ook wel aangemerkt als mantelzorger. Bij de afweging om gebruikelijke zorg en/of mantelzorg als adequate oplossing aan te merken, dient altijd de individuele situatie van betrokken personen meegewogen te worden.

  • q.

    CE-markering

    Producenten van de betreffende producten (zoals vervoersvoorziening en trapliften) zijn verplicht om de producten volgens specifieke (veiligheids-)normen te produceren en te leveren binnen Europa. De CE-markering geeft aan dat aan deze normen wordt voldaan. Producten, die niet voldoen aan de eisen in een van de CE-markeringsrichtlijnen en dientengevolge geen CE-markering (mogen) dragen, mogen niet binnen de Europese lidstaten in de handel worden gebracht en kunnen door de nationale autoriteiten van de markt worden gehaald.

  • s.

    Eigen bijdrage en eigen aandeel

    Een eigen bijdrage wordt gevraagd voor een voorziening in natura of als persoonsgebonden budget, een eigen aandeel wordt gevraagd voor een financiële tegemoetkoming. De hoogte van het te innen bedrag wordt berekend door het Centraal Administratiekantoor aan de hand van vastgestelde regels.

  • r.

    Afschrijvingstermijn

Afschrijvingstermijnen binnen de Wmo gelden met name voor roerende woonvoorzieningen, maar ook voor voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen. Een aangeschafte woonvoorziening, vervoersvoorziening of rolstoelvoorziening wordt – bij ongewijzigde omstandigheden - geacht minimaal 7 jaar te voorzien in de opheffing van de beperking, tenzij de leverancier van de Wmo-voorziening een andere afschrijvingstermijn aangeeft.

  • t.

    Woonvoorzieningen

    Roerende of losse woonvoorzieningen zijn niet-bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorzieningen. Onroerende of vaste woonvoorzieningen zijn bouwkundige of woontechnische woontechnische woningaanpassingen. Op grond van artikel 7.2 van de Wmo kan alleen aan de woningeigenaar een pgb of financiële tegemoetkoming voor een onroerende woonvoorziening worden verstrekt.

  • u.

    Bezoekbaar en logeerbaar maken

    Een woonvoorziening in de woning van iemand anders dan de aanvrager, bijvoorbeeld als de aanvrager in een AWBZ-instelling woont en in de weekenden en vakanties bij diens ouders verblijft. Deze voorziening kan slechts voor een enkele woning worden aangevraagd.

  • v.

    Een eigen auto

Het in bezit hebben van een eigen auto wordt bepaald via deel II van het kenteken. Als de naam van de aanvrager of de naam van diens echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner, of in het geval bij thuisinwonende kinderen, de naam van één van de ouders vermeld staat, wordt gesproken van een eigen auto. In andere gevallen van een (bruik)leenauto.

Hoofdstuk 2. Bevoegdheden en regels rond verstrekking en verantwoording

Artikel 1. Specifieke bevoegdheden College

Lid 1. Het college van burgemeester en wethouders legt jaarlijks de vast te stellen de bedragen voor te verstrekken individuele voorzieningen vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Molenwaard. Daarbij wordt uitgegaan van maximale bedragen, die per individuele aanvraag getoetst worden, met het oog op onder meer de persoonlijke omstandigheden van de aanvrager.

Lid 2. Aanpassen of intrekken van voorziening

Voorbeelden van omstandigheden zijn in dit geval ook wijzigingen of veranderingen in wet- en regelgeving, technologische ontwikkelingen, economische of marktontwikkelingen en ontwikkelingen in de samenleving in het algemeen.

Lid 3. Terugvordering van voorzieningen

Als blijkt dat er sprake is van een onterecht verleende prestatie, heeft het College de bevoegdheid om het recht op een voorziening (deels) in te trekken. Als de grond van het (deels) intrekken van het recht van de voorziening verband houdt met verwijtbaar gedrag of onjuiste informatieverstrekking door de aanvrager, kan het College vervolgens op grond van een onterecht verleende prestatie overgaan tot het terugvorderen van de voorziening bij de aanvrager. Met de terugvordering van de voorziening wordt ook bedoeld de kosten die gemaakt zijn voor de levering van de voorziening.

Artikel 2. Bijzondere regels voor de verstrekker van het persoonsgebonden budget

Binnen artikel 2 zijn de bepalingen opgenomen waarbinnen de gemeente een persoonsgebonden budget toekent.

Lid 1. Verstrekking persoonsgebonden budget

De aanvrager van een pgb voor een kindvoorziening is de ouder of diens wettelijke vertegenwoordiger.

Lid 2. Afwijsgronden voor een persoonsgebonden budget die te maken hebben met problemen van de aanvrager op mentaal, lichamelijk of sociaal gebied, dienen ondersteund te worden door zwaarwegende en gemotiveerde bezwaren in de vorm van een advies van een ter zake zijnde deskundige. De bezwaren dienen concreet en verifieerbaar onderbouwd te zijn met feitelijke gegevens over de risico’s bij de verstrekking van een pgb. Voorbeelden van een deskundige zijn: de eigen huisarts, de behandelend medisch specialist, een onafhankelijke (para-)medicus of adviseur.

Het College controleert - steekproefsgewijs - of budgethouders hun pgb besteden aan de juiste doelen. Als het College vindt dat het te verantwoorden pgb verkeerd uitgegeven is, krijgt de budgethouder/ aanvrager de mogelijkheid om dit recht te zetten. Is echter opzet in het spel of wordt misbruik geconstateerd, dan verspeelt de budgethouder/ aanvrager de keuze voor een pgb en kan het College het verkeerd uitgegeven budget terugvorderen vanwege een onterecht verleende prestatie. Het College zal in dat geval geen pgb meer toekennen.

Lid 3. Programma van Eisen en CE-norm Bij voorzieningen die in 2008 of eerder geproduceerd zijn, kan sprake zijn van een GQ-keurmerk. Het GQ-keurmerk was beschikbaar voor hulpmiddelen zoals rolstoelen, scootmobielen, looprekken, rollators, en sociale alarmeringsapparatuur. Het GQ-keurmerk werd uitgegeven door Vilans. Het is opgeheven in 2008.

Lid 4. Adequaat en meest goedkope voorziening

Indien het een andere vervoersvoorziening en/of ander los hulpmiddel betreft, dan de in de bedoelde lijst genoemde voorzieningen, is het toe te kennen persoonsgebonden budget gelijk aan de bruto adviesprijs minus een efficiencykorting van 15%. Dit bedrag is inclusief het aanpassen van de voorziening (blijkens het Programma van Eisen) en tevens aangevuld met de kosten voor de instandhouding, zoals onderhoud, reparatie en verzekering.

Lid 5. Nieuw persoonsgebonden budget

Een afwijkende afschrijvingstermijn van een voorziening wordt aangeven door de leverancier van de gemeentelijke voorzieningen en staat vermeld in de beschikking.

Lid 6. Berekening persoonsgebonden budget onroerende woonvoorziening

het pgb is niet hoger of lager dan het geoffreerde bedrag.

Lid 7. Berekening en uitbetaling persoonsgebonden budget hoger dan € 10.000

De termijnen worden in overleg met de budgethouder/ aanvrager en aan de hand van een op te stellen schema verstrekt. De betalingstermijnen worden in ieder geval beschikbaar gesteld in samenhang met de voortgang van de werkzaamheden.

Lid 8. Spreekt voor zich.

Artikel 3. Bijzondere regels voor de budgethouder persoonsgebonden budget

Binnen artikel 3 zijn de afspraken opgenomen waaraan de budgethouder van een persoonsgebonden budget zich te houden heeft.

Lid 1. Aanschaf/realisatie persoonsgebonden budget

In het geval van een pgb voor Huishoudelijke Hulp wordt bij de beoordeling van de aanvraag eerst rekening gehouden met de mogelijkheden van gebruikelijke zorg binnen de leefeenheid.

Lid 2. Verantwoording pgb woonvoorziening, vervoersvoorziening of rolstoelvoorziening

Regels over de termijn voor de verantwoording van het pgb voor een voorziening dienen opgenomen te zijn binnen de beschikking, samen met de overige eisen die gesteld worden aan de aanvrager/ budgethouder met betrekking tot de verantwoording.

Lid 3. Bewijsstukken pgb woonvoorziening, vervoersvoorziening of rolstoelvoorziening

Regels over de relevante bewijsstukken voor de verantwoording van het pgb voor een voorziening dienen opgenomen te zijn binnen de beschikking, samen met de overige eisen die gesteld worden aan de aanvrager/ budgethouder met betrekking tot de verantwoording.

Lid 4. Non-gebruik

De termijn voor tijdelijk non-gebruik voor een pgb Huishoudelijke Hulp is drie maanden. Bij overige voorzieningen wordt een periode van zes maanden aangehouden, tenzij in overleg met de gemeente anders is afgesproken.

Lid 5. Verantwoording pgb Hulp bij het Huishouden (pgb HH)

De budgethouder van een pgb HH dient bewijsstukken die gebruikt worden ter verantwoording van de besteding van het pgb voor een periode van 18 maanden te bewaren.

Lid 6. Spreekt voor zich.

Lid 7. Spreekt voor zich.

Lid 8. Spreekt voor zich.

Hoofdstuk 3. Voorzieningen en bedragen

Artikel 4. Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Binnen het Bijdragebesluit zorg wordt jaarlijks de inkomensgrens bepaald per type huishouden, gebaseerd op de gezinssamenstelling.

Artikel 5. Hulp bij het huishouden

Lid 1. Afwijsgronden voor een voorziening Hulp bij het Huishouden

Er wordt geen hulp bij het huishouden verstrekt, bij aanwezigheid van:

  • algemeen gebruikelijke voorzieningen, zoals kinderopvang, boodschappendienst en maaltijddienst;

  • een meer adequate en goedkopere oplossing als andere voorziening en/ of technische hulpmiddelen, zoals algemeen gebruikelijke apparatuur als een wasmachine of stofzuiger;

  • aanspraak op een wettelijke voorliggende voorziening, zoals de Zvw of een (aanvullend) zorgverzekeringspakket en de Wet Arbeid en Zorg;

  • de mogelijkheid van gebruikelijke zorg, tenzij sprake is van (tijdelijk) onvermogen op medische of psychosociale grond van degene die de gebruikelijke zorg zou leveren;

  • een antirevaliderende werking of een invaliderend effect, zoals een (medische) indicatie voor activerende hulp.

Lid 2. Spreekt voor zich.

Lid 3. Spreekt voor zich.

Lid 4. Spreekt voor zich.

Lid 5. Spreekt voor zich.

Lid 5. Spreekt voor zich.

Artikel 6. Woonvoorzieningen roerend en onroerend

Lid 1. Afwijsgronden voor een woonvoorziening

Er wordt geen woonvoorziening verstrekt, indien:

  • de aard van de gebruikte materialen in de woning of achterstallig onderhoud de beperking veroorzaakt. Dan is het aan de woningeigenaar om hier iets aan te doen;

  • als de aanvrager op verhuist naar een niet-geschikte woning of een zo geschikt mogelijke woning in relatie tot de bestaande beperkingen van de aanvrager en in zijn nieuwe woning beperkingen ondervindt. Hierbij wordt niet een primaat van verhuizen bedoelt. Het betreft een vrijwillige en zelfstandige verhuizing naar een minder geschikte woning. Er bestaan zwaarwegende redenen die een verhuizing naar een minder geschikte woning minder vrijwillig maken, zoals werk in een andere plaats, gezinsuitbreiding, het verbreken of aangaan van een duurzame vorm van samenleven.

Lid 2. Spreekt voor zich.

Lid 3. Spreekt voor zich.

Lid 4. Spreekt voor zich.

Lid 5. Spreekt voor zich.

Lid 6. Spreekt voor zich.

Lid 7. Spreekt voor zich.

Lid 8. Spreekt voor zich.

Artikel 7 Woonvoorziening woonwagens, woonschepen en binnenschepen

Lid 1. Verstrekking woonvoorziening woonwagens, woonschepen en binnenschepen

Woonaanpassingen worden alleen met behoud van het karakter van woonschepen en woonwagens verstrekt. Aangebrachte voorzieningen moeten passen in het karakter van woonschepen en woonwagens. Aanvragen voor een overdekte gang van de woonwagen naar het douche/wc-gebouw komen bijvoorbeeld niet voor een tegemoetkoming in aanmerking.

Artikel 8. Woonvoorziening woningsanering

Lid 1. Verstrekking van woningsanering op medische gronden

Specifieke voorwaarden:

  • Indien bij een vochtige woning sprake is van verhelpbare bouwtechnische oorzaken, dan is het aan de huiseigenaar om hier iets aan te doen.

  • De toekenning is eenmalig. Vervanging van stoffering is algemeen gebruikelijk, tenzij er sprake is van een acute vervangingsnoodzaak, zoals bij de diagnose COPD, door een stofmijtallergie.

Lid 2. Spreekt voor zich.

Lid 3. Bedragen woningsanering

De maximale financiële tegemoetkoming van € 2.000,00. De vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming is afhankelijk van de aanschafleeftijd van de te vervangen stoffering. De afschrijvingstermijn is gesteld op zeven jaar. Voor stoffering jonger dan 7 jaar wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt, afhankelijk van de leeftijd van de stoffering. Voor stoffering van zeven jaar of ouder wordt geen financiële tegemoetkoming verstrekt.

Artikel 9. Woonvoorziening bezoekbaar maken

Lid 1. Verstrekking bezoekbaar maken

Een doel van de Wmo is dat de aanvrager ondanks een beperking of probleem in staat is andere mensen te ontmoeten en sociale contacten te leggen en te houden. Een voorziening die in dit kader noodzakelijk kan zijn is het bezoekbaar of logeerbaar maken van de woning van iemand anders, bijvoorbeeld als de aanvrager woonachtig is in een AWBZ-instelling en in de weekenden en vakanties bij diens ouders verblijft.

Lid 2. Alleen de meerkosten die verband houden met de specifieke aanpassingsbehoefte komen in aanmerking voor verstrekking van een financiële tegemoetkoming.

Lid 3. Spreekt voor zich.

Artikel 10. Woonvoorziening verhuis- en inrichtingskosten

Lid 1. Afwijsgronden voor een woonvoorziening voor verhuis- en inrichtingskosten

  • Een algemeen gebruikelijke verhuizing is onder meer een planbare verhuizing waarbij de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen. Ook een planbare verhuizing naar een kleinere of gelijkvloerse woning, vanwege de normale achteruitgang van de lichamelijke conditie bij het ouder worden, valt onder algemeen gebruikelijk.

  • Verhuizing naar een ADL-woning is uitgezonderd van de afwijsgronden.

  • Het College dient bij de afweging om een woonvoorziening te verstrekken, onder meer toegang te hebben tot de woning die verlaten wordt. Bij een aanvraag die wordt ingediend nadat de verhuizing naar de aan te passen woning plaats heeft gevonden, is het College niet langer in staat tot een goede beoordeling. Daarom dient de aanvrager de aanvraag tijdig en voordat de verhuizing een feit is, in te dienen bij de gemeente.

Lid 2. Spreekt voor zich.

Lid 3. Spreekt voor zich.

Lid 4. Spreekt voor zich.

Lid 5. Spreekt voor zich.

Lid 6. Spreekt voor zich.

Lid 7. Spreekt voor zich.

Artikel 11. Vervoersvoorzieningen

Lid 1. Afwijsgronden voor een vervoersvoorziening

  • Een algemeen gebruikelijke voorziening, zoals het openbaar vervoer, een niet-aangepaste fiets of tandem met of zonder trapondersteuning, snorfiets of auto.

  • Een andere (wettelijke) regeling, zoals de WIA, IWIA, leerlingenvervoer, ziekenvervoer, de Zvw of de AWBZ.

  • Boven-regionale verplaatsingen, zoals de bovenregionale vervoersketen Valys.

Lid 2. Voorliggende collectieve vervoersvoorziening

Een medische aandoening wordt als contra-indicatie beschouwd voor het voorliggende collectieve vervoer, als dit wordt onderschreven door een ter zake deskundige en onafhankelijke adviseur.

Lid 3. Spreekt voor zich.

Lid 4. Spreekt voor zich.

Lid 5. Spreekt voor zich.

Lid 6. Spreekt voor zich.

Lid 7. Spreekt voor zich.

Lid 8. Verstrekking bij autoaanpassing

Om voor de aanschaf van een reeds op de noodzakelijke wijze aangepaste - tweedehands - auto aanspraak te kunnen maken op een verstrekking op grond van de Wmo, dienen de al aanwezige aanpassingen een adequate oplossing te zijn, overeenkomstig met het vastgestelde Programma van Eisen. Ook dient de aan te schaffen auto te zijn voorzien van een wijzigingsgoedkeuring van de RDW als het een aanpassing betreft aan de stuurinrichting of het remsysteem van een voertuig.

Lid 9. Bedrag autoaanpassing

Alleen de kosten die verband houden met de specifieke aanpassingsbehoefte komen in aanmerking voor verstrekking van een financiële tegemoetkoming.

Lid 10. Bedrag aanschaf tweedehands aangepaste auto

Om voor deze financiële tegemoetkoming in aanmerking te komen dient de tweedehands aangepaste auto of (rolstoel)bus al voorzien te zijn van de noodzakelijke aanpassingen, `

Lid 11. Verstrekking bij gewenningsrijlessen autoaanpassing

Het advies dient verstrekt te worden door een voor de advisering geschikte en erkende adviesinstantie, zoals bijvoorbeeld het CBR.

Autorijlessen met als doel het rijbewijs te behalen worden niet vergoed.

Lid 12. Spreekt voor zich.

Artikel 12. Rolstoelvoorziening

Lid 1. Afwijsgronden voor een rolstoelvoorziening

  • Adequate compenserende voorziening, zoals bijvoorbeeld krukken, een rollator;

  • Woonachtig in een AWBZ-instelling, tenzij de aanvrager op grond van de AWBZ geen aanspraak heeft op een rolstoel.

Lid 2. Spreekt voor zich.

Lid 3. Spreekt voor zich.

Lid 4. Spreekt voor zich.

Artikel 13. Sportvoorziening

Sportvoorzieningen zijn specifieke voorzieningen die het voor mensen met een beperking of een chronisch psychisch of psychosomatisch probleem mogelijk maken om te sporten.

Lid 1. Afwijsgronden voor een Sportvoorziening

De afwijsgronden en overige voorwaarden voor het verstrekken van een sportvoorziening zijn al naar gelang de kenmerken van de individuele sportvoorziening gelijk aan een:

  • een rolstoelvoorziening, bijvoorbeeld een sportrolstoel;

  • een woonvoorziening, bijvoorbeeld een speciaal aangepast spel- of sportatribuut

  • een vervoersvoorziening, bijvoorbeeld een speciaal aangepaste sportfiets of zitting

Lid 2. Alleen de meerkosten die verband houden met de specifieke aanpassingsbehoefte komen in aanmerking voor verstrekking van een financiële tegemoetkoming. Reguliere kosten, zoals abonnementskosten en lidmaatschapskosten van een sportvereniging komen niet in aanmerking voor deze voorziening.

Lid 3. Spreekt voor zich.

Artikel 14. Kindervoorzieningen

Lid 1 Voorzieningen voor minderjarige kinderen zijn opgenomen is een apart artikel, vanwege de uitzonderlijke doelgroep.

Voorbeelden van kindervoorzieningen zijn:

  • Aangepaste box en aankleedtafel (commode)

  • Douchestoel op wielen voor kinderen van 2 tot 15 jaar

  • Duofiets

  • Autozitjes en fietszitjes

  • Speelvoertuigen

  • Aangepaste buggy

  • Zitondersteuningselementen

Lid 2. Specifieke aandachtspunten hierbij:

  • Woonvoorziening: Aangepaste box en aankleedtafel (commode)

    Het kind dient aangewezen te zijn op een aangepaste box en/of aankleedtafel (commode).

  • Woonvoorziening: Douchestoel op wielen voor kinderen van 2 tot 15 jaar Over het algemeen zijn deze hulpmiddelen niet geschikt voor kinderen die alleen liggend verzorgd kunnen worden. Als het kind alleen liggend verzorgd kan worden, dan is mogelijk een douchebrancard een meer adequate voorziening.

    Vervoersvoorziening: Duofiets

    Een duofiets is een speciale tandem waarbij het kind voorop fietst. Hierdoor heeft het kind een goed zicht op de weg en kan het kind op een veilige manier verkeersinzicht ontwikkelen. De duofiets is in principe geschikt voor kinderen vanaf vijf jaar.

    Mogelijke aanpassingen aan de duofiets:

    Er zijn verschillende mogelijkheden om de duofiets voor de situatie van individuele kinderen geschikt te maken:

    • -

      De zitplaats kan worden aangepast.

    • -

      Er zijn twee verschillende maten frame mogelijk.

    • -

      Een hulpmotor is mogelijk.

    • -

      Dubbele besturing of één vast stuur is mogelijk.

    • -

      Standaard moeten de begeleider én het kind trappen, dit kan worden aangepast, bijvoorbeeld zo dat het kind niet hoeft te trappen).

      Vervoersvoorziening: Autozitjes en fietszitjes

      Het kind dient aangewezen te zijn op een aangepast auto- of fietszitje.

      Bij een aangepast zitje is het belangrijk dat regelmatige controle plaatsvindt of dit nog geschikt is voor het kind. Wanneer het kind groeit of als zijn of haar medische situatie verandert, dan kan een zitje ongeschikt raken. Het College kan besluiten om regelmatig te (laten) controleren of de voorziening nog geschikt is. Ook de aanvrager zelf kan namens het kind aangeven dat de voorziening niet langer geschikt is. Het College kan dan onderzoeken of een andere voorziening noodzakelijk is.

  • Woonvoorziening: Speelvoertuigen

    Er zijn verschillende hulpmiddelen voor jonge kinderen die zowel voor spelen als voor verplaatsen geschikt zijn. Tot de speelvoertuigen behoren de voorzieningen voor speelmobielen en kruiphulpmiddelen.

    • -

      Speelmobielen zijn bedoeld voor buiten. Het kind kan de voorziening zelf voortbewegen door middel van een hendel. Een speelmobiel is wendbaar en geschikt voor grotere afstanden. Een voorbeeld van een speelmobiel is een “Vliegende Hollander”.

    • -

      Kruiphulpmiddelen of kruipwagens zijn bedoeld voor kinderen die niet kunnen kruipen. Door een kruiphulpmiddel kan het kind zich liggend of zittend met de handen voortbewegen.

  • Rolstoelvoorziening: Aangepaste buggy

    Een aangepaste buggy of wandelwagen is een rolstoelvoorziening voor kinderen met lichte beperkingen die nog niet toe zijn aan een rolstoel. Een aangepaste buggy is breder en groter dan een gewone buggy. De buggy biedt lichte ondersteuning en is geschikt voor kinderen met een redelijke spierfunctie.

  • Rolstoelvoorziening: Zitondersteuningselementen

    Een zitondersteuningselement of zitorthese is bedoeld voor kinderen die niet in een gewone kinder(rol)stoel kunnen zitten. De specifieke vorm van deze elementen heeft als doel vergroeiingen te voorkomen.

    Zitondersteuningselementen zijn in meerdere maten beschikbaar en kunnen worden voorzien van hoofdsteunen, schouderfixatiebeugels of een vestje om het kind vast te zetten. Het zitondersteuningselement kan een voorloper zijn voor een rolstoel of een vervoersmiddel.

  • Rolstoelvoorziening: Kuipstoeltjes

    ` Er zijn ook kuipvormige zitondersteuningselementen, bedoeld voor kinderen vanaf 14 maanden die veel ondersteuning en correctie nodig hebben.

    • -

      Zitondersteuningselementen voor op school

      Als het zitondersteuningselement is bedoeld voor op school, dan gaat het om een onderwijsvoorziening. Deze voorziening valt niet onder de Wmo, maar onder de IWIA (Wet invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen). Dit betekent dat niet de gemeente, maar het UWV het ondersteuningselement kan vergoeden.  

Lid 3. Spreekt voor zich.

Lid 4. Spreekt voor zich.

Lid 5. Spreekt voor zich.

Artikel 15. Verplicht advies

Spreekt voor zich.

Artikel 16. Reiskosten bij keuring of selectie voorzieningen

Spreekt voor zich.

Artikel 17. Doorberekening no-show aan aanvrager

Spreekt voor zich.

Hoofdstuk 4. Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage

Artikel 18. Omvang van de eigen bijdragen Hulp bij het huishouden

Spreekt voor zich.

Artikel 19. Omvang van de eigen bijdragen overige voorzieningen

Spreekt voor zich.

Artikel 20. Slotbepaling

Lid 1. Hardheidsclausule

Juist omdat het in de Wmo om maatwerk gaat zal het college er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is. Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de aanvrager ook een beroep doen op deze clausule.

Wordt de hardheidsclausule vaker voor één onderwerp gebruikt dan kan men zich afvragen of het beleid ter zake niet aangepast zou moeten worden.