Regeling vervallen per 01-01-2016

Subsidieverordening monumenten Montferland 2005

Geldend van 16-02-2005 t/m 31-12-2015

Subsidieverordening monumenten Montferland 2005

De raad van de gemeente Montferland, gezien het voorstel van het college van d.d. 4 januari 2005 gelet op artikel 149 van de Gemeentewet besluit vast te stellen de volgende:

Subsidieverordening monumenten Montferland 2005

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

a.monument:

zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1;

b. archeologisch monument: monument bedoeld in onderdeel a, onder 2;

c. gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van de Monumentenverordening Montferland 2005 als zodanig is aangewezen.

d. beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers.

e. eigenaren en zakelijk gerechtigden: degenen die in de kadastrale registers als eigenaar en/of zakelijk gerechtigden van een monument zijn ingeschreven.

f. onderhoud: werkzaamheden noodzakelijk om een gemeentelijk monument in goede staat te houden c.q. als zodanig in stand te houden om toekomstig groot onderhoud en kostbare restauraties te voorkomen of te verminderen.

g. monumentencommissie: de commissie belast met de advisering ter zake van het beleid van het gemeentebestuur ten aanzien van monumentenzorg zoals aangegeven in de Monumentenverordening Montferland 2005 en de Verordening op de monumentencommissie Montferland 2005.

h. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montferland.

i. inspectierapport: onder inspectie wordt in dit verband verstaan een onderzoek naar bouwkundige gebreken van het te onderhouden monument dat plaatsvindt voordat een onderhoudsplan, een technische omschrijving en een begroting kunnen worden opgesteld en dat uitgevoerd dient te worden door een deskundige en onafhankelijke instantie.

Artikel 2 Subsidieverdeling

  • 1 De gemeenteraad stelt jaarlijks een bedrag beschikbaar ten behoeve van subsidiering van gemeentelijke monumenten en molens.

  • 2 Indien de in de gemeentebegroting daartoe bestemde middelen dat toelaten kan het college met inachtneming van deze regeling subsidie toekennen ten behoeve van het onderhoud van de in de gemeente Montferland gelegen gemeentelijke monumenten en molens.

  • 3 Indien de in lid 1 bedoelde gelden zijn uitgeput kan het college de aanvraag om subsidie afwijzen.

  • 4 Aanvragen om subsidie op grond van deze verordening worden in volgorde van binnenkomst afgehandeld.

  • 5 In afwijking van het bepaalde in het vierde lid kan het college, na advies van de monumentencommissie, voor de afhandeling van aanvragen prioriteiten stellen op basis van de bouwkundige staat van de monumenten waarvoor subsidie is aangevraagd.

  • 6 Het college kan bepalen dat aanvragen om subsidie vóór een door hen vast te stellen datum worden ingediend.

Artikel 3 Subsidiemogelijkheden

  • 1. Aan de eigenaar en zakelijk gerechtigde van een monument kan subsidie worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van:

    a. Buiten- en daarmee samenhangend binnenschilderwerk, voor zover het betreft de buitenramen, buitenkozijnen en buitendeuren;

    b. Herstel en vernieuwen van rieten daken (met deklatten en herstel van sporen);

    c. Herstel van dakvlakken gedekt met pannen (met tengels en panlatten), leien, lood, zink of koper en, uitsluitend in samenhang hiermee, het herstel van gedeelten van dakbeschot en sporen;

    d. Herstel, en uitsluitend in samenhang hiermee, schoonmaken van goten (in zink, koper of lood), inclusief bijbehorende hemelwaterafvoeren en het aanbrengen van voor de waterafvoer noodzakelijke goten waar deze niet eerder aanwezig waren, inclusief aansluitingen op rioleringen en open water;

    e. Herstel van buitenkozijnen, buitendeuren, raampartijen, luiken en herstel of terugplaatsen van stoepen, roedenverdeling lijstwerk en luiken;

    f. Herstel van windveren, schoorstenen, kapellen en loodaansluitingen;

    g. Herstel van dak- of torenluiken en loopbruggen, inclusief het afgazen van torenluiken en het nemen van beperkte maatregelen tegen duivenoverlast;

    h. Inboeten, herstel van gedeelten van muurwerk en opvoegen of pleisteren van gevels;

    i. Op kleine schaal vervangen of inboeten van natuursteen;

    j. Herstel, controle, vervangen en indien nodig aanbrengen van een nieuwe bliksembeveiliging;

    k. Behandelen van muur- of houtwerk ter regulering van de vochthuishouding, dan wel bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters;

    l. Herstel van gedeelten van dragende constructies (ankerbalkgebinten, schoren en platen, balkkoppen en spantbenen);

    m. Herstel van glas-in-lood, beglazing en aanbrengen van beschermende beglazing voor gebrandschilderd glas of historisch waardevol glas;

    n. Vervangen en herstel van overige bouwelementen van grote zeldzaamheid of grote historische waarden;

    o. Het plaatsen of vervangen van achterzetbeglazing, al of niet in samenhang met herstel van historisch waardevolle ramen;

    p. Het aanbrengen van inspectievoorzieningen, zoals dakluiken en klimhaken;

    q. Bouwkundig onderhoud van begraafplaatsen engrafmonumenten;

    r. Het maken en plaatsen van kooien ten behoeve van het wegvangen van duiven;

    s. Het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek/inspectierapport;

    t. Abonnement Stichting Monumentenwacht Gelderland;

  • 2. Als subsidiabele kosten worden naast de in lid 1 bedoelde kosten tevens begrepen de door of namens het college goedgekeurde kosten verbonden aan de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden, te weten:

    a. Ten aanzien van de directe kosten

    • 1.

      Aan de loonkosten wordt een maximum verbonden van € 28,82 per uur;

    • 2.

      Materiaalkosten zijn subsidiabel voor zover zij conform gangbare marktprijzen worden gedeclareerd. Indien hierover tussen aanvrager en burgemeester en wethouders verschil van mening bestaat, worden de landelijk gehanteerde richtprijzen voor bouwmaterialen gehanteerd.

    b. Ten aanzien van de indirecte kosten

    Deze worden berekend over de subsidiabele onderhoudskosten:

    • 1.

      algemene bouwplaatskosten maximaal 8%;

    • 2.

      algemene bedrijfskosten maximaal 5%;

    • 3.

      winst maximaal 3%;

    c. Ten aanzien van de BTW Alleen het niet-terugvorderbare gedeelte van de BTW is subsidiabel tot de hoogte van het wettelijk vastgestelde percentage, te berekenen over de subsidiabele onderhoudskosten.

Artikel 4 Subsidiebedrag/-percentage gemeentelijke monument

  • 1 Het subsidie in de kosten van onderhoud aan een gemeentelijke monument bedraagt 25% van het door het college subsidiabel geachte kosten (zie artikel 3) tot een bedrag van maximaal € 5.000,--per object per jaar.

  • 2 Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien het door het college subsidiabel geachte kosten (zie artikel 3) per object per jaar het bedrag van € 750,--te boven gaan, met dien verstande dat indien het onderhoud geheel door zelfwerkzaamheid wordt uitgevoerd het subsidie slechts kan worden toegekend in materiaalkosten welke een bedrag van € 500,--te boven gaan, mits de uit te voeren werkzaamheden naar oordeel van het college voor zelfwerkzaamheid in aanmerking komt.

  • 3 Per object/pand wordt het jaarlijkse abonnement op de Stichting Monumentenwacht Gelderland volledig vergoed.

Artikel 5 Subsidiebedrag/ -percentage molens

  • 1 Het subsidie in de kosten van onderhoud van in bedrijf zijnde molen bedraagt 25% van de door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg vastgestelde subsidiabele kosten tot een bedrag van maximaal € 1.700,--per molen per jaar.

  • 2 Het subsidie in de kosten van onderhoud van een buiten bedrijf zijnde molen bedraagt 25% van de door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg vastgestelde subsidiabele kosten tot een bedrag van maximaal € 750,--per molen per jaar.

  • 3 Het subsidie zal slechts worden toegekend nadat ook de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de provincie Gelderland subsidie hebben toegekend.

Artikel 6 Subsidieaanvraag

  • 1. De aanvraag om subsidie voor gemeentelijke monumenten dient vóór de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk bij het college te worden ingediend. De uitvoering van de werkzaamheden mag niet eerder beginnen dan nadat het college en de provincie Gelderland een subsidiebeschikking hebben afgegeven en voor zover voor de werkzaamheden een vergunning is vereist ingevolge de gemeentelijke monumentenverordening is afgegeven.

  • 2. Bij de aanvraag dienen ter goedkeuring te worden overlegd:

    -Een gespecificeerde offerte c.q. gespecificeerde offertes van de uit te voeren onderhoudswerkzaamheden;

  • Een inspectierapport van de Stichting Monumentenwacht Gelderland of een gelijkwaardige instelling over de onderhoudstoestand van het betreffende object / pand.

  • 3. Het college kan bepalen dat naast de in lid 2 bedoelde bescheiden andere bescheiden dienen te worden overlegd.

  • 4. Aanvragen ten aanzien waarvan niet wordt voldaan aan de eisen gesteld in of krachtens de voorgaande leden worden niet ontvankelijk verklaard, tenzij ter zake ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 11 lid 1.

Artikel 7 Beslissing subsidieaanvraag

  • 1 Het college, gehoord de monumentencommissie, delen binnen acht weken na datum van ontvangst van de aanvraag de beslissing op de aanvraag schriftelijk mee aan de aanvrager. Deze termijn kan ten hoogste met vier weken worden verlengd.

  • 2 Indien de beslissing een weigering tot het verlenen van subsidie inhoudt, worden de redenen daarvan vermeld.

Artikel 8 Uitvoering onderhoudswerkzaamheden

  • 1 De uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden dienen conform de provinciale uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden te geschieden (zie bijlage) en dienen te zijn voltooid binnen 24 maanden na dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening.

  • 2 Zonder toestemming van het college mag niet worden afgeweken van de ingediende onderhoudswerkzaamheden.

  • 3 Degene aan wie het subsidie is toegekend dient een door het college aangewezen onafhankelijke deskundige of deskundige instantie desgewenst de gelegenheid te geven de wijze waarop de werkzaamheden worden of zijn uitgevoerd te controleren.

Artikel 9 Intrekken subsidieverlening

  • 1. De beschikking tot verlening of vaststelling van subsidie in de kosten van onderhoud kan door het college geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken indien:

  • a. blijkt dat niet is voldaan aan de voorwaarden bij of krachtens deze verordening;

  • b. een subsidie op grond van deze verordening is toegekend of vastgesteld op grond van gegevens en gebleken is, dat deze zodanig onjuist waren, dat waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

  • c. niet binnen 24 maanden na dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening de uitvoering van de werkzaamheden is afgerond;

  • d. de subsidieaanvrager meldt dat de werkzaamheden geen doorgang zullen vinden.

  • 2. Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

Artikel 10 Subsidietoekenning

Uitbetaling van het subsidie geschiedt:

  • 1

    Nadat de uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden zijn goedgekeurd door de gemeente of een door de gemeente aangewezen onafhankelijke deskundige instantie;

  • 2

    Nadat de op de uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden betrekking hebbende rekeningen en betaalbewijzen zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

  • 3

    Door overmaking op een rekening bij een in Nederland gevestigde bankinstelling ten gunste van degene aan wie het subsidie is toegekend.

Wanneer besloten wordt de uitbetaling van het subsidie te weigeren, worden de redenen daarvan vermeld.

Artikel 11 Overige bepalingen

Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen:

  • 1

    Ontheffing verlenen van de bepalingen en voorschriften van de verordening;

  • 2

    Bijzondere voorschriften stellen.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking op de achtste dag volgende op die waarin de bekendmaking ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet heeft plaatsgevonden.

  • 2 De subsidieverordening inzake onderhoud beschermde gemeentelijke monumenten Bergh 2003, vastgesteld bij besluit van de raad van 26 juni 2003, vervalt op de datum waarop de Subsidieverordening monumenten Montferland 2005 in werking is getreden.

  • 3 De subsidieverordening monumenten Didam 1994, vastgesteld bij besluit van de raad van 13 september 1994, vervalt op de datum waarop de Monumentenverordening Montferland 2005 in werking is getreden.

  • 4 De subsidieregeling onderhoudskosten molens, vastgesteld bij besluit van de raad van Didam van 20 september 1984, vervalt op de datum waarop de Monumentenverordening Montferland 2005 in werking is getreden.

  • 5 Aanvragen om onderhoudssubsidie die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede, derde en vierde lid ingetrokken verordeningen.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Subsidieverordening monumenten Montferland 2005'. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 januari 2005.

[Klik hier om het document te downloaden]

Bijlage behorende bij de subsidieverordening monumenten Montferland 2005

Provinciale uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden.

0.0 Algemeen

0.1 Alle te vervangen onderdelen of constructies dienen overeenkomstig bestaande, historisch juiste vormgeving en detaillering te worden uitgevoerd.

0.2 Alle te vervangen onderdelen of constructies dienen met behulp van bestaande, historisch juiste materialen en technieken te worden vervaardigd of verwerkt.

0.3 Toe te voegen elementen ten behoeve van geriefs-of functieverbetering dienen op een zodanige wijze te worden ingepast dat dit geen consequenties heeft voor de historische vormgeving of detaillering (bijvoorbeeld isolatie ten behoeve van warmte en geluid, beschermende beglazing, ventilatie etc.)

0.4 Alle bij de voorbereiding, planvorming, uitvoering en controle van onderhouds-en restauratiewerkzaamheden betrokken partijen (eigenaar, architecten, opzichters, aannemers, uitvoerders, onderaannemers, ambtenaren bouw-en woningtoezicht etc.) dienen, voordat met de werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt, van deze uitvoeringsvoorschriften op de hoogte te worden gebracht. Dit dient desgewenst schriftelijk door de subsidieaanvrager te worden aangetoond.

0.5 Het verdient aanbeveling bij de aanwezigheid van waardevolle muurplanten, vleermuizen en/of kerkuilen contact op te nemen met het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Directie Oost te Deventer.

1.0 Metselwerk, voegwerk en pleisterwerk

1.1 Gevelreiniging is niet toegestaan. Onder gevelreiniging wordt onder meer verstaan: stralen met grit, zand en water en het reinigen met behulp van chemische middelen.

1.2 Het hydrofoberen en impregneren van gevels is niet toegestaan.

1.3 Het toepassen van steenverstevigers is niet toegestaan.

1.4 Het inboeten van het metselwerk dient met bijpassende steen te geschieden, lettend op kleur, hardheid en afmetingen. Inboetwerk dient in het bestaande metselverband te worden uitgevoerd.

1.5 Nieuw voegwerk dient in samenstelling, kleur en uitvoering overeen te komen met het bestaande, historisch juiste voegwerk.

1.5.1 Ter hoogte van het maaiveld dient het voegwerk tot ten minste 30 cm beneden het maaiveld te worden nagezien, hersteld of vernieuwd.

1.5.2 De voegen dienen in verband met een goede hechting van de voegspecie zodanig te worden uitgehakt dat de voeg voldoende massa heeft. Als richtlijn kan worden aangehouden een verhouding van voegdikte staat tot voegdiepte is als 1 staat tot 2.

1.5.3 Het uithakken van voegen dient uitsluitend met de hand, of indien pneumatisch, met een fijne beitel te geschieden. Het uitslijpen van de voegen is in verband met mogelijke beschadiging van de steen slechts toegestaan met gebruikmaking van een zo klein mogelijke slijptol, voorzien van een afzuiging.

1.5.4 Bij uithakken van bestaand voegwerk mogen smalle stootvoegen niet worden verbreed; het zogenaamd ophakken van stootvoegen is niet toegestaan.

1.5.5 Een monster van het nieuwe voegwerk dient voorafgaand aan het integraal uithakken van de gevel(s) ter goedkeuring te worden gemeld bij de gemeentelijke (monumenten)inspecteur.

1.6 Nieuw pleisterwerk dient in samenstelling, kleur en uitvoering overeen te komen met het bestaande, historisch juiste pleisterwerk.

1.6.1 Het pleisterwerk dient ter hoogte van het maaiveld tot ten minste 30 cm beneden het maaiveld te worden nagezien, hersteld of vernieuwd.

1.6.2 De samenstelling van het pleisterwerk dient aan de hardheid van de onderliggende steen te zijn aangepast.

2.0 Timmerwerk

2.1 De te vervangen houten onderdelen dienen op historisch verantwoorde wijze te worden uitgevoerd, waarbij de bestaande detaillering en vormgeving, indien juist, als uitgangspunt dient.

2.2 De te vervangen houten onderdelen moeten dezelfde zwaarte en profilering krijgen als de bestaande. De vervangen houten onderdelen dienen ter controle te worden bewaard tot de subsidie is vastgesteld.

2.3 Het houtwerk dat in aanraking komt met metstelwerk dient tweemaal in lijvige menie of grondverf te worden gezet.

2.4 De toe te passen houtsoorten dienen overeenkomstig het bestaande werk te zijn.

2.5 Toepassing van multiplex, kunststof, kunststofverlijmde vezelplaten en hiermee vergelijkbare plaatmaterialen ten behoeve van herstel van dakgoten, windveren, dekplanten, gevel-en dakbeschietingen is niet toegestaan.

2.6Gaten in houten gootbodems ten behoeve van zinken of koperen gootbekleding dienen 0,5 cm wijder dan de betreffende tapeinden te zijn.

3.0 Schilderwerk

3.1 Nieuw schilderwerk dient ten aanzien van systeem, kleur en uitvoering overeen te komen met het bestaand, historisch juiste schilderwerk.

3.2 Het is niet toegestaan schilderwerk uit te voeren in de periode eind oktober tot eind maart, dit in verband met de overwegend heersende weersomstandigheden. In deze periode mag het houtwerk wel in de grondverf worden gezet.

3.3 Het verwijderen van oude verflagen mag niet door middel van afbranden geschieden (krachtens het Brandveiligheidbesluit bijzondere gebouwen). Het verwijderen van oude verflagen door middel van hete lucht (föhnen) is wel toegestaan.

3.4 Het schilderen van pleisterwerk of natuursteen dient uitsluitend met een glad opdrogende verf te geschieden. In verband met de waterhuishouding in de constructie dient het verfsysteem aan het over te schilderen type pleisterwerk of natuursteen te worden aangepast.

3.5 Afkitten van naden en kieren in geveltimmerwerk: deze dienen opgevuld en strak te worden afgewerkt met een 2 componenten vulmiddel. Naden tussen kozijnen en metselwerk of tussen kozijnen en natuursteen mogen niet worden afgedicht met behulp van PUR-schuim of kit.

4.0 Zinkwerk, koperwerk en loodwerk

4.1 Het zinkwerk dient in de dikte 1.1 mm (STZ 16) te worden uitgevoerd. Indien nodig in verband met de lengte dient het zink in de bakgoten van een broek-of rekstuk te worden voorzien.

4.1.1 Het zink in de kilgoten dient in meterstukken, aan de bovenzijde vernageld en aan de zijkanten voorzien van een felsnaad te worden uitgevoerd.

4.1.2 Nieuw zink mag niet aan oud zink worden gesoldeerd.

4.1.3 De hemelwaterafvoeren in zink dienen in de dikte 0,8 mm (STZ 14), met opgesoldeerde wrongen, opgehangen aan beugels en vrij van de muur te worden uitgevoerd.

4.2 Tapeinden van zinken, koperen en loden goten dienen 100 mm langer dan de dikte van het totale houtpakket van de bakgoot ter plaatse te zijn.

4.3 De hemelwaterafvoeren dienen in zink, koper of lood te worden uitgevoerd. Waar nodig is de toepassing van gietijzeren of gietstalen ondereinden toegestaan.

4.4 Toepassing van PVC is niet toegestaan, met uitzondering van ondergrondse aansluitingen op het riool.

4.5 Sprongen of verzetten in hemelwaterafvoeren dienen door middel van gesoldeerde valse verstekken te worden geformuleerd. Gebogen standaard hulpstukken mogen niet worden toegepast.

4.6 Koperen goten dienen volgens de methode beschreven in het infoblad “Koperen goten” van de Monumentenwacht Gelderland te worden uitgevoerd.

4.7 Het loodwerk dient in minimaal 20 kg/m², uitsluitend met koper vernageld te worden uitgevoerd. Het gebruik van gegalvaniseerde nagels is niet toegestaan.

4.7.1. Het loodwerk dient ter plaatse van muuraansluitingen door middel van loodproppen in voldoende diep uitgehakte of uitgeslepen voegen (drie cm diep) te worden vastgezet en daarna te worden afgevoegd.

4.7.2 Alle aansluitingen op schoorstenen e.d. dienen door middel van muurlood en loketten te worden uitgevoerd in lood zwaar 20 kg/m² (NHL 20) en met loodproppen in voldoende diep uitgehakte of uitgeslepen voegen (drie cm) te worden vastgezet en daarna te worden afgevoegd.

4.7.3 Het lood op hoekkepers en nokken dient in minimaal 25 kg/m² (NHL 25), in meterstukken met gefelste naden te worden uitgevoerd. Op iedere felsnaad dient een klang ter bevestiging te worden aangebracht. Ieder stuk lood dient slechts in het midden te worden vernageld met koperen nagels. Eventueel zichtbare koperen nagels dienen met trotseerloodjes te worden afgedekt.

4.8 Bevestiging van lood-en zinkbekleding dient zodanig te geschieden dat het materiaal volledig vrij kan werken.

5.0 Dakdekkerswerk

5.1 DAKPANNEN Bij inboeten en vernieuwen van panbedekking dienen nieuw aan te brengen pannen in vorm, type en kleur overeen te komen met de oorspronkelijke, historisch juiste pannen.

5.1.1 Toepassing van betonpannen is niet toegestaan. Het dak dient met keramische dakpannen te worden gelegd. De toepassing van Oudhollandse pannen dient in samenhang met DRAKAventifolie te geschieden. De folie dient bij dakdoorbrekingen en opgaand muurwerk voldoende te worden opgezet. Bij voorkeur dienen oude (gebruikte) pannen in plaats van nieuw gebakken pannen te worden toegepast.

5.1.2 Alle aan te brengen keramische dakpannen dienen met de bij de pansoort behorende hulpstukken te worden toegepast.

5.1.3 De nok-en hoekkepervorsten dienen met behulp van een gewapende kalkspecie te worden aangebracht. De mortel kan, indien nodig, iets worden bijgekleurd.

5.1.4 De eventueel toe te passen panhaken en –klemmen dienen in roestvast staal te zijn uitgevoerd.

5.2 LEIEN Bij inboeten en vernieuwen van leibedekking dienen de nieuw aan te brengen leien in kleur, afmeting en vorm, alsmede ten aanzien van de wijze waarop het dak wordt gedekt, overeen te komen met de bestaande, historisch juiste leidekking.

5.2.1 De leien mogen uitsluitend met koper worden vernageld of met roestvast stalen leihaken (type 316) bevestigd.

5.2.2 De levering van leien dient te geschieden onder verlening van een bewijs van herkomst en garantie van kwaliteit en dikte, af te geven door de groeve.

5.2.3 De toe te passen leien moeten vrij zijn van breuk, insluitingen, schadelijke verbindingen zoals kalk, ijzer, zwavel en bitumineuze verbindingen.

5.3 RIET De werkzaamheden dienen conform de richtlijnen van de Rietdekkersfederatie te worden uitgevoerd.

5.3.1 Het rietdekkerswerk dient met inlands riet te worden uitgevoerd.

5.3.2 Het rietwerk dient met dun eenjarig riet met een frisgele kleur en een sterke, harde dikwandige stengel, behoudens een zeer dunne spreilaag van dikker en langer riet, te worden uitgevoerd. De in de bossen aanwezige doelen dienen zoveel mogelijk te worden verwijderd.

5.3.3 Bij het dekken van het riet dient gebruik gemaakt te worden van spandraad nr. 6 in roestvast staal of dubbel gegalvaniseerd. Binddraad nr.18 in roestvast staal; gegalvaniseerd draad is hiervoor niet toegestaan. Traditionele bindmethoden met wilgentenen is tevens toegestaan.

5.3.4 Voor zover herstelwerk aan de dakconstructie plaatsvindt, waar rondhout zit of heeft gezeten, moet ook weer rondhout worden toegepast. Doorsneden in het algemeen 100 mm,

h.o.h. 75 cm.

5.3.5 Bij killen mogen geen zinken goten worden toegepast, doch het riet moet steeds in de killen worden doorgedekt.

5.3.6 Rietvorsten dienen in een met paarden-of varkenshaar gewapende kalkspecie te worden gelegd. De wijze van nokafwerking dient in materiaal, vorm en kleur overeen te komen met de oorspronkelijk en historisch juiste nokafwerking.

6.0 Natuursteen

6.1 Het toe te passen natuursteen dient op ambachtelijke wijze door middel van hakken, frijnen

e.d. te zijn verwerkt.

6.2 De te vervangen natuursteenonderdelen of –constructies dienen overeenkomstig bestaande, historisch juiste detaillering te worden uitgevoerd. Vervangen onderdelen dienen ter controle te worden bewaard tot de subsidie is vastgesteld.

6.3 Natuursteenreiniging is niet toegestaan.

6.4 Het impregneren en toepassen van steenverstevigers ten behoeve van gevels, gevelelementen en ornamenten is niet toegestaan.

7.0 Diversen

7.1 Het glaswerk dient in enkel glas (in stopverf gezet) in principe zonder gebruikmaking van glaslatten te worden uitgevoerd. Glaslatten mogen slechts worden toegepast in situaties waar dit historisch juist is. Ten aanzien van de detaillering van glaslatten wordt verwezen naar de voorschriften 2.1 en 2.2

7.2 Bij onderhoud of herstel van smeedijzeren onderdelen zoals tuinhekken, gevelankers en ander siersmeedwerk dient al het ijzerwerk volledig van oude verflagen en roest te worden ontdaan.

7.3 Bij demonteren van tuinhekken dienen de hoofdstaanders te blijven staan in de voetmuur. Afslijpen en later aanlassen van deze hoofdstaanders is niet toegestaan.

7.4 Het hang-en sluitwerk van ramen, deuren en luiken dient overeenkomstig bestaande (oorspronkelijke) modellen te worden uitgevoerd.

7.5 De houtaantasterbestrijding dient met een middel op basis van permethroïden en conform de norm NEN 3252 te worden uitgevoerd. Alvorens tot bestrijding wordt overgegaan, moeten eerst de ruimte en de constructies goed stofvrij worden gemaakt.

7.5.1 Bij toepassing van injectoren ter bestrijding van houtaantasters dient vooraf op het kapplan of op de spanttekeningen het aantal en de plaats van de injectoren te worden aangegeven. Dit kapplan of eventuele tekeningen dienen vooraf ter goedkeuring te worden voorgelegd aan het gemeentebestuur.

7.5.2 Het uitvoerend bedrijf moet na uitvoering van de bestrijding een schriftelijke garantie van ten minste vijf jaar afgeven, dit in verband met de cyclustijd van de larven.

7.5.3 Van het uitvoerend bedrijf dient te worden verlangd dat deze bij de toegang tot de behandelde ruimten of kappen een plaat bevestigt met daarop de datum van de bespuiting, het toegepaste middel, de garantietermijn en de naam van het bedrijf dat de bestrijding heeft uitgevoerd.

Toelichting op subsidieverordening monumenten Montferland 2005

Artikel 2

Deze bepaling is van belang als weigeringsgrond indien het budget in enig jaar is uitgeput. De bevoegdheid tot verdeling van de middelen berust bij het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 3

In dit artikel zijn de subsidiemogelijkheden voor de diverse onderhoudswerkzaamheden aangegeven.

lid 2

De subsidiabele kosten zijn kosten die zijn gemoeid met de uitvoering van de subsidiabele werkzaamheden. De subsidiabele kosten bestaan uit:

Directe kosten: De directe kosten zijn de kosten van de te verwerken goedgekeurde materialen met de daarbijbehorende loonkosten. Onder directe kosten wordt ook het bouwen van een steiger begrepen.

Loonkosten: De hoogte van de uurlonen loopt sterk uiteen als gevolg van de in te zetten disciplines alsmede door het opvoeren van wisselende percentages voor improductiviteit, algemene kosten, winst en risico. Derhalve is gekozen voor een vast subsidiabel uurloon van maximaal € 28,82 voor de meest van toepassing zijnde disciplines zoals die bij restauratiewerkzaamheden worden ingezet, te weten: metselaar, opperman, steigerbouwer, grondwerker, pannenlegger, dakdekker, sloper, timmerman, voeger, rietdekker, tegelzetter, stukadoor, loodgieter, leidekker, steenhouwer en schilder.

Materiaalkosten: Onder materiaalkosten worden tevens verstaan de materieelkosten zoals de huur van steigermateriaal of speciemolen.

Indirecte kosten: Omdat in principe slechts werkelijk gemaakte kosten subsidiabel zijn, dienen de indirecte kosten te worden gespecificeerd. Dit is, gezien de aard en omvang van deze kosten, dikwijls niet doenlijk. Derhalve is bij deze kostenposten gekozen voor vaste maximale percentages. De indirecte kosten worden verdeeld in:

  • Algemene bouwplaatskosten Hieronder wordt verstaan de kosten van de hoofdaannemer die niet direct aan een onderdeel zijn toe te wijzen en die onder meer betrekking hebben op verzorgend, uitvoerend en administratief personeel op het werk, tijdgebonden materiaal, keten, loodsen en dergelijke, bouwplaats en dergelijke, verbruikskosten, bewaking, verletbestrijding, bereken-en tekenwerk en dergelijke.

  • Algemene bedrijfskosten Hieronder wordt verstaan de kosten die samenhangen met de algemene leiding van het bedrijf en die van de algemene en administratieve diensten.

  • Winst Hieronder wordt verstaan het bedrag dat voor de hoofdaannemer overblijft nadat alle met het werk samenhangende kosten zijn betaald.

Artikel 4

Dit artikel bepaalt het maximale subsidiebedrag voor de kosten van onderhoud aan een gemeentelijk monument. Hier is ook rekening gehouden met eventuele zelfwerkzaamheid.

Daarnaast is hierin opgenomen dat het jaarlijks abonnement op de Stichting Monumentenwacht Gelderland door de gemeente wordt vergoed. Indien de eigenaar van een gemeentelijk monument besluit om zich te abonneren op de Monumentenwacht worden de abonnementskosten, met uitzondering van het uurloon voor de periodieke inspectie, door de gemeente vergoed. Een dergelijk abonnement houdt onder andere in dat het gemeentelijk monument éénmaal per twee jaar wordt geïnspecteerd.

Artikel 5

Ondanks dat voor rijksmonumenten via het Rijk subsidie-en financieringsmogelijkheden worden geboden, geldt voor het onderhoud aan molens een aanvullende gemeentelijke subsidiemogelijkheid.

Molens zijn van belang zijnde levende monumenten. In vergelijking met andere rijksmonumenten zijn molens de meest onderhoudsgevoelige monumenten. Daarnaast behoren molens financieeleconomisch tot de minst rendabele monumenten. Uitgangspunten bij deze rijksmonumenten is behoud van de oorspronkelijke functie. Andere bestemmingen, welke eigen inkomsten kunnen genereren (bijv. bewoning) wordt in de regel niet toegestaan. Hierdoor zijn moleneigenaren in hoge mate afhankelijk van ondersteuning bij hun onderhoud aan de molen.

Artikel 6

In dit artikel wordt aangegeven welke gegevens noodzakelijk zijn om tot een goede beoordeling van de subsidieaanvraag te komen.

Artikel 8

Voor de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden worden verwezen naar de provinciale uitvoeringsvoorschriften. Deze voorschriften zijn van belang voor het in stand houden van de historische (monumentale) vormgeving of detaillering van het gemeentelijk monument. Deze voorschriften zijn als bijlage bij de subsidieverordening gevoegd.

Artikelen 9 t/m 12

Deze artikelen spreken voor zich.

Verordening Cultuurhistorie Gelderland

[Klik hier om het document te downloaden]