Subsidieregeling Maatschappelijk Welzijn Montferland

Geldend van 01-01-2014 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling Maatschappelijk Welzijn Montferland

Subsidieregeling Maatschappelijk Welzijn Montferland

Burgemeester en Wethouders van Montferland;

gelet op artikel 3 van de Kaderverordening subsidies Montferland 2006;

besluiten:

vast te stellen de volgende regeling:

Subsidieregeling Maatschappelijk Welzijn Montferland

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Subsidieverordening: de Kaderverordening subsidies Montferland.

  • b.

    Beleidsvisie: Strategische beleidsvisie Maatschappelijke Welzijn.

  • c.

    Programma’s: de in de beleidsvisie genoemde vier programma’s, te weten:

    • 1.

      Jeugd en Onderwijs

    • 2.

      Bevordering gezonde leefstijl

    • 3.

      Leefbaarheid, cultuur, openbare orde en veiligheid

    • 4.

      Een zorgzame samenleving

  • d.

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montferland.

  • e.

    Raad: de gemeenteraad van de gemeente Montferland.

  • f.

    Periodieke subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan een instelling voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt;

    • 1.

      stimuleringssubsidie een periodieke subsidie in nader te bepalen relevante exploitatiecomponenten;

    • 2.

      waarderingssubsidies: een periodieke vaste geldelijke bijdrage waarmee algemene waardering van de activiteiten tot uiting wordt gebracht;

    • 3.

      budgetsubsidie: een subsidie in de vorm van een budget voor een periode van

      één en maximaal vier jaren, waarbij het subsidiebedrag is gerelateerd aan een

      bepaald niveau van activiteiten

  • g.

    Activiteit: een met gebruikmaking van subsidie te leveren product of prestatie.

  • h.

    Budgetovereenkomst: Een overeenkomst met een looptijd van maximaal vier jaar

tussen de gemeente en een subsidie ontvangende partij waarin is vastgelegd welke

prestaties worden geleverd voor de verstrekte subsidies, en welke beleids-

informatie wordt verstrekt.

i.Incidentele subsidie: subsidie welke verstrekt wordt voor een activiteit met een

eenmalig of experimenteel karakter, een investeringssubsidie of voor een

kortlopend project.

j.Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste

beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk

voorschrift.

Artikel 2. Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan het bereiken van de effectdoelen, zoals genoemd in de beleidsvisie.

Artikel 3. Weigeringsgronden

1.Onverminderd het bepaalde in de artikel 4 van de subsidieverordening wordt de

subsidie in ieder geval geweigerd indien de gevraagde subsidie niet voldoet aan de

in de beleidsvisie onder 3.4. genoemde algemene uitgangspunten voor gemeentelijk

welzijnsbeleid.

2.Een subsidie wordt niet verleend indien de aanvrager een overwegend

winstoogmerk kent.

  • 3.

    Instellingen, stichtingen en verenigingen met een landelijk, regionaal of lokaal karakter die zich uitsluitend richten op de belangenbehartiging van bepaalde groepen uit de samenleving worden niet gesubsidieerd.

  • 4.

    Geen subsidie wordt verleend voor activiteiten indien:

    a. het een instelling/vereniging betreft met minder dan 15 deelnemers of leden; en

    b. het een activiteit betreft van een instelling/vereniging, waarvoor separaat subsidie wordt aangevraagd, waarbij het aantal deelnemers of leden minder dan 15 is.

    5. Indien zich een weigeringsgrond van het vierde lid zich voordoet, kan het college subsidie verlenen indien naar zijn oordeel het voortbestaan van die activiteit in de betreffende kern in gedrang komt en verder dient voort te bestaan.

    6. De gemeente Montferland subsidieert geen regionale en landelijke charitatieve instellingen, tenzij deze op lokaal niveau bijdragen aan de gemeentelijke doelstellingen.

Artikel 4. Doelgroep

Subsidie op grond van deze regeling wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen.

Artikel 5. Algemene Procedurebepalingen:

Artikel 5.1. Aanvraagtermijn

5.1.1. Periodieke subsidies: stimulerings- en waarderingssubsidies

Een aanvraag voor een periodieke subsidie moet uiterlijk 1 mei in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren, waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft binnen zijn. Hierbij moet gebruik gemaakt worden van het door het college vastgestelde formulier.

5.1.2. Incidentele subsidies

5.1.2.1. Eenmalige, experimentele subsidie of kortlopende projecten

De aanvraag voor een incidentele subsidie dient uiterlijk acht weken voor de aanvang van de te subsidiëren activiteiten te worden ingediend bij het college.

5.1.2.2. Investeringssubsidie

De aanvraag voor een investeringssubsidie dient vóór 1 mei voorafgaand aan het boekjaar waarop de aanvraag betrekking heeft, te worden ingediend.

Artikel 6. Specifieke Procedurebepalingen

Artikel 6.1. Stimulerings- en waarderingssubsidies

Artikel 6.1.1. De aanvraag

  • 1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Bij een eerste aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de

      jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar.

  • 3. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 6.1.2. Verantwoording en vaststelling

  • 1. Stimulerings- en waarderingssubsidies, tenzij bij de subsidieverlening anders bepaald, worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 12 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid, onder b. genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college 6 weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 6.1.3. Verdeling van het subsidieplafond: Stimulerings- en waarderingssubsidies

Indien honorering van alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen en die niet worden geweigerd op grond van artikel 4 van de Kaderverordening subsidies Montferland of artikel 3 van deze regeling, zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, rangschikken wij de aanvragen op een prioriteitenlijst.

Artikel 6.1.4. Betaling

Bij stimulerings- en waarderingssubsidies vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

Artikel 6.2. DE BUDGETSUBSIDIE

Artikel 6.2.1.

  • 1. Een budgetsubsidie wordt niet verleend indien niet aannemelijk is dat inclusief het subsidie voldoende middelen beschikbaar zullen zijn om de activiteiten uit te voeren.

  • 2. Een budgetsubsidie wordt niet verleend indien de activiteiten louter worden uitgevoerd door vrijwilligers.

  • 3. In bijzondere gevallen kan door het college van burgemeester en wethouders van het bepaalde in de leden 1 en 2 ontheffing worden verleend.

Artikel 6.2.2. De aanvraag

  • 1.

    De aanvraag van een budgetsubsidie gaat vergezeld van:

    • a.

      een van een toelichting voorziene (product)begroting van baten en lasten;

    • b.

      een productenoverzicht, betrekking hebbend op de subsidieperiode;

    • c.

      overige door het college bepaalde bescheiden.

  • 2.

    Het college kan ter zake van de aanvraag nadere richtlijnen verstrekken, alsmede

modellen vaststellen voor de te overleggen bescheiden.

Artikel 6.2.3. Verlening subsidie

  • 1. De beschikking tot subsidieverlening is gebaseerd op een budgetovereenkomst.

  • 2. In de budgetovereenkomst wordt bepaald welke activiteiten de subsidieontvanger verplicht is te verrichten.

  • 3. De budgetovereenkomst heeft een maximale geldigheidsduur van vier jaar.

  • 4. Het college kan ter zake van de budgetovereenkomst nadere richtlijnen verstrekken, alsmede modellen vaststellen voor de te overleggen bescheiden.

  • 5. Een budgetsubsidie wordt op een nader te bepalen wijze jaarlijks bijgesteld.

  • 6. Van de rijksoverheid of een ander orgaan ontvangen geoormerkte gelden kunnen in de budgetsubsidie worden opgenomen.

Artikel 6.2.4. Verantwoording

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling van een budgetsubsidie dient vóór 1 mei volgend op elk jaar waarvoor subsidie is verleend te worden ingediend bij het college.

  • 2.

    Het college kan de datum van indiening van de accountantsverklaring zoals bedoeld in artikel 6.2.5., eerste lid, onder b verlengen tot 1 juli volgende op het jaar waarvoor subsidie is verleend.

  • 3.

    Indien de aanvraag na afloop van de in het eerste lid genoemde termijn niet is

ingediend, stelt het college de subsidieontvanger schriftelijk binnen twee weken een termijn binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

4.Indien na afloop van de in het derde lid genoemde termijn geen aanvraag is ingediend wordt de subsidie, ambtshalve vastgesteld.

Artikel 6.2.5. Vaststelling

  • 1. De aanvraag tot vaststelling van een budgetsubsidie gaat vergezeld van:

    • a.

      een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden inkomsten en uitgaven (financieel verslag of jaarrekening)

    • c.

      een balans naar de toestand aan het eind van het afgelopen boekjaar / subsidietijdvak met een toelichting daarop.

  • 2. Indien de budgetsubsidie € 50.000 of hoger bedraagt, moet er eveneens een accountantsverklaring, als bedoeld in het derde lid van dit artikel, ingeleverd worden.

  • 3. De subsidieontvanger is bij een budgetsubsidie van € 50.000 of hoger verplicht een controleopdracht te verstrekken aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, resulterend in een accountantsverklaring. De controle richt zich op getrouwheid en rechtmatigheid van de verantwoordingsinformatie.

  • 4. De in het eerste lid onder b bedoelde jaarrekeningrekening dient op dezelfde wijze te zijn ingedeeld als de voor dat boekjaar ingediende (product)begroting.

  • 5. Het college kan met betrekking tot de aanvraag nadere richtlijnen vaststellen, alsmede modellen vaststellen voor de in te dienen documenten.

  • 6. Van de verplichting tot indiening van een of meer de in de vorige leden genoemde documenten kan door het college ontheffing worden verleend.

Artikel 6.2.6. Reserves

  • 1. Subsidieontvanger heeft de mogelijkheid een algemene reserve op te bouwen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde reserve bedraagt ten hoogste 15% van de ontvangen gemeentesubsidie.

  • 3. Subsidieontvanger heeft de mogelijkheid een bestemmingsreserve op te bouwen.

  • 4. Subsidieontvanger behoeft voor de opbouw van het in het derde lid bedoelde reserve toestemming van het college.

  • 5. Het college kan ter zake van de aanvraag om toestemming als bedoeld in het vierde lid nadere richtlijnen verstrekken, alsmede modellen vaststellen voor de te overleggen bescheiden.

  • 6. De toename van, of onttrekking uit de reserves als bedoeld het eerste en het tweede lid worden door subsidieontvanger inzichtelijk gemaakt in de rekening als bedoeld in artikel 6.2.5., eerste lid, onder a.

Artikel 6.2.7. Termijn vaststelling

  • 1. Het college beslist binnen twaalf weken op een aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2. Het college kan de beslissing als bedoeld in het eerste lid uiterlijk zes weken

    verdagen.

  • 3. Subsidieaanvrager wordt van deze verdaging schriftelijk in kennis gesteld in de

    periode als genoemd in het eerste lid.

Artikel 6.2.8. Betaling en verrekening

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 6.2.3., eerste lid, wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

  • 2.

    Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder

verrekening van de betaalde voorschotten.

3.Het na vaststelling resterende subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de

subsidievaststelling betaald. Verrekening met een latere subsidie is met toestemming van beide partijen mogelijk.

Artikel 6.2.9. Tussentijdse rapportage

Bij instellingen met een budgetovereenkomst worden in de overeenkomst afspraken gemaakt over tussentijdse verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt tenminste één keer per jaar gevraagd.

Artikel 6.2.10.

  • 1. Zolang het subsidie niet is vastgesteld kan het college van burgemeester en wethouders de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:

  • a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

  • b. de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

  • d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 2. Indien van de omstandigheden als bedoeld in het eerste lid sprake is, stelt het college van burgemeester en wethouders de subsidieontvanger een termijn binnen welke deze in staat wordt gesteld deze omstandigheden te herstellen.

  • 3. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 6.3. DE INCIDENTELE SUBSIDIE

Artikel 6.3.1. De aanvraag: projecten, activiteiten

1.Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager, indien gevraagd, de volgende

gegevens:

  • a.

    een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

  • b.

    de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

  • c.

    een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de

    subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij

    andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde

    subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder

    vermelding van de stand van zaken daarvan;

  • 2.

    Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 6.3.2. De aanvraag: Investeringssubsidies `

1.Met de uitvoering van de bouwplannen waarvoor subsidie wordt aangevraagd

mag pas worden begonnen nadat het college een besluit over de subsidie heeft

genomen.

  • 2.

    Bij de aanvraag worden de volgende stukken aangeleverd:

  • a.

    een bouwtekening met bestek of materiaalbeschrijving;

  • b.

    de vastgestelde exploitatierekeningen met de balans van de vereniging van de

    afgelopen drie jaar;

  • c.

    een begroting voor het lopende jaar en de twee daaropvolgende jaren;

  • d.

    overzicht van de investeringskosten van de te realiseren bouwplannen (inclusief

    minimaal twee offertes) en een financieringsplan;

  • e.

    een overzicht van het aantal leden in de afgelopen drie jaar.

  • f.

    een bewijs van eigendom van het onroerend goed waar de investeringssubsidie

    betrekking op heeft.

  • g.

    overige door het college te bepalen bescheiden.

Artikel 6.3.3. Verlening subsidie

  • 1.

    Bij het besluit tot verlenen van de incidentele subsidie geeft het college, indien gewenst, aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

  • 2.

    Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening

te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 6.3.4. Verdeling van het subsidieplafond Incidentele subsidies

Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. Wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aanvraag is aangevuld.

Artikel 6.3.5. Verantwoording

  • 1.

    De subsidieontvanger dient uiterlijk twaalf weken na het verrichten van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk en financieel verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde

gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 6.3.6. Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid van artikel 6.3.5. genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college uiterlijk binnen zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

  • 4. Indien na afloop van de door het college gestelde termijn als bedoeld in het derde lid geen aanvraag is ingediend wordt de subsidie, lager dan de verlening, ambtshalve vastgesteld.

Artikel 6.3.7. Betaling

Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 6.3.5. wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

Artikel 7. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

  • a. besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

  • b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

  • c. ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

  • d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 8. Berekening en bepaling van de subsidie

De subsidies worden berekend of bepaald aan de hand van de in de bijlage 1 genoemde bepalingen c.q. grondslagen

Artikel 9. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 9.1. Slotbepalingen

De volgende regeling wordt per 1 januari 2014 ingetrokken:

1.Subsidieregeling Maatschappelijk Welzijn Montferland, vastgesteld op 17 januari 2012.

Artikel 9.2. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als “Subsidieregeling Maatschappelijk Welzijn Montferland”.

Artikel 9.3. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2014.

Burgemeester en wethouders van Montferland,

De secretaris, De burgemeester,

T.M.J.M . Evers, C.C. Leppink-Schuitema

Bijlage 1 Subsidieregeling Maatschappelijk Welzijn Montferland

Bijlage 2 Subsidieregeling Maatschappelijk Welzijn Montferland