Regeling vervallen per 01-01-2024

Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Montfoort

Geldend van 04-06-2009 t/m 31-12-2023

Intitulé

Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Montfoort

De raad van de gemeente Montfoort;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 april 2009;

gelet op artikel 6.7 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.1.3.3 Besluit ruimtelijke ordening;

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende

I. Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Montfoort

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. aanvrager: degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade als bedoeld in

artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening indient;

b. adviseur: de door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen persoon als

bedoeld in artikel 6.1.1.1, onder c, Besluit ruimtelijke ordening;

c. adviescommissie: schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van

deze verordening;

d. derde belanghebbende(n): de belanghebbende(n) als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid van de wet;

e. besluit: Besluit ruimtelijke ordening;

f. college: het college van burgemeester en wethouders;

g. gemeente: gemeente Montfoort;

h. planologische maatregel: oorzaak als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, Wet ruimtelijke

ordening;

i. planschade: schade als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, Wet ruimtelijke ordening;

j. wet: Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2. Indiening van de aanvraag en mededeling van ontvangst

  • 1.

    Een aanvraag om een tegemoetkoming in de geleden schade wordt bij het college ingediend met gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2.

    Het college noteert de datum van ontvangst van de aanvraag op de schriftelijk ingediende aanvraag. De ontvangst wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk medegedeeld aan aanvrager.

  • 3.

    Het college deelt de aanvrager mee dat het verschuldigde drempelbedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling op de rekening van de gemeente moet zijn gestort.

  • 4.

    Van de aanvraag wordt een afschrift toegezonden aan de derde-belanghebbende(n).

Artikel 3. Besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager

Indien het drempelbedrag niet binnen de in artikel 2, derde lid genoemde termijn is bijgeschreven of gestort, verklaart het college de aanvrager niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat aanvrager in verzuim is geweest.

Artikel 4. Besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijk niet ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid

  • 1. Het college kan de aanvraag binnen vier weken na ontvangst, of binnen acht weken nadat de termijn verstreken is binnen welke de aanvrager de aanvraag kon aanvullen, afwijzen indien sprake is van kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid van de aanvraag.

  • 2. Het besluit als bedoeld in het eerste lid wordt binnen de genoemde termijn aan de aanvrager bekend gemaakt.

  • 3. De termijn van acht weken kan een keer met ten hoogste vier weken worden verlengd.

Artikel 5: Besluit tot opdrachtverstrekking

Binnen twaalf weken na het verstrijken van de in artikel 4 van deze verordening genoemde termijnen verstrekt het college aan één of meerdere adviseurs gezamenlijk, opdracht om ter zake van een aanvraag advies uit te brengen, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 3 of 4 van deze verordening of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 6. Adviseur of adviescommissie

  • 1. Voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking wordt door het college een adviseur aangewezen die beschikt over voldoende deskundigheid inzake advisering op het gebied van planschade.

  • 2. Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomensderving en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is op het gebied van accountancy of van financieel economische bedrijfsvoering.

  • 3. Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege waardevermindering van een onroerende zaak en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is ter zake van de waardering van onroerende zaken en van waardevermindering daarvan als gevolg van een planologische verslechtering.

  • 4. Indien naar het oordeel van het college het tweede en het derde lid van toepassing zijn, worden zowel de in het tweede als het derde lid bedoelde adviseurs aangewezen.

  • 5. Bij aanwijzing van meerdere adviseurs vormen deze een adviescommissie, waarvan de in het eerste lid bedoelde adviseur voorzitter is.

  • 6. De adviescommissie wijst uit haar midden een rapporteur aan.

Artikel 7 Deskundigheid en onafhankelijkheid

  • 1. Voordat een persoon als adviseur wordt aangewezen, kan het college verlangen dat deze

    aantoont op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in artikel 6, eerste, tweede of derde lid, bedoelde aspecten waarop deze persoon de aanvraag moet beoordelen.

  • 2. Een adviseur mag niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de raad. Eveneens mag

    een adviseur niet betrokken zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 8 Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie

  • 1. Voordat het college de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 5 verstrekt, stelt het college de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbende(n) schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van:

    a. een adviseur als bedoeld in artikel 6, eerste lid, of

    b. meerdere adviseurs als bedoeld in artikel 6, vijfde lid.

  • 2. De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbende(n) kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs bij het college indienen.

  • 3. Het college beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het tweede lid

    bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs.

Artikel 9 Werkwijze adviseur of adviescommissie

  • 1. Het college stelt aan de adviseur of de adviescommissie alle op de aanvraag betrekking hebbende informatie, alsmede de voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van de adviseur of van de adviescommissie noodzakelijke bescheiden ter beschikking.

  • 2. Het college wijst uit de ambtelijke organisatie één of meer personen aan die de adviseur of de adviescommissie bij de uitvoering van de adviesopdracht bijstaat.

  • 3. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie organiseert één of meerdere hoorzittingen, waar de aanvrager en de in het tweede lid bedoelde ambtelijke vertegenwoordiger(s) in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten, onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviseur

    of de adviescommissie kenbaar te maken. Eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbende(n), worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

  • 4. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie bepaalt het tijdstip waarop de adviseur of de adviescommissie de situatie ter plaatse zal bezichtigen en nodigt de aanvrager voor de plaatsopneming uit.

  • 5. Ten behoeve van een taxatie van een bij de aanvraag betrokken onroerende zaak, wordt door de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie met de aanvrager een afspraak gemaakt.

  • 6. Van de in het derde lid bedoelde hoorzitting en van de in het vierde lid bedoelde bezichtiging wordt door, dan wel onder verantwoordelijkheid van, de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie een verslag gemaakt, dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

  • 7. Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur of de adviescommissie binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan de gemeente, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen

    en belanghebbende(n). De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 8. De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen alsmede de belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het concept advies schriftelijk hierop te reageren.

  • 9. In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 10. In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college.

Artikel 10 Vervallen

Artikel 11 Slotbepalingen

  • 1. Aanvragen om planschade ingekomen voor inwerkingtreding van deze verordening, maar na inwerkingtreding van de Wet en het Besluit en waarop nog geen beslissing is genomen of waarop de beslissing is aangehouden, worden behandeld met inachtname van deze verordening.

  • 2. Deze verordening treedt na de vaststelling in werking op de dag na de bekendmaking conform art. 139 Gemeentewet.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2009’.

II In de verordening het recht voor het indienen van en aanvraag tegemoetkoming planschade

  • a. te verhogen met € 200,- en vast te stellen op € 500,-.

    b. te verlagen met € 200,- uitsluitend ten behoeve van een aanvrager die blijkens de aangifte inkomensbelasting of andere bescheiden in de twaalf maanden voorafgaande aan het indienen van de aanvraag een (gezamenlijk) inkomen heeft genoten ten bedrage van ten hoogste 110% van het wettelijk minimumloon per huishouden, en wordt ten behoeve van hen vastgesteld op € 100,-.

Ondertekening

De raad van de gemeente Montfoort;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 april 2009;
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Montfoort in zijn openbare vergadering van
25 mei 2009.
De raad voornoemd.
De griffier,
mevrouw D. van der Kamp
De voorzitter,
de heer E.L. Jansen BA