Referendumverordening Mook en Middelaar 2015

Geldend van 30-01-2017 t/m heden

Intitulé

Referendumverordening Mook en Middelaar 2015

De raad der gemeente Mook en Middelaar;

Gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders d.d. 27 januari 2015;

Gelet op het advies van de raadscommissie d.d. 24 maart 2015;

Besluit:

vast te stellen de volgende Referendumverordening Mook en Middelaar 2015

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan:

  • a.

    referendum: stemming waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over een concept raadsbesluit. De gemeenteraad neemt een definitieve beslissing over het concept besluit. Het referendum is te allen tijde raadplegend;

  • b.

    raad: de gemeenteraad van Mook & Middelaar;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Mook & Middelaar;

  • d.

    concept raadsbesluit: een aan de raad voorgelegd besluit dat op de agenda van de raadsvergadering is opgenomen;

  • e.

    kiesgerechtigden: diegenen die stemrecht hebben voor de verkiezing van de leden van de raad, zoals beschreven in artikel B3 van de Kieswet.

Artikel 2. Referendabele besluiten

  • 1) Referenda kunnen worden gehouden op initiatief van de bevolking over een te nemen besluit van de raad of op initiatief van de raad over een beleidskwestie, waarvan de beslissingsbevoegdheid bij de raad berust.

  • 2) Concept raadsbesluiten kunnen onderwerp zijn van een referendum, met uitzondering van besluiten:

    • a)

      over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen en schenkingen;

    • b)

      over de hoogte van geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers en hun nabestaanden;

    • c)

      de vaststelling, wijziging of intrekking van de arbeidsvoorwaardenregeling en daaruit voortvloeiende besluiten met betrekking tot de griffier en de medewerkers van de griffie;

    • d)

      over de vaststelling en wijziging van de gemeentelijke begroting en de rekening;

    • e)

      over de vaststelling en wijziging van gemeentelijke tarieven, rechten en belastingen;

    • f)

      over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

    • g)

      in het kader van deze verordening;

    • h)

      ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

    • i)

      die naar het oordeel van de raad hun grondslag vinden in een eerder genomen besluit waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden; of

    • j)

      waarvan de raad van oordeel is dat dit een spoedeisend karakter heeft;

    • k)

      waartegen bezwaar en beroep openstaat;

    • l)

      die voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 6:3 van de Awb, waaronder besluiten tot het voeren van een wettelijk verplichte inspraakprocedure, betreffen;

    • m)

      die organisatorische aangelegenheden van de raad betreffen.

Artikel 3. Inleidend verzoek van kiesgerechtigden

  • 1. Een inleidend verzoek om een referendum te houden wordt uiterlijk één week voor de plenaire behandeling van het concept raadsbesluit bij de raad ingediend. Het verzoek is voorzien van een dagtekening en vermeldt om welk concept besluit het gaat.

  • 2. Het verzoek wordt ondersteund door ten minste 5% van het aantal kiesgerechtigden. Elke handtekening gaat vergezeld van een daarbij behorende naam, adres, woonplaats en geboortedatum.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door het college verstrekt standaard formulier, dat ter ondertekening op het gemeentehuis ligt. Bij het plaatsen van een handtekening op een lijst dient de kiesgerechtigde zich te legitimeren met een geldig identiteitsbewijs.

  • 4. Indien het verzoek voldoet aan het bepaalde in de voorgaande leden, beslist de raad, met in achtneming van artikel 2 van deze verordening, of het verzoek tot het houden van een referendum wordt ingewilligd.

  • 5. Als het verzoek wordt ingewilligd, wordt het concept raadsbesluit waarop het referendumverzoek betrekking heeft in de vergadering van de raad plenair behandeld.

  • 6. De stemming over het concept raadsbesluit, zoals dat luidt na verwerking van de aanvaarde amendementen, wordt aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het referendumverzoek wordt beslist.

Artikel 4. Definitief verzoek van kiesgerechtigden

  • 1. Kiesgerechtigden dienen binnen zes weken na de dag dat de raad het besluit bedoeld in artikel 3, vierde lid, heeft genomen, een definitief verzoek om een referendum te houden in.

  • 2. Dit verzoek wordt ondersteund door ten minste 5% van kiesgerechtigden.

  • 3. Artikel 3, tweede lid, tweede volzin en artikel 3 derde lid, zijn van toepassing.

  • 4. Als het verzoek voldoet aan het bepaalde in de voorgaande leden neemt de raad een besluit over het houden van het referendum.

Artikel 5. Besluit op een referendumverzoek van kiesgerechtigden

  • 1. De raad neemt uiterlijk in zijn tweede vergadering na de dag van ontvangst van het definitieve verzoek een besluit.

  • 2. De raad wijst het verzoek toe, tenzij niet is voldaan aan de in het vorige artikel gestelde eisen.

Artikel 6. Referendumverzoek op initiatief van de raad

  • 1. Een beslissing tot het houden van een referendum over een beleidskwestie wordt genomen door de raad en houdt tevens een beslissing in over de beleidskwestie waarover het referendum wordt gehouden.

  • 2. De beslissing over de beleidskwestie waarover het referendum wordt gehouden, heeft ten minste betrekking op:

    • a.

      de aard en inhoud van de beleidskwestie;

    • b.

      een analyse van de achtergronden van de beleidskwestie;

    • c.

      de vraagstelling die aan de stemgerechtigde burgers kan worden voorgelegd;

    • d.

      de gevolgen, de financiële daaronder begrepen, van een positief antwoord en van een negatief antwoord op de vraagstelling, dan wel van een keuze voor een bepaalde optie.

Artikel 7. Datum stemming

  • 1. De raad stelt tegelijk met het besluit om een referendum te houden, of zo spoedig mogelijk daarna, gehoord door het college, de dag vast waarop het referendum wordt gehouden. Hierbij dient in acht te worden genomen dat het referendum niet eerder plaatsvindt dan vier maanden na de datum van het besluit zoals genoemd in artikel 5, lid 1 en artikel 6, lid 1. Bij bepaling van de datum waarop het referendum wordt gehouden worden de zes weken van de zomervakantie van scholen in de gemeente Mook & Middelaar niet meegerekend.

  • 2. Er kunnen meer referenda op één dag worden gehouden.

Artikel 8. Vraagstelling

  • 1. De raad stelt de vraagstelling en de antwoordcategorieën van het referendum vast.

  • 2. De vraagstelling dient helder en eenduidig beantwoordbaar te zijn met:

    • a.

      ja of neen;

    • b.

      een voorkeur voor één van de alternatieven, dan wel met een voorkeur voor geen van de alternatieven.

  • 3. De vraagstelling bij een referendum op initiatief van de raad gaat vergezeld van een overzicht van de argumenten voor en tegen van de in de vraagstelling opgenomen keuzemogelijkheden. Daarnaast dienen de in artikel 6, tweede lid, genoemde zaken worden bijgevoegd:

    • a.

      de aard en inhoud van de beleidskwestie;

    • b.

      een analyse van de achtergronden van de beleidskwestie;

    • c.

      een beschrijving van de gevolgen, de financiële daaronder begrepen, van een positief antwoord en van een negatief antwoord op de vraagstelling, dan wel van een keuze voor een bepaald alternatief.

Artikel 9. Samenstelling referendumcommissie

  • 1. De raad stelt een onafhankelijke referendumcommissie in en benoemt en ontslaat haar leden.

  • 2. De referendumcommissie bestaat uit minimaal 5 leden en kiest uit haar midden een voorzitter. De referendumcommissie bepaalt haar eigen werkwijze.

  • 3. Voor de besluitvorming is een quorum vereist van drie leden. Bij het staken van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 4. De commissie wordt ondersteund door de griffier of een door de gemeentesecretaris aan te wijzen medewerker van de gemeente.

  • 5. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de raad, het college of de gemeente Mook & Middelaar. Daarnaast kan een persoon die een contractuele relatie met de gemeente heeft, geen lid van de referendumcommissie zijn.

  • 6. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Aftredende leden kunnen worden herbenoemd.

  • 7. De leden kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij die aftreden of ontslag hebben genomen blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 8. De burgemeester en/of wethouder(s) wonen op verzoek van de commissie, de vergaderingen van de commissie bij.

Artikel 10. Taken referendumcommissie

  • 1. De commissie heeft tot taak:

    • a.

      de raad te adviseren over de toepassing van artikel 2;

    • b.

      bde raad een voorstel te doen voor de vraagstelling en antwoordcategorieën van een referendum;

    • c.

      toezicht te houden op de uitvoering van de verordening en de organisatie van het referendum;

    • d.

      toezicht te houden op de objectiviteit van de door de gemeente te verstrekken voorlichting;

    • e.

      bij een referendum over een beleidskwestie: er in het bijzonder op toezien dat het overzicht van argumenten, als bedoeld in artikel 8, lid 3, een objectieve weergave is;

    • f.

      de raad te adviseren over de verdeling van het subsidieplafond bedoeld in artikel 11, tweede lid;

    • g.

      te adviseren over binnengekomen klachten;

    • h.

      de raad te adviseren over de evaluatie van gehouden referenda en van voorstellen en verzoeken die niet tot een referendum hebben geleid.

  • 2. De commissie adviseert voorts gevraagd en ongevraagd over aanpassingen van deze verordening, over de bij referenda en referendumverzoeken te volgen procedure en over alle overige zaken die het referendum betreffen.

  • 3. De commissie brengt van haar werkzaamheden verslag uit aan de raad.

  • 4. De adviezen van de commissie zijn openbaar.

Artikel 11. Budget

  • 1. Nadat is besloten tot het houden van een referendum, brengt de raad een bedrag op de begroting voor voorlichting en organisatie.

  • 2. Indien de raad dat wenst, kan de raad een subsidieplafond vaststellen voor subsidies aan de verzoekers van het referendum en aan maatschappelijke organisaties voor het organiseren van debat en publiciteit over het onderwerp waarop het referendum betrekking heeft. De raad bepaalt daarbij volgens welke verdeelsleutel het subsidieplafond over de groepen van subsidiegerechtigden wordt verdeeld.

  • 3. Het college beslist op de aanvragen om subsidie in volgorde van ontvangst.

Artikel 12. Uitvoering

Het college is belast met de organisatie en uitvoering van het referendum, op basis van artikel 160, lid 1, sub b van de Gemeentewet.

Artikel 13. Procedure stemming

De bepalingen van de Kieswet en het Kiesbesluit zijn op de gang van zaken bij het referendum van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14. Geldigheid van de uitslag

  • 1. Het referendum is geldig, indien het opkomstpercentage, dat wil zeggen het aantal geldig uitgebrachte stemmen, meer bedraagt dan 50 % van het aantal kiesgerechtigden.

  • 2. De uitslag van het referendum wordt berekend op basis van de gewone meerderheid van het totale aantal uitgebrachte stemmen.

  • 3. In afwijking van lid 2 kan de gemeenteraad bepalen dat de uitslag van het referendum op een andere wijze wordt berekend.

Artikel 15. Strafbepalingen

Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • c.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden;

  • d.

    bij een verkiezing door gift of belofte een kiezer omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen zijn stem;

  • e.

    bij een verkiezing een ander heeft gemachtigd voor hem te stemmen en niettemin in persoon aan de stemming deelneemt;

  • f.

    stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven.

Artikel 16. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na elektronische publicatie.

Artikel 17. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Referendumverordening Mook & Middelaar 2015'

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 april 2015.
De griffier,
Mr. L.W.A.M. Berben
De voorzitter,
Mr. drs. W. Gradisen

Nota-toelichting

Artikelsgewijze toelichting bij de referendumverordening

Artikel 1

Sub a: de definitie van het begrip referendum behelst zowel een referendum op initiatief van de bevolking als een referendum op initiatief van de raad.

Sub e: de doelgroep van kiesgerechtigden is dezelfde als de doelgroep van de gemeenteraadsverkiezingen, aangezien het in deze verordening om een gemeentelijk referendum gaat.

Artikel 2

Lid 2: de uitzonderingen op de referendabiliteit zijn afkomstig uit de Tijdelijke referendumwet en autonome gemeentelijke referendumverordeningen.

Artikel 3

Lid 2: een percentage van het aantal kiesgerechtigden wordt hier aangehouden, aangezien een verhoudingsgewijze berekening van het benodigde aantal handtekeningen een gelijkblijvend platform biedt voor iedere indiener van een referendumverzoek. Het percentage van 5% is gekozen om een redelijke drempel te leggen voor het indienen van een inleidend verzoek. Afgaand op het aantal kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 en 2014 (respectievelijk 6246 en 6245) komt dit neer op ongeveer 300 benodigde handtekeningen.

Lid 3: er is gekozen voor een zogeheten brengsysteem, waarbij inwoners van de gemeente Mook & Middelaar in het gemeentehuis hun handtekening dienen te komen zetten. De keus hiervoor is gemaakt omdat de controle op de geldigheid van gezette handtekeningen hier hoger is: doordat men een geldig legitimatiebewijs dient te laten zien, kan de medewerker van de gemeente Mook & Middelaar direct in de basisregistratie personen (BRP) zien of de persoon die de handtekening komt zetten ook daadwerkelijk voor de gemeenteraadsverkiezingen kiesgerechtigd zou zijn.

Lid 4: Allereerst dient de raad, na advies van de referendumcommissie, vast te stellen of het verzoek een besluit betreft waarover op grond van de verordening een referendum niet is uitgezonderd. Vervolgens wordt beslist of het inleidend verzoek is gedaan door het vereiste aantal kiesgerechtigden. De voorgeschreven eisen dienen om de kiesgerechtigdheid te bepalen. Door de identificatieverplichting zal het aantal afgekeurde ondersteuningsverklaringen waarschijnlijk gering zijn. Het besluit van de raad op het inleidend verzoek is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.

Artikel 4

Lid 2: voor een definitief verzoek is in navolging van de model-referendumverordening van de VNG een termijn van 6 weken gesteld. Er is daarnaast gekozen voor eenzelfde drempel van tenminste 5% van de kiesgerechtigden die het verzoek ondersteunt, als bij het inleidend verzoek. De drempel die bij het inleidend verzoek is gelegd, is ook hoog genoeg voor het indienen van een definitief verzoek. De procedure voor het verzamelen van handtekeningen is hetzelfde als bij het inleidend verzoek.

Artikel 7

De termijn van vier maanden is aangehouden met het oog op de technische mogelijkheden een referendum te organiseren. In de zomervakantie is de termijn van vier maanden niet haalbaar.

Artikel 8

Lid 1: het ligt voor de hand een vraagstelling te koppelen aan het te nemen raadsbesluit. De referendumcommissie doet hiertoe een voorstel richting de raad.

Lid 2: de kiesgerechtigden worden in dat geval gevraagd of zij vóór of tegen een concept raadsbesluit zijn, dan wel of kiezen voor een bepaald alternatief, dan wel kiezen blanco te stemmen. Het is mogelijk de vraagstelling af te drukken op de oproepkaart/stempas.

Artikel 10

Lid 1, sub a: de commissie adviseert, bij een inleidend verzoek, over de toelaatbaarheid van het onderwerp. Dit hangt samen met de in artikel 2 opgenomen onderwerpen waarover geen referendum gehouden kan worden.

Lid 1, sub b: de referendumcommissie adviseert de raad met betrekking tot de vraagstelling en antwoordcategorieën. Zowel de vraag als de antwoordcategorieën moeten duidelijk en begrijpelijk zijn voor de burgers.

Lid 1, sub d en sub e: de gemeente kan bijvoorbeeld een folder verstrekken waarin argumenten pro en contra worden genoemd. De bevoegdheid van de commissie strekt zich niet uit tot de door de burgers gevoerde campagne. De vrijheid van meningsuiting staat daarin voorop.

Lid 1, sub f: De commissie heeft ook een rol bij de advisering van de verdeling van de beschikbaar gestelde subsidie. Deze advisering ziet onder meer toe op de verdeelsleutel die wordt vastgesteld met betrekking tot activiteiten van voor- en tegenstanders en tot activiteiten met een neutraal en/of informerend karakter.

Artikel 11

Er is gekozen om per referendum mogelijk een budget vast te stellen. Zowel voorlichting door de gemeente (uitleg over het te nemen besluit) als door verschillende belangengroeperingen, alsmede door de organisatie van het referendum, kost een bepaald bedrag dat door de raad moet worden vastgesteld. De referendumcommissie heeft, zoals in de toelichting bij artikel 10, lid 1, sub f, reeds is aangegeven, een rol bij de advisering hierin.

Artikel 12

Tot de organisatie behoren diverse taken, zowel de voorlichting over het onderwerp waarop het referendum ziet, als de inrichting en bemensing van de stemlokalen en het drukken van de stembiljetten en oproepkaarten/stempassen.

Artikel 13

Er is voor gekozen om de Kieswet en het Kiesbesluit van toepassing te laten zijn, overeenkomstig de gang van zaken bij een raadsverkiezing. Dit behelst de gehele procedure van de termijn waarop oproepkaarten/stempassen bij kiesgerechtigden op de deurmat dient te vallen tot en met de bekendmaking van de uitslag, alsmede alles wat hier tussenin valt.

Artikel 14

Ten aanzien van het opkomstpercentage is gekeken naar de lokale situatie. Het opkomstpercentage bij de gemeenteraadsverkiezingen in Mook & Middelaar ligt doorgaans hoger dan 50% (2006: 64,6%, 2010: 55,8% en 2014: 63,4%), waardoor een opkomstpercentage van 50% bij een referendum haalbaar is.

Artikel 15

Op basis van artikel 154, lid 1 Gemeentewet kan de raad straf stellen op overtreding van haar verordeningen, waarbij aangegeven wordt dat geen andere of zwaardere hechtenis dan ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gehanteerd. Voor het bepalen van wat strafbaar is, verwijzen wij naar artikel Z van de Kieswet.